![]() |
||
muziek home | ||
The Soft
Machine |
||
![]() ![]() |
THE
SOFT MACHINE 1. Hope For Happiness 2. Joy of a Toy 3. Hope For Happiness (reprise) 4. Why Am I So Short?* 5. So Boot If it All 6. A Certain Kind 7. Save Yourself 8. Priscilla 9. Lullabye Letter 10. We Did It Again 11. Plus Belle Qu'une Poubelle 12. Why Are We Sleeping? 13. Box 25/4 Lid Recorded: april 1968 at the Record Plant, New York Released: december 1968 * Actually this was I Should Have Known, a Hugh Hopper composition, but now with new lyrics from Robert The 2009 remastered cd-edition includes "Love Makes Sweet Music" and "Feelin' Reelin' Squeelin'", respectively Side A and Side B of their first single, issued in 1967 Mike Ratledge: piano, organ Robert Wyatt: drums, voice Kevin Ayers: bass, guitar, voice with: Hugh Hopper: bass (13) The Cake (Jeanette Jacobs, Barbara Morillo and Eleanor Barooshian): backing vocals (12) Close your eyes and visualize this group! Children of World War II, long hair, shades, multi-coloured, paisley-patterned shirts, offbeat hats, beads, bells and bikini shorts. Three British 'drop-outs' stranded on the French Riviera and sleeping on the beaches. But they have a panel truck bulging with electronic hardware. And soon their sound fills the first half of Jean Jacques Lebel and Alan Zion's Festival Libre at St. Tropez, loosening up audiences for a play by Pablo Picasso, Desire Caught by the Tail. Now, open year ears and listen to their music! It's a Now-sound, swings like jazz, rocks like rhythm-and-blues, hairy with fuzz-box distortion, of-the-keyboard with electronic atonalities - the sound of music updated by the music of sound. The word-of-mouth, as well as critical panegyrics, from the south of France in American, British and French underground publications, eventually brought the group to these shores. During the past year, it has 'lived' in its panel truck, covering the underground of sound-and-light discotheques, blowing the minds of sophisticated listeners at N.Y.'s Museum of Modern Art, and co-starring with the Jimi Hendrix Experience in a record-breaking, cross-country tour. In this, its debut album, the contrast between the group's hippie-crude appearance and its cultivated background, it's reflected in the absorbing tensions of the music. The drive is to synthesize the diverse sounds of jazz and rock in an electronic continuity. "Continuity" is the precise word, for even in personals, the group's sets are like suites, with an organ-drum interlude serving as bridge to the next tune. The lines of succeeding numbers frequently echo, or are developments, as with Hope for Happiness in this album, of a preceding number. "We play hour-long sets," Mike Ratledge explains, "developing a concert style. The compositions are spaced with improvisations from drum and organ and punctuated with songs. The light show diverts the eye from the mind to the bodily functions. Soon, the audience is up on its feet. As the dancers react to the organic rhythms, the regular steps modulate into free form and movement." The music of The Soft Machine includes shock values of unstructured composition, although many of their works are songs. Electronic devices add the impact of sensory bombardment. But these effects are mere gimmicks unless they are used with sensitivity and logic. The Soft Machine is an exciting testimonial: men need machines but machines need men and ideas to produce meaningful experience. The group creates music that is meaningful, also appealing, because it has good taste, craftsmanship, and, most of all, involvement. The track of Joy of a Toy tells it like it is! Arnold Shaw (from the original innersleeve) Organist Mike Ratledge of Canterbury, U.K. won a scholarship in English at Simon Langton School in Kent, won a prize in Philosophy at oxford, and took honours in Psychology and Philosophy (1966). Then, applying too late for a grant in graduate studies at an American University (in poetry), he joined an avant-garde jazz group. London was groovin' to rock. Being the kind of person "who does what's there" - in his words - he took the rocky road. Drummer Robert Wyatt of Bristol, also educated at the Langton School, was tutored by George Neidori in piano, violin, trumpet, drums and stone carving. Wyatt also plays cello, bass and guitar, and serves as the group's lead vocalist. Two summers spent at the Spanish island home of the poet-novelist Robert Graves, a friend of his parents, led to his playing at the Majorca jazz Club. He thinks of himself as "just a rock-and-roll drummer." But he astonished The Village Voice's Michael Zwerin on a drive along the French Riviera by singing note-for-note, Charlie Parker's bop solo on Donna Lee. Lead guitarist Kevin Ayers of Berne Bay, U.K., left school at Essex to see London, became a Canterbury pilgrim (where he met and roomed with Ratledge and Wyatt), and migrated to Majorca, writing songs along the way, experimenting with arrangements, and playing at being an amateur illustrator. (from the original innersleeve) |
Het
eerste Soft Machine-album kreeg simpelweg dezelfde naam als de
band, maar de geschiedenis van de groep was toen al ouder. In 1966
hadden Kevin Ayers, Robert Wyatt en Daevid Allen een band
opgericht, Mr. Head. Halverwege het jaar voegde Mike Ratledge zich
bij de groep. De naam werd veranderd in The Bishops of Canterbury
om vervolgens opnieuw te worden veranderd in The Soft Machine. Die
naam kwam naar aanleiding van het gelijknamige boek van William
Burroughs. Op verzoek van de andere leden vroeg Allen zelfs
toestemming aan Burroughs om de naam te mogen gebruiken. Door hun aanpak, lange nummers met een jazz- en poptintje en veel op te treden werd The Soft Machine populair bij vooral het meer progressieve deel van muziekliefhebbers. Samen met hun vrienden uit The Pink Floyd werden ze een soort 'voorhoede' van psychedelische en/of underground muziek. Vaak traden beide bands op dezelfde locaties op, zoals bijvoorbeeld UFO-club of Middle Earth. Eind 1966 werden twee nummers opgenomen met de bedoeling die als single uit te brengen: ‘Love Makes Sweet Music’ en ‘Feelin' Reelin' Squeelin'’. Dat werden respectievelijk de A- en B-kant van Soft Machine's eerste single. Het plaatje werd gedraaid door verschillende piratenradiostations en John Peel, maar was nu niet echt bepaald een hit. Beide nummers verdwenen enigszins van het luistertoneel, maar zijn te horen op de cd-reissue/remaster ‘The Soft Machine’ (2009). 1967 was het jaar waarin The Soft Machine optrad tijdens de beroemde ‘14-Hour Technicolor Dream’ en een reeks optredens gaf aan de Côte d'Azur in Frankrijk. Daar speelde de band mee als ondersteuning van een een toneelstuk geschreven door Pablo Picasso: ‘Le Désir Attrapé Par Le Queue’ (Desire Caught by the Tail). Dat was meteen een goede kennismaking met de band én dat beviel de Fransen, De ‘reclame’ voor The Soft Machine ging van mond tot mond, de groep was ‘hot’, zelfs zo 'hot' dat ze 'We Did it Again' ‘gewoon’ ruim een uur lang konden uitvoeren. Als we het hebben over repetitieve muziek… Aan het einde van de zomer keerde de band terug naar Londen, maar helaas werd Daevid Allen de toegang tot het Verenigd Koninkrijk geweigerd. Allen had als Australiër een werkvergunning nodig om het land in te komen en die had hij niet. Allen moest dus noodgedwongen in Frankrijk blijven. Eigenlijk vond hij het niet eens heel erg en begon vervolgens zijn eigen groep: Gong en daarmee een heel eigen, unieke, muzikale weg. Het trio, Wyat, Ratledge, Ayers kwam terecht bij manager Chas Chandler. Chandler was op dat moment tevens de manager van The Jimi Hendrix Experience. Begin 1968 werden beide groepen door hem naar de VS gestuurd voor een lange en chaotische tournee. De enige roadie tot hun beschikking was vriend Hugh Hopper. De tour was ondanks de chaos en uitputting een succes, want leverde een platencontract op voor twee albums bij ABC/Probe. In april 1968 vonden de opnames voor het eerste album plaats onder supervisie van Tom Wilson. Wilson had eerder al op de producers-stoel gezeten had voor Frank Zappa & The Mothers of Invention en van The Velvet Underground. Het album werd snel opgenomen. De meeste nummers waren niet nieuw en werden al ruime tijd live gespeeld. Het zijn geweldige songs met een licht filosofische inslag, zoals ‘Why Am I So Short?’ En waarom slapen we? Een beetje gedurfd, grappig is: ‘We Did it Again’, de songtekst en tevens titel van het nummer werd constant herhaald. ‘The Soft Machine’, het album, is duidelijk een groepsproduct, alle nummers zijn kort en strak, er zijn weinig lange solo’s. Opvallend qua klankkleur is het laatste nummer, ‘Box 25/4 Lid’. Het is erg kort, slechts 47 seconden en klinkt nogal anders in vergelijking met de andere tracks. Je hoort piano en fuzz-bass, gespeeld door Ratledge en Hopper. Je zou het met terugwerkende kracht kunnen horen als een preview voor ‘Volume Two’ (1969). Dat Hopper meedeed was niet eens heel vreemd, hij had immers al aardig wat Soft Machine’s nummers geschreven. De hoes met een heus draaiwiel is nu, maar zeker voor 1968 bijzonder, niet alleen duur en allesbehalve standaard. Probe had duidelijk vertrouwen in The Soft Machine. Die ‘zachte machine’, denk nog even aan het boek van Burroughs, wordt verbeeld door een naakte dame met een soort opwindsleutel op haar rug. In die tijd kon veel en was bloot eerder gewoon dan uitzondering. Dat de vrouw op de hoes in sommige landen of releases plotseling een blauwe bikini aanhad of zelfs helemaal verdwenen was, was uitermate vreemd en leek een vorm van censuur. In ieder geval niet volgens de geest van de tijd. Ook volgens de tijdgeest zijn de verhalen van de bandleden en de hoestekst. Net zoals de hoes zelf schetsen deze teksten de sfeer van de jaren zestig. ‘The Soft Machine’ is zonder meer een prachtig album dat een band laat horen die muziek van een nieuw tijdperk uitvoert. Fris en levendig, gedurfd, nieuw en opwindend. Het waren echt kinderen van hun tijd. Zelfs vandaag de dag klinkt deze muziek goed, maar dat zeg ik wel met nostalgische oren. Echter zelfs zonder mijn gekleurde nostalgie vind ik dat dit album in elke serieuze platencollectie zou moeten staan want als één album iets zegt over de muzikale ontwikkelingen en de underground is het dit wel. Dus! |
Paul Lemmens © 2012/2014/2023 |