muziek    home
'Six' Album






'SIX' ALBUM

Live record
  1. Fanfare
  2. All White
  3. Between
  4. Riff
  5. 37½
  6. Gesolreut
  7. E.P.V.
  8. Lefty
  9. Stumble
10. 5 from 13 (for Phil Seaman with love and thanks)
11. Riff II

Studio Record
1. The Soft Weed Factor
2. Stanley Stamps Gibbon Album ( for B.O.)
3. Chloe and the Pirates
4. 1983

Recorded:
Live Record: The Dome, Brighton, and Civic Hall, Guildford, October and November 1972
Studio Record:
november and december 1972 at CBS Studios, London; '1983'recorded early in 1973 at Advision Studios, London

Released: 1973

Karl Jenkins: oboe, baritone & soprano saxes, piano, celeste
John Marshall: drums, percussion
Mike Ratledge: organ, piano, celeste
Hugh Hopper: bass, sound effects on '1983'

'Six' Album was choosed 'British Jazz Album of the Year': first place in the Melody Maker Award - 1973
'Six Album', niet ‘Sixth’, was een aangename verrassing in een spuuglelijke buitenhoes. Het was niet alleen een dubbel-lp, het was tevens een totaal ander geluid, helderder dan eerder en een lekkere, lage en vette bas. Door nieuwe opnametechnieken hoorde je plotseling de bas zoals die bedoeld was, dit tot grote tevredenheid van Hopper en van mij. Heerlijk.

Het dubbelalbum is opgesplitst in twee delen: een live - en een studio album. Beide delen hebben, op het nogal buitenaards klinkende 1983 na, een strakkere aanpak dan eerdere Soft Machine-albums. Dat komt ongetwijfeld door de nieuweling in de groep: Karl Jenkins. Na 'Fifth' wilde Ratledge en Hopper een nog meer gestructureerd geluid voor Soft Machine, maar dat was niet de richting van saxofonist Elton Dean die liever free speelde en zich minder wilde vastleggen in structuren. Na wat gedoe met drummers, waaronder vriend Phil Howard vertrok hij. Bij Soft Machine’s favoriete winkeladres, Nucleus, vonden ze Karl Jenkins de juiste persoon voor de klus. Jenkins is niet alleen een muzikant die niet alleen hobo (!) , baritonsax en keyboards kon spelen, maar tevens bereid was te componeren. Ratledge en Hopper hadden na de onrustige periode rondom 'Fifth' weinig inspiratie en zochten iemand die daar meer zin in had. Jenkins’ talent - hij stond bekend om zijn meer orkestrale partituren - was dus meer dan welkom. Dat wetende is het niet zo vreemd dat het grootste deel van het live-album inderdaad op de een of andere manier 'georkestreerd' klinkt. Jenkins’ baritonsax en hoboklanken passen prima in de zachter klinkende machine. Een andere softere benadering kwam van de altijd prachtig klinkende Fender Rhodes-piano's, die nu zowel door Ratledge als Jenkins gebruikt werden.

Het live-album begint met 'Fanfare/All White'. die opening lijkt even de openingssoundtrack van een film te worden, inclusief een bijna romantische hobopartij, maar we zitten hier toch echt bij Soft Machine. Beide tracks zijn te vinden op ‘Fifth’, maar hier grondig aangepast. De filmische opening staat nogal in contrast met een nieuwe werk, 'Between'. Dat klinkt door gebruik te maken van repetitieve pianomotieven meer als de oudere Soft Machine. ‘Riff’ is donkerder van geluid, met dank aan Ratledge's immer scheurende Lowrey-orgel. Het basgeluid is bij al deze tracks opvallend, solide, diep als een anker. Met een geluid dat zo zwaar is wordt de bas meer dan voorheen letterlijk vóór het bandgeluid geplaatst. Ik hou daar wel van. ‘37½’ begint met dat speciale basgeluid dat een goed evenwicht biedt aan het hoger klinkende hobo-thema van Jenkins. ‘Gesolreut’ (G-klank van de toonladder boven of onder de ‘basis C-klank’. Die basis C-klank wordt door musici respectievelijk ‘sol’, ‘re’ of ‘ut’ geneoemd) begint met Fender Rhodes en baritonsax. Ratledge is aan de beurt met een orgelsolo, maar ditmaal verzacht hij zijn Lowrey-geluid met een wah-wah pedaal. Die klank past precies bij die van de baritonsax. In 'EPV' kruipt nu ander filmthema omhoog: een in echo gedrenkte hobo die vervolgens wordt ‘overruled’ door Hopper’s bas- en geluidsexperimenten in 'Lefty'. De structuur is even zoek, maar gelukkig vinden ze de samenhang weer terug in 'Stumble'. Nu is het Marshall’s beurt voor een solo in ‘5 from 13, with love and thanks to Phil Seamen’. ‘Seamen’, een fenomenaal Engels drummer was Marshall’s docent/voorbeeld. Aan het eind van Marshall’s drumsolo introduceert Hopper met een laag, grommende bas lage het 'Riff'-thema opnieuw. Kippenvel!

Bij het studioalbum gaat Soft Machine op zoek naar nieuwe wegen in muziek en geluiden. ‘The Soft Weed Factor’ begint met repetitieve muziek in de stijl van Steve Reich, maar verandert geleidelijk in een ‘slow’ jazzy thema om kort na het begin daarvan te eindigen. In 'Stanley Stamps Gibbon Album (voor B.O.) klinkt een heuse vleugelpiano, maar de compositie begeeft zich al snel naar een bijna exotisch ritme met daaroverheen een ‘klassieke’ Lowrey orgelsolo. Swing it out Mike! Stanley eindigt met een achterstevoren afgespeelde tapeloop. B.O. is Bill Oddie, een Engelse auteur, acteur, komiek, kunstenaar, natuuronderzoeker en muzikant. Het wordt opnieuw filmtijd met 'Chloe and the Pirates'. De ‘soundtrack’ (niet heus, maar zou ongetwijfeld kunnen) heeft een adembenemend mooi openingsthema. Tapeloops en minimal music vormen de basis voor prachtige hobo-klanken. Een wending in de sfeer ontstaat als Hopper inzet. Mooi. Juist deze track maakt duidelijk op welke manier Jenkins op zoek is naar de nieuwe muzikale richting van Soft Machine. Maar, dat is niet dezelfde richting als die van Hopper. Die laatste had een beetje genoeg van alle problemen in Soft Machine. Later vertelde hij dat hij niets had met Jenkins en dat dat de reden was om op te stappen en een  solocarrière te beginnen. Zijn eerste soloalbum, ‘1984’, zit vol geluidsexperimenten, free-jazz dingen, maar heeft grappig genoeg ook enkele echte, James Brown-achtige, soultracks. Een van Hopper’s favoriete composities was Brown’s 'Papa Has a Brand New Bag'. Hopper’s laatste bijdrage aan Soft Machine is ‘1983’. Het is een dikke knipoog naar zijn solo-album ‘1984’. Vergeleken met de andere tracks van ‘Six Studio Album’ is het een experimenteel, elektronisch werk met talloze effecten en wijkt daarom behoorlijk af van wat Soft Machine's op 'Six Album' laat horen.

‘Six Album’ is vanwege de bijna filmische stijl, de hobo- en baritonklanken, de prachtige thema’s maar vooral door dat prachtige vette basgeluid een uitstekend album. Het leerde me en passant dan Soft Machine’s geluid met elk nieuw album en in feite elke nieuwe muzikant in de band kon veranderen. Zou het vertrek van Hopper en daarmee een nieuwe bassist ook zo'n invloed hebben. Dat gingen we horen op 'Seven'.
     
    Paul Lemmens © 2012/2014/2023