muziek    home
Seven



Amerikaanse/Canadese-versie


SEVEN

  1. Nettle Bed
  2. Carol Ann
  3. Day's Eye
  4. Bone Fire
  5. Tarabos
  6. D.I.S.
  7. Snodland
  8. Penny Hitch
  9. Block
10. Down the Road
11. The German Lesson
12. The French Lesson

Recorded: July 1973 at CBS Studios, London

Released: late 1973 (Europe), early 1974 (US)

Roy Babbington: bass guitar, double bass
Mike Ratledge: organ, synthesizer and electric piano
Karl Jenkins: oboe, baritone & soprano saxes, recorder and electric piano
John Marshall: drums and percussion

‘Seven’ is het laatste, genummerde Soft Machine-album, het eerste met 'nieuwe' bassist Roy Babbington en het laatste 'klassiek' klinkende album. In die laatste zin is het een overgangsalbum.

Na ‘Six Album’ vertrok bassist Hugh Hopper om andere uitdagingen te zoeken en te vinden. Hopper had genoeg van de steeds meer geschreven muziek, vond dat de band te serieus was geworden en miste het plezier van de eerdere jaren. Dat plezier is absoluut te vinden op zijn eerste solo-album: '1984'. Roy Babbington had al ‘Fourth’ en ‘Fifth’ met Soft Machine gespeeld en was bereid, op voordracht van Hopper zelf, om diens plaats in te nemen. Babbington is geen Hopper en heeft natuurlijk een eigen stijl. Babbington was echter groot fan van Hopper's basspel en paste zijn stijl enigszins aan die van Hopper aan. De fusie van eigen en Hopper’s geluid vond hij terug in de elektrische, zessnarige bas met soms gebruik van het fameuze fuzzpedaal. In 1973 was een zessnarige bas een ongebruikelijk instrument, in welk genre dan ook. Die bas heeft een wat lichter geluid, meer gitaarachtig als je wil, maar kan ook de diepte in, maar dan weer niet Hopper's diepte. Ondanks mijn voorliefde voor Hopper’s basspel was ik meteen ook liehebber van dat van Babbington.
Soft Machine was meer op zoek naar nieuwe geluiden. Ratledge kocht als aanvulling en vervanger van zijn Lowrey-orgel een synthesizer. Hij was daar zo tevreden mee dat hij die meteen op het album wilde gebruiken. Een verstandige beslissing, want de Lowrey-orgelklank klonk inmiddels toch wel wat gedateerd, dat vond hij zelf ook, vandaar de 'switch'.
Karl Jenkins, toetsenist en blazer, was inmiddels de belangrijkste componist van Soft Machine geworden. Jenkins, een begenadigd componist, leidde de groep steeds meer naar strak gecomponeerde thema's en korter werk. Het gevolg was dat Soft Machine's muziek minder uitgesproken werd, meer richting ‘mainstream’ ging. Weg waren de free-jazz-uitjes, de pret - zoals Hopper opmerkte. In zekere zin werd ‘Seven’ Jenkin’s eerste 'meesterproef'. Inderdaad zijn de meeste composities van hem afkomstig. Sommige stukken zouden voor een film kunnen zijn, ze zijn soms verbluffend mooi. Andere stukken daarentegen zijn wat saai door het ‘gebrek aan vrijheid’.
‘Seven’ is Jenkins composities een wat 'licht' album, het laat weinig tastbare indrukken achter. Niet dat het slecht is, maar de opvallende delen zijn in de minderheid.

'Nettle Bed' is het openingsnummer en begint meteen met een nieuw geluid, nieuw binnen Soft Machine tenminste, de klank van Ratledge’s synthesizer. Hij laat een korte, maar typische en herkenbare Ratledge-solo horen. ‘Carol Ann’ is het eerste filmthema, ee verstild en harmonisch stuk. Tijd om verliefd te worden! Hoewel het grootste deel van het album is gecomponeerd door Jenkins, volgen nu drie Ratledge-composities: 'Day's Eye', 'Bone Fire' en 'Tarabos'. Samen zijn ze net iets meer dan zeven(!) minuten lang, of moet ik zeggen: kort. Ratledge heeft natuurlijk een stijl van spelen ontwikkeld, deze composities zijn er sterk door beïnvloed, maar klinken net als zijn Lowrey-orgel wat, uh... uit de tijd. Bij 'D.I.S.' is het tijd voor koebellen en percussie: John Marshall in de alpenweide. 'Snodland' neemt ons met elektrische piano en ruimtelijke klanken mee terug naar het geluid van ‘Fifth’. 'Penny Hitch' is een wat je na 'six Album' een wat ‘klassieke' Soft Machine track zou kunnen noemen, baritonsax, hobo, elektrische piano en een langzaam meanderend thema. Maar dan, daar is - helaas - dat scheurend orgelgeluid weer! 'Down the Road' is nog trager en maakt niet veel indruk totdat Babbington zijn contrabassnaren beroert en ons enkele prachtige basklanken laat horen. ‘Seven’ eindigt met een Soft Machine-klaslokaal waarin de Duitse én de Franse les te volgen zijn. Maar de repetitieve geluidspatronen die over ons heen druppen kunnen beter aangeduid worden als een 'Amerikaanse les' met dank aan Terry! Riley welteverstaan.

Voor veel mensen en in menig cultuur is 'Seven' of '7' een geluks- of heilig getal. Voor soft Machine is het echter niet het meest gelukkige album, het is  wat licht in muziekgewicht en laat weinig blijvende indrukken na. Achteraf bleek dat Soft Machine’s geluksgetal geen nummer is! Vreemd? Wat 'acht' had kunnen zijn, werd uitgebracht onder een echte naam, 'Bundles', een fenomenaal album.
     
    Paul Lemmens © 2012/2014/2023