![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
---|---|---|---|
![]() |
![]() |
![]() |
Yello Soundtracks uit de Alpen |
||
---|---|---|
Eind jaren zeventig begonnen Boris Blank (1952- /keyboards, samples, percussie, achtergrondzang) en Carlos Perón (1952- /tapes) een band. Blank was vrachtwagenchauffeur, maar omdat hij gek was van techniek en muziek leerde werken met elektronische apparatuur. Als kind had hij in het ziekenhuis gelegen. Hij moest aan zijn ogen geopereerd worden en kreeg verband om beide ogen. Zijn andere zintuigen werden daardoor sterker. De ruimte om hem heen werd tastbaarder. Beelden, inclusief geur riep hij op uit zijn herinnering. Na de operatie was hij aan één oog blind. De tijd in het ziekenhuis was de grondslag voor zijn verdere, muzikale ontwikkeling. Al zijn werk zou je kunnen zien als soundtracks. De film maak je er in je eigen hoofd bij. Nadat zijn ouders een Revox-tapedeck gekocht hadden maakte hij zijn eigen tapeloops en geluidseffecten. Later gebruikte hij de geluiden om hem heen in zijn muziek. Blank: "It's a great compliment to me when people tell me my music sounds very picture-like." Blank ziet zichzelf als een ‘muziekbouwer’. Een soort Boris de Bouwer zeg
maar. Met hulp van zijn eigen samples bouwt hij als een soort Legoblokjes
zijn muziekgebouw. Aan het eind mogen anderen dan nog iets toevoegen, zoals
gitaar en zang. Bij dat bouwen is hij een perfectionist, en dat ondanks, of
juist omdat, het feit dat hij nooit een gedegen muzikale opleiding heeft
genoten. In deze ontdekkingsfase ontmoet hij, volgens sommige verhalen, via
een gezamenlijke hashdealer Carlos Perón. Eigenlijk ontmoette hij die bij
een autosloperij. Beide stonden daar om het geluid van auto's die geplet
werden op te nemen. Perón was nogal in de free-jazz, Blank meer van King
Crimson en Pink Floyd en jazzmuziek van Miles Davis en Herbie Hancock. In 1977 gingen Blank en Perón naar San Francisco om daar Jey Clem van de The Residents en leden van Tuxedomoon te praten; hun Amerikaanse idolen. Met thuis gemaakte cassettes gingen ze naar Ralph Records, de platenmaatschappij van beide groepen. Het was de tijd van de 'industrial-techno-sound'. Herkenbaar voor het Zwitserse duo. Voor het eerst hadden ze het idee dat ze met hun muziek geld konden verdienen. Eenmaal thuis vonden ze een envelop van Ralph dat die zeker geïnteresseerd waren. ‘Toevallig’ kwamen ze op een zaterdagmiddag in de platenzaak, een kleine
winkel in Zúrich waar iedereen kwam, Dieter Meier (1945- /zang, producer,
manager) als tegen. De eigenaar van de zaak wilde iets speciaals met hun
doen en stelden ze aan elkaar voor. Meier begon spontaan mee te zingen met
hun muziek en twee weken later hadden ze een band. Het was nogal een
bijzondere keus, want Meier was niet alleen miljonair, maar ook gokker en
conceptueel artiest. Het eerste geluidsteken van Yello is een maxisingle: ‘I.T. Splash/Glue
Head’ (1979). Die wordt uitgebracht op het illustere ‘Periphery
Perfume’-label in een oplaag van slechts duizend exemplaren. Dat maakt het
nu tot een aardig collectors item. De filmische taferelen zitten er al
hoorbaar in. Opvallend is dat hier als derde groepslid ene Carlos Snyder
(effects) genoemd wordt. Andere bijdragen komen van Chico Hablas (gitaar) en
Felix Haug (drums). De single werd opgenomen door Etienne Conod in Sunrise
Studios. 15 Oktober 1980 komt het eerste album uit: ‘Solid Pleasure’. Onder het
motto: ‘als we de lelijkste hoes ooit maken vallen we wel op’ verschijnt het
album nu echt op Ralph Records. Dat label kende ik toen The Residents,
Snakefinger, Tuxedomoon, Fred Frith en Art Bears. Perón kwam al vrij snel met een eigen album, ‘Impersonator’ (1981). Dat
album werd uitgebracht op Konkurrenz/Phonogram. Perón kreeg zo contact met
Louis Spillman, Phonogram directeur. Het was de link naar een platencontract
met Yello op dat label. Maar eerst kwam Yello’s tweede album, ‘Claro Que SI’
(1981) nog uit op Ralph Records. Dit keer zat er een wat gestileerdere
verpakking om de plaat gedaan door Jim Cherry en dat in maar liefst drie
verschillende kleuren: geel, groen of rood. Spaar ze allemaal! Hablas is
aanwezig, net als Beat Ash (drums); op het nummer ‘Quad El Habib’ doet Zine
el Abidini mee als zanger. Dat is een bijzondere samenloop van
omstandigheden, want Brian Eno en David Byrne deden in hetzelfde jaar ook
zo’n Noord-Afrikaanse-Westerse mix op hun album ‘My Life in the Bush of
Ghosts’. Dat verhaal is elders te lezen op de LemonTree. Voor ‘Claro Que Si’ maakte Yello een video, hun eerste. Die is voor de rack ‘The Evening’s Young’. Het is een grappige, helemaal in eigen stijl. Een beetje mix van jaren zestig experimentele films, met onrustige beeldflitsen, gekoppeld aan films uit de jaren vijftig en thrillers uit de jaren tachtig. Veel opvallend kleurgebruik ook. Een tweede video voor de track ‘Pinball Cha’ werd opgenomen in het Museum voor Moderne Kunsten in Zürich. De ’visuals’ zitten er goed in. In 1983 komt er meerdere apen uit de mouw. Perón schrijft de soundtrack
voor de film ‘Die Schwarze Spinne’ en Yello brengt het derde album uit: ‘You
Gotta Say Yes To Another Excess’. Vervolgens stapt Perón op om een
succesvolle solocarrière te beginnen. Hij zou nog menig eigen album
uitbrengen en die van anderen produceren. Zijn vertrek reduceerde Yello tot
een duo. Er werden geen pogingen gedaan dat te veranderen, de rolverdeling
was immers duidelijk: Blank maakt muziek en alle geluiden, Meier doet de
vocalen. ‘Stella (1985) is na twee jaar de opvolger en meteen het meest
succesvolle album van Yello. Het album belandt op nummer één in de Zwitserse
hitlijst. Een unicum, want dat was de eerste keer dat een Zwitserse band dat
voor elkaar kreeg. Of dat feit iets zegt over de muziek of de inwoners laat
men daar maar in het ongewisse. In buurland Duitsland kwam het album in de
top10 en verkocht zo goed dat Yello er een gouden album aan overhield. De eerste single van het ‘Stella’: ‘Oh Yeah’ kwam eerst in diverse
hitlijsten terecht en vervolgens in diverse films, zoals: ‘Ferris Bueller's
Day Off, The Secret of My Success, Uncle Buck, American Pie Presents: The
Book of Love, K-9, Captain Underpants: The First Epic Movie’. Daarnaast is
het hét themalied van Duffman. Dat is een soort American Hero uit de
tekenfilmserie ‘The Simpsons’, inclusief spierballen, zonnebril, cape en
maillot. ‘Desire’ was single nummer twee. Paul Grau, een vriend van Meier had aangegeven dat de video zich zou moeten afspelen op Cuba. Dus werden er inderdaad op Cuba opnames gemaakt. Ze deden niet zuinig met drie orkesten en honderdvijftig dansers en danseressen. Yello’s verblijf werd gefilmd voor een documentaire, ‘Yello auf Kuba’. Zelfs onze eigen Anton Corbijn was er bij. Zijn foto’s kwamen terecht op de achterkant van de single en in het cd-boekje van de re-release van ‘Stella’ (2005). ‘Desire’ werd later gebuikt als muziek in de populaire Tv-serie ‘Miami Vice’ en nog later in de film ‘Dutch’, een Amerikaanse komedie-drama-roadmovie van Peter Fiaman (die van 'Crocodile Dundee'). ‘One Second’ (1987) met de uitnodigende lippen, geschilderd door Ernst
Gamper, op de hoes, is Yello’s vijfde album. Langzaamaan komen we in het
cd-tijdperk en dat is te merken. Op de cd staat een extra, elfde track:’
L'Hôtel’. ‘The Rhythm Divine’ wordt gezongen door niemand minder dan Shirley
Bassey, dit is haar eerste cd-single. De track is speciaal voor haar
geschreven door Billy MacKenzie. Die laatste was zanger van The Associates,
een Schotse postpunk/new-wave-band die een synthipop-hit had met ‘Party
Fears Two’. MacKenzie maakte een eind aan zijn leven in 1997. Yello/Bassey’s
single werkte het best in Oostenrijk (19e plek), gevolgd door Zwitserland
(21e) en Nederland (24e). In Engeland bleef de single steken op een 54e
plek. Toch een beetje vreemd, want als je niet beter wist zou je zeggen dat
dit een regelrechte James Bond titelsong is. ‘Flag’ (1988) is Yello’s eerste cd-first-release. De vinylversie kwam
erachteraan. ‘Flag’ werd vooral bekend door het ruim acht minuten durende
nummer ‘The Race’. Een gekortwiekte versie werd als single uitgebracht en
kwam zomaar tot de zevende plek in de ‘UK Single Chart’. Het typische geluid
van elkaar achtervolgende auto’s, inclusief geluiden werd gebruikt voor de
soundtrack van de film ‘Nuns on the Run’ en als binnenkomer voor het
Tv-programma ‘Eurosport’. Later werd het ingezet als tune voor ‘It’s
Academic’, een Amerikaans quizprogramma. Het duurde drie jaar voordat er een opvolger kwam: ‘Baby’ (1991). Baby
brengt ons vooral ‘into the jungle’. De inmiddels bekende Yello-sound wordt
ook hier met veel bravoure uitgevoerd. Opvallend is de afwezigheid van vaste
gitarist Hablas. De maker van de lippen van ‘One Second’, Ernst Gamper, is
nu de gitarist, samen met nieuwkomer Marco Colombo. Daarnaast horen we Rolf
Aschwanden (accordeon), Billy MacKenzie (achtergrondzang), Patrizia Fontana
(achtergrondzang). Drummer/percussionist Beate Ash is weer wel aanwezig. Weer drie jaar later bracht Yello het album ‘Zebra’ uit. Dit keer geen
gebruik voor films, wel was het populair in eigen land en verdiende al snel
en gouden ‘status’. Dit keer is Ash afwezig, maar Chico Hablas (gitaar) weer
terug. Marco Colombo mocht ook blijven. De achtergrondzang werd dit keer
gedaan door: Eleonore Meier-Leuthold en Ian Shaw. Shaw is een jazzzanger (3x
‘z’), producer, acteur en stand-upcomedian. Past goed bij het duo. Over
Eleonore is niets te vinden. Het negende album, ‘Pocket Universe’ lijkt er een van een nummer in de
rij. Weinig verheffends hier, geen films, geen hitsuccessen. Eigenlijk meer
doorgaan op de ingeslagen weg. Dat geldt niet voor de bekende gastmusici,
want die mochten allemaal thuisblijven, alleen Stina Nordenstam mag op één
liedje, ‘To the Sea’ meezingen. Dat is fijn, want ze schreef het ook. Eenzelfde verhaal gaat op voor ‘Motion Picture’ (1999). Enige gast is Zwitsers landgenoot Gino Todesco op Fender Rhodes. Dat is al meteen een pluspunt. Die Fender Rhodes dan. Todesco doet mee op twee tracks: ‘Time Freeze’ en ‘Point Blank’. Zijn spel geeft Yello’s stukken een lekker jazzy tintje mee, bijna ‘Riders on the Storm’-achtig. Dat brengt de ‘schwung’ wat terug. Met ‘The Eye’ (2003) gaat het roer ietsje om. Men heeft door dat de highway een steegje geworden is. Het blijft een typisch Yello-album, maar er wordt gebruik gemaakt van een ‘co-producer: Hubertus von Hohenlohe. Dat klinkt hier als een naam ut een stripverhaal, maar in het echt is Hubertus’ eigenlijk: Prinz Hubertus Rudolph von Hohenlohe-Langenburg; een flamboyant figuur: alpine skiër voor Mexico (!), jet-setter, kunstenaar en muzikant. Hij werkte ook met de Oostenrijker Falco (die van ‘Rock Me Amadeus’ en ‘Jeanny’). Vocaal-werk is vooral gedaan door Jade Davies wiens naam eigenlijk is: Heidi Francoise Nancy Pfau. Op ‘Junior B’ speelt ‘Pogo’: ‘additional bass’. Omdat Heidi alom aanwezig is, klinkt het meer als haar album dan een Yello-album. Het opent een perspectief, maar niet wat men ervan verwacht had. Overigens als je mij had gezegd had dat 'Planet Dada', de openingstrack, er een was van de latere Kraftwerk was had ik dat meteen geloofd. Gelukkig kon Yello even pas op de plaats maken, want geheel conform de
acties in de muziekwereld komt ook Yello met een reeks re-releases: ‘The
Yello Remaster Series’ (2005). De ‘vroege’ albums: ‘Solid Pleasure, Claro
Que Si, You Gotta Say Yes to Another Excess, Stella, One Second en Flag’
worden opnieuw uitgebracht. Allemaal in digipaks met een reeks bonustracks
voor elk album. Speciaal voor Amazon komt er een ‘limited edition boxset’,
met daarin de zes cd’s. Alleen de doos is dan extra, maar je betaalt er
inmiddels grof geld voor. Door de keus van Yello voor de eerste zes albums
is duidelijk dat zij ook weten waar ze de mosterd halen. Na ‘The Eye’ werd het heel lang stil. In 2007 verscheen nog een promo-album voor Audi (het automerk) in een oplaag van 350. Het werd gemaakt voor de presentatie van de Audi A5 ter gelegenheid van de ‘Salon International de L’Auto et Accessoires’ te Geneve. Natuurlijk werd de muziek van Yello gebruikt bij de commercials voor de A5 op de TV. Pas zes jaar na ‘The Eye’ hoorden wij weer iets van Yello. ‘Touch’
(2009). Het is een meer klassiek Yello-album, beetje terug naar vroeger. De
gewone versie was er in oktober, gevolgd door een speciale in december. Die
speciaal had zes bonustracks en een DVD met een virtueel concert. Virtueel,
omdat Yello nooit concerten gaf. Dat kon ook niet gezien hun manier van
werken. Nooit is niet helemaal waar, daarover later meer. Voor een opvolger moesten de fans nog langer wachten, eigenlijk was de
vraag of de band, het duo, überhaupt nog bestond. Maar in 2016 verscheen
‘Toy’, zowel als dubbel-lp, cd en een deluxe editie. Die laatste in de vorm
van een mediaboek (boek met hardkartonnen kaft én cd) met daarin
achtendertig pagina’s foto’s en teksten. Dat Yello na al die tijd nog bestaat is mede te danken aan hun humor en hun uiteenlopende karakters: “It’s not like we say ‘we’ve got to do some humour, people will like this, it’s just what happens when both of us are around together.”. Meier houdt ervan te reizen, Blank zit, zoals gezegd, het liefst thuis of in de studio. Reizen maakt hij in zijn hoofd, inclusief de muziek die er dan bij hoort en hij zelf bedenkt. Gelukkig voor ons, anders hadden we al die Yello plaatjes niet. Het verbaast natuurlijk niemand dat een jaar na het live-optreden een
verslag van het concert komt: ‘Yello-Live in Berlin’ (2017). Een dubbel-cd
voor de oren en voor de beelden een DVD en/of Blu-ray. Het concert brengt
klassiekers als: ‘Bostich, Oh Yeah, The Race, Si Senor The Hairy Grill’,
maar ook werk van recentere datums. In 2014 komt Blank met een soloalbum in diverse uitvoeringen: ‘Electrified’. Op twee cd’s met bijna veertig stukjes muziek kijkt hij terug naar een samplevol verleden. Een jaar eerder had hij een album gemaakt met Malia, de zangeres die al regelmatig bij Yello opdook: ‘Convergence’. Of Yello anno nu nog bestaat is wat onduidelijk. Sinds enige tijd bestaat
er wel een app voor je smartphone: ‘Yellofier’. Die is ontwikkeld door
Blank. Omdat hij van allerlei geluiden houdt en daarmee muziek maakt dacht
hij dat dat ook wel eens leuk zou kunnen zijn voor anderen. Met hulp van de
app kun je overal geluiden opnamen en die tot muziek verwerken. Dat kan het
geluid van de straat zijn, een wijnglas, water, noem maar op. “Leuker dan
muziek maken met een piano”, vindt Blank én overal toepasbaar. Er zijn zelfs
mensen die de Yellofier ‘live on stage’ gebruiken. Luisteren naar de muziek van Yello is meegezogen worden in een auditieve film. Elke keer weer nieuwe avonturen en scenes, verwachtingsvol en geboeid blijf je dan ook luisteren naar wat er uit de hoed van Blank getoverd wordt. Als hij in Hollywood had gewoond was hij nu beslist een van de grote filmmuziek-componisten geweest. Daarom roep ik dan ook luid: ‘Hello Yello!’ voor die fantastische soundtracks uit de Alpen. |
||
tekst: Paul Lemmens, maart 2020 plaatjes: © Ralph Records/Stiff Records/Vertigo/Mercury/Fontana/Polydor |