Example
The Velvet Underground & Nico
Langzaam pellen...

omschrijving afbeelding

Een rock ‘n roller, een avant-garde-violist, een minimalistische drumster, een ‘gewone’ gitarist en een fotomodel stonden aan basis voor wat nu gezien wordt als een van de belangrijkste bands ooit.

The Velvet Underground & Nico werd gesteund door Pop-Art-kunstenaar Andy Warhol. Zijn ontwerp voor het eerste album van de groep, de afpelbare banaan, is iconisch.

De teksten van vooral Lou Reed gingen niet over alledaagse zaken: drugs, seks, sadomasochisme, prostitutie. Hij zag het als literatuur op muziek.

Lees het verhaal van The Velvet Underground en waarom de grote verschillen van de diverse leden zowel in het voor, als in het nadeel werkte.

Dit verhaal, dat eigenlijk bestaat uit een aantal bouwstenen, speelt zich vooral af rondom New York, de Grote Appel, of “de stad die nooit slaapt”. Laat ik dit verhaal beginnen met lou Reed. Lewis Allan Reed (1942-2013/gitaar, zang) is geboren in Brooklyn, zoon van een Joods-Russische vader, een accountant, en moeder Toby Futterman. Reed had het niet makkelijk, had last van paniekaanvallen en kon plotseling temperamentvol zijn. Vanwege zijn dyslexie was lezen lastig. In zijn tienertijd ontdekte hij muziek, rhythm & blues, rock ’n roll, folk. Een van zijn eerste bands was een Doo Wop-groep, the Jades. Het bracht hem zijn eerste optreden en dat beviel goed. In deze periode krijgt hij zijn eerste elektroshock-behandeling, iets waarvoor zijn ouders toestemming gegeven hadden. Hij nam ze dat behoorlijk kwalijk, hij schreef er zelfs – later – een song over: ‘Kill You Sons’ (1974). in 1961 werkte Reed als Dj bij WAER-radio met een eigen late-night-show: ‘Excursions on a Wobbly Rail’. Die niet alledaagse naam was afkomstig van een compositie van jazzpianist Cecil Taylor (album Looking Ahead, 1959). In het programma liet Reed van alles en nog wat horen, maar overwegend free-jazz, zoals de net ‘populair’ wordende muziek van Ornette Coleman. Tussen de bedrijven door deed Reed nauwelijks iets aan zijn studie, maar volgde wel de lessen van dichter Delmore Schwartz. Van die laatste leerde of ontdekte Reed vooral de schoonheid en mogelijkheden van taal. Schwartz wordt dan ook bedankt met een speciaal aan hem opgedragen song: ‘European Son’; te vinden op het eerste album van The Velvet Underground. Reed las veel en ontdekte en passant de wereld van de drugs. Daarmee ontdekte hij ook de bijkomende ziektes, zoals hepatitis.
Tijdens een bezoek aan een studiegenoot, Jim Tucker, ontmoette Reed Sterling Morrison. Morrison zou hij nog vaker gaan zien. Ondanks de voor Reed’s doen geringe inzet in zijn studie slaagde hij cum laude aan de Syracuse University in de richting Kunst & Wetenschap.
Begin 1964 ging Reed aan de slag als zanger/schrijver voor Pickwick Records. Als een soort parodie op de dan populaire dansliedjes schreef Reed ‘The Ostrich’ (de struisvogel). Het was een parodie op een dans. De heren van Pickwick hoorden er wel iets in en zorgden ervoor dat Reed de song kon opnemen en dat ondanks de toch wel pijnlijke zin in de tekst: “Put your head on the floor en have somebody step on it”… Om de single te promoten begon Reed een band, The Primitives.

De in Wales geboren John Davies Cale (1942- /altviool, keyboards, basgitaar, gitaar) was de zoon van een mijnwerker, Will Cale, en leerkracht basisschool, Margaret. Cale werd in zijn jeugd misbruikt door een Anglicaanse priester en zijn muziekleraar. Als kind ontdekte Cale het geluid van de altviool. Rond zijn dertiende werd hij lid van het National Youth Orchestra of Wales. Later ontving hij een beurs om te gaan studeren aan Goldsmiths College, University of Londen. Cale was onder de indruk van de Fluxus-beweging. ‘Fluxus’ betekent “vloeibaar, in beweging”. Fluxus is ontstaan in New York, begin jaren zestig. Het idee erachter was alle grenzen binnen muziek en de beeldende kunst op te heffen en het als één geheel te zien. Een van de bekendste figuren binnen deze stroming is Joseph Beuys. In 1964 organiseert Cale een eerste Fluxus ‘happening’: ‘A Little Festival of New Music’. Later verzorgde hij filmmuziek en dirigeerde hij het eerste concert van John Cage’s ‘Concert for Piano and Orchestra’ in Engeland. Cage speelde daarbij zelf piano. Cale vertrok in de periode daarna naar Amerika om te studeren onder Aaron Copeland. In 1963 gaf Cale, onder anderen met Cage, een uitvoering van Erik Satie’s werk ‘Vaxations’. Het achttien uur durende concert (!) was een happening op zich. Eenmaal in New Yorkse kringen kwam Cale terecht bij LaMonte Young, een van Amerika’s eerste zogenaamde ‘minimal music’ componisten. Via Young kwam hij in het Theatre of Eternal Music. Die groep bestond uit Young, Cale, Marian Zazeela en Tony Conrad. Het Theater van de Eeuwige Muziek maakte elektrische ‘minimal music’ of ‘drone music’. Repeterende muziek met heel langzaam verschuivende thema’s. Saai of hypnotiserend, dat hangt af met welk oor je luistert. Soms sloten gelijkgezinde musici aan, zoals Terry Riley, Jon Hassell (elders op de LemonTree) en Angus MacLise. Tony Conrad zou later nog een album maken met de Duitse groep Faust (elders op de LemonTree).
Ondanks de avant-gardistische setting hield Cale ook van andere muziek, zoals rock ’n roll en rhythm & blues. Een keer terug in Engeland bezoekt hij concerten daar en koopt albums van The Kinks, The Who en The Small Faces. Via de bekende via komen Conrad en Cale bij Pickwick Records. Dar krijgen ze de vraag een kort aantal concerten te doen met ene Lou Reed/The Primitives. Zo ontmoette Cale en Reed elkaar. Cale ontdekt door dit contact ander werk van Reed en is onder de indruk. Vooral het feit dat Reed zijn gitaren een hele toon lager stemt om zo een ander geluid te krijgen spreekt zijn oren aan. Na wat heen en weer gepraat en bezoekjes over en weer besluiten ze samen iets te gaan doen.

Toevallig (?) komen ze in de Metro Sterling Morrison tegen. Holmes Sterling Morrison (1942-1995/gitaar, basgitaar, zang) is geboren op Long Island. Op jonge leeftijd scheidden zijn ouders, moeder hertrouwde. Op de middelbare school ontmoet Morrison Jim Tucker en via hem diens zus Maureen. Morrison speelde trompet en had trompetles tot zijn dertiende. De lessen hielden op, omdat zijn leraar in dienst moest. Tegelijkertijd ontdekte Morrison de rock ’n roll en besloot dat hij voortaan gitaar wilde spelen. Na de middelbare school studeerde Morrison Engels aan the City College of New York en ontmoette daar via een vriend, Jim Tucker, Lou Reed. Ze hadden regelmatig contact, maar verloren elkaar uit het oog. In de Metro kwam hij, zoals gezegd, Reed opnieuw tegen met in diens gezelschap John Cale. De drie raakten aan de praat, hadden het over een nieuw groep en Reed en Cale vroegen meteen maar of Morrison mee wilde doen. De bij Cale in huis wonende MacLise wilde wel ‘drummer’ (bongo’s, tabla, tamboerijn en handtrom), zijn. Band compleet.

De naam van de band was nog een kleine zoektocht. Eerst heette de groep The Warlocks, daarna The Falling Spikes. Uiteindelijk werd het The Velvet Underground (1965). De naam komt van een boek dat Tony Conrad op straat vond. Het boek (1963) is geschreven door Michael Leigh. Op de omslag staat: “Here is an incredible book. It will shock and amaze you. But as a documentary on the sexual corruption of our age, it is a must for every thinking adult." Leigh schrijft over groepsseks, seksorgies, hetere- en homoseksuele uitspattingen en sado-masochisme. De groep koos de naam vooral omdat… “it sounded nice and it alluded (zinspeelde) to the underground-scene in cinema”, aldus Morrison. Daarbij had Reed inmiddels ‘Venus in Furs’ ook al geschreven. Die titel verwijst naar een boek van de Oostenrijkse schrijver Leopold Sacher-Masoch. Masoch schreef talrijke boeken, werd geacht door Victor Hugo en Émile Zola. De boeken echter waardoor hij blijvend bekend werd zijn die met als thema de seksuele onderwerping. Zijn bekendste werk is ‘Venus im Pfelz’ (1870), een onderdeel van de onvoltooide cyclus Das Vermächtnis Kaïns, over verschillende vormen van liefde. Sacher-Masoch voerde zijn fantasieën echter wel in werkelijkheid uit, bijvoorbeeld met/op zijn eerste vrouw Wanda. Aan de hand van haar memoires verklaarde neuroloog Sacher-Mosoch’s gedrag als ‘masochisme’. Sacher-Mosoch protesteerde openlijk tegen het gebruik van die benaming, maar vergeefs, de term, of de afkorting ervan, SM, is inmiddels algemeen geaccepteerd. Het staat voor pijn en vernedering en is onderdeel van de zogenaamd BDSM (Bondage and Discipline Sadism and Masochism). Lang intermezzo om uit te leggen waar de song over gaat: “"Shiny, shiny, shiny boots of leather. Whiplash girl child in the dark. Comes in bells, your servant, don't forsake him. Strike, dear mistress, and cure his heart...” Morrison: “The band never set out to be devoted to sexual weirdness. It was a purely literary exercise.”
eed schreef de teksten in een tijd dat veel, zo niet alles, kon, seksuele grenzen verlegd werden en mensen eerder in hun blootje liepen dan met kleren aan. Allemaal in het kader van de ‘bevrijding’ of “the free spirits”. Een deel van de jaren zestig in vogelvlucht. De “Summer of Love” komt tenslotte ook niet zomaar uit de lucht vallen.

The Velvet Underground was analoog aan de beat-dichters uit de jaren vijftig, bijvoorbeeld Kerouac en Ginsberg, een groep met literatuur en muziek; “beat poetry performed to music”. Die muziek was experimenteel en aanvankelijk best relaxt. Door “word of mouth” had journalist Al Aronowitz gehoord van de band. Hij was komen luisteren en regelde vervolgens een echt optreden aan de Summit High School in november 1965. De gage bedroeg vijfenzeventig dollar. Daar had MacLise echter geen zin in, dat was te afgekaderd en te beperkt. En geld vragen voor zijn kunstuiting was sowieso not done. Hij was echt alleen voor de kunst. Exit MacLise dus. De nieuwe drummer werd Moe Tucker, een minstens net zo bijzondere persoon.

Maureen Ann ‘Moe’ Tucker (1944- /drums, zang) is geboren in Jackson Heights. Vader was huisschilder, moeder een kantoorbediende. Tucker hield van muziek, maar was helemaal onder indruk van het album ‘Drums of Passion’ (1959) van de Nigeriaan Babatunde Olatunji. Daar was ze trouwens de enige niet in, de halve jazzwereld sloot die (het album dan) in de armen. Nadat ze ‘Drums of Passion’ via de radio gehoord had wilde ze ook muzikant worden, drums natuurlijk. Ze was er relatief laat bij, want Tucker begon pas op haar negentiende te drummen. Ze kocht een tweedehands drumstel en leerde zichzelf de basisvaardigheden. School beviel haar niet echt, ze maakte die niet af en vond een baantje bij IBM als ‘keypunch operator’: gaatjes maken in een kartonnen strook. Die gaatjes werden ‘gelezen’ door vroege computers. Het was een precisiewerkje, maar niet bepaald heel boeiend.
Sterling Morrison wist dat Jim Tucker een drummende zus had en vroeg haar of ze niet in de band wilde komen spelen. Daarop zei zij geen nee en werd dus der nieuwe drummer van The Velvet Underground. Tucker was nogal strikt in haar opvattingen, “the purpose of a drummer is simply to keep time.” En dat deed ze en daarvoor gebruikte ze een kleine drumset: snaartrommel, tomtom en een half liggende basdrum. Tucker zat niet, ze stond. Ze speelde haar drums niet met drumstokken, maar met zogenaamde ‘mallets’. Dat zijn stokken met een vilten top, meestal gebruikt bij percussie-instrumenten. Ze had een enkel bekken, maar gebruikte die zelden, die waren immers niet bedoeld om de maat aan te geven en leidde af van het echte werk. Haar drumstijl was minimalistisch en paste perfect bij The Velvet Underground. Dat gold ook voor haar androgyne uiterlijk. Tuckers eerste optreden met de band was op 11 november 1965 bij het eerder genoemde concert dat geregeld was door Aronowitz aan de Summit High School.

The Velvet Underground speelde drie nummers, ‘Heroin’, ‘Venus in Furs’ en ‘I’m Waiting for a Man’ en lieten het publiek verbijsterd achter. Aronowitz bezorgde de groep vervolgens een reeks concerten in Cafe Bizarre, Greenwich Village. Daar speelden ze elke avond zes keer(!) voor vijf dollar per set…. Aanvankelijk ging dat best goed, maar de eigenaar had een hekel aan ‘Black Angel’s Death Song’. Hij verzocht de groep dat dan ook niet meer te spelen. Ze deden het toch, gefrustreerd vanwege het werken met kerst, het vooruitzicht er met oudjaar te werken en de toch al lege zaal. Dat was het eind van de reeks concerten daar. Gelukkig was er die avond een bijzondere gast in Cafe Bizarre: Andy Warhol. Binnen enkele dagen was The Velvet Underground te vinden in The Factory.

Andrew Warhola/Andy Warhol (19280-1987/schilder, fotograaf, kunstenaar, printer) was/is een van de leidende figuren in de kunststroming die ‘Pop Art’ genoemd wordt. In Pop Art worden producten uit de massacultuur, advertenties en strips/stripboeken gebruikt als basis voor een nieuw kunstwerk. Zo gebruikte Roy Lichtenstein vooral elementen uit stripboeken. Op zijn schilderijen zijn zelfs de arceerpuntjes meegenomen, maar dan in het groot. Warhol beperkte zich niet tot schilderen, hij fotografeerde, zeefdrukte, maakte beelden en films. Bekend zijn zijn afbeeldingen van Campbell’s soepblikken of de herhaalde zeefdrukken van filmster Marilyn Monroe. Tot de experimentele films van Warhol horen ‘Empire’ (1964) en ‘Chelsea Girls’ (1966). Warhol huisde in een groot pand dat hij The Factory noemde. In die Factory gebeurde van alles, liep iedereen die iets van/met Warhol wilde ogenschijnlijk in en uit en werd kunst en nog veel meer gemaakt. Warhol had een hele stoet volgelingen, maar nodigde ook vaak mensen/groepen uit waarvan hij het potentieel zag, of die konden bijdragen aan zijn creatieve uitingen. Tussen 1966 en 1967 maakte Warhol zogenaamde ‘multimedia events’ (muziek, film, zang, dans, kunst, proza, poëzie, etc.) onder de noemer: Exploding Plastic Inevitable, of kortweg EPI. Warhol hoorde in The Velvet Underground iets waarvan hij dacht dat het goed zou passen binnen zijn Exploding Plastic Inevitable. Aldus geschiedde. Maar Warhol was zo enthousiast dat hij voorstelde de manager van The Velvets te worden. Zijn eerste voorstel was dat de band uit te breiden met een zangeres, om zo meer bekend te worden. Warhol wist ook al meteen welke zangeres: Nico.

Christa Päffgen (1938-1988/model, actrice, zang, schrijfster, later ook: harmonium) is geboren in Keulen/Köln. Vader Wilhelm Päffgen stamde uit een rijke, bierbrouwersfamilie, Päffgen Kölsch. Moeder Grete was van eenvoudig komaf. In 1940 verhuisde de familie naar Spreewald, iets buiten Berlijn om weg te zijn van de bombardementen op Keulen. Vader, opgeroepen voor de Wehrmacht, stierf in 1942 onder onopgehelderde omstandigheden. Moeder en Christa verhuisden in 1946 naar Berlijn waar moeder aan de slag ging als naaister. Tot haar dertiende ging Christa naar school om vervolgens aan het werk te gaan als lingerieverkoopster bij KaDeWe (Kaufhaus Des Westens); het op Harrods in London na grootste warenhuis van Europa. Nog in haar tienertijd werd Christa een veelgevraagd model. Tijdens een fotoshoot van Herbert Tobias binnen KaDeWe ontdekte Tobias Christa als fotomodel. Hij is degene die Christa de naam Nico bezorgde. Die naam komt van de Griekse filmmaker Nikos Papatakis die verliefd geworden was op Christa.
Nico vertrok echter naar Parijs en stond vervolgens in en op de cover van elk belangrijk modeblad. In deze periode blondeerde ze haar haar, volgens haarzelf geïnspireerd op Ernest Hemingway. Op haar zeventiende tekende ze een contract met Coco Chanel om haar producten te promoten. Nico reisde wat af en leerde zo meteen Engels, Spaans en Frans te spreken.
In 1959 werd ze uitgenodigd bij de filmshoot van Federico Fellini die bezig was met ‘La Dolce Vita’. Fellini was onder indruk van Nico en bezorgde haar meteen een kleine rol in de film. Nico leefde inmiddels in naar New York om daar acteerlessen te volgen bij Lee Strasberg. Vanuit die plek kreeg ze een rol in Jean Paul Belmondo’s film ‘A Man Named Rocca’ (1961) en werd ze gevraagd als covermodel voor jazzpianist Bill Evans’ album ‘Moon Beams’ (1962). Nico’s eerste hoofdrol was in de film ‘Strip-tease’ (1963) van Jacques Poitrenaud. Samen met Serge Gainsbourg nam ze de titelmuziek op, maar die verscheen uiteindelijk pas in 2001.
Door haar verschillende werk kwam Nico in contact met Rolling Stones’ gitarist Brian Jones en die maakte met haar haar eerste single: ‘I’m Not Saying’/’The Last Mile’(1965). De single is geproduceerd door Led Zeppelin’s Jimmy Page. Door de single kwam Nico in contact met Bob Dylan. Een van zijn songs zou ze later opnemen voor haar eerste album.
Natuurlijk valt een persoon als Nico op en het duurde dan ook niet lang voordat Andy Warhol’s oog op haar viel. Nico werd opgenomen in Warhol’s entourage en kreeg meteen rollen in enkele van zijn experimentele films. Warhol wist dus heel goed wat hij deed toen hij voorstelde Nico te laten zingen in The Velvet Underground. Een bijkomende reden was “… to give people something to look at.” Ja, ja, voor zover de tijdgeest. Nico herinnert het zich anders. Morrrisey, inmiddels zo’n beetje de rechterhand van Warhol hield niet zo van Reed’s zang en zocht naar andere mogelijkheden. Dat wist Warhol en dus kwam Nico. Met haar komst is de basis gelegd voor The Velvet Underground & Nico.

Langzamerhand werd er ook, in aanvang, onbewust, aan het image van de groep ‘gewerkt’. Door de felle lampen van de films die tijdens de Exploding Plastic Inevitable’s getoond werden was iedereen een donkere zonnebril gaan dragen. Het gaf de band een coole uitstraling en dat beviel wel. Nico deed niet op alle songs mee, ze zong op slechts drie songs. Zong? ze werd gepresenteerd als chanteuse. Toch even et iets anders. Op andere momenten speelde ze tamboerijn, maar vaak was ze alleen maar aanwezig in een compleet wit tenue.

Eind 1966, presenteerde Warhol ‘Issue 3’. Het was een box in de vorm van een waspoederdoos met daarin een magazine, foldertjes, boekjes, waarvan één over rock ’n roll geschreven door Lou Reed en een flexidisc single. Op kant A iets van Peter Walker, op kant B het werk ‘Loop’ van The Velvet Underground. ‘Loop’ is het vibrerende geluid gevormd door feedback. Dat hoge, schrille geluid dat je soms nog in concerten hoort als een instrument iets te dicht bij microfoons of speakers komt. Een aardig geluidsexperiment zoals er op dat moment veel waren en ongetwijfeld afkomstig van Cale die dat binnen Theatre of Eternal Music allang ‘onderzocht’ had. Hoe dan ook, het is het eerste, tastbare uiting van werk van The Velvet Underground.

De eerste opnames voor een album vonden plaats in april 1966 in Scepter Studios. Vier dagen lang speelde de groep zo ongeveer alles live in. Warhol zorgde voor de financiën samen met Norman Dolph van Columbia Records. Die laatste was tevens technicus en deed dat weer samen met John LIcata. Warhol was als producer opvallend afwezig. Dat wordt verschillend uitgelegd, maar Reed ervaarde het als dat ze alle vrijheid kregen om te doen wat ze wilde doen. Ook een vorm van produceren tenslotte. Met de tapes gingen ze naar de hoge heren van Columbia Records, maar die wezen het project af, net als vervolgens de heren bij Atlantic Records en Elektra Records. Uiteindelijk zag MGM Records er wel iets in. Ze hadden inmiddels hun jazzafdeling, Verve Records, wat gemoderniseerd. Verve black label was voor jazz, Verve blue label was voor andere muziek. Voor de productie van het album gaf MGM/Verve de rol in handen van Tom Wilson. Wilson, dan al een topproducer, luisterde naar de tapes, maar vond niet alles even geschikt. Hij haalde de band in mei 1966 naar TTG Studios on Hollywood en nam ‘I’m Waiting for a Man’; ‘Venus in Furs’ en ‘Heroin’ opnieuw op, Technicus hierbij was Ami Hadami. En toen werd het stil. Er gebeurde weinig met de opnames. Ze raakten zelf even kwijt of kwamen terecht op de verkeerde plekken. Een bijkomende reden voor de vertraging is het hoesontwerp van Warhol met de afpelbare banaan. De uitvoering daarvan kostte nogal wat tijd en er moest een machine komen die dat kon uitvoeren. MGM betaalde dat allemaal, omdat de naam Warhol immers garant stond voor verkopen.

Wilson ondertussen gebruikte de tijd om een song aan het album toe te voegen: ‘Sunday Morning’. Die werd in november 1966 opgenomen in Mayfair Recording Studos, Manhattan. Wilson had altijd al gevonden dat er ‘iets’ aan het album ontbrak en zocht tevens een nummer dat mogelijk als tweede single uitgebracht kan worden. In juni was namelijk al ‘All Tomorrow’s Parties’/’I’ll be Your Mirror’ uitgebracht, maar tot weinig succes. In december 1966 werd ‘Sunday Morning’/’Femme Fatale’ uitgebracht. Maar een beoogde hit? Totaal niet.

The Velvet Underground & Nico, het album werd uiteindelijk pas op 12 maart 1967 (!) uitgebracht. De voorkant van het album valt op, omdat er geen naam van de band op staat, maar die van Warhol en daarbij, naast de Pop-Art banaan, de tekst “peel slowly and see”. De banaanschil was inderdaad van de hoes te pellen en daaronder zat een roze banaan. Iets met een fallische symbool. Op de achterkant stond wel de naam van de band en een zestal psychedelisch aandoende foto’s.
Een budget op het album te promoten was er niet, MGM dacht dat Warhol’s naam voldoende was. Daarbij hadden ze het budget gebruikt of nodig om ‘Freak Out’, het duur uitgevallen, eerste album van Frank Zappa & the Mothers of Invention te promoten (overigens ook met Tom Wilson).

De belangrijkste schrijver van de band was Reed. Hij vertaalde zijn gelezen lectuur naar rock ’n roll en zette daarmee onderwerpen als drug-mis/gebruik en verschillende vormen van seks of – misbruik op tekst. Luisterend naar de muziek wordt die er als het ware bij de luisteraar staccato ingepompt. Die hamerende muziek zou je de ware aard van The Velvet Underground-muziek kunnen noemen, ware het niet dat er andere kanten zijn, zoals de drie songs die door Nico worden gezongen/voorgedragen. Nico heeft een opvallend lage stem met licht Duits accent en zingt vooral langzaam, gedragen. Dat valt op in het geluidsspectrum van het album. Dat geldt ook voor ‘Sunday Morning’, dat met glockenspiel begint en best ‘lief’ klinkt. Een beetje zoals zoveel liedjes in deze periode in de jaren zestig. Í’m Waiting for a Man’ is zo’n ‘hamernummer’. Tel daarbij de wat ‘zeurderige’ (niet negatief bedoeld) stem van Reed. Heel andere sfeer dus en dan komt Nico bijna letterlijk als ‘Femme Fatale’. ‘Venus in Furs’ heeft iets weg van een Indiase raga. Zo’n thema dat doorgaat en doorgaat en slechts kleine wisselingen kent. ‘Run, Run, Run’ met die opgevoerde gitaar is typisch jaren zestig ‘psychedelica’. ‘All Tomorrows Parties’ is een combinatie van Nico en de langzame voortbewegende muziek van The Velvets. Luister eens naar de drums hier. ‘Heroin’ begint rustig, maar de heroïne eist zijn tol en het nummer lijkt te gaan ontsporen. ‘There She Goes Again’ is bijna een surfsong, compleet met achtergrondkoortje. ‘I’ll Be Your Mirror’ is daarentegen weer een bijna lief nummer van Nico. Ze wordt begeleid oor basgitaar en gitaar en een tamboerijn. De al eerder genoemde ‘Black Angel’s Death Song’ is iets als “poetry on experimental music, including viola”. Bob Dylan-achtig qua stem en voordracht. De muziek valt best mee, maar ik kan het geluid zachter zetten,dat kon niet in Cafe Bizarre. ‘European Son’ is het slotstuk. Hierbij gaat de band pas echt los. Punk avant la lettre. Drammerig, vervormend, experimenteel, gitaren, een statement.

Mooie hoes, prima album, maar helaas, zelfs Warhol’s naam hielp niet mee het album tot een groot succes te brengen,. Er gaan verhalen rond dat er in de vijf jaar na de release zo’n dertigduizend verkocht zijn. Cijfers waarop Brian Eno zijn inmiddels ook bekende uitspraak baseerde: “Everyone who bought one of those 30,000 copies started a band!" Mooi toch? De officiële cijfers laten iets anders zien. In het eerst jaar na het uitbrengen werd het album ruim 58.000 keer verkocht en dat is echt niet slecht. Het bezorgde het album echter geen entree in de Billboard hitlijsten, ja, eventjes, met als hoogste notering 195 (van de 200). Dat het niet verder kwam of meteen meer verkocht werd had echter een onmuzikale reden en wel een rechtszaak over een foto op de hoes.

Op de achterzijde staat een grote foto van de band van een optreden tijdens een Exploding Plastic Inevitable. In de lichtshow en film zie je een portret op de kop, de foto van ene Eric Emerson, een van Warhol’s ‘volgelingen’ en tevens danser en acteur in Warhol’s films. Die Eric Emerson was gearresteerd wegens drugsbezit en had dringend geld nodig. Aangezien hij geen toestemming voor het afbeelden van zijn hoofd op de foto op de hoes had gegeven spande hij een zaak aan, om zo de ‘noodzakelijke’ vergoeding te krijgen. MGM greep meteen in en liet de productie van het album stoppen. Emerson afbeelding werd weggehaald en de hoes dus lichtelijk aangepast. Albums die al gemaakt waren werden teruggehaald en van een zwarte sticker voorzien op de plek van Emerson’s hoofd. Dat ging allemaal ten koste van de verkopen natuurlijk. Voordat een en ander geregeld was, was de belangstelling voor The Velvet Underground & Nico alweer tanende.

Door de jaren heen is men anders naar het album gaan kijken/luisteren. The Velvet Underground & Nico (het album) wordt wel eens vergeleken met wijn. In het begin nog een beetje ‘dun’ en pretentieus, maar na jaren rijping vol op smaak en steeds beter. Het Amerikaanse rockblad Rolling Stone plaatste het album zelfs op de 13e plek in de lijst van “500 Greatest Albums”. Bedankt, maar daar hadden ze in 1967 weinig aan.

Door de vertraging en het geringe succes troebleerde de relatie met Warhol. De zaak liep zo op dat Reed Warhol ontsloeg als manager. Nieuwe manager werd Steve Sesnick. Met hem werd een ander, lees meer populair, pad bewandeld. Nico, die soms slechts haar drie songs live zong, maar verder niet heel veel te doen had was teruggekeerd naar de modellenwereld en zat inmiddels alweer in Europa. Maar.. ze had wel de smaak van muziek maken te pakken en kwam in 1967 nog met haar eerste solo-album: ‘Chelsea Girls’. Het album past als het bekende zusje perfect bij het eerste album van The Velvet Underground.

Als The Velvet Underground niet optrad was Nico vaak te vinden in New Yorkse koffietenten. De chanteuse werd daarbij begeleid door gitaristen Tim Hardin of Jackson Browne en een enkele keer door Reed, Cale of Morrison. Zowel Hardin (‘Eulogy to Lenny Bruce’), als Jackson (‘The Fairest of the Seasons’; ‘These Days’; Somewhere There’s a Feather’) als Reed (‘It Was a Pleasure Then’ – samen met Reed en Nico; ‘Wrap Your Troubles in Dreams’) als Cale (‘Winter Song’ en ‘Little Sister’- samen met Reed) schreven songs voor haar. Bob Dylan ‘doneerde’ ‘I’ll Keep it with Mine’. Al die songs kwamen terecht op haar eerste album. Ze noemde het ‘Chelsea Girls’ naar de film van Warhol waar zij de hoofdrol in had.

De opnames vonden plaats in april en mei 1967, opnieuw in Mayfair Studios onder leiding van producer Tom Wilson. De band bestond uit Jackson Browne (1948- /gitaar, zang, piano, schrijver), Reed, Cale en Morrison. Nee, geen Tucker, want er staan gen drums op Nico’s album, net zomin als een bas(-gitaar). Technici waren Val Valentin en Gary Kellgren. In opdracht van Wilson zorgde Larry Fallon voor sommige arrangementen, anderen deed hij zelf. Ongevraagd, dat wel.
“Chelsea Girls’ werd gezien als een folk-achtig album, met elementen van kamermuziek en ‘barokpop’. Die laatste toevoeging geeft er een snufje psychedelica aan, want uit die hoek waait die barokpop. Dat komt vooral door de arrangementen van strijkers en blazers. Maar daar was Nico niet heel blij mee: "I still cannot listen to it, because everything I wanted for that record, they took it away. I asked for drums, they said no. I asked for more guitars, they said no. And I asked for simplicity, and they covered it in flutes! ... They added strings and – I didn't like them, but I could live with them. But the flute! The first time I heard the album, I cried and it was all because of the flute."

Huilen om een fluit, dat had de faun bij Debussy eens moeten horen. Ik vond en vind het een prachtig album, indertijd zelfs beter dan dat van The Velvet Underground, dat in mijn bescheiden optiek toch enigszins onsamenhangend was. ‘Chelsea Girls’ is meer coherent in sfeer en klangfarben. En die fluit, prachtig! Daar viel ik voor. Later volgden anderen en anno nu wordt Nico’s eerste soloalbum gezien als een onderschat meesterwerk. Dat maakt er dan met het album voor The Velvet Underground twee. Dat waren nog eens tijden.

Van zowel ‘The Velvet Underground & Nico’ als ‘Chelsea Girls’ verschenen remasters op cd, in luxe uitvoeringen en/of boxsets al dan niet met afpelbare banaan. Soms werd Nico’s ‘Chelsea Girls’ toegevoegd aan die van The Velvet Underground & Nico, soms enkele songs ervan en wel die van Cale en Reed.

The Velvet Underground ging verder en maakte nog drie albums, daarbij vielen steeds meer mensen af, Cale was na Nico de eerste, vervolgens ging Reed, kort voordat het vierde album uitgebracht werd. Nico begon een wat grillige carrière als soloartiest en bracht enkele albums uit, waarbij ze zichzelf begeleidde op een trapharmonium. Haar tweede album, The Marble Index’ (1968) wordt gezien als het eerste “goth album”. Dat komt door het geluid en het feit dat Nico haar haar pikzwart had geverfd. Ze had genoeg van het blonde en koos voor een ander ‘visual statement’ en werd zo “the first ever Goth girl”. Nico overleed in 1988 tijdens een vakantie op Ibiza. Ze viel van haar fiets en landde met haar hoofd op de grond. Reed overleed in 2013 als gevolg van een reeks leverziektes. Morrison overleed in 1994 als gevolg van Non-Hodgkin (bloedkanker).

De muziek van The Velvet Underground & Nico werd in de jaren zestig nauwelijks gewaardeerd en te wening naar waarde geschat. Inmiddels wordt diezelfde muziek gezien als essentieel in de muziekcanon van de rockmuziek: “.. ranked amongst the most important and, certainly, the most influential records ever made.” Anno 1967 was het nieuw en gedurfd en voor veel mensen een oor te ver. Het duurde dan ook even voordat iedereen rijp was voor wat The Velvets & Nico ons toen brachten. Warhol had dat waarschijnlijk al door, niet voor niets schreef hij naast de banaan: “langzaam pellen!”

 


tekst: Paul Lemmens, januari 2022
plaatjes: © Verve Records/Polydor/UMG
citaten: boekjes bij deluxe 2cd set en 5cd boxset