![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
---|---|---|---|
![]() |
![]() |
![]() |
Traffic Geen meneertje Fantasie nodig! |
||
---|---|---|
Traffic begon in 1967 als bandje met psychedelische invloeden, maar groeide al snel uit naar een groep met invloeden uit jazz, folk en klassiek. Die potpourri was een weg teveel voor menig criticus, maar het publiek, zeker in Amerika, begreep de muziek van Traffic wel. Het verhaal van Traffic is er een van vele wegen en individuen. Lees het verhaal van een groep die zoveel meer te bieden had dan het hitje ‘Paper Sun’.
Traffic’s verhaal begint in 1963 met een andere band, The Spencer Davis Group. Spencer Davis (1939-2020/gitaar, zang) hoort in The Golden Eagle, een kroeg in Birmingham, twee broers spelen onder de naam The Muff Woody Jazz Band. Die broers zijn Steve Winwood (1948- /keyboards, gitaar, zang) en de oudere Mervin ‘Muff’ Winwood (1943- /gitaar, basgitaar). Steve is dan vijftien en wordt gezien als een soort muzikaal wonderkind met een bijzonder en opvallend stemgeluid. De broers hadden het niet van een vreemde, want vader Lawrence speelde tenorsax in allerlei jazz- en blues (dans-)bands. Davis vroeg de broers in zijn nieuwe band, The Spencer Davis groep, met als drummer Peter York (1942- /drums). The Spencer Davis Group was populair en had een reeks hits: ‘Keep on Running’ (1965/1e), ‘Somebody Help Me’ (1966/1e), ‘I’m a Man’ (1967/1e) en ‘Gimme Some Lovin’’ (1967/2e). Die laatste twee zijn geschreven door Steve Winwood. Vanwege hun populariteit werd de groep gevraagd voor een film, ‘The Ghost Goes Gear’ (1966), maar dat was, volgens Steve Winwood, één grote vergissing. Beter ging het met de muziek voor de film ‘Here We Go Round the Mulberry Bush’ (1967), maar op dat moment was The Spencer Davis Group al uit elkaar gevallen. Dat had alles te maken met ego’s. Steve Winwood was een beetje de motor achter al het succes, maar de groep had niet zijn naam. Hij vond dat het anders moest, maar wilde ook een andere muzikaal pad op, een pad met vooral meer ruimte. In 1967 is dat niet heel bijzonder, iedereen zoekt dan, al dan niet geestverruimend, ruimte in de muziek. Steve Winwood was steeds vaker te vinden bij jamsessies in The Elbow Room en ondervond daar meer spelplezier. Kortom, exit Winwood. Broer Muff hield het ook voor gezien, werd A&R manager en later producer. Spencer Davis ging met een andere bezetting door tot 1969. Voor die tijd was Peter York al opgestapt om een eigen band te beginnen: Hardin & York. York vinden we ook terug bij Eberhard Schoener, maar dat is een ander verhaal dat elders op de LemonTree te lezen is. Steve Winwood speelde heel kort met gitarist Eric Clapton in de Eric
Clapton Powerhouse, maar had ondertussen al contacten gelegd met Jim Capaldi
(1944-2005/drums, percussie, zang, gitaar, keyboards), Dave Mason (1946-
/gitaar, zang) en Chris Wood (1944-1983/saxen, dwarsfluiten, keyboards,
gitaar). Die laatste via Wood’s zus Stephanie. Zij ontwierp en maakte de
kleding voor de Spencer Davis Group. Capaldi bedacht de naam van de band,
Traffic, toen ze, heel toepasselijk, in een auto zaten te wachten om te
kunnen oversteken in een erg drukke straat. Broer Muff had contacten met
Chris Blackwell van Island Records. Het label wilde uitbreiden richting rock
en pop en zocht bands en musici. Traffic werd daar een van. Via Blackwell
kon de groep zich terugtrekken in een boerderij in Aston Tirrold, Bershire.
Uiteindelijk verbleef alleen Winwood er, de rest kwam zo af en toe eens
langs. Winwood had meteen een klik met Capaldi, het bleek een ‘gouden duo’.
Capaldi schreef de teksten Winwood de muziek. Hun eerste succes: ‘Paper
Sun’/’Giving to You’ (1967). ‘Paper Sun’ kwam in Engeland tot de 5e plek.
Met het openingsgeluid van een sitar trof de song meteen doel in het dan
behoorlijk psychedelische klimaat. ‘Giving to You’, een compositie van
Mason, klinkt behoorlijk jazzy met Hammond-orgel en dwarsfluitsolo van Wood.
De combinatie gaf al aan wat je van Traffic kon gaan verwachten. ‘Giving to
You’ zou in iets gewijzigde versie weer opduiken op het eerste album, ‘Mr.
Fantasy’. ‘Paper Sun’ stond op de Amerikaanse versie van dat album, maar
niet op de Engelse variant. Maar dan zijn we al voorbij de eerste twee échte albums van Traffic. Het
eerste is ‘Mr. Fantasy’ (1967). ‘Mr. Fantasy’ heeft een psychedelische, red
light verpakking. In de binnenhoes zijn verschillende foto’s van de groep te
zien. Rode lampen waren in 1967 behoorlijk populair op allerlei feesten,
zoals ook de klassenfeesten op mijn middelbare school. ‘Mr Fantasy’ is een
van de eerste pop/rock-albums voor Island Records. Niet te zien is dat de
opnames niet makkelijke verliepen. Het meningsverschil tussen Mason en de
rest was eerder meer dan minder geworden. Winwood voelde de druk van de
singlemarkt, de markt waar ze zo succesvol waren, maar tevens het gebied dat
hij liefst links liet liggen. Mason, meer singer-songwriter, zag dat gebied
juist als zijn doel. Hoe hoog het conflict al was opgelopen was te merken in
Amerika. Daar kwam ‘Mr. Fantasy’ uit als ‘Heaven Is in Your Mind’,
uitgevoerd in een eenvoudige hoes, zonder foto’s of de nieuwe composities
van Mason! In plaats daarvan waren de singles geplaatst, ‘Paper Sun’, ‘Hole
in My Shoe’ en ‘Smiling Phases’ en was een stukje 'Here We Go Round the
Mulberry Bush' tussengevoegd. Bij de tweede persing werd de Engelse naam,
‘Mr. Fantasy’, gebruikt, maar bleef de samenstelling ongewijzigd. Pas in
1980 (!) konden de Amerikanen de authentieke versie van het album horen, als
ze die inmiddels niet geïmporteerd hadden natuurlijk. Als je kijkt naar wie welke song geschreven heeft op ‘Mr. Fantasy’ merk
je meteen iets op, Mason componeert alleen, de rest meestal samen zonder
hem. Het geeft het album een wat onevenwichtig geheel, al moet ik zeggen dat
ik dat nu meer hoor dan toen. De muziek valt in een ruim jasje met invloeden
uit India, jazz en rock. De meeste songs zijn relatief kort, ‘Dear Mr.
Fantasy’ van Winwood, Capaldi en Wood, is met bijna zes minuten het langst:
"Dear Mister Fantasy play us a tune, something to make us all happy. Do
anything take us out of this gloom. Sing a song, play guitar. Make it
snappy." Nou moet je dat “make it snappy” niet te letterlijk nemen, want het
wat blues-achtige nummer is behoorlijk gevarieerd met een lange gitaarsolo
in twee delen. Kort na de release van ‘Mr. Fantasy’ verliet Mason niet helemaal onverwacht Traffic. Hij legde zich kortdurend toe op het produceren van andermans werk, waaronder het eerste album, ‘Music in a Dolls House’ (1968) voor de band Family. Die band stond bekend vanwege het fenomenale stemgeluid van zanger Roger Chapman. Ietsje minder opvallend was de bassist, Ric Grech. Onthoudt die naam maar even. Traffic’s tournee ging door, ‘gewoon’ met z’n drieën. Het was wat
behelpen, maar het ging. Sommige concerten werden opgenomen met het vage
idee een live-album uit te brengen, maar dat plan werd even geparkeerd.
Tijdens de tournee was wel een ding duidelijk geworden, er ontbrak iets aan
het geluid. Daarom werd Mason teruggevraagd. Het viertal dook vol goede moed
de studio in om een tweede album te maken. Maar opnieuw ging dat niet heel
soepel. Het drietal had met de ervaring van de afgelopen tournee een flinke
en hechte band opgebouwd en dat was te merken. Ook waren de nummers, soms
noodgedwongen door het wisselen van instrumenten, langer uitgesponnen met
meer ruimte voor solo’s. Mason was in die zin ‘stil blijven staan’ en nog
steeds van het kortere, popgerichte werk. De hoorbare scheiding bleef en
daarmee zien we op ‘Traffic’ (1968), het tweede album van Traffic, opnieuw
eenzelfde verdeling in de credits en eenzelfde verdeling in geluid. Meer
jazzy, versus ‘poppy’. Op zichzelf zou dat een mooie balans kunnen zijn, en
dat werd door critici soms ook zo aangegeven, maar het feit dat Mason
letterlijk weinig had bijgedragen aan het werk van de anderen gaf op zijn
minst te denken. Vreemd genoeg werd juist een van zijn composities, ‘Feelin’
Alright’/’Withering Tree’ (1968), uitgebracht als de A-kant van de nieuwe
single. De single deed het niet goed, de versie van Joe Cocker uit 1969 deed
het beter. ‘Traffic’, het album, deed het best goed: 9e zelfs in Engeland en 17e in Amerika. Net als bij ‘Mr. Fantasy’ is het uitgavebeleid niet eensluidend. In Frankrijk werd het album ‘Feelin’ Alright’ genoemd, wel dezelfde foto voorop, maar andere lay-out. In Japan, waar het album één jaar later uitkwam, heette het ‘Traffic Last Album’. Zelfde foto voorop, maar in zwartwit. Zij wisten daar toen al meer dan wij hier in Europa. Inmiddels heet het album in de hele wereld hetzelfde en ziet er ook hetzelfde uit. Iets verwarrender is zijn de cd-uitgaves vanaf 2000. Daarop krijgen we bonus tracks van 'Here We Go Round the Mulberry Bush'. In 2001 kwamen daar nog drie bonustracks bij in de vorm van diverse mono- en stereo single-mixen. De geschiedenis herhaalde zich snel. Kort na het uitkomen van ‘Traffic’ stapte Mason weer op. Het feit dat Mason opnieuw uit Traffic was zette iedereen aan het denken, de band kwam in een soort sluimertoestand. In die periode deden Wood en Capaldi samen met Mason (!) en Mick ‘Frog’ Weaver een project, simpelweg genaamd: Mason, Capaldi, Wood en Frog, later Wooden Frog. Maar al na twee maanden liep het spaak. Mason vertrok naar Amerika om daar een solocarrière te beginnen. Winwood was ondertussen Eric Clapton opnieuw tegen het lijf gelopen en die vroeg of Winwood niet met hem in een nieuw op te zetten band wilde spelen. Clapton’s vorige band, Cream, was net uit elkaar, dus hij was vrij. Clapton had het vroeger al eens gevraagd, maar toen was Winwood te druk met The Spencer Davis successen. Nu accepteerde hij het voorstel. Clapton nam uit Cream drummer Ginger Baker mee, de nieuwe bassist werd Ric Grech. Onthouden? Na het eerste bericht in de pers was er unaniem sprake van een “supergroup”. De groep bestond echter niet lang, maakte één album, ‘Blind Faith’(1969), met een controversiële hoes (een elfjarig naakt meisje op de voorkant met een fallusachtig raket-ding) en deed een paar concerten. Wegens gebrek aan materiaal moesten ze live nummers van zowel Cream als Traffic spelen. Tijdens de tournee zocht Clapton meer en meer het gezelschap van anderen en na afloop kondigde zowel Clapton als Winwood hun vertrek aan. Clapton, omdat hij zich richting Winwood ‘schuldig’ voelde en veel te weinig aan en voor de groep gedaan had, Winwood, omdat hij teleurgesteld was aan de hele aanpak en de kameraadschap van Traffic miste. Einde supergroep, maar dan wel een met een album dat nu te boek staat als één van de "The 40 Greatest One Album Wonders". Waarvan akte. Island bracht in het jaar dat Blind Faith’ album werd uitgebracht toch
een album van Traffic uit: ‘Last Exit’ (1969). Het is meer een
compilatiealbum dan wat anders. Op de oude lp-kant A een vijftal restjes, al
dan niet opgepoetste single A- of B-kantjes in stereo. De openingstrack
‘Just for You’ is van Mason, de andere vier vooral van Winwood/Capaldi,
alleen ‘Something Got a Hold of my Toe’ is van Winwood/Mason en de tot nu
toe vaste Traffic-producer Jimmy Miller. Mason doet zelf maar op twee tracks
mee, liedje één en drie van kant A, de twee nummers hierboven genoemd.
Kantje B is twee tracks live-muziek uit The Fillmore Auditorium, opgenomen
op 14 maart 1968. Dat beide nummers niet van Traffic zelf zijn is op zijn
minst opvallend. Dan doet zich de merkwaardige situatie voor dat geen enkel lid uit de oude Traffic nog in een band speelt. Mason ging solo, Wood en Capaldi doen nu vooral sessiewerk en Winwood staat opnieuw voor de keus “Hoe nu verder?” Heel kort doen Winwood en Wood mee in Ginger Baker’s nieuwe band Air Force en als gevolg daarvan op het eerste album daarvan: ‘Ginger Baker’s Air Force’ (1970). Chris Blackwell vroeg ergens in deze periode aan Winwood of die niet een
soloalbum wilde maken om aan het contract met Island te voldoen. Winwood had
daar wel oren naar en begon met opnames voor een album dat ‘Mad Shadows’
genoemd zou moeten worden. Hij speelde alle instrumenten zelf en dubde de
diverse partijen in. “Een goede manier van componeren, maar een vreemde
manier om muziek te maken”, zo vond hij: “The whole thing that makes music
special is people. I was getting to the point where I needed the input of
other people. It seemed inhuman to make records just by over-dubbing.” Het
zegt wel iets, in positieve zin, over Winwood. Capaldi was net terug uit
Amerika en had niets te doen. Daarom vroeg Winwood “of hij niet langs wilde
komen en wat mee wilde spelen.” Opnieuw klikte het meteen, er was een fijne
sfeer en Capaldi wist beter raad met songteksten dan Winwood op dat moment.
Twee nummers werden zo samen opgenomen: ‘Every Mothers’ Song’ en ‘Stranger
to Himself’. Een andere werk, Sittin’ Here Thinkin’ of My Love’ werd
onvoldoende bevonden en dook uiteindelijk pas dertig jaar later (!) op een
album van Winwood op. Nu vroeg Winwood Chris Wood ook eens langs te komen en
wat mee te spelen. Wood kwam, speelde mee en bracht een nieuw idee in: het
nummer ‘John Barleycorn’, een oude folksong. Traffic was ontstaan met het
idee een mix van pop, rock, jazz, folk en klassiek te maken. Deze folksong
paste daar precies in. Winwood maakte een nieuw arrangement en speelde het
nummer in, begeleid door Wood op dwarsfluit. De opname was zo goed dat hij
meteen dé ‘master take’ bestempeld werd, maar uiteindelijk werd die toch
niet gebruikt. Ook vlotter met het drietal liep ‘Glad’. Het jazzy themaatje
hing al een tijd in Winwood’s hoofd, met het trio kwam het er daadwerkelijk
uit. Met Wood en Capaldi er weer bij werd één ding duidelijk: “When we began playing together it was obvious to all of us that we should really give Traffic another go.” Met nieuw elan werd nu het derde - even ‘Last Exit’ en de film soundtrack niet meetellend - Traffic album ‘geboren’. Er werden nog een paar nummers opgenomen, ‘Freedom Rider’, ‘Empty Pages’ en een toch weer nieuwe versie van ‘John Barleycorn’. Nadat de opnames klaar waren werd Traffic gevraagd voor het Hollywood Festival. Nee, niet in Hollywood, maar een festivalletje in Madeley, Staffordshire. Op het programma, naast Traffic, een bonte mix: Colosseum, Free, Grateful Dead en Black Sabbath. Voor elck wat wils dus. ‘John Barleycorn Must Die’ (1970) werd op 24 juli 1970 uitgebracht. Het werd het meest succesvolle album van Traffic, nummer 5 in Amerika (goud), ‘slechts’ 11e in Engeland. Zoals vaker wisten de critici niet wat ze met het album aan moesten. Was dit nu jazz-folk of folk-rock-jazz of impro-rock? Had het Traffic-trio eindelijk bereikt wat ze voor ogen/oren hadden, dan snapte sommigen het weer niet. Tsja. Gelukkig vond het album een groot publiek dat openstond voor de muziek van Traffic. Nu wordt ‘John Barleycorn Must Die’ gezien als “één van de meest indrukwekkende, muzikale uitingen van deze tijd (eind jaren zestig/begin jaren zeventig is dat)”. Samen met Island-maatjes Mott the Hoople en Fairport Convention ging Traffic op tournee door Amerika. Tot dan speelde Winwood live orgel, piano, elektrische gitaar en baspedalen, Wood saxen, dwarsfluiten, orgel, elektrische piano en baspartijen via zijn sax en de Maestro en Capaldi drums en percussie. Het ging, het was en is bijzonder, maar het was ook best lastig om de complexe muziek van Traffic goed over te brengen. Op een bepaald moment liet Winwood in interviews weten dat de groep uitgebreid zou worden met een bassist: Ric Grech (1945-1990/basgitaar, viool, cello). Nog onthouden die naam? Met Grech ging de groep door Amerika. De concerten van 18 en 19 november 1970 in The Fillmore East werden opgenomen. De bedoeling was een nieuw live-album, maar dat bleef op de plank liggen. Zes tracks daarvan werden als bonus bij de ‘deluxe 2cd-versie’ (2001) gevoegd, net als enkele demo’s , waaronder de eerste versie van ‘John Barleycorn’. Het bleef niet bij die ene uitbreiding, Traffic groeide verder. Eerst
kwam ex-Derek (Eric Clapton) and the Dominoes-drummer Jim Gordon (1945-
/drums) de groep versterken, gevolgd door de Ghanese percussiespeler Anthony
‘Rebop’ (soms ook Reebop) Kwaku Baah (1944-1983/percussie). Met Gordon op de
drumkruk legde Capaldi zich meer toe op zang en percussie. De meest
verrassende en onverwachte uitbreiding van Traffic was die met Dave Mason,
die daarmee voor de derde keer terugkeerde in het moederschip. Dat moest
gevierd en wel met een concert. Dat vond plaats in Fairfield Halls, Croydon
(een bekende plek in muziekland). Een tweede concert vond plaats in Londen,
dat was een benefietconcert voor Oz, het underground tijdschrift. Mason
hield het nog vier concerten vol, maar daarna hield hij het alweer voor
gezien, nu echt voor de laatste keer. Dit keer was de reden dat hij heel
graag meer op tournee wilde, maar Winwood juist nu meer in de studio wilde
werken en de tournees even voor gezien hield. Zonder Mason, maar met Gordon en Baah, maakt Traffic ‘The Low Spark of
High Heeled Boys’ (1971). De tot denken stemmende titel was afkomstig van
acteur Michael Pollard. De semi-3D-hoes met de afgesneden rechterboven- en
linkeronderhoek was voor die tijd een nieuwtje. Bij cd-releases ging dat met
de plastic verpakking natuurlijk verloren. Na het album stapte zowel Gordon als Grech op. Gordon kwam terecht bij Harry Nilsson, vervolgens bij Frank Zappa, werkte o.a. met Steely Dan en Alice Cooper. Het liep niet goed met hem, hij kreeg last van schizofrenie, werd gewelddadig, sloeg zijn vriendin, vermoordde een oude vrouw en belandde langdurig in de gevangenis. Grech ging aan de slag als sessiemuzikant en werkte o.a. met Rod Stewart, The Bee Gees en Gram Parsons. In 1977 trok hij zich terug uit de muziekwereld en werd tapijtverkoper…. Hij overleed in 1990 als gevolg van een alcoholverslaving. Met Winwood ging het ook iets minder, hij kreeg last van buikvliesontsteking en moest een tijd rust houden. Om de tijd goed door te komen maakte Jim Capaldi zijn eerste soloalbum: ‘Oh How We Danced’ (1972). Het album werd goed ontvangen en was de start van een succesvol solopad. Voor het album gebruikte Capaldi werk dat was blijven liggen voor ‘The Low Spark of High Heeled Boys’. Bij de opnames vroeg hij studiomusici van The Muscle Shoals Studio, Alabama, The Muscle Shoals Rhythm Section. Die band stond ook bekend als ‘The Swampers’. Capaldi vroeg vervolgens vier leden van The Muscle Shoals Rhythm Section voor een nieuw album van Traffic: Roger Hawkins (1945-2021/drums), David Hood (1943- /bas), Barry Beckett (1943-2009/keyboards), Jimmy Johnson (1943-2019/gitaar). Hawkins en Hood werden echt lid van Traffic. De andere twee waren te gast, maar zowel Hood, Hawkins en Becket gingen mee op tournee. Na ‘The Low Spark of High Heeled Boys’ kwam Traffic opnieuw met een
semi-3D-hoes en een lange titel: ‘Shoot Out at the Fantasy Factory’ (1973).
Het album telt slechts vijf nummers, waarvan de langste uiteindelijk bijna
veertien minuten duurt. Uiteindelijk, want de originele lengte was alleen te
horen op de eerste, Amerikaanse persing. Daarna werd er om onbegrijpelijke
redenen twee minuten afgeknipt. De censuur werd pas hersteld bij de eerste
cd-versie (2003). Datzelfde geldt voor ‘Uninspired’, maar daar ging het
‘maar’ om vijftien seconden. Hoe dan ook is het een aanpak die verwerpelijk
is. Hoe Traffic met enkele ‘Shoals’ erin klonk is te horen op ‘On the Road’
(1973). Toen een dubbel-lp, nu een enkele cd. Vier lp-kanten en toch maar
zes nummers. Dan weet je dat die lang duren. ‘Glad/Freedom Rider’, de live
vaak toegepaste combinatie, ging al over de twintig minuten heen, ‘The Low
Spark of High Heeled Boys’ tikte net de achttien niet aan, de andere nummers
zijn tussen de zeven en elf minuten. ‘On the Road’ is een prachtig
live-verslag van Traffic. De band op stoom leefde zich uit in lange solo’s
en liet horen wat ze in huis hadden. Traffic’s muziek heeft iets van “ik
neem je mee op reis”, waardoor je blijft luisteren naar wat er geboden
wordt. Zo kun je je lekker onderdompelen in het verkeer. De verzuurde
critici vonden de uitgetrokken nummers te lang, vergeleken ze met de
studioversies en zwijmelden daarmee in een fout soort nostalgie. Het thuissucces was een opsteker voor de ‘lads’, maar rust kwam er niet.
Hood en Hawkins gingen terug naar de studio. Wood had steeds meer last van
zijn drank- en drugverslaving wat de voortgang niet gemakkelijker maakte.
Moedig voorwaarts. Capaldi ging weer achter de drums zitten en als nieuwe
bassist werd de Jamaicaan Roskee Gee (?/basgitaar) aangetrokken. Met deze
nieuwe bezetting werd het laatste Traffic-album opgenomen: ‘When the Eagle
Flies’ (1974). De meeste tracks zijn van Winwood en Capaldi. Wood bracht
‘Moonchild Vulcan’ in, maar die haalde het album niet, daarvoor in de plaats
kwam ‘Memories of a Rock ’n Rolla’. Niet dat Wood’s nummer slecht was, het
werd live veelvuldig gespeeld, maar het paste minder in de lijn van het
album. Wood nam het mee voor zijn soloalbum ’Vulcan’. Daarover aan het eind
meer. De Amerikaanse tournee die volgde op het album was zwaar en vermoeiend. Winwood had opnieuw last van buikvliesontsteking, Wood zwaar aan drank en drugs, alleen Capaldi en Gee in ‘normale’ doen. Halverwege een concert in Chicago hield Winwood het voor gezien, de andere drie maakte het concert nog af. Bij het volgende concert, later in de avond, kwam Winwood niet opdagen, hij was verdwenen. Zonder Winwood geen Traffic, dus werden de andere concerten geannuleerd en dat was het plotselinge einde van Traffic. Zowel Winwood als Capaldi begonnen enige tijd daarna een succesvolle
solocarrière, Gee ging samen met Baah naar de Duitse band Can (elders op de
LemonTree), Wood probeerde zijn leven weer op de rails te krijgen. Drank en
drugs gebruikte hij vooral omdat hij vliegangst had en daardoor veel
problemen met de tournees in Amerika. Door het vele alcoholgebruik kreeg hij
een leverziekte, maar de voorgeschreven medicijnen hielpen hem echter nog
verder de put in. In deze periode overleed Wood’s inmiddels ex-vrouw
Jeanette op 31-jarige leeftijd. Wood was daar totaal ondersteboven van. Kort
daarop overleden twee goede vrienden van hem, Paul Kossoff (de gitarist van
Free) en Rebop Kwaku Baah. Daar kwam hij niet meer bovenop. Hij overleed in
het ziekenhuis aan longontsteking. Wood was de afgelopen jaren bezig geweest
met een soloalbum, Vulcan, maar overleed voor hij dat kon afmaken. Wood’s
zus, Stephanie, zorgde voor de nalatenschap van haar broer. Ze zorgde er ook
voor dat het album er alsnog kwam. Esoteric Recordings bracht het in 2008
als ‘Vulcan’ uit. Op ‘Vulcan’ staan enkele van Wood’s composities en ‘Wood’s
Bolero’, een stuk van hem dat door Traffic uitgevoerd werd in L’Olympia,
Paris. Natuurlijk staat ‘Moonchild Vulcan’, ooit bedoeld voor Traffic, ook
op deze cd. Geen recente muziek hier, de meeste opnamen zijn uit de jaren
zeventig. In eerste instantie heeft The Grateful Dead weinig met Traffic te maken, maar in 1992 liet een fan van beide groepen een bericht achter op het antwoordapparaat van de Dead’s gitarist Bob Weir. Hij, die fan dus, zou het prachtig vinden als Traffic in het voorprogramma van Grateful Dead zou kunnen spelen. Dat vond Weir eigenlijk ook en nam contact op met Winwood. Van het een kwam het ander en dus stond in 1994 Traffic voor een reeks reünieconcerten ‘on stage’. Traffic is dan WInwood en Capaldi. Omdat het samenzijn bevalt nemen beide heren meteen maar een album op: ‘Far From Home’ (1994). Met uitzondering van een kleine bijdrage van Dave Spillane (Uileann Pipes op ‘Holy Ground’) en Mick Dolan (ritmegitaar op ‘Nowhere is Their Freedom’) doen ze het allemaal zelf. Als hommage aan Chris Wood staat voorop de hoes een gestileerde fluitspeler. ‘Far From Home’ is geen slecht album, maar de klank is, jaren na de andere albums van Traffic, zo anders dat je dit album eerder moet zien/horen als een Winwood/Capaldi-album dan een echt Traffic-album. Soms bekruipt me het gevoel, met name op de track ‘Mozambique’, dat ik naar Santana aan het luisteren ben. Maar, nieuwe tijd, nieuw publiek. ‘Far From Home’ komt zomaar op een 29e plek in de UK Album Chart, iets dat jaren uitgebleven was. Het album bleef er nog eens vier weken hangen en werd daarmee het meest succesvolle na ‘John Barleycorn’. In Amerika kwam het album tot een mooie 33e plek, in Duitsland tot een 22e plek, maar dat was te danken aan twee plotselinge hitjes daar: ‘Here Comes a Man’ en ‘Some Kinda Woman’. De feitelijk door een fan geïnitialiseerde tournee werd door Winwood en
Capaldi gedaan met oudgediende Rosko Gee en verder in de band: Randall
Bramblett (1948- / fluit, sax, keyboards), Michael McEvoy (1961- /piano,
gitaar, basgitaar, altviool), Walfredo Reyes (1955- /percussie, drums). Van
de tournee is een dvd en cd verschenen: ‘The Last Great Traffic Jam’ (2005).
Traffic laat daar een dwarsdoorsnede van hun werk horen, veel oud, maar ook
nieuw. Ook nu weer is ‘Gimme Some Lovin’’ van de partij. Jerry Garcia speelt
gitaar op ‘Dear Mr. Fantasy’. In 2004 werden de eerste vier leden van Traffic, Winwood, Capaldi, Wood
en Mason, terecht opgenomen in The Rock and Roll Hall of Fame. Op Wood na
was iedereen aanwezig. Wood’s zus Stephanie was er voor haar broer. Aan het
eind van de avond liet het trio-Traffic ‘Feelin’ Alright’ horen, daarbij
bijgestaan door Keith Richards (Rolling Stones), Tom Petty én The
Temptations. Onzichtbaar op de achtergrond speelde Bramblett mee. Ter nagedachtenis aan Capaldi vond er in 2007 een memorial-concert plaats met Winwood, Pete Townshend (The Who), Paul Weller (The Jam) en een reeks anderen. De opbrengsten van het concert gingen naar The Jubilee Action Street Children Appeal. Traffic was duidelijk een groep in de voorhoede, een band met een visie
en een nieuw geluid, een andere geluid. De eigenzinnige fusie van jazz,
rock, folk, klassiek werd niet altijd door iedereen begrepen of gevolgd en
leidde vaak tot onterechte, negatieve besprekingen. Traffic was een hechte,
menselijke groep die het vooral fijn vond om samen muziek te maken en een
ongewisse reis te ondernemen. Voor mensen die de oren goed open hadden staan
was en is bij Traffic echter veel moois te horen, maar vooral muziek met
hart en ziel en daar heb je geen meneertje Fantasie bij nodig. |
||
tekst: Paul Lemmens, juni
2021 plaatjes: © Island Records/United Artists/Virgin/Wincraft Music/Hidden Masters |