![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
---|---|---|---|
![]() |
![]() |
![]() |
Tangerine Dream: 1970-1978 De heilige drie-eenheid |
||
---|---|---|
Edgar Froese, Klaus Schulze en Conrad Schnitzler vonden zich in het loslaten van klank en structuur. In die fase leek hun muziek eerder een nachtmerrie dan een droom, maar langzamerhand ontstond uit de chaos een oase van rust. Tangerine Dream koos met het ‘afwijzen’ van klassieke instrumenten niet het makkelijkste pad. Hun ontwikkeling liep daardoor parallel aan die van de diverse synthesizers met hun eigen klankkleuren. Tangerine Dream is een boek met veel hoofdstukken, de eerste en de laatste zijn voor mij het spannendst, daarom hier nu het verhaal uit de beginperiode van een groep waarbij je je eigen dromen mocht maken.
West-Berlijn is na de oorlog een stukje West-Duitsland in Oost-Duitsland. Oost-Berlijn is de hoofdstad van de DDR, de Deutsche Demokratische Republik. De DDR onderhield nauwe banden met de Sovjetstaten en keerde zich af van het westen. West-Berlijn is dan geen hoofdstad van West-Duitsland, dat is Bonn. Tussen de twee delen van Berlijn staat een grote muur, die dag en nacht bewaakt wordt. West-Berlijn oefende voor de oorlog aantrekkingskracht uit op kunstenaars, schilders, fotografen als muzikanten. In de oorlog werd de stad vaker gebombardeerd, met als gevolg dat die na de oorlog bijna helemaal opnieuw opgebouwd moest worden. Net als overal in de wereld zochten jongeren in die nieuwe maatschappij een eigen stem en weg. Dat betekende in Duitsland veelal geen Heimat-musik meer, geen schlagers, maar iets anders, iets nieuws. Groepen als The Beatles en The Rolling Stones lieten een enorme indruk achter, net als The Doors, The Velvet Underground, The Kinks, Jefferson Airplane en zeker Frank Zappa & the Mothers of invention. Die laatste leek met zijn maatschappijkritiek en collage-achtige muziek een ‘klik’ te hebben met wat er in Duitsland gebeurde. Maar het was niet slaafs andere, veelal Amerikaanse/Engelse muziek volgen. Het was vooral zoeken naar een eigen weg daarin, een weg die veel meer gebaseerd was op die van Europese, klassieke muziek. Dat leidde tot een zoektocht met vergaande experimenten. In Berlijn woonde de in Litouwen geboren Edgar Wilmar Froese (1944-2015).
Froese hield van kunst en had zich ingeschreven op de kunstacademie. In zijn
vrije tijd speelde hij gitaar in een bandje, The Ones. Gitaar, omdat hij
eigenlijk niet goed kon zingen. The Ones waren uitgenodigd in Cadaques,
Spanje, om in het zomerseizoen concerten voor de jeugd te verzorgen (1965).
Die concerten bestonden vooral uit het naspelen van de hits van dat moment.
In het pakket zat een optreden thuis bij kunstenaar Salvador Dali. Koren op
Froese’s molen. Hij sprak dan ook uitgebreid met Dali en leerde uit die
gesprekken vooral dat binnen de kunst “alles mogelijk is”. Dat knoopte hij
in zijn oren. Wat Froese probeerde met schilderen kon natuurlijk ook met
muziek. In Berlijn ontmoette hij kunstenaars, andere artiesten, maar zocht vooral mensen met wie hij muziek met veel meer vrijheid kon maken. Hij speelde in frees-tyle met mensen als Lanse Hapsash (drums), Kurt Kerkenberg (basgitaar) en Volker Hombach (viool, fluit). Maar het trio was niet heel bezettingsvast, tientallen anderen speelden mee of improviseerde wat op de avondlange concerten (1967-1968). Die duurden soms wel acht uur en waren regelrechte ‘happenings’. Meedoen kon en mocht, dansen, liggen, roken, waar je dan ook zin in had. Meestal trad Froese met kompanen op in het Zodiac Arts Lab. Dat kunstenaarslaboratorium was opgezet door Hans-Joachim Roedelius en Conrad Schnitzler. Experimenten met licht en geluid daar ging het om. Er waren twee grote ruimtes, de een helemaal zwart, de ander helemaal wit geschilderd. Met geluid en primitieve lichtshows werden de zintuigen van het publiek geprikkeld of gebombardeerd. Dat is maar hoe je het ziet. Froese had dan al voor de ‘groep’ de naam Tangerine Dream gekozen. Die naam komt uit een song van The Beatles, ‘Lucy in the Sky With Diamonds: “Picture yourself in a boat on a river, with tangerine trees and marmalade skies…’. Tangerine Dream maakt dan vooral rock, maar met uitgetrokken thema’s, lange solo’s en veel improvisaties en dat alles op een fikse, soms monotone ‘beat’. De voorloper van wat later ‘Krautrock’ genoemd zou worden. The Beat Studio is een muziekwerkplaats van Thomas Kessler. Kessler,
maker/componist van elektronische muziek, had meerdere studio’s gebouwd en
was lid van Die Gruppe Neue Musik Berlin. Kessler werkte er onder anderen
met Luc Ferrari. Froese kwam in The Beat Studio een Engelsman tegen, Steve
Jollife (1949- /multi-instrumentalist). Jollife’s groep, The Joint, was net
uit elkaar gevallen. Froese en Jollife konden het goed met elkaar vinden en
besloten samen verder te gaan, alleen zochten ze nog een drummer. Die werd
gevonden in de persoon van de Ghanees Al Akhbar, maar die bleef niet lang.
Zijn vervanger Steve Lemmon (?), een Zweed, smeet letterlijk met de bekkens,
dat was het ook niet. Ergens in de herfst bezocht Froese de ‘Zwiebelfisch’,
een club voor moderne muziek. In de uienvis (wat een naam) treedt dan een
groep op: Psy-Free. De maniakale drummer van de band viel op: Klaus Schulze
(1947- /drums, keyboards). Schulze, student psychologie en experimentele
compositie, maakte nogal wat ‘lawaai’ met zijn band. Net als Froese was
Schulze op zoek naar vrijheid in de muziek. Met zijn intense drumstijl
probeerde hij letterlijk de grenzen te doorbeuken. Schulze was behoorlijk
beïnvloed door Thomas Kessler, hij kende hem goed en kwam vaak in diens
studio. Het trio Schulze, Schnitzler en Froese treedt in september 1968 op tijdens ‘Die Inernationale Essener Songtage’ in Essen. Het is een festival “voor iedereen wat”, met groepen als: Amon Düül, Tim Buckley, Cuby & the Blizzards, Family, Floh de Cologne, Peter Brötzmann, The Fugs, Alexis corner én Frank Zappa met The Mothers of Invention. Het was op dat moment met zo’n veertigduizend bezoekers het grootste popfestival in Europa. Het publiek begreep echter niet wat Tangerine Dream wilde overbrengen, het onbeheerste klinkende geluid zette menig bezoeker aan tot luid boegeroep. Dat het publiek het niet begreep deerde niemand. Met Schulze en
Schnitzler heeft Froese enkele, muzikale ‘zwaargewichten’ in de groep,
mensen met een visie én een missie. Meteen al duidelijk is dat het met dit
trio niet bij één soort muziek blijft. De ‘nieuwe’ muziek wordt een mix van
rock, jazz, klassiek, etnisch én elektronisch. Het trio experimenteert erop
los met instrumenten als piano, gitaar, cello, viool, drums en percussie. En
natuurlijk een Revox tapedeck. Die wordt niet alleen ingezet als
opnameapparaat, maar ook als medium om geluiden mee te maken. Tangerine
Dream neemt in de oefenruimte een vijftal stukken op, met als overkoepelende
naam ‘Electronic Meditation’. Die meditatie bestaat uit ‘Genesis’, een reis
door een brandend brein (titel waarschijnlijk geïnspireerd door het werk van
Dali), ‘Journey Through a Burning Brain’, ‘Cold Smoke’, Ashes to Ashes’ en
‘Resurrection’. Wat de heren met een best conventioneel instrumentarium aan
klanken laten horen mag, zeker voor de tijd, bewonderenswaardig genoemd
worden. Het is niet de meest perfecte opname en niet alles verloopt
vlekkeloos, maar je hoort een groep mensen die gedreven is om meer uit
muziek te halen dan tot dan gebruikelijk was. Ondanks de primitieve aanpak
is ‘Electronic Meditation’ een mijlpaal in de muziekhistorie. ‘Electronic Meditation’ werd uitgebracht in oktober 1970 in een luxe
klaphoes van Reinhard Rippen. Voorop een bedraadde pop op een printplaat,
binnenin uitleg in Duits en Engels. De eerste uitvoering had een ‘cut-out
denkwolk’ en is een gewild collectors item. Niet op hoes staat dat ook
Thomas Keyserling (fluit) en Jimmy Jackson (orgel) als gast meespelen. Nog voordat het album op de markt was had Schulze aangegeven te willen stoppen met de band. Hij ging trouwen en zijn vriendin/vrouw vond het fijn als hij eens wat vaker thuis zou zijn. Het huwelijk duurde niet lang, maar Schulze keerde niet meer terug in Tangerine Dream. Hij was kort drummer bij Ash Ra Tempel, maar ging al gauw zijn eigen, eenzame weg. Zijn muzikale reis doet in niets onder voor die van Tangerine Dream, is zelfs vaker avontuurlijker en spannender, maar daarover een andere keer. Opnieuw kwam het toeval op Froese’s pad door de ontmoeting met de dan zeventienjarige Chris(topher) Franke (1953- /drums, elektronica). Franke was drummer geweest bij Agitation en vervolgens Agitation Free. Net als de anderen was Franke op zoek naar een vrijer geluid. Froese vroeg of Franke geïnteresseerd was in Tangerine Dream. Dat was hij. Echter niet lang daarna verliet Schnitzler de band en was Tangerine Dream opnieuw een duo, maar Berlijn en de wereld daarbuiten zouden nog lang van zowel Schulze, Schnitzler als Tangerine Dream blijven horen. Steve Schroyder (1950- /orgel, elektronica) had het eerste album van Tangerine Dream gehoord en was zo enthousiast dat hij met de band in contact wilde komen. Hij zocht uit waar Froese woonde en ging naar zijn huis: “Ik ben diegene op wie je zat te wachten, je nieuwe orgelspeler, direct gestuurd uit de ruimte!” De verbijsterde Froese vroeg hoe hij wist dat ze op zoek waren naar iemand. Schroyder’s antwoord: “Ik hoorde een stem, hier binnen” en hij wees op zijn hart. Typisch Tangerine Dream verhaal. Trio weer compleet. Met dit trio trad Tangerine Dream regelmatig op, de apparatuur werd wat uitgebreid, het geluid steeds harder. Ook dat past in de tijd, muziek moest je niet alleen beluisteren, je moest die ook voelen. Met onze kosmonaut liep het niet zo soepeltjes. Schroyder werd meerdere malen opgepakt vanwege zijn LSD-gebruikt en afgeleverd bij een kliniek voor geesteszieken. Steeds wist hij op tijd te ontsnappen om met concerten mee te kunnen spelen, maar één keer ging het mis. Daarop gingen Froese en zijn vrouw Monika naar de kliniek om Schroyder ‘vrij’ te krijgen. Dat lukte. Net op tijd voor de opnamesessies voor een tweede album. Franke mocht overigens alleen meedoen met die opnames nadat zijn ouders hadden getekend voor goedkeuring. Hij was nog te jong om dat zelf te kunnen doen… In januari 1971 is Tangerine Dream in de dan kleine studio van Dieter Dierks in Stommeln. Naast het vaste trio zijn Udo Dennenberg (fluit, teksten) en road-manager Roland ‘Rolli’ Paulyck aanwezig. In Dierks’ studio ziet de groep een eerste synthesizer, de EMS VCS3; het revolutionaire apparaat in een koffer, bedacht en samengesteld door Peter Zinovieff en David Cockerell. Er komen allerlei geluiden uit die interessant zijn voor Tangerine Dream’s muziek, maar er is te weinig tijd om het apparaat goed te leren kennen. Paulyck mag de helse machine bedienen. De rest van de apparatuur is net als op het eerste album normaal te noemen: gitaar, basgitaar, orgel, percussie, drums en als meest ‘buitenissige’ een citer. Al die instrumenten worden behandeld met effecten, al dan niet door tapebewerkingen. Alles is geluid, niets is geluid, immers. Voor het opnemen waren vijf sessies nodig, bij de laatste was Schroyder verdwenen. Hij had “berichten doorgekregen” en was op weg naar een onbestemde reis door Europa. Gelukkig was het album net af. De hoes werd dit keer gemaakt door Monika Froese (1947-2000/ontwerpster). Ze zou dat to haar vroegtijdige overlijden blijven doen. In maart 1971 bracht Ohr Tangerine Dream’s twee album, ‘Alpha Centauri’,
uit. Door een foutje stond alleen de titel op de voorzijde en niet de
bandnaam. Er was wel een tekst op de hoes: "The music material of this album
was felt by Tangerine Dream. This album Is dedicated to all people who feel
obliged to space." Schroyder had blijkbaar enige invloed gehad op het
groepsproces. Op lp-kant A: ‘Sunrise in the Third System’ en ‘Fly and
Collision of Comas Sola’ (de naam van een komeet) en kant-B de lange
titeltrack. Op de cd-versie uit 2011 staat een extra bonustrack: ‘Oszillator Planet’.
Het is een live-stuk van acht minuten, opgenomen in de ORF-Studio,
Klagenfurt ter gelegenheid van het derde “Internationales Musikforum
Ossiachersee” in Oostenrijk op 29 juni 1971. Dat muziekforum had als
ondertitel: “Die Musiker Improvisieren den Aufstand”. Er werden zowel jazz-
als pop/rock-groepen uitgenodigd. Voor het derde forum was Tangerine Dream
gevraagd net als Pink Floyd en The Dave Pike Set , een Amerikaans/Duits
jazz-ensemble. ‘Oszillator Planet’ was opgenomen voor het album ‘Ossiach
Live’, een 3lp-verzamelalbum met onder anderen werk van The Dave Pike Set,
Weather Report, Tangerine Dream en een aardig deel Christelijke en Arabische
liturgisch zang. Eind augustus bracht Ohr een single van Tangerine Dream uit: ‘Ultima Thule, part one/Ultima Thule, part two’ (1971). Het is een stukje ‘Fly and Collision of Comas Sola’ dat aangevuld is tot een nieuw werk. Voor het eerst is een nieuw instrument te horen, die goddelijke Mellotron. ‘Ultima Thule’ klinkt meer als de oude Pink Floyd, dan als de nieuwe Tangerine Dream. De allereerste editie van de single is nu een gezocht item, maar bij latere cd-re-releases is die meestal als bonus toegevoegd. ‘Alpha Centauri’ verkocht gestaag en werd her en der opgepikt door
journalisten en radio-programmamakers. Het album was zelfs “lp van het jaar”
en Tangerine Dream kreeg een derde plek als “groep van het jaar” bij de
lezerspoll van Sounds Magazine. Chris Franke was zo onder de indruk van de mogelijkheden van de EMS VCS 3
synthesizer uit de studio van Dierks dat hij er graag zelf een wilde hebben.
Hij vertrok naar Engeland om er een te kopen bij EMS zelf. Alleen had hij
daarna niet meer genoeg geld om de invoerrechten te betalen en bracht de
koffer dan maar zo het land in. De VCS3 komt veelvuldig voor op Tangerine
Dream’s derde album ‘Zeit’ (1972). Maar er duikt nog een nieuw apparaat op,
The (big) Moog synthesizer. Florian Fricke van Popol Vuh had zo’n peperduur
apparaat gekocht. Als kind van zeer welgestelde ouders was dat niet zo’n
probleem. Het was het eerste exemplaar in Duitsland. Fricke werkte er
veelvuldig mee in zijn eigen groep. Met een Moog kan nog meer dan met een
EMS, dus vroeg Froese of Fricke niet een Moogje wilde helpen bij de opnames.
Opnieuw ging iedereen naar Stommeln en de inmiddels uitgebreide studio van
Dierks. Ook aanwezig daar een viertal cellisten: Christian Vallbracht,
Jochen von Grumbk(c)ow, Hans Joachim Brüne en Johannes Lücke. De cellisten
werden ingewerkt/begeleid door niemand minder dan Steve Schroyder die even
terug was van zijn kosmische zoektocht. Een vreemde setting, niemand kende
elkaar en niemand wist wat er ging gebeuren of wat er met hun partij zou
gaan gebeuren. Een deel van de cello-opnames is te horen in de openingstrack
van het ‘First Movement’: ‘Birth of Liquid Plejades’. Het klinkt een beetje
als wat Arvo Pärt later zou doen. Een beklemmende klank die na enige
minuten, men had alle tijd immers, overgaat in lange orgelklanken en
effecten van Fricke’s Moog. De muziek beweegt voorwaarts, maar lijkt
tegelijkertijd stil te staan. Dat geldt ook voor ‘The Second Movement’:
‘Nebulous Dawn’. Als je het hebt over kosmische muziek dan zitten we hier
goed: ijle klanken in de ruimte en niet weten wat waar en hoe. Het
tijdsgevoel werd al aardig opgerekt. Froese: "Zeit, which means 'time', was
based on the philosophy that time was in fact motionless and only existed in
our own minds." ‘Zeit’ werd in augustus 1972 uitgebracht. De prachtige, sfeervolle hoes was van Monika en Edgar Froese, het kindje binnenin hun zoon Jerome. Vele jaren later zou hij bij pa in de band komen spelen, maar dat leidde tot onaangename situaties en het vertrek van hem. ‘Zeit’ was een van de eerste albums, zo niet hét eerste dat muziek liet horen zonder drums: “The Purest expression of Space Music.” (AllMusic). Voor veel mensen was dit een moeilijk album, waarbij de vastigheden van ritme, tijd, cadans, songteksten niet aanwezig waren. Hoe kon een band dat vier lp-kanten lang volhouden? Wie luisterde hiernaar? Zat! Blijkbaar had Tangerine Dream iets aangeboord wat mensen aansprak. Bij deze muziek konden ze hun eigen film maken. En natuurlijk werd diezelfde muziek gebruikt om eens lekker bij te trippen. Far out man, letterlijk! De waardering voor ‘Zeit’ kwam pas jaren later, maar dat maakte Froese niet uit. Op het moment van maken hadden ze de absolute vrijheid om te doen wat ze wilde doen. Bij optredens in Duitsland die volgden op het album werd de groep regelmatig uitgejouwd, maar muziekliefhebbers in andere landen waren een stuk positiever. Zo draaide de populaire Engelse DJ, John Peel, het hele album (!) in zijn radioshow. Hij gebruikte het album ook om tot rust te komen: “After a day of listening to perhaps 15 or 20 new (and usually terrible) lp’s, my lady and I sit down and listen to Zeit before going to bed. It clears all the muck out of heads.” Bij de cd-rerelease versie in 2011 werd als bonus ‘The Klangwald Performance, Cologne, November 1972’ gevoegd. Die bestaat uit ‘Klangwald, part one’ en ‘part two’; samen met een lengte van bijna tachtig minuten(!) Indertijd een concert voor de radio, opgenomen in de ‘Grossen Sendesaal des Rundfunkhauses’. Een uniek moment en mooi om hier te kunnen horen. ‘Klangwald’ ligt in het verlengde van ‘Zeit’, je hoort dat Froese, Baumann en Franke snelle leerlingen zijn en al veel meer uit hun EMS VCS 3’s halen. Het vierde album is ‘Atem’ (1973). Meer nog dan de VCS 3 wordt op ‘Atem’
de Mellotron gebruikt. Het sample-achtige apparaat leende zich immers voor
‘strange sounds’, maar ook voor gewonere geluiden als fluit. Op ‘Atem’
spelen zowel Franke als Baumann de VCS 3, Franke orgel en percussie, Baumann
orgel en piano en Froese de Mellotron, gitaar en orgel. De hoes is van de
Froese’s. Het album werd eind 1972, begin 1973 opgenomen in de bekende
studio van Dierks. Vele jaren later zijn alle releases in tijdvakken of periodes verdeeld. Met ‘Atem’ worden de zogenaamde ‘Pink-Years’ afgesloten. Pink refereert waarschijnlijk aan Pink Floyd. Maar tegeelijkertijd werd ook het tijdperk met Rolf-Ulrich Kaiser werd afgesloten. Kaiser wilde Tangerine Dream meer en meer verkopen als ‘kosmische Musik’, maar dat was tegen de zin van Froese die dat niets vond, hij was al verder in de groei en wilde zich absoluut niet beperken tot één paraplu. Dat beperken gold zeker ook voor Baumann. Hij was misschien wel de meest
avontuurlijke van de drie en wilde zich niet alleen vastleggen in Tangerine
Dream. Na ‘Atem’ vertrok hij dan ook naar Nepal en India. Het was geen
afscheid van de groep, meer een retraite. Froese en Franke werkten ‘gewoon’
door aan een volgend project en zaten in augustus 1973 in Skyline Studios,
Berlijn. Bij zich hadden ze nieuwe apparatuur als de Mini-Moog en een eerste
versie van een sequencer, de EKO ComputeRhythm. Die kon nog niet heel veel,
maar in ieder geval al wel voorgeprogrammeerd worden met een sequentie van
een beperkt noten en die konden herhaald worden. In het geheugen waren zes
(!) geluiden opgeslagen, maar de machine kon ook extern aangestuurd worden.
Franke: "The rhythm controller came from Italy and looked like something
from science fiction with its console of 128 buttons which all lit up. It
could be programmed, it was analogue and it was polyphonic! The lights
blinked, I had hands on control and later I used it as a sequencer to
trigger other synthesisers." Er zijn wereldwijd slechts twintig EKO’s
gebouwd. De EKO is ook te horen bij de eerste albums van Jean Michel Jarre.
Wat die twee in 1973 opgenomen hadden hoorden de fans pas in 1986 voor het eerst met de lp: ‘Green Desert’. Nadat Baumann was teruggekeerd werd er aan en nieuw album gewerkt en deze sessie op de plank gelegd, In 1984 ‘vond’ Froese die, bewerkte alles met machines van toen, waardoor er een ander klankbeeld ontstaat. Het lijkt Zappa wel. Het album is in de loop der tijd in verschillende hoezen uitgebracht, de lelijkste is een futuristisch bedoelde neongroene. Over het algemeen wordt nu de hoes met het rotslandschap gebruikt, maar er zijn ook met afbeeldingen met een detail van een luchtballon. Froese was indertijd niet heel tevreden met het werk, hij miste de creatieve input van Baumann, degene die het dichtst bij zijn benadering kwam ook. Lezend in Froese’s autobiografische boek, ‘Force Majeure’ (2020), bleek dat de zaken op Tangerine Dream’s diepere achtergrond anders lagen dan ik tot dan toe had gedacht. Uit dat boek komt Baumann veel meer over als het creatieve brein naast Froese en Franke meer als een uitvoerder. Ik heb ook regelmatig gelezen dat Froese opleefde als bij live-concerten Baumann zijn sequenties inzette, terwijl ik altijd had gedacht dat die van Franke afkomstig waren. Het zette mijn oranje-wereld wat op de kop, maar tegelijkertijd vielen allerlei puzzelstukjes op zijn plek, waaronder de tolerantie van het meerdere keren komen en gaan van Baumann en het feit dat die vele jaren later nogmaals benaderd werd om terug te keren in de groep. ‘Green Desert’ is heel helder hét album tussen ‘Atem’ en ‘Phaedra’, Tangerine Dream op weg van abstract naar concreet. Op ‘Green Desert’, de titeltrack, horen we de eerste drummachine, maar ook een veel duidelijkere gitaar van Froese. Wat vooral opvalt: de muziek heeft veel meer structuur gekregen. ‘White Clouds’ is bijna een ‘gewoon’ rocknummer met een duidelijk ritme, melodielijn, thema en een duur van vijf minuten. Dit is de Tangerine Dream van de nabije toekomst. ‘Bij Astral Voyager’ staan de ritmesequenties nog meer op de voorgrond, de gitaar is afwezig ten gunste van synthesizerthemaatjes. Het slotstuk ‘Indian Summer’ is een rustig nummer, hier geen ritmes, maar wel een duidelijke lijn en herkenbare structuur. Hoe het origineel klonk is onduidelijk, wel is het achteraf een album op weg naar… ‘Phaedra’ (1974), het eerste album op Virgin Records en meteen een mijlpaal in de muziekwereld. ‘Phaedra’ definieerde de ‘sound’ van Tangerine Dream. De langere, geïmproviseerde stukken op basis van reeksen sequenties afkomstig uit de Big Moog. Met het voorschot van Virgin kon de groep een echte Moog synthesizer kopen. The Big Moog is een modulair systeem, met diverse onderdelen uit te breiden. Je kon er allerlei geluiden mee maken, maar ook repetitieve klankenreeksen en die in allerlei herhalingen of settings programmeren. Dat onderdeel heet de ‘sequencer’. Zowel Franke als Baumann stortten zich op het apparaat, Franke zelfs tot diep in de nacht. Je zou kunnen zeggen dat met het gebruik van de sequencer de drums via de achterdeur terugkwamen in het muziekbeeld. Alle machines en manschappen vertrokken naar Virgin’s The Manor-studio in
Engeland. Maar opnemen daar was geen feestje. Door temperatuurschommelingen
raakte de apparatuur ontstemd. Het duurde uren om alles op elkaar af te
stemmen. Alle instellingen moesten opgeschreven worden, er was geen
geheugen, geen ‘presets’, niks, alleen papier en pen. Verder waren er
regelmatig problemen met de geluidsmixer, ging de opname-tapedeck stuk, net
als de luidsprekers in de studio. Die laatste waren niet berekend op de door
Tangerine Dream gebruikte frequenties. Na elf dagen hadden ze pas zes
minuten muziek. Na een lange dag lagen Franke en Baumann te slapen, Froese
ging met vrouw Monika (soms wordt ze in Engelstalige stukken Monique
genoemd) naar de studio. Terwijl Froese zich uitleefde op de Mellotron,
bediende Monika de phaser. Met een phaser krijg je een wat golvend (klinkt
als de zee of als wind), elektronisch geluid. Samen namen ze zo ‘Mysterious
Semblance at the Stand of Nightmares’ op. Vroeger vroeg je je af waarom dit
stuk die naam had, met bovenstaand verhaal is het in één klap duidelijk. Wat
het echtpaar heeft opgenomen is zo op het album beland. ‘Phaedra’ is regelmatig opnieuw uitgebracht al dan niet geremixed. De jongste versie is die van Steve Wilson, inclusief een 5.1. surroundmix in de verzamelbox ‘In Search of Hades - The Virgin Recordings 1973-1979’ (2019). Hoe Tangerine Dream live klonk is goed te horen in ‘The Official Bootleg Series, Volume One’. Het concert in Reims Cathedral was spraakmakend (elders op de LemonTree te lezen). Het concert in Mannheim is twee jaar later en in de tijdbalk een in de buurt van de muziek die de band toen maakte na ‘Stratosfear’ en ‘Sorcerer’. Maar daarvoor was al heel wat gebeurd. In diezelfde box hoor je ook Baumann’s invaller, Michael Hoenig (1952- /elektronica, componist). Baumann was met goedkeuring van Froese opnieuw op stap en zou na terugkeer gewoon zijn plek weer innemen. Met Hoenig werden enkele concerten in Engeland en Europa gegeven, maar daarvoor was eerst nog ‘Rubycon’ verschenen. ‘Rubycon’ (maart, 1975) is het jongere zusje van ‘Phaedra’. Duidelijk
familie. ‘Rubycon’ bestaat ‘slechts’ uit één stuk, respectievelijk ‘part
one’ op lp-kant A en ‘part two’ op lp-kant B. Beide delen hebben een lengte
van bijna achttien minuten. De stijl is dezelfde als op ‘Phaedra’, alleen
nog iets meer uitgekristalliseerd. Froese: ‘When we did Rubycon we talked
much about if we wanted a commercial success or if we wanted to be
progressive on our own terms. And honestly, we decided that it was mostly
ourselves it was all about. We wanted to develop the music we liked the most
and to express ourselves personally.” (citaat: In Search of Hades boxboek).
‘Heet op de hielen’ van ‘Rubycon’ volgde diens broertje ‘Ricochet’
(1975), een live-album. Tenminste… Net als bij ‘Rubycon’, bestaat ‘Ricochet’
uit slechts één lang nummer, verdeeld over de twee lp-kanten. Volgens de
hoes live opgenomen in Frankrijk en Engeland, maar in werkelijkheid – en
daar kwamen we pas jaren later achter – is het album voor een klein deel op
lp-kant B opgenomen in Fairfield Halls, Croydon en de rest in de studio.
Zorgvuldig samengesteld met behendig knap en plakwerk door Herr Baumann. En
dat heeft hij wel heel goed gedaan. Een groot deel van het originele concert
is te horen op een van de cd’s uit ‘The Bootleg Box Set - vol. one’ (2003).
De andere stukken van ‘Ricochet’ komen van restopnames uit The Manor die in
de periode na het concert in Croydon plaatsvonden. Met ‘Stratosfear’ (1976) sloeg Tangerine Dream een andere weg in, ik zou
bijna zeggen, de weg van de popmuziek, maar dan uitgevoerd met synthesizers:
wat kortere stukken, meer ‘gearrangeerd, meer duidelijke ritmiek en meer
duidelijke gitaarpartijen. In eerste instantie zou het album ‘Stratosphere’
heetten, maar na allerlei problemen in de studio tot zelfs het verdwijnen
(!) van de mastertape toe werd de naam veranderd in ‘Stratosfear’. De filmmuziek kwam helemaal tot leven met de soundtrack voor de film
‘Sorcerer’ (1977) van William Friendkin. Het verhaal is gebaseerd op de
Franse novelle ‘Le Saliare de la peur’ (1950) en wordt gezien – ook al
spreekt Friedkin dat tegen – als een nieuwe versie van de film ‘The Wages of
Fear’ (1953) van Georges Clouzot. De kern: een groep mensen brengt in het
Zuid-Amerikaanse regenwoud dynamiet en nitroglycerine met hulp van oude
trucks naar de plaats van bestemming. De hoes zegt genoeg. Friedkin wilde
voor zijn film heel andere muziek, hij had Tangerine Dream in München
gehoord en dat leek hem perfect. De groep maakte ‘random’ een reeks
muziekstukken, totaal zo’n anderhalf uur. De tape ging naar Friedkin, waarna
deze keek bij welke scene iets het best paste. Meestal werkt het andersom,
maar in dit geval kon Friedkin uitstekend uit de voeten met de reeks
composities van Tangerine Dream. De film was niet zo’n succes, dat succes
ging vooral naar Star Wars die min of meer tegelijkertijd verscheen.
Tangerine Dream’s muziek was wel een succes, na deze filmscore werd de groep
regelmatig gevraagd voor filmmuziek. In mijn bescheiden optiek zelfs zo
veel, dat dat pad afleidde van waar de groep eigenlijk voor stond of mee
bezig was. Hoe dan ook, het beïnvloedde de toekomstige muziek van de groep
behoorlijk en niet altijd ten goede. Ik merkte dat al eerder op, Froese zou een goede leerling van Frank Zappa geweest zijn, want ook hij verbouwde en ‘verbeterde’ veel aan zijn muziek. Partijen afkomstig van nieuwe synthesizers en daardoor anders klinkend werden ‘rücktsichtslos’ over oude partijen gespeeld of die werden verwijderd ten gunste van nieuwe, zodat het in Froese’s oren beter klonk. Dat deed hij ook met ‘Sorcerer’, In 2014 maakte hij de ‘Sorcerer Cinematographic Score’. Het zijn twee cd’s, met als basis de originele soundtrack, aangevuld met materiaal uit de sessies van toen en dat alles bewerkt in een remix. Froese deed dat live’ in de studio in Berlijn: “performed live 2014 at the Eastgate academy of music and arts”. Het is een heel andere trip door de Dominicaanse Republiek, zeker de moeite waard, maar die haalt het niet bij de originele soundtrack. Die liet een enorme indruk achter, dat deed de breedbeeldversie minder. Het laatste album met het ‘Triumvirat’ is opnieuw een live-album:
‘Encore’ (1977). ‘Encore’ is net als ‘Ricochet’ in de basis live, maar ook
hier is flink aan gesleuteld. De dubbel-lp van toen was het verslag van
Tangerine Dream’s concertenreeks in maart april 1977, door Amerika. Het
album is niet één specifiek concert, maar een samenstelling van. Een deel
van het concert uit Washington waar ‘Monolight’ vandaan komt is te horen op
de ‘Bootleg Box Set, vol. 2’ (2004). Alleen dit nummer is ook zo live
gespeeld, de anderen zijn samenstellingen van concerten, sound-checks en
rehearsels. Alles, opnieuw, zorgvuldig samengesteld en gemixt door Peter
Baumann. Het was zijn laatste taak voor Tangerine Dream, daarna vertrok hij
en zocht zijn eigen weg. Baumann wilde graag op dezelfde manier blijven
werken, Froese en Franke meer gestructureerd. Je moest er even op wachten maar in 2019 werden Tangerine Dream’s opnames voor Virgin Records geremasterd en compleet uitgebracht in een box: ‘In Search of Hades, the Virgin Recordings 1973-1979’. De box met achttien cd’s en een boek op lp-formaat bracht enkele verrassingen. Zo zijn er twee cd’s met outtakes van ‘Phaedra’. Dan hoor je wat de band in die dagen in de studio gedaan heeft en hoe de bouwstenen van het album separaat klinken. Het is een indrukwekkend kijkje in de keuken. Dat geldt ook voor ‘Rubycon’, al is daar minder materiaal van. Een aanvulling zijn promo-singles en drie oudere solo-tracks die al bekend waren van de lp-verzamelbox ‘Tangerine Dream 70-80’: ‘Haunted Heights’ (Baumann); ‘Barryl Bleu’ (Froese) en ‘Chimes and Chains’ (Franke). Prachtig zijn de concertverslagen uit: ‘Victoria Palace Theatre, London’, juni 1974; ‘The Rainbow, London’, oktober 1974 en ‘The Royal Albert Hall, London’, April 1975. Dit laatste concert is met Hoenig. En dan het kersje: ‘Oedipus Tyrannus’, de muziek bij de gelijknamige voorstelling van Keith Michell voor het Chichester Festival op 18 augustus 1974. Na het festival bleven de opnames daarvoor goed bewaard, al werden delen ervan gebruikt voor andere albums van Tangerine Dream, zoals ‘Rubycon’ en ‘Encore’. Dat zegt genoeg over de kwaliteit van de muziek. Met alle losse cd’s, bootlegboxen en de ‘ultieme’ box ‘In Search of
Hades’ is de beginperiode van Tangerine Dream goed gedocumenteerd. Na het
vertrek van Baumann zou, zoals Froese het omschreef, “Tangerine Dream
blijven doorgaan op zoek naar perfectie”. Het bracht de band op vreemde
wegen, zelfs die van een meer showorkest met langharige, blonde dames op het
podium. Voor zijn overlijden in 2015 was Froese bezig Tangerine Dream terug
te brengen naar de kern van de muziek. Hij deed dat met de cd ‘Quantum Key’
(2015) met dan in de groep Thorsten Quaeschning, Ulrich Schnauss en Hoshiko
Yamane. Voor het album had hij ook Baumann gevraagd, maar die was na een
lange stilte toevallig net bezig met zijn eigen, nieuwe album. Froese had
het trio gevraagd de muziek van Tangerine Dream te blijven uitdragen en
liefst volgens zijn laatste inzichten, waarbij die gemaakt werd zoals in de
begintijd, samen improviserend. Froese’s tweede vrouw Bianca -Acquaye
steunde dit project van harte. Zoon Jerome, waarvan je zou verwachten dat
die het werk van vader zou voortzetten, koos daar echter niet voor. Sowieso
was de relatie nogal vertroebeld, Jerome Froese dacht ook dat het ‘nieuwe’
trio niet zonder Edgar Froese kon. Daarin heeft hij zich behoorlijk vergist.
De jongste Tangerine Dream, sinds kort aangevuld met Paul Frick, maakt
boeiendere muziek dan vele jaren hiervoor. Misschien zelfs net zo boeiend
als uit de beginperiode, de tijd die door veel fans gezien wordt als het
hoogtepunt van Tangerine Dream; de tijd met ‘de heilige drie-eenheid’. |
||
tekst: Paul Lemmens, juli
2021 plaatjes: © Ohr/Virgin/MCA/Reactive/Eastgate/UMC |