Sun
Ra and his Arkestra: 1957-1968 "From far into space" tot "down to
Earth"
Herman Pool Blount, Sonny, Le Sony’r Ra,
Sun Ra, lijkt weliswaar geboren in Alabama, maar zijn echte
geboorteplaats ligt op Saturnus, hij kwam naar ons op aarde
met een missie.
Net als bij Duke Ellington en Frank
Zappa stromen er, als een soort academie, nogal wat
talentvolle musici door het orkest, een handvol discipelen
blijven hangen en zetten het werk voort.
Op het eerste gezicht en wellicht ook
gehoor is de (album-)wereld van Sun Ra en zijn Arkestra er
een van chaos en heen en weer springen in de tijd.
Lees het verhaal van de beginperiode van
een van de meest bijzondere, opzienbarende musici in de
wereld van wat nog jazz is, of misschien zelfs al wel niet
meer.
Hij kwam van Saturnus, tenminste dat is het enige wat Sun Ra
vertelde. Prachtig verhaal natuurlijk, maar op Saturnus
leefden en leven vooralsnog geen mensfiguren. Dat hij ‘gewoon’
uit Birmingham, Alabama, USA kwam werd pas ontdekt door Sun
Ra’s biograaf, John Szwed. Sun Ra werd geboren als Herman
Poole Blount op 22 mei 1914 en is genoemd naar een
magiër/goochelaar, Black Herman. Als klein jongetje kreeg hij
van zijn moeder de bijnaam Sonny. Blount was gek van muziek,
kon als kind al snel piano spelen, noten lezen en maakte zijn
eigen composities. In zijn woonplaats traden veel bekende
music op en Blount ging maar wat graag naar die evenementen.
Namen die opduiken en duidelijk invloed op hem hebben gehad
zijn Duke Ellington en Fletcher Henderson. Na de concerten
ging Blount naar huis en schreef de partijen die hij
interessant vond uit op papier. Hij onthield ze gewoon!
Natuurlijk speelde hij zelf al te graag ook in bands, maar dat
waren meer los-vaste-los -groepen. Gedurende de middelbare
school volgde Blount muzieklessen bij John Whatley, een
strenge, maar gedreven docent. Net zoals Blount die hoge
scores haalde en daarmee toegang had tot een van weinige
plekken in Birmingham waar Afro-Amerikanen terecht konden om
boeken te lezen. Nieuwsgierig las hij alles wat hij onder ogen
kreeg, maar raakte gefascineerd door de wereld van de
Vrijmetselarij, andere culturen en religies. Rond zijn
twintigste wordt Blount gevraagd als pianist in de band van
Ethel Harper. Harper is zijn oude lerares biologie, maar zij
richtte zich nu op een carrière als zangeres. Het wordt
Blount’s eerste professionele baan als muzikant. Met Harper
tourt hij vooral door het zuiden van Amerika. Harper vertrok
na een tijd naar New York en liet de band over aan Blount die
de naam meteen aanpaste: Sonny Blount Orchestra. De groep
bestond lang genoeg om her en der wat indruk te maken. Op
zichzelf is dat al bijzonder, want groepen bestaand uit
Afro-Amerikanen traden vaak op voor een wit publiek,
hoogstaand, elitair. Twee strikt gescheiden werelden, want
mengen was ten strengste verboden. De clubs waar Blount en
diens orkest optraden waren doorgaans exotisch en aangekleed
met tropische – of Noord Afrikaanse (Sahara) achtergronden. Je
ziet deze achtergronden/sferen vaak terug bij het latere
Arkestra.
Op 22-jarige leeftijd krijgt Blount een beurs om de studeren
aan de universiteit. Hij pakt het breed aan: compositie,
orkestratie en muziektheorie. Maar na een jaar gebeurde er
iets dat zijn leven radicaal veranderde: "My whole body
changed into something else. I could see through myself. And I
went up... I wasn't in human form... I landed on a planet that
I identified as Saturn... they teleported me and I was down on
[a] stage with them. They wanted to talk with me. They had one
little antenna on each ear. A little antenna over each eye.
They talked to me. They told me to stop [attending college]
because there was going to be great trouble in schools... the
world was going into complete chaos... I would speak [through
music], and the world would listen. That's what they told me."
En dat alles lang voordat anderen spraken over leven op andere
planeten en UFO’s. De gebeurtenis maakte zo’n indruk dat
Blount stopte met zijn opleiding en zich helemaal stortte op
de muziek. De eerste verdieping van het huis van zijn
groottante, waar hij met haar en zijn moeder woonde, werd
verbouwd tot een werk- en oefenruimte. Blount schreef,
componeerde, analyseerde, transcribeerde, las en nodigde
allerlei musici uit met hem of in kleine groepen te komen
spelen. En als ze niet meer speelden pakte hij opnieuw een
boek om te lezen of ging discussies aan over wat hij gelezen
had. Naar eigen zeggen sliep Blount nauwelijks nog, daar had
hij geen tijd voor. Hij sloot zich niet op in het huis, maar
was vaak ook te vinden in Forbes Piano Company. Hij speelde er
en – net als bij hem thuis – bediscussieerde er van alles en
nog wat, schreef muziekstukken over uit partituren of
componeerde eigen muziek.
Natuurlijk kon een nieuwe, eigen band niet uitblijven. Blount
noemde die precies hetzelfde als de vorige, alleen was de
basis nu anders. Gedreven als hij was repeteerde de band
dagelijks. Op het menu stond een scala aan jazzklassiekers en
voorzichtig al wat eigen werk.
In 1942 kwam de vooruitgang tot stilstand door de
dienstplicht. Blount moest in dienst, maar hij weigerde dat op
grond van de vrijheid van gedachten, geweten en religie. In
Amerika staat dat bekend als een “conscientious objector”. De
naam ontstond in 295 nadat een burger de Romeinse dienstplicht
moest vervullen. Hij weigerde op grond van de redenen
hierboven. Maar in plaats van begrip werd de burger vervolgens
geëxecuteerd. Zover kwam het bij Blount niet, maar hij
belandde wel in de gevangenis. Daar claimde hij een
zenuwinzinking en dat hij last kreeg van zelfmoordneigingen.
Uiteindelijk werd hij, boos en verbitterd, in 1943 met een
aantekening van hernia afgekeurd voor de dienstplicht. Meteen
daarna begon Blount een nieuwe band, maar nadat zijn
groottante in 1945 overleed vertrok Blount, net overigens als
zoveel Afro-Amerikanen, naar Chicago.
Eenmaal in Chicago vond Blount snel werk als pianist bij
bluesmusici als Wynonie Harris en Lil Green, maar in 1946 was
het echt raak met een vaste plek in de band van Fletcher
Henderson. Henderson met diens band had Blount vroeger in zijn
thuisplaats gezien en dat had, zoals gezegd, indruk gemaakt.
Nu speelde hij in dat fameuze orkest. Alleen was het niet meer
dezelfde band, Henderson’s carrière was na een ongeluk in het
slop geraakt en in de band speelden vooral tweederangs
muzikanten. Blount werd aangesteld als pianist en arrangeur.
In dezelfde tijd speelde Blount soms met tenorsaxofonist
Coleman Hawkins en violist Stuff Smith. Meer uitdaging vond
hij elders… Chicago was de smeltkroes van Afro-Amerikanen uit
grote delen van Amerika en daarbuiten. Al die mensen namen hun
cultuur en politieke ideeën mee. Daarmee werd Chicago het
centrum van Afro-Amerikaans politiek-activisme. Het werd
Blount steeds duidelijker hoe de Afrikanen door Westerlingen
uitgebuit en onderdrukt waren en nog steeds werden. Parallel
hieraan was Blount onder de indruk van de talrijke Egyptische
of Egyptisch aandoende gebouwen en monumenten in de stad, las
van alles over de Egyptische cultuur en verdiepte zich in de
oude filosofie. Dat alles samen leidde ertoe dat Blount zijn
naam, “een slavennaam” vond hij, in 1952 officieel liet
veranderen in Le Sony’r Ra. Sony is te herleiden tot zijn oude
koosnaam Sonny, Ra is de Egyptische god van de zon, een van
oudste goden van het Egyptische pantheon. Le Sony’r Ra ging
echter vaker en makkelijker door het leven als Sun Ra. Twee
keer de zon dus.
In 1952 zette Sun Ra een nieuwe band op, een trio, bestaande
uit drummer Tommy Hunter (?/drums, percussie, techniek) en
saxofonist Pat Patrick (1929-1991/baritonsax, altsax,
basgitaar). Net als eerder speelde het trio bekend werk, maar
meer en meer het werk van Sun Ra. Patrick trouwde, verhuisde
naar Florida en verliet het trio. In zijn plek kwam John
Gilmore (1931-1995/tenorsax, basklarinet, drums). Met de
toevoeging van Marshall Allen (1924- /altsax, dwarsfluit,
piccolo, hobo, EWI [elektronisch blaasinstrument]) werd het
trio een kwartet. Soms kwam Patrick terug, maar soms was hij
ook weer weg. Dat laatste geldt ook voor James Spaulding
(1937- /saxen, dwarsfluit) Julian Priester (1935- /trombone)
en Von Freeman (1923-2012/tenorsax).
In de hectiek van Ra’s leven loopt die in Chicago Alton
Abraham (1927-1999/manager) tegen het lijf. Het had zo moeten
zijn, Abraham en Sun Ra blijken zo ongeveer geestverwanten te
zijn, met als gevolg een dikke vriendschap. De heren vulden
elkaar prima aan, de ietwat introverte Sun Ra zorgde voor de
muziek en de meer extraverte en praktische Abraham voor de
zakelijke kant. Al snel werd Abraham dan ook de manager van de
band, maar het was meer dan dat. Abraham adviseerde ook andere
musici voor Sun Ra’s groep en stuurde soms de vergaande muziek
wat bij met bekende jazzklassiekers. Daarnaast zette hij een
soort leesclub op met esoterisch en culturele gerichte
leesonderzoeken en liet de ‘resultaten’ middels diverse
uitingen, pamfletten en een soort krant, weten. Later werden
allerlei uitingen, waaronder ook deze, gebundeld als “The
Wisdom of Sun Ra’s Polemical Broadsheets and Streetcorner
Leaflets” (2006).
Ook zette Abraham een eigen platenlabel op: El Saturn Records,
soms ook El Saturn en soms ook weer heel anders. Met El Saturn
begint het Grote Werk van Sun Ra fysiek vorm te krijgen. In
eerste instantie werden alleen singles uitgebracht en die dan
ook nog in heel kleine oplagen, soms maar 25, De hoesjes
werden met de hand beschilderd, dus dan heb je het nu meteen
al over collectors items. De singles werden verkocht bij
concerten en soms weggegeven. Vaak stond er geen enkele
informatie op van wie wat waar wanneer, de dingen die je als
muziekliefhebber graag wil weten. Abraham zorgde ervoor dat
niet alleen werk van het Sun Ra Arkestra, zoals de groep nu
genoemd werd, uitgebracht werd, maar ook van musici die min of
meer op dezelfde golflengte zaten, tenminste dat leek zo,
eigenlijk waren het allemaal musici of aanhangers van het
Arkestra.
De meeste singles werden in 1996 gebundeld op twee cd’s: ‘The
Singles’, uitgebracht door Evidence, een label dat in die
periode bezig was de catalogus van Sun Ra in kaart te brengen
en opnieuw ter beschikking te stellen. Dat was al jaren niet
gebeurd, waardoor sommige muziek van Sun Ra voor het eerst
weer breed te beluisteren en te koop was. Tenminste, als je
oren en ogen openstonden.
In 2016 werd nog breder uitgepakt door Strut/Art Yard: ‘The
Definitive 45s Collection 1952-1961. Uitgebracht als 3lp, 3cd
of in een limited edition box met 10 singles en de bedrukking
daarvan als replica’s van de originelen.
Op beide versies Evidence/Strut hoor je een scala, rijkdom is
een beter woord, aan stijlen en uitvoeringen. Je wordt
heen-en-weer geslingerd tussen jazzklassiekers, doo-wop
(hard-)bop en free-jazz. Her en der worden Sun Ra en diens
Arkestra of soms ook wel Astro Infinity Arkestra ondersteund
door de Cosmic Rays, een zanggroep bestaande uit Calvin
Barron, Lonnie Tolbert en Matt Swift. De heren waren – vooral
– van de doo-wop en waren vaak aanwezig en zongen natuurlijk
mee bij de repetities van Sun Ra’s Arkestra. Onder eigen naam
namen ze drie singles op voor El Saturn Records. Die staan
natuurlijk ook op de verzamelaars. Een andere opvallende naam
is Yochanan die singles maakt met het Arkestra. Yochanan was
echter een pseudoniem van Sun Ra, maar waar Ra van Saturnus
kwam, kwam Yochanan van de zon. Logisch toch, tenminste, als
je het weet. Zo’n handelswijze ging ook op voor The Nu Sounds,
eigenlijk het Arkestra in een of andere vorm. Saxofonist
Laurdine Patrick is niemand minder dan Pat Patrick. Sun Ra
with the Nu Sounds, is dus gewoon preken voor eigen parochie,
zoals ze dat noemen. En dat gaat ook op voor Hatty Randolph,
zangeres, die regelmatig in het Arkestra te vinden was.
Je wist toen al niet wat je hoorde. Al die singles bij elkaar
geven echter wel een goede indruk van Sun Ra en het Arkestra
en is daarom wellicht de beste plek om je kosmische reis in de
intergalactische wereld van deze groep te beginnen.
In de tweede helft van de jaren vijftig komt het eerste album
uit: ‘Super-Sonic Jazz’ (1957). Het album is verpakt in een
witte hoes met een rode, wat surrealistisch aandoende tekening
van een vlammende piano met op de achtergrond vleugels als
bergen, bliksemschichten, de planeet Saturnus en toch ook nog
een brandblusser. De achterkant is uitgevoerd als de meeste
jazzalbums in deze tijd: een aankondiging en uitgebreide
tekst. De aankondiging laat niets te raden over: “Saturn
presents Super-Sonic Jazz, 21st Century Limited Edition by Le
Sun Ra and his Arkestra”. Daaronder de lijst met medewerkende
musici, een uitleg per nummer en een tekst: “points of the
space age”. Bij de herpersing in hetzelfde jaar kreeg het
album meteen een andere hoes, zwart-geel/nieuwe tekening en de
toevoeging: “Magic Music of the Spheres”. Meer bijzonder is
wellicht een kleine toevoeging op de voorzijde: “featuring
John Gilmore on tenor sax/Julian Priester on trombone”. Van
die twee ‘wisten’ we al dat ze in de band speelden. Daarnaast
horen we James Scales (altsax), de in-en-uit-de-band-gaande
Pat Patrick (altsax, baritonsax), Charles Davis (baritonsax),
Victor Sproles (contrabas), Robert Barry (drums), William
Cochran (drums), Wilburn Green (elektrische bas), Jim Herndon
(pauken, timbales) en Arthur Hoyle (trompet). Al met al een
flinke band, al speelt niet iedereen mee op alle nummers. Op
beide kanten staan zes niet al te lange nummers. ‘Super-Sonic
Jazz’ is een jazz-album in de goede traditie van de jazz, we
horen op het album een mix van bigband-achtige geluiden,
kleine ensembles, blues en authentieke jazz. Voor het meer
buitenissige werk, maar dat is een overdreven term hier, komen
we uit bij ‘India’. Een compositie die gesierd wordt met veel
percussie en bekkengeruis en dat jaren voordat anderen over de
grenzen keken. ‘Sunology’ laat horen dat het Arkestra met
Gilmore, Patrick en Hoyle uitstekende solisten in huis heeft.
Sun Ra zelf speelt diverse soorten piano’s, maar de
elektrische piano valt het meest op in het geluidsperspectief.
Het tweede album, ‘Jazz in Silhouette’ volgt twee jaar later.
Net als het eerste album verschijnt dit album in twee
verschillende hoezen (1959 en 1961) op El Saturn Records. Nog
weer later (1975) maakt ABC Records/Impulse! er een derde bij.
Nu wordt meestal de versie uit 1961 gebruikt. Het album werd
in maart opgenomen en in mei uitgebracht. Dat waren nog eens
tijden. De productie is in handen van Ihnfinity Inc. en Alton
Abraham. De achterkant van de hoes belooft: “Playing Music
from Tomorrow’s World” en ‘Magic Music of the Spheres”. Verder
krijgen we een korte uitleg over dat je in de toekomst kunt
denken dat je ergens wil zijn en er dan vervolgens ook bent en
dat de voorzijde van de hoes als volgt uitgelegd kan worden:
“This cover is a view of one of the moons of SATURN, taken
about 300 space-miles up”. The Arkestra bestaat op dit album
uit: Le Sun Ra, Pat Patrick, Marshall Allen, Hobart Dotson
(trompet), William Cochran, John Gilmore, Ronnie Boykins
(bas), Charles Davis, James Spaulding (altsax, dwarsfluit) en
Julian Priester.
Op ‘Jazz in Silhouette’ horen we prachtige arrangementen,
bop-achtige composities, mooi solowerk, maar ook weer veel
percussie, fluitjes en groepszang. Een goed voorbeeld daarvan
is ‘Ancient Aiethopia’. Bijzonder is de terugkeer van ‘Blues
at Midnight’, dat stond ook op het eerste album. Het is best
ongebruikelijk om een werkstuk op je eerste én tweede album te
plaatsen. ‘Blues at Midnight’ heeft een bop-ondergrond, maar
de solo’s zijn wat extremer hier en gaan al een beetje
richting van wat later “free-jazz” genoemd zou worden.
Echter al vanaf het begin treedt verwarring op, want ook in
1957 komt een eerste album van Sun Ra op de markt: ‘Jazz by
Sun Ra, vol. 1’, uitgebracht op Transition Records en
geproduceerd door niemand minder dan Tom Wilson, de man die we
later zouden leren kennen als producer van de eerste albums
van Frank Zappa & the Mothers of Invention en die van de
Velvet Underground & Nico. Transition Records is Wilson’s
eigen platenlabel. Tien jaar later, 1967, wordt ‘Jazz by Sun
Ra’ in zowel mono als “electronically altered for stereo”
uitgebracht als ‘Sun Song’. Het album ging vergezeld van een
boekje met daarin bij elke compositie verklarende teksten en
een uitleg van de meester zelf: “Most of the compositions
speak of the future. For instance on this album we present
‘Future”, ‘New Horizons’, ‘Transition’, Sun Song’,
‘Brainville’. In all these songs I am deliberately attempting
to tempt people to like the higher forms of music. Eventually
I will succeed.” Het is bijna zoiets als “the creator has a
master plan”. En dat ‘meesterplan’ had Sun Ra zeker. Het album
ligt in het verlengde van die van het Arkestra en daarbij met
veelal dezelfde musici: James Scales (altsax), Pat Patrick
(baritonsax, Indiase belletjes), Richard Evans (bas), Robert
Barry (drums, belletjes), Wilburn Green (elektrische bas,
tamboerijn), John Gilmore (tenorsax, woodblock), Jim Herndorn
(pauken, timbales, belletjes), Julian Priester (trombone,
klokken), Dave Young (trompet, belletjes) Art Hoyla (trompet,
Indiase belletjes)en Sun Ra (piano, Hammond-orgel). Net als
bij de eerste twee album geldt voor dit album dat het flink
gebaseerd is op de bop, prachtig uitgewerkte arrangementen
heeft en her en der een wat vrije solo laat horen.
Anno nu is de geschiedenis makkelijker terug te halen en te
plaatsen, maar al vanaf de start is duidelijk dat Sun Ra een
tweewegsysteem hanteert, dat van soloalbums en van albums met
het Arkestra en dat dan nog vaak op verschillende
platenmaatschappijen. De vele uitingen van zowel Ra zelf en
het Arkestra maken het een taaie puzzel om te volgen. Gelukkig
zijn er in latere jaren overzichtelijke boeken geschreven,
zoals die van John Szwed en zijn er websites met heldere
overzichten, dat helpt enorm.
In eenheid met de uitstraling van de muziek gaan de leden van
het Arkestra eind jaren vijftig gehuld in een soort
historische-futuristische- intergalactische kledij met
bijpassende hoofddeksels. Losjes gebaseerd op de oude,
Egyptische cultuur, maar doorspekt met science-fiction-achtige
elementen. Ook hier weer een tweeledig doel: het maakt
enerzijds duidelijk dat Sun Ra en diens Arkestra inderdaad
niet van deze wereld zijn, ze komen immers van Saturnus,
anderzijds plaatste het de band “in the picture”, immers met
zo’n uiterlijk vertoon worden mensen nieuwsgierig naar wat er
uit deze groep aan muziek voort zou komen. Dat viel absoluut
niet tegen. Er was nog een derde reden: Sun Ra vond
avant-gardistisch gedoe te serieus. Immers, zo leerden we
(later) ook van Zappa, “humor hoort in muziek”. De ‘gekke,
buitenissige’ kledij maakte dat wellicht ook wel duidelijk.
Aan de andere kant roep je door zo’n uitstraling meteen ook
een zweem van serieuziteit over je af, zeker als de muziek
kwalitatief hoog is.
Eind ’61 verhuisde Sun Ra met een aantal trouwe leden van het
Arkestra naar New York. Men had genoeg van onverschilligheid
van pers, maar ook muziekliefhebbers uit Chicago. Heel kort
streek de groep neer in Montreal, maar uiteindelijk werd New
York de basis. De groep woonde in één huis. Voordeel van samen
leven was dat er sneller en makkelijker gerepeteerd kon
worden, spontaner ook, maar het waren vooral de veel lagere
kosten die maakten dat er voor deze vorm gekozen werd. Dat
trouwe deel van het Arkestra bestaat uit Allen, Patrick,
Boykins en Gilmore. Bij de opnames van een nieuw album komen
daar al dan niet tijdelijk bij: Leah Ananda (congas), Willy
Jones (drums) en Bernard McKinney (trombone, Euphonium). De
opnames voor het tweede Sun Ra-album vinden plaats op 10
oktober 1961 in Medaillon Studios, New Jersey. Het album wordt
– opnieuw - geproduceerd door Tom Wilson. Wilson verzorgt ook
de uitgebreide hoestekst. ‘The Futuristic Sounds of Sun Ra’
(1962) verschijnt op Savoy Records; het is Ra’s enige album
voor Savoy. Zeven jaar later (!) is het ook in Europa te koop,
dan op BYG Records en natuurlijk weer in een andere hoes.
Datzelfde gebeurt het jaar daarop in Spanje, ook BYG, ook
andere hoes. De hoes met de flexibele piano en conga is
inmiddels de standaard hoes geworden.
‘The Futuristic Sounds of Sun Ra’ ligt in het verlengde van
wat zowel Arkestra als Ra-solo hiervoor liet horen:
toegankelijke jazzy muziek, gebaseerd op bop, mooie
arrangementen en dito solo’s, soms simultaan. Net als de
vorige albums horen we flink wat percussie waardoor het album
een licht exotisch tintje krijgt. Ook wat ‘futuristisch’ anno
1962 zijn de basklarinet-solo’s van Gilmore. Het diepe geknor
van de basklarinet hoor je immers niet dagelijks binnen de
jazz of welke muziek dan ook. Op ‘China Gate’ wordt het
Arkestra aangevuld met gastzanger Ricky Murray. Wel opvallend
hier is de afwezigheid van de elektrische piano, Sun Ra blijft
hier strikt akoestisch.
Het vijfde album op de tijdlijn van Ra en Arkestra is ‘When
Sun Comes Out’. Het wordt in 1963 uitgebracht op El Saturn
Records en gaat onder de vlag van “Sun Ra and his Myth-Science
Arkestra” op het label, maar diezelfde groep wordt op de hoes
aangeduid als “Astro-Infinity Arkestra”. Hoe dan ook is de
band “far out”. Het album is ‘gewoon’ thuis, het huis in New
York, opgenomen. Dat huis is door Sun Ra “The Choreographer’s
Workshop” gedoopt. Ogenschijnlijk is ‘When Sun Comes Out’
nooit separaat op cd uitgebracht, maar gelukkig bracht
Evidence het in 1993 uit, gecombineerd met: ‘Fate in a
Pleasant Mood’. Die laatste is nog in Chicago opgenomen, 1960,
en zou in 1965 op lp uitgebracht worden op het eigen
Saturn-label. Het is dan het zesde album met het Arkestra
en/of het achtste of negende in de rij. Beide originele hoezen
maakten daarbij plaats voor – natuurlijk in de wereld van Sun
Ra - een nieuwe.
‘When Sun Comes Out’ gaat door op het al ingeslagen muziekpad.
Nieuw is dat nu iedereen percussie speelt en dat Gilmore
vrijer speelt dan eerder. Was er op de vorige albums nog
duidelijk sprake van een bop-dominantie, dan wordt die hier al
langzamerhand afgebroken. Daarmee wordt wellicht ook de titel
enigszins verklaard. Sun (Ra) laat langzamerhand horen waar
hij naar toe wil. In het Arkestra dan: Boykins, Gilmore,
Patrick, Allen, met Danny Davis (altsax, zang), Les Humphries
(drums), Tommy Hunter (gong, effecten), Bernard Pettaway
(trombone) en Teddy Nance (trombone).
Het album wordt gevolgd door ‘Secrets of the Sun’ (1965). Dat
wordt ook uitgebracht op eigen label en pas in 2008 op cd
uitgebracht onder auspiciën van de erven, lees Adam Abraham.
‘Screts of the Sun’ is net als ‘When Sun Comes Out’ opgenomen
in The Choreographer’s Workshop. Naast de vaste kern (Boykins,
Gilmore, Patrick, Allen) spelen nu in het “Solar Arkestra”
mee: C. Scoby Stroman (drums), Calvin Newborn (elektrische
gitaar), Al Evans (flügelhoorn/bugel), Tommy Hunter (drums),
Eddie Gale (Trompet) en Art Jenkins (zang). Op het eind van
lp-kant twee experimenteert Tommy Hunter, hier tevens
opnametechnicus, met echo. Ooit moeten we Ra’s ruimte in
tenslotte.
In hetzelfde jaar (1965) verschijnt ook ‘Art Forms of
Dimensions Tomorrow’. Dat album wordt door Evidence net als
bij twee eerdere albums gecombineerd met ‘Cosmic Tones for
Mental Therapy’ uit 1967. Cd’s hebben immers meer ruimte dan
lp’s. Het is een sympathiek gebaar om niet al die korte lp’s
ook apart op cd te zetten.
‘Art Forms of Dimensions Tomorrow’, op het label heet het
album ‘Art-Forms from Dimension Tomorrow’, is in The
Choreographer’s Workshop opgenomen, eind 1961, begin 1962, met
in het Solar Arkestra: Patrick, Hunter, Allen, Boykins,
Gilmore, Stroman met daarbij Ali Hassan (trombone), Manny
Smith (trompet), Clifford Jarvis (percussie), Clifford
Thornton (trompet) en John Ore (bas). Het is een van Sun Ra’s
meer obscure albums. Opnieuw verklaart de titel een groot deel
van het album, want hier laat Sun Ra zijn muzikale
toekomstvisie horen. De openingstrack, ‘Cluster of Galaxies’,
is percussie met gong en dat alles auditief, ruimtelijk
bewerkt en in echo’s gehuld. Tommy Hunter had ontdekt hoe hij
allerlei geluidseffecten kon creëren en Sun Ra was daar
helemaal weg van. Maar als je dan net in de kosmos zit daal je
met ‘Ankh’ weer neder op aarde met een stuk aangename jazz met
Sun Ra op een wat goedkoop klinkende piano. ‘Solar Drums’ is
inderdaad percussie gedrenkt in echo’s. Het hele album hinkt
zo op twee benen, je zou het een vorm van toekomstkunst kunnen
noemen. Duidelijk echter wordt dat Sun Ra meer te vertellen
had dan het kleuren binnen de vaste jazzlijntjes. Vaker wel
dan niet werd Sun Ra’s muziek begrepen, niet in Chicago, maar
ook niet in New York. Het viel hem niet mee. Gelukkig kreeg
hij de steun van medemusici als Dizzy Gillespie: "Keep it up,
Sonny, they tried to do the same shit to me." Maar ook die van
Thelonious Monk die vond van de als “Far out” omschreven
muziek: "Yeah, but it swings."
‘Fate in a Pleasant Mood’ (1965) is in feite eerder opgenomen
dat ‘Art Forms of Dimensions Tomorrow’. Het album is uit 1960
en nog uit Chicago met de band daar: Gilmore, Boykins, Allen,
Gilmore, Phil Cohran (trompet), Lucious Randolph (trompet),
George Hudson (trompet), Nate Pryor (trombone), Eddy Skinner
(drums) en Jon Hardy (drums). Het is overwegend jazzy,
bop-album in de stijl van de band toen en heel anders dus dan
de Art Forms. Het album is toegankelijk al zijn er, ik zou
bijna zeggen natuurlijk, heel wat percussie-instrumenten te
horen.
Het feit dat allerlei opnames en albums door elkaar beginnen
te lopen maakte het voor veel mensen lastig de groep te
volgen. En dat met het Myth Science Arkestra hetzelfde bedoeld
werd als met het Solar Arkestra was ook niet meteen helder. En
dat gold meteen ook voor de solo-albums van Sun Ra die links
en rechts naast die van het Arkestra uitgebracht werden. Want
in 1965 komt op ESP Disk het solo-album ‘The Heliocentric
Worlds of Sun Ra, vol. 1’ uit. In eerste oplaag in mono, later
ook in stereo. Het album is opgenomen in Richard L. Alderson’s
studio, RLA, New York. Naast het vaste kwartet van Allen,
Gilmore, Patrick en Boykins horen we op dit album Chris Capers
(trompet), Teddy Nance (trombone), Bernard Pettaway
(bastrombone), Danny Davis (fluit, altsax), Robert Cummings
(basklarinet) en Jimhmi Johnson (drums, pauken, percussie). Op
‘The Heliocentric Worlds’ laat Sun Ra de meest jazzconventies
los, het is een experimenteel, “free” album met uiteraard veel
percussie, maar ook solisten die tegelijkertijd soleren. Sun
Ra speelt hier zelf piano, basmarimba, elektrische celesta en
pauken. Tijdens de opnames gaf Ra middels handgebaren aan wat
er meest gebeuren of wie wat moest doen. Soms werkte het niet
en kreeg iemand anders een solo of veranderde Ra het
arrangement. Hij ziet die muziekdelen als muzikale planeten of
satellieten die om de zon, hijzelf, draaien. Het
heliocentrisch model is immers het sterrenkundig model waarbij
de planeten om de zon draaien, het zonnestelsel zoals wij dat
nu kennen. Het kwam in plaats van het geocentrisch model,
waarbij alles om de aarde draaide, het model dat tot ver in de
Middeleeuwen gangbaar was.
‘The Heliocentric Worlds of Sun Ra, vol. 2’ werd in 1966
uitgebracht, maar gaat ook door het bootleg-leven als ‘Sun
Myth’. Het album werd aangeprezen met op de hoes de slogan:
“You Never Heard Such Sounds in Your Life”. Zou Zappa die ook
gehad hebben? Denk eens aan diens album “The Best Band You
Never Heard in Your Life’ (1991)? Op deel twee slechts drie
stukken, een korte (vijf minuten) en twee langere. De aanpak
is echter dezelfde, de band niet: Allen, Patrick, Boykins,
Gilmore en Walter Miller (trompet), Robert Cummings
(basklarinet) en Roger Blanki (percussie). Een relatief kleine
groep dus. Opnieuw veel percussie en al behoorlijk vrije
muziek. ‘The Sun Myth’ wordt opgebouwd door Boykins
aangestreken contrabas. Beide delen zijn, als je de uitingen
van het Arkestra gevolgd hebt, pittig te noemen, je kunt er in
ieder geval niet ‘lekker’ met je voet de maat bij tikken. Bij
Sun Ra’s heliocentrische werelden wordt een auditief spectrum
opengetrokken.
In de tijdlijn bij deze twee albums komt er nog een: ‘Nothing
Is…” (1966), ook uitgebracht op ESP. Het album ligt in het
verlengde van die albums, heeft vrije momenten en
improvisaties, maar voegt ook samenzang toe, de zogenaamde
“chants”. Nog anders: dit is een live-album, opgenomen op
diverse plekken tijdens een college-tour in 1966. Ok hier is
de band niet heel groot: Allen, Patrick, Gilmore en Boykins in
de basis met: Robert Cummings (klarinetten), James Jackson
(drums), Clifford Jarvis (drums), Carl Nimrod (hoorn, gong).
Ali Hassan (trombone) en Teddy Nance (trombone). Het album
werd in 2010 als dubbel-cd uitgebracht, waarbij op de eerste
disc een complete set staat en op de tweede cd extra materiaal
van de tweede set en de sound check. Mooie aanvullingen.
Alle drie de albums voor ESP zijn in meerdere uitvoeringen,
labels, hoezen uitgebracht.
Slugs’ Saloon was eerst een Oekraïens restaurant, daarna een
drug-dealer-plek, maar vanaf 1964 een gewone club voor muziek.
Het lange, smalle pand kon zo’n 75 bezoekers aan, maar meestal
waren het er meer. Op last van de overheid mocht het woord
“saloon” niet meer gevoerd en werd het dus Slugs. In Slugs
kreeg Sun Ra met diens Astro Infinity Arkestra een vaste
weekplek, de maandagavond. Het gaf de band meer bekendheid,
maar trok ook klandizie. Sun Ra speelde er vanaf maart 1966
tot eind 1967 en zelfs nog vaker daarna. Met name door Sun
Ra’s optredens werd Slugs een gerenommeerde jazzclub waar
later musici als Albert Ayler, Ornette Coleman en Sonny
Rollins op het kleine podium te vinden waren. Het was ook de
plek waar trompettist Lee Morgan door diens vrouw in 1972
neergeschoten werd. De verloedering van de buurt zorgde ervoor
dat eigenaar Jerry Schulz Slugs in 1972 moest sluiten, het was
niet meer veilig voor musici en bezoekers.
In 1966 werd op El Saturn een nieuw album uitgebracht: ‘When
Angels Speak of Love’. Volgens kenners in een oplaag van 75,
gevolgd door een tweede reeks, ook van 75. Evidence bracht dit
album in 2000 uit op cd. Het is een album met muziek die drie
jaar eerder (1963) in The Choreographers Workshop opgenomen
is. Aanwezig: Dave Davis (altsax), Allen (altsax, hobo),
Patrick (baritonsax), Boykins (bas), Jarvis (drums), Danny
Davis (percussie), Gilmore (tenorsax), Cummings (basklarinet)
en Walter Miller (trompet). Thomas ‘Bugs’ Hunter zorgt opnieuw
voor de opnametechniek, en de echo-effecten en wat percussie.
Niet iedereen doet op elk nummer mee, Cummings, bijvoorbeeld
doet alleen mee op het langste werk “Next Stop Mars’. ‘When
Angels Speak of Love’ is een wat primitief opgenomen album
waar Sun Ra met zijn kompanen een mix laat horen van waar ze
anno 1963 mee bezig waren. We horen hier experimenten, de
inmiddels bekende percussie, arrangementen in herkenbare
bopstijl, maar ook vrije stukken. Nieuwe muziek, later
Free-jazz genoemd, was in deze periode langzaam aan het
ontstaan bij tijdgenoten als John Coltrane en Ornette Coleman.
Sun Ra ‘solo’ liet in 1966 ook van zich horen met het album
‘The Magic City’, uitgevoerd in glorieus mono. Zo komen er dus
bijna jaarlijks twee albums uit. Voor fans een enorme luxe,
maar ook: wat een hoeveelheid als je terugkijkt. ‘The Magic
City’ wordt uitgebracht door Saturn Research met de inmiddels
bekende kern: Allen, Cummings, Boykins, Patrick en Gilmore. In
de magische stad horen we ook Danny Davis (fluit), Jimhmi
Johnson (percussie), Bernard Pettaway (trombone) en Teddy
Nance (trombone). Daarnaast maakt de hoes melding van “other
members of the Arkestra”. Je ziet al aan de mensen die meedoen
dat de muziek eerder opgenomen moet zijn en dat klopt. Het
titelnummer met een ongekende lengte van ruim 27 minuten op
één lp-kant is opgenomen tijdens een repetitie-sessie, de drie
kortere werken op lp-kant B zijn live opgenomen in Olatunji’s
Loft, New York en het voorjaar van 1965. Sun Ra speelt hier
Clavioline, een elektronisch apparaat dat de voorloper van de
synthesizer genoemd wordt. Je hoort het meteen in ‘The Magic
City’. De vreemde ‘spacy’-geluiden komen uit dit instrument.
Het album wordt gezien als hét transitie-album en/of hét
toonaangevende album van het Arkestra in deze fase. Het is een
nog vrijer album dan de albums hiervoor en valt dan ook in het
hok “free jazz”. Sun Ra gaf net als eerder met handsignalen
aan wat de musici verzameld om hem heen moesten doen of wie
moest gaan soleren. Er zijn meer musici die zo werken, denk
maar eens aan Duke Ellington, Count Basie en in de rock Frank
Zappa.
Evidence bracht het album in 1993 uit op cd, maar dan onder de
vlag van het Solar Arkestra. Dit keer geen ander album erbij,
ook geen andere toevoegingen. Wel een iets andere hoes.
Of Batman & Robin ook van Venus komen lijkt
onwaarschijnlijk, maar Sun Ra had wel iets met die twee
superhelden. Wie niet trouwens? De tv-serie die begon in
januari 1966 en was mega populair bij de jongeren, lees
jongens, van toen. Adam West en Burt Ward verdedigden hun stad
tegen schurken als Penguin, Riddler, Joker en Catwoman. Aan
het eind van het tweede seizoen was het publiek echter voldaan
en liepen de kijkcijfers terug. Reden om Batman een nieuw
hulpje te geven: Batgirl (Barbara Gordon). Maar helaas deed de
Batgirl de jongensharten niet sneller kloppen en eindigde de
serie. Onder het pseudoniem The Sensational Guitars of Dan and
Dale, maakte Al Kooper met diens Blues Project en Sun Ra
(orgel) met leden van diens Arkestra (Patrick, Gilmore, Ownes)
het album, ‘Batman and Robin’. Het staat vol met thema’s
rondom die twee. Er wordt nog gezongen “Batman…. Batman…”,
maar door wie is onduidelijk. Het is een prachtig album,
waarop Sun Ra zich van een heel andere kant laat horen.
‘Batman and Robin’ werd geproduceerd door – daar is hij weer –
Tom Wilson en uitgebracht op het wat obscure Tifton Records.
Het is een van de weinige albums van Dan and Dale waarvan
bekend is wie er op meedoen. Er is namelijk een hele reeks Dan
and Dale albums. Ze vallen allemaal op door de specifieke
vormgeving van de tijd, meestal een je wat aanminnig
aankijkende dame met een suggestieve belofte van iets
romantisch. Of Sun Ra en Al Kooper ook op die andere albums
meedoen is dus onbekend, maar volgens mij is deze serie meer
een ad hoc project. Hoe dan ook, leuk om het album vol
nostalgie te beluisteren en Sun Ra’s popsongs te horen spelen.
Maar bij deze drie bleef het niet, want In 1966 worden nog
twee albums uitgebracht: ‘Visits Planet Earth’ en ‘Other
Planes of There’.
Sun Ra and his Solar Arkestra kwamen op aarde tot je voor 4
dollar 98. In het ruimteschip bevonden zich trouwe discipelen
als Patrick, Allen, Davis, Boykins, Spaulding en Gilmore. Ook
meegekomen zijn Victor Sproles (bas), Jim Herndorn (percussie,
pauken), Robert Barry (percussie, drums), William Cochran
(percussie, drums), Nate Pryor (trombone) en drie
trompettisten: Art Hoyle, Dave Young en Lucious Randolph.
Opvallend op ‘Visits Planet Earth’ is de compositie ‘Two
Tones’, die niet van Sun Ra zelf is, maar van Charles Davis en
Pat Patrick. Ze laten hier allebei hun baritonsax knorren
onder begeleiding van Ra’s solar piano.
Na de vrije albums van hierboven klinkt de titeltrack ‘Planet
Earth’ weer als een bijna gewone jazztrack. En dat geldt
meteen ook voor de rest van het album. Het niet verwonderlijk,
want de muziek komt nog uit de jaren in Chicago, 1956 en 1958.
Zo werd je aardig op het verkeerde been gezet, de ene keer
free jazz “far into space”, de andere keer weer “down to
earth”. Bij Sun Ra en diens Arkestra was een open blik/oor
minstens noodzaak. Maar als je dat had, kreeg je wel prachtige
muziek om je oren. In 1992 koppelde Evidence het album aan
‘Interstellar Low Ways’ (1967).
De helft van ‘Visits Planet Earth’ kwam ook terecht op ‘Sound
of Joy’ (1968). ‘sounds of Joy’ was de beoogde opvolger van
Sun Ra’s eerste soloalbum, ‘Jazz by Sun Ra’, maar het label
waarop dit album uitgebracht zou worden, Transition Records –
het label van Tom Wilson – werd nog voor de uitgave opgeheven
waardoor dit album bleef liggen. Uiteindelijk werd het
uitgebracht door Delmark Records, overigens net als een latere
editie van ‘Jazz by Sun Ra’. ‘Visits Planet Earth’ is
opgenomen op 1 november 1956 en we horen hier de oude band met
een bop-achtig jazzalbum. In origine stonden er twee songs –
gezongen door Clyde Williams - op het album, maar die liet
Delmark weg, omdat het label vond dat die niet goed pasten bij
de rest. Bij de cd-versie (1994) werden ze alsnog afgestoft en
als bonustracks toegevoegd. Dank.
Het laatste album uit 1966 is ‘Other Planes of There’. Dat
album is opgenomen in 1964 in New York. Met die datum weet je
meteen dat het bop-verleden “somewhere in orbit” is
achtergebleven en dat we hier te maken hebben met het (veel)
vrijere Arkestra. De mensen in de groep: Allen, Patrick,
Boykins, Cummings, Davis en Gilmore. Ook aanwezig de
percussionisten Lex Humphries en Roger Blank, de trombonisten
Ali Hassan, Bernard Pettaway en Teddy Nance en tot slot
trompettist Walter Miller. Met de eerste tonen weet je meteen
waar je aan toe bent, hier geen meestampers, maar
geluidsverkenningen.
De zwart-witte hoes werd bij de cd-versie (1992) vertaald naar
een rood-roze-blauwe.
Maar dan raken Sun Ra en diens orkest in een versnelling. Tot
aan zijn verhuizing naar Philadelphia in 1968 komen er in 1967
maar liefst vijf albums uit! Het zijn er zoveel dat Sun Ra
blijkbaar geen tijd meer heeft voor solowerk in die periode,
maar zich helemaal toespitst op het Arkestra. Achtereenvolgens
verschijnen: ‘We Travel the Spaceways’, ‘Strange Things’,
‘Interstellar Low Ways’, ‘Cosmic Tones for Mental Therapy’ en
‘Angels and Demons at Play’. Let wel, sommige albums werden
slechts mondjesmaat geperst en tijdens concerten verkocht. En
ook let wel: er zit geen enkele chronologie in deze uitgaven.
‘We Travel the Space Ways’ is bijvoorbeeld opgenomen eind
jaren vijftig. Dan heb je te maken met het Arkestra uit
Chicago en geschiedkundig gezien dus een veel jazzier ensemble
dan het Arkestra uit New York, maar dan wel een ensemble op
weg naar… Het blijft niet bij die bop-achtige jazz alleen, de
groep zoekt regelmatig vrijere gebieden op. Natuurlijk is er
genoeg ‘alien’ percussie te horen, maar ook de “space chant”,
de samenzang of hoe je het ook wil noemen. Die zang is een in
het Arkestra terugkerend fenomeen en zou nog lange tijd te
horen zijn.
Op het album spelen bekenden Allen, Patrick, Boykins, Gilmore
en Priester, maar ook Edward Skinner en Robert Berry
(percussie), Nate Pryor (trombone) en drie trompettisten:
Arthur Hoyle, Phil Corhan en Walter Strickland.
‘Strange Strings’, mooie alliteratie, is ten opzichte van het
vorig album inderdaad behoorlijk ‘strange’. Dit album gaat
eerder richting Musique Concrète dan welke vorm van jazz dan
ook. Alle geluiden worden gemangeld met echo’s en daarbovenop
wordt vrijuit gesoleerd. Als je ervoor openstaat hoor je een
soort cadens op de achtergrond en kun je je terugtrekken in
een ‘outerworld’, voor anderen is dit een ideaal album om je
bezoek het huis uit te krijgen. ‘Strange Strings’ is opgenomen
ergens in 1966 met in het Infiniy Arkestra: Cummins, Boykins,
Jacson (nu zonder ‘h’), Davis, Patrick, Allen, Gilmore, Jarvis
en daarbij Ali Harsan (trombone) en Thian Aldridge (space
voice). De ‘strings’ worden verzorgd door iedereen aanwezig.
Het album werd in 2007 pas op cd uitgebracht en wel door
Atavistic. Daarbij krijgen we een bonustrack: ‘Door Squeek’.
De naam is wat je krijgt, een piepende deur al dan niet in
echo’s met percussie. ‘Strange Strings’ is met recht een
grensverleggend album.
Uitgebracht in 1967, maar stammend uit 1958, is ‘Interstellar
Low Ways’. Blijkbaar heette het album eerste ‘Rocket Number
Nine Takes off for the Planet Venus’, tenminste dat staat op
de achterzijde van de hoes. Evidence koppelde dit album aan
‘Visits Planet Earth’ (1992). Luister je die cd in zijn geheel
dan hoor je meteen hoe het Myth Science Arkestra zich
ontwikkelt van bopjazz richting een veel vrijere
interpretatie. Op dit album speelt een relatief klein ensemble
mee: Allen, Patrick, Boykins, Skinner, Cochran en Gilmore met
daarbij trompettisten George Hudson en Phil Cohran. Het is
fantastisch om in bopstijl te horen zingen “Rocket Number Nine
Take Off for Planet Venus, Venus, Venus. Go, Go, Go, Up in the
Air!” Daarna volgen drumroffels, pianospel en sax en trompet.
‘Cosmic Tones for Mental Therapy’ (1967) stamt uit 1963, the
Choreographer’s Workshop, New York en Tip Top Club, Brooklyn.
Voordeel van die laatste was dat het Hammond-orgel voor niets
gebruikt mocht worden. ‘Cosmic Tones for Mental Therapy’ zou
je in ruime zin aansluitend kunnen noemen aan ‘Strange
Things’. Er wordt hier namelijk weer flink geëxperimenteerd
met geluiden, echo’s, percussie en solopartijen. In het boek
van John Szwed vertelt hij hoe een paar jongens in de buurt
deze muziek horen en opmerken” "These guys don't know how to
play!" Maar dan hadden ze toch niet goed geluisterd. Hier
wordt namelijk intens gemusiceerd, maar op een ander “level”.
Het leidde nogal tot onbegrip en soms opmerkingen als “Of deze
heren niet aan de drugs waren?” Dat niet, maar “far out” is
deze muziek voor de argeloze luisteraar wellicht wel. In de
lijn van Sun Ra’s zoektocht naar geluid/klant past dit album
echter naadloos in het geheel. Aanwezig tijdens de opnames:
Allen, Davis, Gilmore, Pettaway, Patrick, Cummings, Boykins,
Jacson en Clifford Jarvis (drums). Onze
echoman/geluidstechnicus is Tommy Hunter.
Het laatste album uit 1967 en van dit deel over de muziek van
Sun Ra is ‘Angels and Demons at Play’ en daarmee duiken we
terug in de tijd en wel naar Chicago, 1956 en 1960. De meeste
tracks zijn opgenomen in 1956. Als je naar de tijdlijn kijkt
weet je inmiddels dat dit de meer jazz-gerichte periode is,
maar wel een met veel percussie. Flinke band ook, al doet niet
iedereen op elk nummer mee: Allen, Davis, Patrick, Boykins,
Gilmore en daarbij: Victor Sproles (bas), Wilburn Green
(elektrische bas), Robert Barry (drums), Jim Herndorn (pauken,
timbales), trombonisten Julian Priester en Nate Pryor en
trompettisten Arthur Hoyle en Phil Cohran. Ondanks de titel is
dit een toegankelijk album met her en der wat “exotica”.
Evidence koppelde het bij de cd-release in 1993 aan ‘The
Nubians of Plutonia’, een album uit ongeveer dezelfde periode.
Eerder (1974) bracht Impulse! het album uit op lp in een
totaal andere hoes en dito sfeer. Daarbij bleef van de
originele tekening van Sun Ra niets over.
Omdat wonen in New York te duur geworden was moest Sun Ra met
zijn Arkestra in 1968 noodgedwongen vertrekken uit New York.
Het gezelschap streek vervolgens neer in Philadelphia. Het
huis in Morton Street werd nu de thuisbasis en dat bleef tot
aan Sun Ra’s overlijden in 1993. Vanuit Philadelphia trok de
groep elke maandag met de trein (!) naar Slug’s in New York.
Dat zal me een prachtig gezicht geweest zijn. Na 1968 begon
het in feite pas echt. De groep maakte tournees door Amerika
en vanaf 1970 ook door Europa. Sun ra kwam zelfs terecht op de
voorkant van Rolling Stone Magazine. De enorme stroom albums
ging onverdroten door, want ook in Europa sloot men
incidentele contracten voor albums van het Arkestra. Sun Ra
bleef zoeken naar andere geluiden en maakte al snel gebruik
van nieuw elektronische instrumenten en synthesizers. Op
aandringen van zijn manager werden tijdens de concerten
klassieke jazzstukken gespeeld, herkenbaar, mee-tikbaar, want
anders werd het wellicht toch ietwat teveel voor het aardse
publiek. In latere jaren trok het Arkestra een jong en nieuw
publiek aan en stond zelfs samen met Sonic Youth op het
podium. Alom, werd de muziek van Sun Ra meer en meer
gewaardeerd en kreeg hij gelijk met zijn opmerking “eventually
I will succeed…”.
Na Sun Ra’s overlijden ging het Arkestra ‘gewoon’ door met
eerst John Gilmore als leider, maar na diens overlijden door
Marshall Allen. Het zegt iets over de toewijding van deze
muzikanten aan Sun Ra’s visie. Want dat moge duidelijk zijn,
Herman Blount had een visie die hij onder de naam Le sony’r
Ra/Sun Ra uitdroeg. Met zijn ‘Venusiaanse muziek’ wilde hij
aardlingen bevrijden van de knellende muziekbanden. Dat hij
daarvoor “from far into space” tot “down to earth” moest
reizen had hij er graag voor over. Door zijn totaalwerk,
muziek, kostuums, vormgeving en albums schiep Sun Ra een heel
eigen niche in de muziekwereld en als je dat voor elkaar
krijgt heb je te maken met een waarlijk Groot Artiest.