Example
Sun Ra and his Arkestra: 1957-1968
"From far into space" tot "down to Earth"

omschrijving afbeelding

Herman Pool Blount, Sonny, Le Sony’r Ra, Sun Ra, lijkt weliswaar geboren in Alabama, maar zijn echte geboorteplaats ligt op Saturnus, hij kwam naar ons op aarde met een missie.

Net als bij Duke Ellington en Frank Zappa stromen er, als een soort academie, nogal wat talentvolle musici door het orkest, een handvol discipelen blijven hangen en zetten het werk voort.

Op het eerste gezicht en wellicht ook gehoor is de (album-)wereld van Sun Ra en zijn Arkestra er een van chaos en heen en weer springen in de tijd.

Lees het verhaal van de beginperiode van een van de meest bijzondere, opzienbarende musici in de wereld van wat nog jazz is, of misschien zelfs al wel niet meer.


Hij kwam van Saturnus, tenminste dat is het enige wat Sun Ra vertelde. Prachtig verhaal natuurlijk, maar op Saturnus leefden en leven vooralsnog geen mensfiguren. Dat hij ‘gewoon’ uit Birmingham, Alabama, USA kwam werd pas ontdekt door Sun Ra’s biograaf, John Szwed. Sun Ra werd geboren als Herman Poole Blount op 22 mei 1914 en is genoemd naar een magiër/goochelaar, Black Herman. Als klein jongetje kreeg hij van zijn moeder de bijnaam Sonny. Blount was gek van muziek, kon als kind al snel piano spelen, noten lezen en maakte zijn eigen composities. In zijn woonplaats traden veel bekende music op en Blount ging maar wat graag naar die evenementen. Namen die opduiken en duidelijk invloed op hem hebben gehad zijn Duke Ellington en Fletcher Henderson. Na de concerten ging Blount naar huis en schreef de partijen die hij interessant vond uit op papier. Hij onthield ze gewoon! Natuurlijk speelde hij zelf al te graag ook in bands, maar dat waren meer los-vaste-los -groepen. Gedurende de middelbare school volgde Blount muzieklessen bij John Whatley, een strenge, maar gedreven docent. Net zoals Blount die hoge scores haalde en daarmee toegang had tot een van weinige plekken in Birmingham waar Afro-Amerikanen terecht konden om boeken te lezen. Nieuwsgierig las hij alles wat hij onder ogen kreeg, maar raakte gefascineerd door de wereld van de Vrijmetselarij, andere culturen en religies. Rond zijn twintigste wordt Blount gevraagd als pianist in de band van Ethel Harper. Harper is zijn oude lerares biologie, maar zij richtte zich nu op een carrière als zangeres. Het wordt Blount’s eerste professionele baan als muzikant. Met Harper tourt hij vooral door het zuiden van Amerika. Harper vertrok na een tijd naar New York en liet de band over aan Blount die de naam meteen aanpaste: Sonny Blount Orchestra. De groep bestond lang genoeg om her en der wat indruk te maken. Op zichzelf is dat al bijzonder, want groepen bestaand uit Afro-Amerikanen traden vaak op voor een wit publiek, hoogstaand, elitair. Twee strikt gescheiden werelden, want mengen was ten strengste verboden. De clubs waar Blount en diens orkest optraden waren doorgaans exotisch en aangekleed met tropische – of Noord Afrikaanse (Sahara) achtergronden. Je ziet deze achtergronden/sferen vaak terug bij het latere Arkestra.
Op 22-jarige leeftijd krijgt Blount een beurs om de studeren aan de universiteit. Hij pakt het breed aan: compositie, orkestratie en muziektheorie. Maar na een jaar gebeurde er iets dat zijn leven radicaal veranderde: "My whole body changed into something else. I could see through myself. And I went up... I wasn't in human form... I landed on a planet that I identified as Saturn... they teleported me and I was down on [a] stage with them. They wanted to talk with me. They had one little antenna on each ear. A little antenna over each eye. They talked to me. They told me to stop [attending college] because there was going to be great trouble in schools... the world was going into complete chaos... I would speak [through music], and the world would listen. That's what they told me."
En dat alles lang voordat anderen spraken over leven op andere planeten en UFO’s. De gebeurtenis maakte zo’n indruk dat Blount stopte met zijn opleiding en zich helemaal stortte op de muziek. De eerste verdieping van het huis van zijn groottante, waar hij met haar en zijn moeder woonde,  werd verbouwd tot een werk- en oefenruimte. Blount schreef, componeerde, analyseerde, transcribeerde, las en nodigde allerlei musici uit met hem of in kleine groepen te komen spelen. En als ze niet meer speelden pakte hij opnieuw een boek om te lezen of ging discussies aan over wat hij gelezen had. Naar eigen zeggen sliep Blount nauwelijks nog, daar had hij geen tijd voor. Hij sloot zich niet op in het huis, maar was vaak ook te vinden in Forbes Piano Company. Hij speelde er en – net als bij hem thuis – bediscussieerde er van alles en nog wat, schreef muziekstukken over uit partituren of componeerde eigen muziek.
Natuurlijk kon een nieuwe, eigen band niet uitblijven. Blount noemde die precies hetzelfde als de vorige, alleen was de basis nu anders. Gedreven als hij was repeteerde de band dagelijks. Op het menu stond een scala aan jazzklassiekers en voorzichtig al wat eigen werk.

In 1942 kwam de vooruitgang tot stilstand door de dienstplicht. Blount moest in dienst, maar hij weigerde dat op grond van de vrijheid van gedachten, geweten en religie. In Amerika staat dat bekend als een “conscientious objector”. De naam ontstond in 295 nadat een burger de Romeinse dienstplicht moest vervullen. Hij weigerde op grond van de redenen hierboven. Maar in plaats van begrip werd de burger vervolgens geëxecuteerd. Zover kwam het bij Blount niet, maar hij belandde wel in de gevangenis. Daar claimde hij een zenuwinzinking en dat hij last kreeg van zelfmoordneigingen. Uiteindelijk werd hij, boos en verbitterd, in 1943 met een aantekening van hernia afgekeurd voor de dienstplicht. Meteen daarna begon Blount een nieuwe band, maar nadat zijn groottante in 1945 overleed vertrok Blount, net overigens als zoveel Afro-Amerikanen, naar Chicago.

Eenmaal in Chicago vond Blount snel werk als pianist bij bluesmusici als Wynonie Harris en Lil Green, maar in 1946 was het echt raak met een vaste plek in de band van Fletcher Henderson. Henderson met diens band had Blount vroeger in zijn thuisplaats gezien en dat had, zoals gezegd, indruk gemaakt. Nu speelde hij in dat fameuze orkest. Alleen was het niet meer dezelfde band, Henderson’s carrière was na een ongeluk in het slop geraakt en in de band speelden vooral tweederangs muzikanten. Blount werd aangesteld als pianist en arrangeur. In dezelfde tijd speelde Blount soms met tenorsaxofonist Coleman Hawkins en violist Stuff Smith. Meer uitdaging vond hij elders… Chicago was de smeltkroes van Afro-Amerikanen uit grote delen van Amerika en daarbuiten. Al die mensen namen hun cultuur en politieke ideeën mee. Daarmee werd Chicago het centrum van Afro-Amerikaans politiek-activisme. Het werd Blount steeds duidelijker hoe de Afrikanen door Westerlingen uitgebuit en onderdrukt waren en nog steeds werden. Parallel hieraan was Blount onder de indruk van de talrijke Egyptische of Egyptisch aandoende gebouwen en monumenten in de stad, las van alles over de Egyptische cultuur en verdiepte zich in de oude filosofie. Dat alles samen leidde ertoe dat Blount zijn naam, “een slavennaam” vond hij, in 1952 officieel liet veranderen in Le Sony’r Ra. Sony is te herleiden tot zijn oude koosnaam Sonny, Ra is de Egyptische god van de zon, een van oudste goden van het Egyptische pantheon. Le Sony’r  Ra ging echter vaker en makkelijker door het leven als Sun Ra. Twee keer de zon dus.

In 1952 zette Sun Ra een nieuwe band op, een trio, bestaande uit drummer Tommy Hunter (?/drums, percussie, techniek) en saxofonist Pat Patrick (1929-1991/baritonsax, altsax, basgitaar).  Net als eerder speelde het trio bekend werk, maar meer en meer het werk van Sun Ra. Patrick trouwde, verhuisde naar Florida en verliet het trio. In zijn plek kwam John Gilmore (1931-1995/tenorsax, basklarinet, drums). Met de toevoeging van Marshall Allen (1924- /altsax, dwarsfluit, piccolo, hobo, EWI [elektronisch blaasinstrument]) werd het trio een kwartet. Soms kwam Patrick terug, maar soms was hij ook weer weg. Dat laatste geldt ook voor James Spaulding (1937- /saxen, dwarsfluit) Julian Priester (1935- /trombone) en Von Freeman (1923-2012/tenorsax).

In de hectiek van Ra’s leven loopt die in Chicago Alton Abraham (1927-1999/manager) tegen het lijf. Het had zo moeten zijn, Abraham en Sun Ra blijken zo ongeveer geestverwanten te zijn, met als gevolg een dikke vriendschap. De heren vulden elkaar prima aan, de ietwat introverte Sun Ra zorgde voor de muziek en de meer extraverte en praktische Abraham voor de zakelijke kant. Al snel werd Abraham dan ook de manager van de band, maar het was meer dan dat. Abraham adviseerde ook andere musici voor Sun Ra’s groep en stuurde soms de vergaande muziek wat bij met bekende jazzklassiekers. Daarnaast zette hij een soort leesclub op met esoterisch en culturele gerichte leesonderzoeken en liet de ‘resultaten’ middels diverse uitingen,  pamfletten en een soort krant, weten. Later werden allerlei uitingen, waaronder ook deze, gebundeld als “The Wisdom of Sun Ra’s Polemical Broadsheets and Streetcorner Leaflets” (2006).
Ook zette Abraham een eigen platenlabel op: El Saturn Records, soms ook El Saturn en soms ook weer heel anders. Met El Saturn begint het Grote Werk van Sun Ra fysiek vorm te krijgen. In eerste instantie werden alleen singles uitgebracht en die dan ook nog in heel kleine oplagen, soms maar 25, De hoesjes werden met de hand beschilderd, dus dan heb je het nu meteen al over collectors items. De singles werden verkocht bij concerten en soms weggegeven. Vaak stond er geen enkele informatie op van wie wat waar wanneer, de dingen die je als muziekliefhebber graag wil weten. Abraham zorgde ervoor dat niet alleen werk van het Sun Ra Arkestra, zoals de groep nu genoemd werd, uitgebracht werd, maar ook van musici die min of meer op dezelfde golflengte zaten, tenminste dat leek zo, eigenlijk waren het allemaal musici of aanhangers van het Arkestra.
De meeste singles werden in 1996 gebundeld op twee cd’s: ‘The Singles’, uitgebracht door Evidence, een label dat in die periode bezig was de catalogus van Sun Ra in kaart te brengen en opnieuw ter beschikking te stellen. Dat was al jaren niet gebeurd, waardoor sommige muziek van Sun Ra voor het eerst weer breed te beluisteren en te koop was. Tenminste, als je oren en ogen openstonden.
In 2016 werd nog breder uitgepakt door Strut/Art Yard: ‘The Definitive 45s Collection 1952-1961. Uitgebracht als 3lp, 3cd of in een limited edition box met 10 singles en de bedrukking daarvan als replica’s van de originelen.
Op beide versies Evidence/Strut hoor je een scala, rijkdom is een beter woord, aan stijlen en uitvoeringen. Je wordt heen-en-weer geslingerd tussen jazzklassiekers, doo-wop (hard-)bop en free-jazz. Her en der worden Sun Ra en diens Arkestra of soms ook wel Astro Infinity Arkestra ondersteund door de Cosmic Rays, een zanggroep bestaande uit Calvin Barron, Lonnie Tolbert en Matt Swift. De heren waren – vooral – van de doo-wop en waren vaak aanwezig en zongen natuurlijk mee bij de repetities van Sun Ra’s Arkestra. Onder eigen naam namen ze drie singles op voor El Saturn Records. Die staan natuurlijk ook op de verzamelaars. Een andere opvallende naam is Yochanan die singles maakt met het Arkestra. Yochanan was echter een pseudoniem van Sun Ra, maar waar Ra van Saturnus kwam, kwam Yochanan van de zon. Logisch toch, tenminste, als je het weet. Zo’n handelswijze ging ook op voor The Nu Sounds, eigenlijk het Arkestra in een of andere vorm. Saxofonist Laurdine Patrick is niemand minder dan Pat Patrick. Sun Ra with the Nu Sounds, is dus gewoon preken voor eigen parochie, zoals ze dat noemen. En dat gaat ook op voor Hatty Randolph, zangeres, die regelmatig in het Arkestra te vinden was.
Je wist toen al niet wat je hoorde. Al die singles bij elkaar geven echter wel een goede indruk van Sun Ra en het Arkestra en is daarom wellicht de beste plek om je kosmische reis in de intergalactische wereld van deze groep te beginnen.

In de tweede helft van de jaren vijftig komt het eerste album uit: ‘Super-Sonic Jazz’ (1957). Het album is verpakt in een witte hoes met een rode, wat surrealistisch aandoende tekening van een vlammende piano met op de achtergrond vleugels als bergen, bliksemschichten, de planeet Saturnus en toch ook nog een brandblusser. De achterkant is uitgevoerd als de meeste jazzalbums in deze tijd: een aankondiging en uitgebreide tekst. De aankondiging laat niets te raden over: “Saturn presents Super-Sonic Jazz, 21st Century Limited Edition by Le Sun Ra and his Arkestra”. Daaronder de lijst met medewerkende musici, een uitleg per nummer en een tekst: “points of the space age”. Bij de herpersing in hetzelfde jaar kreeg het album meteen een andere hoes, zwart-geel/nieuwe tekening en de toevoeging: “Magic Music of the Spheres”. Meer bijzonder is wellicht een kleine toevoeging op de voorzijde: “featuring John Gilmore on tenor sax/Julian Priester on trombone”. Van die twee ‘wisten’ we al dat ze in de band speelden. Daarnaast horen we James Scales (altsax), de in-en-uit-de-band-gaande Pat Patrick (altsax, baritonsax), Charles Davis (baritonsax), Victor Sproles (contrabas), Robert Barry (drums), William Cochran (drums), Wilburn Green (elektrische bas), Jim Herndon (pauken, timbales) en Arthur Hoyle (trompet). Al met al een flinke band, al speelt niet iedereen mee op alle nummers. Op beide kanten staan zes niet al te lange nummers. ‘Super-Sonic Jazz’ is een jazz-album in de goede traditie van de jazz, we horen op het album een mix van bigband-achtige geluiden, kleine ensembles, blues en authentieke jazz. Voor het meer buitenissige werk, maar dat is een overdreven term hier, komen we uit bij ‘India’. Een compositie die gesierd wordt met veel percussie en bekkengeruis en dat jaren voordat anderen over de grenzen keken. ‘Sunology’ laat horen dat het Arkestra met Gilmore, Patrick en Hoyle uitstekende solisten in huis heeft. Sun Ra zelf speelt diverse soorten piano’s, maar de elektrische piano valt het meest op in het geluidsperspectief.

Het tweede album, ‘Jazz in Silhouette’ volgt twee jaar later. Net als het eerste album verschijnt dit album in twee verschillende hoezen (1959 en 1961) op El Saturn Records. Nog weer later (1975) maakt ABC Records/Impulse! er een derde bij. Nu wordt meestal de versie uit 1961 gebruikt. Het album werd in maart opgenomen en in mei uitgebracht. Dat waren nog eens tijden. De productie is in handen van Ihnfinity Inc. en Alton Abraham. De achterkant van de hoes belooft: “Playing Music from Tomorrow’s World” en ‘Magic Music of the Spheres”. Verder krijgen we een korte uitleg over dat je in de toekomst kunt denken dat je ergens wil zijn en er dan vervolgens ook bent en dat de voorzijde van de hoes als volgt uitgelegd kan worden: “This cover is a view of one of the moons of SATURN, taken about 300 space-miles up”. The Arkestra bestaat op dit album uit: Le Sun Ra, Pat Patrick, Marshall Allen, Hobart Dotson (trompet), William Cochran, John Gilmore, Ronnie Boykins (bas), Charles Davis, James Spaulding (altsax, dwarsfluit) en Julian Priester.
Op ‘Jazz in Silhouette’ horen we prachtige arrangementen, bop-achtige composities, mooi solowerk, maar ook weer veel percussie, fluitjes en groepszang. Een goed voorbeeld daarvan is ‘Ancient Aiethopia’. Bijzonder is de terugkeer van ‘Blues at Midnight’, dat stond ook op het eerste album. Het is best ongebruikelijk om een werkstuk op je eerste én tweede album te plaatsen. ‘Blues at Midnight’ heeft een bop-ondergrond, maar de solo’s zijn wat extremer hier en gaan al een beetje richting van wat later  “free-jazz” genoemd zou worden.

Echter al vanaf het begin treedt verwarring op, want ook in 1957 komt een eerste album van Sun Ra op de markt:  ‘Jazz by Sun Ra, vol. 1’, uitgebracht op Transition Records en geproduceerd door niemand minder dan Tom Wilson, de man die we later zouden leren kennen als producer van de eerste albums van Frank Zappa & the Mothers of Invention en die van de Velvet Underground & Nico. Transition Records is Wilson’s eigen platenlabel. Tien jaar later, 1967, wordt ‘Jazz by Sun Ra’ in zowel mono als “electronically altered for stereo” uitgebracht als ‘Sun Song’. Het album ging vergezeld van een boekje met daarin bij elke compositie verklarende teksten en een uitleg van de meester zelf: “Most of the compositions speak of the future. For instance on this album we present ‘Future”, ‘New Horizons’, ‘Transition’, Sun Song’, ‘Brainville’. In all these songs I am deliberately attempting to tempt people to like the higher forms of music. Eventually I will succeed.” Het is bijna zoiets als “the creator has a master plan”. En dat ‘meesterplan’ had Sun Ra zeker. Het album ligt in het verlengde van die van het Arkestra en daarbij met veelal dezelfde musici: James Scales (altsax), Pat Patrick (baritonsax, Indiase belletjes), Richard Evans (bas), Robert Barry (drums, belletjes), Wilburn Green (elektrische bas, tamboerijn), John Gilmore (tenorsax, woodblock), Jim Herndorn (pauken, timbales, belletjes), Julian Priester (trombone, klokken), Dave Young (trompet, belletjes) Art Hoyla (trompet, Indiase belletjes)en Sun Ra (piano, Hammond-orgel). Net als bij de eerste twee album geldt voor dit album dat het flink gebaseerd is op de bop, prachtig uitgewerkte arrangementen heeft en her en der een wat vrije solo laat horen.

Anno nu is de geschiedenis makkelijker terug te halen en te plaatsen, maar al vanaf de start is duidelijk dat Sun Ra een tweewegsysteem hanteert, dat van soloalbums en van albums met het Arkestra en dat dan nog vaak op verschillende platenmaatschappijen. De vele uitingen van zowel Ra zelf en het Arkestra maken het een taaie puzzel om te volgen. Gelukkig zijn er in latere jaren overzichtelijke boeken geschreven, zoals die van John Szwed en zijn er  websites met heldere overzichten, dat helpt enorm.

In eenheid met de uitstraling van de muziek gaan de leden van het Arkestra eind jaren vijftig gehuld in een soort historische-futuristische- intergalactische kledij met bijpassende hoofddeksels. Losjes gebaseerd op de oude, Egyptische cultuur, maar doorspekt met science-fiction-achtige elementen. Ook hier weer een tweeledig doel: het maakt enerzijds duidelijk dat Sun Ra en diens Arkestra inderdaad niet van deze wereld zijn, ze komen immers van Saturnus, anderzijds plaatste het de band “in the picture”, immers met zo’n uiterlijk vertoon worden mensen nieuwsgierig naar wat er uit deze groep aan muziek voort zou komen. Dat viel absoluut niet tegen. Er was nog een derde reden: Sun Ra vond avant-gardistisch gedoe te serieus. Immers, zo leerden we (later) ook van Zappa, “humor hoort in muziek”. De ‘gekke, buitenissige’ kledij maakte dat wellicht ook wel duidelijk. Aan de andere kant roep je door zo’n uitstraling meteen ook een zweem van serieuziteit over je af, zeker als de muziek kwalitatief hoog is.

Eind ’61 verhuisde Sun Ra met een aantal trouwe leden van het Arkestra naar New York. Men had genoeg van onverschilligheid van pers, maar ook muziekliefhebbers uit Chicago. Heel kort streek de groep neer in Montreal, maar uiteindelijk werd New York de basis. De groep woonde in één huis. Voordeel van samen leven was dat er sneller en makkelijker gerepeteerd kon worden, spontaner ook, maar het waren vooral de veel lagere kosten die maakten dat er voor deze vorm gekozen werd. Dat trouwe deel van het Arkestra bestaat uit Allen, Patrick, Boykins en Gilmore. Bij de opnames van een nieuw album komen daar al dan niet tijdelijk bij: Leah Ananda (congas), Willy Jones (drums) en Bernard McKinney (trombone, Euphonium). De opnames voor het tweede Sun Ra-album vinden plaats op 10 oktober 1961 in Medaillon Studios, New Jersey. Het album wordt – opnieuw -  geproduceerd door Tom Wilson. Wilson verzorgt ook de uitgebreide hoestekst. ‘The Futuristic Sounds of Sun Ra’ (1962) verschijnt op Savoy Records; het is Ra’s enige album voor Savoy. Zeven jaar later (!) is het ook in Europa te koop, dan op BYG Records en natuurlijk weer in een andere hoes. Datzelfde gebeurt het jaar daarop in Spanje, ook BYG, ook andere hoes. De hoes met de flexibele piano en conga is inmiddels de standaard hoes geworden.
‘The Futuristic Sounds of Sun Ra’ ligt in het verlengde van wat zowel Arkestra als Ra-solo hiervoor liet horen: toegankelijke jazzy muziek, gebaseerd op bop, mooie arrangementen en dito solo’s, soms simultaan. Net als de vorige albums horen we flink wat percussie waardoor het album een licht exotisch tintje krijgt. Ook wat ‘futuristisch’ anno 1962 zijn de basklarinet-solo’s van Gilmore. Het diepe geknor van de basklarinet hoor je immers niet dagelijks binnen de jazz of welke muziek dan ook. Op ‘China Gate’ wordt het Arkestra aangevuld met gastzanger Ricky Murray. Wel opvallend hier is de afwezigheid van de elektrische piano, Sun Ra blijft hier strikt akoestisch.

Het vijfde album op de tijdlijn van Ra en Arkestra is ‘When Sun Comes Out’. Het wordt in 1963 uitgebracht op El Saturn Records en gaat onder de vlag van “Sun Ra and his Myth-Science Arkestra” op het label, maar diezelfde groep wordt op de hoes aangeduid als “Astro-Infinity Arkestra”. Hoe dan ook is de band “far out”.  Het album is ‘gewoon’ thuis, het huis in New York, opgenomen. Dat huis is door Sun Ra “The Choreographer’s Workshop” gedoopt. Ogenschijnlijk is ‘When Sun Comes Out’ nooit separaat op cd uitgebracht, maar gelukkig bracht Evidence het in 1993 uit, gecombineerd met: ‘Fate in a Pleasant Mood’. Die laatste is nog in Chicago opgenomen, 1960, en zou in 1965 op lp uitgebracht worden op het eigen Saturn-label. Het is dan het zesde album met het Arkestra en/of het achtste of negende in de rij. Beide originele hoezen maakten daarbij plaats voor – natuurlijk in de wereld van Sun Ra -  een nieuwe.
‘When Sun Comes Out’ gaat door op het al ingeslagen muziekpad. Nieuw is dat nu iedereen percussie speelt en dat Gilmore vrijer speelt dan eerder. Was er op de vorige albums nog duidelijk sprake van een bop-dominantie, dan wordt die hier al langzamerhand afgebroken. Daarmee wordt wellicht ook de titel enigszins verklaard. Sun (Ra) laat langzamerhand horen waar hij naar toe wil. In het Arkestra dan: Boykins, Gilmore, Patrick, Allen, met Danny Davis (altsax, zang), Les Humphries (drums), Tommy Hunter (gong, effecten), Bernard Pettaway (trombone) en Teddy Nance (trombone).

Het album wordt gevolgd door ‘Secrets of the Sun’ (1965). Dat wordt ook uitgebracht op eigen label en pas in 2008 op cd uitgebracht onder auspiciën van de erven, lees Adam Abraham. ‘Screts of the Sun’ is net als ‘When Sun Comes Out’ opgenomen in The Choreographer’s Workshop. Naast de vaste kern (Boykins, Gilmore, Patrick, Allen) spelen nu in het “Solar Arkestra” mee: C. Scoby Stroman (drums), Calvin Newborn (elektrische gitaar), Al Evans (flügelhoorn/bugel), Tommy Hunter (drums), Eddie Gale (Trompet) en Art Jenkins (zang). Op het eind van lp-kant twee experimenteert Tommy Hunter, hier tevens opnametechnicus, met echo. Ooit moeten we Ra’s ruimte in tenslotte.
In hetzelfde jaar (1965) verschijnt ook ‘Art Forms of Dimensions Tomorrow’. Dat album wordt door Evidence net als bij twee eerdere albums gecombineerd met ‘Cosmic Tones for Mental Therapy’ uit 1967. Cd’s hebben immers meer ruimte dan lp’s. Het is een sympathiek gebaar om niet al die korte lp’s ook apart op cd te zetten.  

‘Art Forms of Dimensions Tomorrow’, op het label heet het album ‘Art-Forms from Dimension Tomorrow’, is in The Choreographer’s Workshop opgenomen, eind 1961, begin 1962, met in het Solar Arkestra: Patrick, Hunter, Allen, Boykins, Gilmore, Stroman met daarbij Ali Hassan (trombone), Manny Smith (trompet), Clifford Jarvis (percussie), Clifford Thornton (trompet) en John Ore (bas). Het is een van Sun Ra’s meer obscure albums. Opnieuw verklaart de titel een groot deel van het album, want hier laat Sun Ra zijn muzikale toekomstvisie horen. De openingstrack, ‘Cluster of Galaxies’, is percussie met gong en dat alles auditief, ruimtelijk bewerkt en in echo’s gehuld. Tommy Hunter had ontdekt hoe hij allerlei geluidseffecten kon creëren en Sun Ra was daar helemaal weg van. Maar als je dan net in de kosmos zit daal je met ‘Ankh’ weer neder op aarde met een stuk aangename jazz met Sun Ra op een wat goedkoop klinkende piano. ‘Solar Drums’ is inderdaad percussie gedrenkt in echo’s. Het hele album hinkt zo op twee benen, je zou het een vorm van toekomstkunst kunnen noemen. Duidelijk echter wordt dat Sun Ra meer te vertellen had dan het kleuren binnen de vaste jazzlijntjes. Vaker wel dan niet werd Sun Ra’s muziek begrepen, niet in Chicago, maar ook niet in New York. Het viel hem niet mee. Gelukkig kreeg hij de steun van medemusici als Dizzy Gillespie: "Keep it up, Sonny, they tried to do the same shit to me." Maar ook die van Thelonious Monk die vond van de als “Far out” omschreven muziek: "Yeah, but it swings."

‘Fate in a Pleasant Mood’ (1965) is in feite eerder opgenomen dat ‘Art Forms of Dimensions Tomorrow’. Het album is uit 1960 en nog uit Chicago met de band daar: Gilmore, Boykins, Allen, Gilmore, Phil Cohran (trompet), Lucious Randolph (trompet), George Hudson (trompet), Nate Pryor (trombone), Eddy Skinner (drums) en Jon Hardy (drums). Het is overwegend jazzy, bop-album in de stijl van de band toen en heel anders dus dan de Art Forms. Het album is toegankelijk al zijn er, ik zou bijna zeggen natuurlijk, heel wat percussie-instrumenten te horen.

Het feit dat allerlei opnames en albums door elkaar beginnen te lopen maakte het voor veel mensen lastig de groep te volgen. En dat met het Myth Science Arkestra hetzelfde bedoeld werd als met het Solar Arkestra was ook niet meteen helder. En dat gold meteen ook voor de solo-albums van Sun Ra die links en rechts naast die van het Arkestra uitgebracht werden. Want in 1965 komt op ESP Disk het solo-album ‘The Heliocentric Worlds of Sun Ra, vol. 1’ uit. In eerste oplaag in mono, later ook in stereo. Het album is opgenomen in Richard L. Alderson’s studio, RLA, New York. Naast het vaste kwartet van Allen, Gilmore, Patrick en Boykins horen we op dit album Chris Capers (trompet), Teddy Nance (trombone), Bernard Pettaway (bastrombone), Danny Davis (fluit, altsax), Robert Cummings (basklarinet) en Jimhmi Johnson (drums, pauken, percussie). Op ‘The Heliocentric Worlds’ laat Sun Ra de meest jazzconventies los, het is een experimenteel, “free” album met uiteraard veel percussie, maar ook solisten die tegelijkertijd soleren.  Sun Ra speelt hier zelf piano, basmarimba, elektrische celesta en pauken. Tijdens de opnames gaf Ra middels handgebaren aan wat er meest gebeuren of wie wat moest doen. Soms werkte het niet en kreeg iemand anders een solo of veranderde Ra het arrangement. Hij ziet die muziekdelen als muzikale planeten of satellieten die om de zon, hijzelf, draaien. Het heliocentrisch model is immers het sterrenkundig model waarbij de planeten om de zon draaien, het zonnestelsel zoals wij dat nu kennen. Het kwam in plaats van het geocentrisch model, waarbij alles om de aarde draaide, het model dat tot ver in de Middeleeuwen gangbaar was.

‘The Heliocentric Worlds of Sun Ra, vol. 2’ werd in 1966 uitgebracht, maar gaat ook door het bootleg-leven als ‘Sun Myth’. Het album werd aangeprezen met op de hoes de slogan: “You Never Heard Such Sounds in Your Life”. Zou Zappa die ook gehad hebben? Denk eens aan diens album “The Best Band You Never Heard in Your Life’ (1991)? Op deel twee slechts drie stukken, een korte (vijf minuten) en twee langere. De aanpak is echter dezelfde, de band niet: Allen, Patrick, Boykins, Gilmore en Walter Miller (trompet), Robert Cummings (basklarinet) en Roger Blanki (percussie). Een relatief kleine groep dus. Opnieuw veel percussie en al behoorlijk vrije muziek. ‘The Sun Myth’ wordt opgebouwd door Boykins aangestreken contrabas. Beide delen zijn, als je de uitingen van het Arkestra gevolgd hebt, pittig te noemen, je kunt er in ieder geval niet ‘lekker’ met je voet de maat bij tikken. Bij Sun Ra’s heliocentrische werelden wordt een auditief spectrum opengetrokken.
In de tijdlijn bij deze twee albums komt er nog een: ‘Nothing Is…” (1966), ook uitgebracht op ESP. Het album ligt in het verlengde van die albums, heeft vrije momenten en improvisaties, maar voegt ook samenzang toe, de zogenaamde “chants”. Nog anders: dit is een live-album, opgenomen op diverse plekken tijdens een college-tour in 1966. Ok hier is de band niet heel groot: Allen, Patrick, Gilmore en Boykins in de basis met: Robert Cummings (klarinetten), James Jackson (drums), Clifford Jarvis (drums), Carl Nimrod (hoorn, gong). Ali Hassan (trombone) en Teddy Nance (trombone). Het album werd in 2010 als dubbel-cd uitgebracht, waarbij op de eerste disc een complete set staat en op de tweede cd extra materiaal van de tweede set en de sound check. Mooie aanvullingen.
Alle drie de albums voor ESP zijn in meerdere uitvoeringen, labels, hoezen uitgebracht.

Slugs’ Saloon was eerst een Oekraïens restaurant, daarna een drug-dealer-plek, maar vanaf 1964 een gewone club voor muziek. Het lange, smalle pand kon zo’n 75 bezoekers aan, maar meestal waren het er meer. Op last van de overheid mocht het woord “saloon” niet meer gevoerd en werd het dus Slugs. In Slugs kreeg Sun Ra met diens Astro Infinity Arkestra een vaste weekplek, de maandagavond. Het gaf de band meer bekendheid, maar trok ook klandizie. Sun Ra speelde er vanaf maart 1966 tot eind 1967 en zelfs nog vaker daarna. Met name door Sun Ra’s optredens werd Slugs een gerenommeerde jazzclub waar later musici als Albert Ayler, Ornette Coleman en Sonny Rollins op het kleine podium te vinden waren. Het was ook de plek waar trompettist Lee Morgan door diens vrouw in 1972 neergeschoten werd. De verloedering van de buurt zorgde ervoor dat eigenaar Jerry Schulz Slugs in 1972 moest sluiten, het was niet meer veilig voor musici en bezoekers.

In 1966 werd op El Saturn een nieuw album uitgebracht: ‘When Angels Speak of Love’. Volgens kenners in een oplaag van 75, gevolgd door een tweede reeks, ook van 75. Evidence bracht dit album in 2000 uit op cd. Het is een album met muziek die drie jaar eerder (1963) in The Choreographers Workshop opgenomen is. Aanwezig: Dave Davis (altsax), Allen (altsax, hobo), Patrick (baritonsax), Boykins (bas), Jarvis (drums), Danny Davis (percussie), Gilmore (tenorsax), Cummings (basklarinet) en Walter Miller (trompet). Thomas ‘Bugs’ Hunter zorgt opnieuw voor de opnametechniek, en de echo-effecten en wat percussie. Niet iedereen doet op elk nummer mee, Cummings, bijvoorbeeld doet alleen mee op het langste werk “Next Stop Mars’.  ‘When Angels Speak of Love’ is een wat primitief opgenomen album waar Sun Ra met zijn kompanen een mix laat horen van waar ze anno 1963 mee bezig waren. We horen hier experimenten, de inmiddels bekende percussie, arrangementen in herkenbare bopstijl, maar ook vrije stukken. Nieuwe muziek, later Free-jazz genoemd, was in deze periode langzaam aan het ontstaan bij tijdgenoten als John Coltrane en Ornette Coleman.

Sun Ra ‘solo’ liet in 1966 ook van zich horen met het album ‘The Magic City’, uitgevoerd in glorieus mono. Zo komen er dus bijna jaarlijks twee albums uit. Voor fans een enorme luxe, maar ook: wat een hoeveelheid als je terugkijkt. ‘The Magic City’ wordt uitgebracht door Saturn Research met de inmiddels bekende kern: Allen, Cummings, Boykins, Patrick en Gilmore. In de magische stad horen we ook Danny Davis (fluit), Jimhmi Johnson (percussie), Bernard Pettaway (trombone) en Teddy Nance (trombone). Daarnaast maakt de hoes melding van “other members of the Arkestra”. Je ziet al aan de mensen die meedoen dat de muziek eerder opgenomen moet zijn en dat klopt. Het titelnummer met een ongekende lengte van ruim 27 minuten op één lp-kant is opgenomen tijdens een repetitie-sessie, de drie kortere werken op lp-kant B zijn live opgenomen in Olatunji’s  Loft, New York en het voorjaar van 1965. Sun Ra speelt hier Clavioline, een elektronisch apparaat dat de voorloper van de synthesizer genoemd wordt. Je hoort het meteen in ‘The Magic City’. De vreemde ‘spacy’-geluiden komen uit dit instrument. Het album wordt gezien als hét transitie-album en/of hét toonaangevende album van het Arkestra in deze fase. Het is een nog vrijer album dan de albums hiervoor en valt dan ook in het hok “free jazz”. Sun Ra gaf net als eerder met handsignalen aan wat de musici verzameld om hem heen moesten doen of wie moest gaan soleren. Er zijn meer musici die zo werken, denk maar eens aan Duke Ellington, Count Basie en in de rock Frank Zappa.
Evidence bracht het album in 1993 uit op cd, maar dan onder de vlag van het Solar Arkestra. Dit keer geen ander album erbij, ook geen andere toevoegingen. Wel een iets andere hoes.

Of Batman & Robin ook van Venus komen lijkt onwaarschijnlijk, maar Sun Ra had wel iets met die twee superhelden. Wie niet trouwens? De tv-serie die begon in januari 1966 en was mega populair bij de jongeren, lees jongens, van toen. Adam West en Burt Ward verdedigden hun stad tegen schurken als Penguin, Riddler, Joker en Catwoman. Aan het eind van het tweede seizoen was het publiek echter voldaan en liepen de kijkcijfers terug. Reden om Batman een nieuw hulpje te geven: Batgirl (Barbara Gordon). Maar helaas deed de Batgirl de jongensharten niet sneller kloppen en eindigde de serie. Onder het pseudoniem The Sensational Guitars of Dan and Dale, maakte Al Kooper met diens Blues Project en Sun Ra (orgel) met leden van diens Arkestra (Patrick, Gilmore, Ownes) het album, ‘Batman and Robin’. Het staat vol met thema’s rondom die twee. Er wordt nog gezongen “Batman…. Batman…”, maar door wie is onduidelijk. Het is een prachtig album, waarop Sun Ra zich van een heel andere kant laat horen. ‘Batman and Robin’ werd geproduceerd door – daar is hij weer – Tom Wilson en uitgebracht op het wat obscure Tifton Records. Het is een van de weinige albums van Dan and Dale waarvan bekend is wie er op meedoen. Er is namelijk een hele reeks Dan and Dale albums. Ze vallen allemaal op door de specifieke vormgeving van de tijd, meestal een je wat aanminnig aankijkende dame met een suggestieve belofte van iets romantisch. Of Sun Ra en Al Kooper ook op die andere albums meedoen is dus onbekend, maar volgens mij is deze serie meer een ad hoc project. Hoe dan ook, leuk om het album vol nostalgie te beluisteren en Sun Ra’s popsongs te horen spelen.

Maar bij deze drie bleef het niet, want In 1966 worden nog twee albums uitgebracht: ‘Visits Planet Earth’ en ‘Other Planes of There’.
Sun Ra and his Solar Arkestra kwamen op aarde tot je voor 4 dollar 98. In het ruimteschip bevonden zich trouwe discipelen als Patrick, Allen, Davis, Boykins, Spaulding en Gilmore. Ook meegekomen zijn Victor Sproles (bas), Jim Herndorn (percussie, pauken), Robert Barry (percussie, drums), William Cochran (percussie, drums), Nate Pryor (trombone) en drie trompettisten: Art Hoyle, Dave Young en Lucious Randolph. Opvallend op ‘Visits Planet Earth’ is de compositie ‘Two Tones’, die niet van Sun Ra zelf is, maar van Charles Davis en Pat Patrick. Ze laten hier allebei hun baritonsax knorren onder begeleiding van Ra’s solar piano.
Na de vrije albums van hierboven klinkt de titeltrack ‘Planet Earth’ weer als een bijna gewone jazztrack. En dat geldt meteen ook voor de rest van het album. Het niet verwonderlijk, want de muziek komt nog uit de jaren in Chicago, 1956 en 1958. Zo werd je aardig op het verkeerde been gezet, de ene keer free jazz “far into space”, de andere keer weer “down to earth”. Bij Sun Ra en diens Arkestra was een open blik/oor minstens noodzaak. Maar als je dat had, kreeg je wel prachtige muziek om je oren. In 1992 koppelde Evidence het album aan ‘Interstellar Low Ways’ (1967).
De helft van ‘Visits Planet Earth’ kwam ook terecht op ‘Sound of Joy’ (1968). ‘sounds of Joy’ was de beoogde opvolger van Sun Ra’s eerste soloalbum, ‘Jazz by Sun Ra’, maar het label waarop dit album uitgebracht zou worden, Transition Records – het label van Tom Wilson – werd nog voor de uitgave opgeheven waardoor dit album bleef liggen. Uiteindelijk werd het uitgebracht door Delmark Records, overigens net als een latere editie van ‘Jazz by Sun Ra’. ‘Visits Planet Earth’  is opgenomen op 1 november 1956 en we horen hier de oude band met een bop-achtig jazzalbum. In origine stonden er twee songs – gezongen door Clyde Williams - op het album, maar die liet Delmark weg, omdat het label vond dat die niet goed pasten bij de rest. Bij de cd-versie (1994) werden ze alsnog afgestoft en als bonustracks toegevoegd. Dank.

Het laatste album uit 1966 is ‘Other Planes of There’. Dat album is opgenomen in 1964 in New York. Met die datum weet je meteen dat het bop-verleden “somewhere in orbit” is achtergebleven en dat we hier te maken hebben met het (veel) vrijere Arkestra. De mensen in de groep: Allen, Patrick, Boykins, Cummings, Davis en Gilmore. Ook aanwezig de percussionisten Lex Humphries en Roger Blank, de trombonisten Ali Hassan, Bernard Pettaway en Teddy Nance en tot slot trompettist Walter Miller. Met de eerste tonen weet je meteen waar je aan toe bent, hier geen meestampers, maar geluidsverkenningen.
De zwart-witte hoes werd bij de cd-versie (1992) vertaald naar een rood-roze-blauwe.

Maar dan raken Sun Ra en diens orkest in een versnelling. Tot aan zijn verhuizing naar Philadelphia in 1968 komen er in 1967 maar liefst vijf albums uit! Het zijn er zoveel dat Sun Ra blijkbaar geen tijd meer heeft voor solowerk in die periode, maar zich helemaal toespitst op het Arkestra. Achtereenvolgens verschijnen: ‘We Travel the Spaceways’, ‘Strange Things’, ‘Interstellar Low Ways’, ‘Cosmic Tones for Mental Therapy’ en ‘Angels and Demons at Play’. Let wel, sommige albums werden slechts mondjesmaat geperst en tijdens concerten verkocht. En ook let wel: er zit geen enkele chronologie in deze uitgaven. ‘We Travel the Space Ways’ is bijvoorbeeld opgenomen eind jaren vijftig. Dan heb je te maken met het Arkestra uit Chicago en geschiedkundig gezien dus een veel jazzier ensemble dan het Arkestra uit New York, maar dan wel een ensemble op weg naar… Het blijft niet bij die bop-achtige jazz alleen, de groep zoekt regelmatig vrijere gebieden op. Natuurlijk is er genoeg ‘alien’ percussie te horen, maar ook de “space chant”, de samenzang of hoe je het ook wil noemen. Die zang is een in het Arkestra terugkerend fenomeen en zou nog lange tijd te horen zijn.
Op het album spelen bekenden Allen, Patrick, Boykins, Gilmore en Priester, maar ook Edward Skinner en Robert Berry (percussie), Nate Pryor (trombone) en drie trompettisten: Arthur Hoyle, Phil Corhan en Walter Strickland.

‘Strange Strings’, mooie alliteratie, is ten opzichte van het vorig album inderdaad behoorlijk ‘strange’. Dit album gaat eerder richting Musique Concrète dan welke vorm van jazz dan ook. Alle geluiden worden gemangeld met echo’s en daarbovenop wordt vrijuit gesoleerd. Als je ervoor openstaat hoor je een soort cadens op de achtergrond en kun je je terugtrekken in een ‘outerworld’, voor anderen is dit een ideaal album om je bezoek het huis uit te krijgen. ‘Strange Strings’ is opgenomen ergens in 1966 met in het Infiniy Arkestra: Cummins, Boykins, Jacson (nu zonder ‘h’), Davis, Patrick, Allen, Gilmore, Jarvis en daarbij Ali Harsan (trombone) en Thian Aldridge (space voice).  De ‘strings’ worden verzorgd door iedereen aanwezig. Het album werd in 2007 pas op cd uitgebracht en wel door Atavistic. Daarbij krijgen we een bonustrack: ‘Door Squeek’. De naam is wat je krijgt, een piepende deur al dan niet in echo’s met percussie. ‘Strange Strings’ is met recht een grensverleggend album.

Uitgebracht in 1967, maar stammend uit 1958, is ‘Interstellar Low Ways’. Blijkbaar heette het album eerste ‘Rocket Number Nine Takes off for the Planet Venus’,  tenminste dat staat op de achterzijde van de hoes. Evidence koppelde dit album aan ‘Visits Planet Earth’ (1992). Luister je die cd in zijn geheel dan hoor je meteen hoe het Myth Science Arkestra zich ontwikkelt van bopjazz richting een veel vrijere interpretatie. Op dit album speelt een relatief klein ensemble mee: Allen, Patrick, Boykins, Skinner, Cochran en Gilmore met daarbij trompettisten George Hudson en Phil Cohran. Het is fantastisch om in bopstijl te horen zingen “Rocket Number Nine Take Off for Planet Venus, Venus, Venus. Go, Go, Go, Up in the Air!” Daarna volgen drumroffels, pianospel en sax en trompet.

‘Cosmic Tones for Mental Therapy’ (1967) stamt uit 1963, the Choreographer’s Workshop, New York en Tip Top Club, Brooklyn. Voordeel van die laatste was dat het Hammond-orgel voor niets gebruikt mocht worden. ‘Cosmic Tones for Mental Therapy’ zou je in ruime zin aansluitend kunnen noemen aan ‘Strange Things’. Er wordt hier namelijk weer flink geëxperimenteerd met geluiden, echo’s, percussie en solopartijen. In het boek van John Szwed vertelt hij hoe een paar jongens in de buurt deze muziek horen en opmerken” "These guys don't know how to play!" Maar dan hadden ze toch niet goed geluisterd. Hier wordt namelijk intens gemusiceerd, maar op een ander “level”. Het leidde nogal tot onbegrip en soms opmerkingen als “Of deze heren niet aan de drugs waren?” Dat niet, maar “far out” is deze muziek voor de argeloze luisteraar wellicht wel. In de lijn van Sun Ra’s zoektocht naar geluid/klant past dit album echter naadloos in het geheel. Aanwezig tijdens de opnames: Allen, Davis, Gilmore, Pettaway, Patrick, Cummings, Boykins, Jacson en Clifford Jarvis (drums). Onze echoman/geluidstechnicus is Tommy Hunter.

Het laatste album uit 1967 en van dit deel over de muziek van Sun Ra is ‘Angels and Demons at Play’ en daarmee duiken we terug in de tijd en wel naar Chicago, 1956 en 1960. De meeste tracks zijn opgenomen in 1956. Als je naar de tijdlijn kijkt weet je inmiddels dat dit de meer jazz-gerichte periode is, maar wel een met veel percussie. Flinke band ook, al doet niet iedereen op elk nummer mee: Allen, Davis, Patrick, Boykins, Gilmore en daarbij: Victor Sproles (bas), Wilburn Green (elektrische bas), Robert Barry (drums), Jim Herndorn (pauken, timbales), trombonisten Julian Priester en Nate Pryor en trompettisten Arthur Hoyle en Phil Cohran. Ondanks de titel is dit een toegankelijk album met her en der wat “exotica”. Evidence koppelde het bij de cd-release in 1993 aan ‘The Nubians of Plutonia’, een album uit ongeveer dezelfde periode. Eerder (1974) bracht Impulse! het album uit op lp in een totaal andere hoes en dito sfeer. Daarbij bleef van de originele tekening van Sun Ra niets over.

Omdat wonen in New York te duur geworden was moest Sun Ra met zijn Arkestra in 1968 noodgedwongen vertrekken uit New York. Het gezelschap streek vervolgens neer in Philadelphia. Het huis in Morton Street werd nu de thuisbasis en dat bleef tot aan Sun Ra’s overlijden in 1993. Vanuit Philadelphia trok de groep elke maandag met de trein (!) naar Slug’s in New York. Dat zal me een prachtig gezicht geweest zijn. Na 1968 begon het in feite pas echt. De groep maakte tournees door Amerika en vanaf 1970 ook door Europa. Sun ra kwam zelfs terecht op de voorkant van Rolling Stone Magazine. De enorme stroom albums ging onverdroten door, want ook in Europa sloot men incidentele contracten voor albums van het Arkestra. Sun Ra bleef zoeken naar andere geluiden en maakte al snel gebruik van nieuw elektronische instrumenten en synthesizers. Op aandringen van zijn manager werden tijdens de concerten klassieke jazzstukken gespeeld, herkenbaar, mee-tikbaar, want anders werd het wellicht toch ietwat teveel voor het aardse publiek. In latere jaren trok het Arkestra een jong en nieuw publiek aan en stond zelfs samen met Sonic Youth op het podium. Alom, werd de muziek van Sun Ra meer en meer gewaardeerd en kreeg hij gelijk met zijn opmerking “eventually I will succeed…”.
Na Sun Ra’s overlijden ging het Arkestra ‘gewoon’ door met eerst John Gilmore als leider, maar na diens overlijden door Marshall Allen. Het zegt iets over de toewijding van deze muzikanten aan Sun Ra’s visie. Want dat moge duidelijk zijn, Herman Blount had een visie die hij onder de naam Le sony’r Ra/Sun Ra uitdroeg. Met zijn ‘Venusiaanse muziek’ wilde hij aardlingen bevrijden van de knellende muziekbanden. Dat hij daarvoor “from far into space” tot “down to earth” moest reizen had hij er graag voor over. Door zijn totaalwerk, muziek, kostuums, vormgeving en albums schiep Sun Ra een heel eigen niche in de muziekwereld en als je dat voor elkaar krijgt heb je te maken met een waarlijk Groot Artiest.

 
tekst: Paul Lemmens, september/oktober 2022
afbeeldingen: © El Saturn Records/Evidence/Savoy Records/ESP Disk/Delmark/Tifton Records/Atavistic/Strut/Art Yard/Transition
grote foto: © SunRa