Pink
Floyd: Ummagumma Just Fucking Good |
||
---|---|---|
‘Ummagumma’ is vooral een album van afscheid en vooruit kijken, een album met live-opnamen en een met elk-voor-zich opnamen. Hoe zit dat precies? En wat betekent die vreemde naam, ‘Ummagumma’, of betekent het niets? Over de hoes is ook nogal wat te vertellen. Het is niet zomaar een hoes om een plaat. Duik mee in de geluidsverleggende wereld van een ‘fucking good’ album.
Ummagumma is het vierde album van Pink Floyd en werd vijf maanden na ‘More’, op 7 november 1969, uitgebracht. Het is Pink Floyd’s eerste album op het Harvest-label en meteen ook maar een dubbelalbum. Twee lp’s met totaal negen tracks, een live-album met vier tracks en een studioalbum met drie lange en twee iets kortere tracks. Het livealbum is een groepsgebeuren, het studioalbum een individuele aanpak. Na het tweede album, ‘A Saucerful of Secrets’ (1968), zocht de met de verdwenen Syd Barrett en nieuw aangesteld David Gilmour een eigen richting in muziek. Hoe die zou kunnen worden was al een beetje te horen op ‘More’ (1969), maar dat album werd toen gezien als een tussendoortje. De ‘echte’ opvolger van ‘A Saucerful of Secrets’ was ‘Ummagumma’. Dat album is er in alle opzichten een met meerdere kanten, maar vooral een van afscheid nemen en vooruit kijken. Afscheid nemen van de composities die ze al een tijd live speelden, vooruit kijken door nieuwe wegen te openen. Maar hoe was de vraag. Er waren geen plannen, geen ideeën. Zo ging dat toen. Naar de studio en daar zien we wel verder. Het is een opzet die lange tijd Pink Floyd’s werkwijze bleef. Misschien niet heel verkeerd, maar wel tijdrovend, duur en naarmate de inspiratie opdroogt frustrerender. Het kwartet wilde af van de songs die ze live al geruime tijd speelden en wilde ‘iets’ anders om mee vooruit te kunnen. ‘Ummagumma’ werd zo met terugwerkende kracht een transitioneel album, een leermoment ook. Afscheid nemen van: ‘Astronomy Domine’, ‘Careful with that Exe, Eugene’, ‘Set the Controls for the Heart of the Sun’ en ‘A Saucerful of Secrets’. Stuk voor stuk nummers die live al talloze keren gespeeld waren. Men had er – terecht - een beetje genoeg van. Het idee was ze op het album te zetten, dan hoefden ze die daarna niet meer te spelen. Dat was echter buiten het publiek gerekend en het succes van het album (het was een Top5 hit). Nieuwe mensen kwamen naar de concerten en wilde horen wat de plaat hun bood. Een dualisme, want het publiek loopt altijd achter op de groei van een band. Iets heel nieuws spelen kan risicovol zijn, omdat het in dat opzicht over het algemeen wat conservatievere publiek een verkapte moraal hanteert van ‘wat de boer niet kent vreet hij niet.’ Tenzij je was opgevoed door Frank Zappa, bij hem wist je nooit wat er live gespeeld zou gaan worden, zowel qua stijl als qua band. Aan de andere kant snap ik ook dat je iets wil horen wat je kent. Pink Floyd had in die tijd al een fenomenale geluidsinstallatie en ook al waren de individuele leden geen supermusici, ze konden wel een sfeer neerzetten. En daar wil je bij zijn natuurlijk en dat aan den lijve ervaren. De vier livestukken zijn volgens de hoes opgenomen in juni 1969, maar dat klopt niet helemaal, of, kan ik beter zeggen, helemaal niet. Er waren drie opnamesessies gepland bij drie shows: Bromley Technical Collage op 26 april, Mother’s Club, Birmingham op 27 april en Student Union Building, College of Commerce, Manchester op2 mei. De show in Bromley was het helemaal niet, dus werd gebruikt gemaakt van de optredens in Birmingham en Manchester. Wright: “The first time at Mothers in Birmingham we felt we’d played really well, but the recording equipment didn’t work so we couldn’t use nearly all of that one. The second time at Manchester was a really bad gig but as the recording equipment was really working well, we had to use it.” Het gevolg was dat stukken van ‘Saucer’ van Birmingham werden overgedubd en/of samengevoegd met die van Manchester. Verder werden alle zangpartijen overgedaan in Abbey Road Studios. Uiteindelijke conclusie van Wright: “The stuff on the album isn’t half as good as we can play.” Misschien was dat meteen de reden van de band om er afstand van
te nemen? Voor de meeste mensen, zoals wij in Nederland, die al
die shows niet kenden was het live-album toch een echte
ear-opener. Wat een sensatie, een soort virtuele trip met
onbekende bestemming naar oneindige verten. Laat je meevoeren op
de muziek en ‘free your mind’. Ik zag toen de meest abstracte
kunstwerken voor me en dat zonder enig genotsmiddel. De muziek
deed het werk wel alleen. Wright: “I suppose much of what gives
our music a space-like quality is that it is very free-form,
especially on stage. We work out basic formats but it’s all
improvisation on known themes. A lot of people think that on stage
we work with tapes – but that’s just not true. We spend a lot of
time looking for new sounds especially when we’re in the recording
studios. A lot of it happens when we’re on a gig – them we
remember the sound and use it afterwards.” Voor het studioalbum was al één nummer opgenomen: ‘The Embryo’. Een prachtig, sfeervol nummer dat live vaak gespeeld werd. Niet in de korte, bijna vijf minuten, durende opname, maar soms wel twintig minuten. ‘Embryo’, nu zonder ‘the’ viel af, nadat er besloten was allemaal iets eigen in te brengen. Embryo werd later uitgebracht op de Harvest verzamelset: ‘Picnic, A Breath of Fresh Air’ (1970). Alleen al vanwege de onbekende/ontbrekende track van Pink Floyd verkocht dit album goed. Het idee om afzonderlijk van elkaar iets te doen kwam van Gilmour: “It was down to a lot of paranoia amongst each other, and thinking we would have a good time doing things on our own for a change, just for a laugh.” Gilmour verklaarde later: “It think it was Roger’s idea.” En Mason zei dat hij dacht: ‘The idea came from Richard.” Los van wie het idee nu was is het een bijzonder gegeven, omdat Pink Floyd weinig interviews gaf, zichzelf als één geheel presenteerde en bijna alles samendeed. Van sommige bands wist iedereen wie er in speelde, van Pink Floyd was dat minder bekend en konden de heren gewoon over straat lopen zonder een schare gillende fans achter zich aan te krijgen. Deze aanpak wordt weerspiegeld in de hoes, daarover later mee. Dat lachen verging ze echter snel, want de individuele aanpak was er een van – te? - geconcentreerde serieuziteit. In volgorde van het album. De eerste compositie is van Rick Wright (1943-2008/keyboards, vibrafoon, trombone, percussie) en heet: ’Sysyphus’. Daarmee duiken we meteen de Griekse Mythologie in: Sisyphos was de stichter en koning van Korinthe. Hij was een sluwe man, maar beging de vergissing de goden uit te dagen. Hij wist telkens aan hen te ontsnappen, maar verergerde hiermee zijn uiteindelijke straf. Die luidde dat hij tot het einde der tijden in de Tartaros een rotsblok tegen een berg moest duwen dat echter telkens van de top weer in de diepte rolde waardoor hij gedoemd was eeuwig dat rotsblok opnieuw en opnieuw de steile berg op te duwen. Hiermee toonde de oppergod Zeus aan dat uiteindelijk de goden toch nog slimmer waren dan Sisyphos (bron: Wikipedia). Het is nogal wat voor een compositie bestaande uit vier delen. Het werk begint met slagwerk en zwaar aangezette klanken van een Mellotron. Het zou zo een stuk van King Crimson kunnen zijn. De overgang is naar een deel solo-piano dat behoorlijk klassiek aandoet, maar langzaamaan ‘ontspoort’ en met allerlei elektronische effecten en het slaan op de snaren van de vleugel steeds verder richting avant garde en Musique Concrète gaat. Net als je denkt dat de Apocalyps nadert doemt er uit het niets nu de zachte klank van de Mellotron op en gaan we met Wright’s orgel zwevend het heelal in om vervolgens ruw wakker geschud te worden met dreigende orgelklanken en een reeks ongrijpbare elektronische klanken. Gelukkig keert het beginthema terug, waarna Sysyphus opnieuw kan of moet beginnen. Mijn muzikale grenzen werden met dit stuk flink opgerekt. Wright vond later dat het nogal ‘prententious’ was. Daar had hij helemaal gelijk in, maar soms moet je dat zijn om vooruit te komen. Na de toch wel heavy kost is het eerste stuk van Roger Waters
(1943- /basgitaar, gitaar) een verademing. We gaan de natuur in en
wel naar ‘Grantchester Meadows’. Die grazige weiden liggen ten
zuiden van Cambridgeshire; een plek in de buurt van Gilmour’s huis
en geliefd oord bij studenten. Het is een mooi natuurgebied dat
hier door Waters in gepaste setting lyrisch bezongen wordt. De
track begint met het zachte geluid uit die natuur en al snel horen
we een veldleeuwerik. Die komt terug in een gemaakte ‘loop’ en
bezingt Waters op bijna lyrische wijze de schone plek zichzelf
begeleidend op akoestische gitaar. Hij heeft het over vogels die
zingen in de lucht, mistige ochtenden, blaffende honden, een
ijsvogel die in het water duikt en de terugkerende rivier in het
groen, met het groen van bomen aan de waterkant gespiegeld in het
water. De eindeloze zomer blijft het water naar de zee voeren en
ondertussen ligt hij in het gras en wordt overspoeld met
zonnestralen. Langzaam gaat de middag voorbij en komen de geluiden
van vroeger terug in zijn herinnering als hij weer thuis is. Je
ziet de filmbeelden voor je, hier is alles pais en vree en vooral
rustig en stil, Je zou er zo naar toe gaan. Halverwege het nummer
horen we een gans die vervolgens met veel gespetter het luchtruim
kiest en tegen het eind vliegt een vlieg langs. Die is echter niet
gewenst en wordt al snel achterna gezeten met een vliegenmepper,
trap op, trap af, en vervolgens geplet. Stilte. Gitarist David Gilmour (1946- /gitaren, basgitaar, keyboards) opende lp-kant vier met zijn bijdrage: ‘The Narrow Way’, een stuk in drie delen. Na een elektronische slinger zet Gilmour in met een akoestische gitaar die ‘aangevallen’ wordt door allerlei geluidsexperimenten. Zo gauw de elektrische gitaar inzet wordt de sfeer wat grimmiger en nemen de effecten het over. Halverwege de compositie is er een omschakeling en wordt ‘The Narrow Way’ een echte song. Die gaat over iemand die een donker pad naar het noorden volgt. Het is tijd om te rusten, maar de mist dringt op en de creaturen roepen, er is geen ontkomen aan. De song lijkt te gaan over de angst in jezelf, want ooit was er een tijd, lang geleden, dat er leven was in de ochtend. Maar misschien worden de nachten ooit ook wel zo als die ochtend? De song sluit af met een korte gitaarsolo. Gilmour vond het – en dat bleef zo – lastig om songteksten te schrijven. Op zijn meer recentere werk liet hij dat graag over aan zijn schrijversvrouw Polly, maar in 1969 stond hij er alleen voor en had hij het ook nog nooit eerder gedaan. Hij belde daarom met Waters en vroeg hem om een tekst, maar die weigerde simpelweg met een kort ‘No!’. Dat verhaal wordt vaak aangehaald als het gaat om de latere scheiding in de band, maar de achtergrond in die tijd was heel anders en zoals Gilmour zelf al aangaf, er was genoeg paranoia onderling. Waters vond dat hij het echt alleen moest doen en de opmerking was dan ook semi serieus en – het moet gezegd – Gilmour schreef dan uiteindelijk en onder druk zijn eigen tekst. Nick Mason (1944- /drums, percussie) levert het laatste deel van het kwartet: ‘The Grand Vizier’s Garden Party’. Het bestaat uit drie delen: ‘Entrance – Entertainment – Exit’. Het tuinfeest begint met fluitspel. Dat is Mason’s toenmalige vrouw Lindy Rutter. Vervolgens leeft Mason zich bijna in traditie van Edgard Varèse uit op het slagwerk, de percussiesectie en dat alles met toegevoegde elektronische effecten. Mason hield niet van drumsolo’s, de acrobatische toeren om te laten zien hoe goed en snel je was. Mason: To annoy an audience beyond all reason is not my idea of a good night out.” Daarin kan ik hem geen ongelijk geven. De meeste drumsolo’s zijn behoorlijk saai, zeker als je ze alleen hoort en niet ziet. Het feest van de Grootvizier sluit af met het fluitthema van het begin. Toen ik het album kocht was het luisteren er naar als een
bombardement van geluiden, sferen en indrukken. Ik vond het
geweldig en dat vind ik nog steeds. De heren Floyd denken daar
nogal anders over. Wright omschreef het, zoals ik al opmerkte, als
‘pretentious’, Waters vond het een ‘disaster’ en Gilmour omschreef
het als ‘horrible’. Mason had ook kritiek, maar zag wat voordelen:
"I thought it was a very good and interesting little exercise, the
whole business of everyone doing a bit. But I still feel really
that that's quite a good example of the sum being greater than the
parts ...". Verder merkte hij op dat hij het album zag als: "a
failed experiment. The most significant thing is that we didn't do
it again". De naam van het album, ‘Ummagumma’ was voor velen net zo mysterieus als de muziek. Een goede keus, want niemand wist wat het betekende. Het duurde jaren voordat ‘onthuld’ werd dat er wel een betekenis was en waar de naam vandaan kwam. Het wordt omschreven als een ‘Cambridge slang word’, maar vriend Emo weet wel beter: ‘It was a word I made up about shagging, as in ‘I’m off home fors ome ummagumma’… “ Het beruchte ‘F’-woord mocht in die tijd absoluut niet als albumtitel gebruikt worden. Dit is een creatieve oplossing en bovendien wist toch niemand wat het was, ondertussen hebben ze natuurlijk met zijn allen zitten lachen als het woord op de raio of tv kwam. De verpakking mocht en mag er wezen. Op de voorzijde zien we de
band in verschillende houdingen in de deuropening en de tuin van
het huis van Libby January, vriendin van hoesontwerper Storm
Thorgerson. Het idee is afkomstig van wat we in Nederland het
‘Droste-effect’ noemen, een herhaling van beelden in het beeld.
Dat was te zien op het blik Droste Cacao. Dat ontwerp is afkomstig
van Jan Musset die het rond 1900 bedacht. Hij op zijn beurt was
waarschijnlijk geïnspireerd door de pasteltekening van de
Zwitserse schilder Jean Étienne Liotard: ‘La serveuse de
chocolat’. We blijven zo wel in chocoladesfeer. De naam
‘Droste-effect’ is afkomstig van dichter, journalist Nico
Scheepmaker. In het buitenland wordt dit effect anders genoemd:
‘Mise-en-Abyme’ en dat staat voor 'geplaatst in de afgrond'… In de binnenhoes zien we in zwartwit foto’s van de vier
bandleden. Waters met zijn toenmalige vrouw Jude, eigenlijk Judith
Trim. In latere, vooral cd-versies, verdween ze, omdat het paar
inmiddels gescheiden was. Ze kwam weer terug bij de meest recente
edities. Er kwam nog één fotoshoot van de heren voor een hoes
(Meddle), daarna wilde ze niet meer in beeld gebracht. In feite is
dit, net zoals het studioalbum, de individuele leden, terwijl op
de voorzijde de groepsvorming wordt gesuggereerd. Na de release kwam het album tot de vijfde plek in de UK-album hitlijst en tot de vierenzeventigste in die van Billboard Top100. Vier maanden later was het daar een gouden album en weer een maand later platina. De pers ontving het album lovend. International Times: "probably one of the best live recordings I have ever heard". Vox schreef: "The Greatest Live Albums Ever". Toch niet verkeerd allemaal. In 2015 volgde een ander soort eerbetoon. Een nieuw ontdekt libellensoort werd ‘Umma’ genoemd met een korte verwijzing naar het album van Pink Floyd. Diverse tracks van het album werden of waren inmiddels al live gespeeld als onderdeel van een project dat ‘The Man and the Journey’ is genoemd. ‘Grantchester Meadows’ was de opening van ‘The Man’ en heette daar ‘Daybreak’. In het tweede deel, ’The Journey’ zit deel drie van ‘The Narrow Way’. Het hele gebeuren van de man en zijn reis is opgenomen door onze eigen VPRO en indertijd uitgezonden op de radio. Flink voer voor bootleggers. Het zou ooit op lp verschijnen, maar had – volgens de band – teveel overlappingen met albums als ‘Ummagumma’ en ‘More’. Hoe het allemaal klonk en ook hoe andere composities in dit live-project waren verwerkt is uiteindelijk toch te horen en wel op een van de cd’s in ‘Pink Floyd the Early Years, Dramatis/Ation’ (2016). Een weetje: ‘The Journey’ werd soms ook wel ‘The Labyrinths of Auximines’ genoemd. Waarschijnlijk door de visie van de band en de extreme successen van ‘Dark Side of the Moon’, ‘Wish You Were Here’ en ‘The Wall’ vallen de oudere albums wat buiten het auditieve beeld. Als je bedenkt dat de groep van die albums dezelfde groep is die Ummagumma gemaakt heeft is dat verwonderlijk. Echter, ligt hier juist bij ‘Ummagumma’ de kern, het onderzoek, de basis, voor dat succes en dat mag best gememoreerd worden, want, zoals de pers toen al wist, het is gewoon een "just fucking good" album. |
||
tekst: Paul Lemmens, juni
2020 afbeeldingen: © EMI/Harvest/Capitol/Pink Floyd Music |