Pink Floyd: The Piper at the Gates of Dawn Waar werkelijkheid fantasie wordt |
||
---|---|---|
The Piper at the Gates of Dawn is een van de essentiële albums van de psychedelische muziek. Dat de grenzen van de muziek nog verder opgerekt konden worden bewees Pink Floyd eigenlijk pas daarna. Het maakt hun eerste album daarmee als een prelude op wat komen gaat. Syd Barrett, ooit omschreven als dé Pink Floyd, speelt alleen op dit album mee; het album waarvan hij de meeste nummers componeerde. Daarna raakte het beoogde ‘wonderkind’ in een dusdanige crisis dat hij niet meer aan spelen toe kwam. Tot op vandaag leeft de vraag: “Wat als…?” Een verhaal over The Piper at the Gates of Dawn, het eerste album van
The Pink Floyd, mag hier niet ontbreken. maar het album is nauwelijks de
weerslag van hoe de band in het echt klonk.
Begin 1965 bestaat The Pink Floyd uit vijf musici: Mason, Water, Wright,
Barrett en Klose. In deze bezetting wordt voor het eerst iets opgenomen in
Decca Studios: ‘Lucy Leave’; ‘Double Bo’; ‘Remember Me’; Butterfly’; ‘I’m a
King Bee’ en ‘Walk With me Sydney’; die laatste met Gale als zangeres en
Waters als componist. Behalve ‘I’m a King Bee’, dat van bluesmuzikant Slim
Harpo is, zijn alle composities van Barrett. Hoe die stukken klinken is te
horen op: ‘Pink Floyd The Early Years 1965-1967 Cambridge St/ation’ (2016).
Ik zou zeggen: voornamelijk bluesy met soms al een opvallend afwijkende
klank, vorm en richting. Het geluid paste perfect in de nieuwe tijd. Een tijd waarin grenzen opgezocht werden of vervaagden. De haren groeiden, het vrijheidsideaal nam toe, iedereen moest vooral lief zijn voor elkaar, er was aandacht voor kunst, poëzie, de kleren werden veel kleurrijker, de rokken veel korter, soms wel heel erg kort vond een oudere generatie. Eén ding was duidelijk, er waaide een andere wind. Jongeren zochten elkaar op en kwamen bijeen in happenings, be-ins, love-ins en spontaan georganiseerde evenementen. The Pink Floyd stond in maart 1966 op het podium bij zo’n ‘Spontaneous Underground Event’. Ook speelden ze bij een ‘happening’ in Notting Hill Free School en in oktober tijdens het feest ter ere van de lancering van het eerste, echte underground-magazine ‘IT’. Officieel was het ‘International Times’, maar iedereen kende het blad vooral als ‘IT’. Nu de groep steeds meer het ‘underground house orchestra’ werd en
veelvuldig optrad hadden ze een goede manager nodig. Ze kwamen terecht bij
Blackhill Enterprises van Peter Jenner en Andrew King. Blackhill regelde de
optredens in de nieuwe, hippe club ‘UFO’. Die club werd zo’n beetje de
thuisbasis van de band. In UFO konden ze volop met licht en geluid
experimenteren. Het geluid was vooral ‘terrible loud’. ‘the lights’
indringend, met flitsen, dia- en vloeistofprojecties. Het was niets meer of
minder dan een regelrecht bombardement voor de zintuigen. Je kon je eraan
overgeven of vertrekken. Veel bezoekers gaven zich over, maar dat kon ook
liggen aan het gebruik van allerlei stimulerende middelen. Veel mensen
experimenteerde met LSD; Lysergeenzuurdi-ethylamide, LSD-25 of, korter, lsd
of acid. Op films uit die tijd zie je mensen heel verschillend reageren, of
ze kijken murw geslagen glazig voor zich uit, of ze staan te dansen in ‘free
form’. De lichteffecten lijken op die van een trip. Ondertussen beukt Mason
een constant ritme en vliegen de effecten van Barrett en Wright door de
ruimte. Waters bevindt zich ergens halverwege dit spectrum, hij is nog niet
de sterk verbale figuur die hij later zou worden. Joe Boyd is producer en mede-eigenaar van UFO. Hij brengt The Pink Floyd in contact met Polydor, maar die twijfelen. Samen met de band neemt Boyd in Sound Techniques Studios alvast enkele tracks op: ‘Arnold Layne’; ‘Matilda Mother’; ‘Chapter 24’; ‘Interstellar Overdrive’ en ‘Let's Roll Another One’. Waters vindt dat die laatste titel de groep teveel in de richting van druggebruik plaatst, iets waar behalve Barrett, niemand aan doet. Ze wordt daarom veranderd in ‘Candy and a Currant Bun’. Mason: "We knew we wanted to be rock'n'roll stars and we wanted to make singles, so it seemed the most suitable song to condense into three minutes without losing too much". Met enige moeite werd zo ‘Arnold Layne’, een nummer dat live gemiddeld een kwartier duurde, teruggebracht tot de vereiste drie minuten van een gemiddelde single. In februari blijkt dat de groep getekend heeft voor EMI/Columbia. ‘Arnold
Layne’ moet de nieuwe single worden. Bij EMI werd de groep verwezen naar
Norman Smith, de technicus van The Beatles. Hij probeerde ‘Arnold Layne’
opnieuw op te nemen, maar de versie van Boyd bleek niet te overtreffen. De
single ‘Arnold Layne/Candy and a Currant Bun’ – allebei geschreven door
Barrett - wordt uitgebracht op 10 maart 1967. Het is de laatste keer dat het
lidwoord ‘The’ voor de groepsnaam gebruikt wordt en de laatste keer dat Boyd
optrad als producer. Heel vooruitstrevend voor de tijd is de promotiefilm,
de clip, bij het nummer. Nu is dat standaard en soms nog belangrijker dan de
muziek lijkt het, toen was dat een uitzondering. In de zwartwit film zie je
de groep aan het strand hannesen met een paspop. Het ziet er wat
amateuristisch uit; de scenes lijken ter plekke geïmproviseerd. Meer thuis was de groep in Alexandra Palace, Londen, tijdens de ’24 Hour
Technicolour Dream’ op 29 april 1967. Die droom was opgezet door Barry Miles
en John ‘Hoppy’ Hopkins om geld binnen te halen voor hun zieltogende
International Times. Er trad een enorme reeks bands op, er waren
‘poetry-readings’; ‘performance arts’; goochelaars, dansers, films. Er was
een wedstrijd voor de kledij, ‘shortest barest’. Die werd gewonnen door
Marianne Faithfull die in een wel heel erg kort afgeknipt nonnenhabijt kwam
met verder daar niets onder aan In de enorme hal waren twee podia voor de
bands en een kleinere voor de rij hierboven. Op de grote podia stonden
artiesten als: The Crazy World of Arthur Brown; The Move; Soft Machine;
Tomorrow; Pretty Things, Pete Townsend (The Who); Yoko Ono; John Lennon (nog
apart toen). Op het kleine podium een landgenoot: onze eigen dichter Simon
Vinkenoog. Met Norman Smith werkte Pink Floyd aan een album en een tweede single:
‘See Emily Play/Scarecrow’. Opnieuw zijn beide composities van Barrett. De
single wordt op 16 juni 1967 uitgebracht. Dan zitten we middenin ‘the Summer
of Love’ en komt de opvallende single tot de zesde plek in de Engelse
single-hitlijst. ‘Emily’ blijkt opnieuw een waargebeurd verhaal. Volgens
Barrett was het een meisje dat drugs gebruikte, naar het bos ging en in
huilen uitbarstte. Emily kennen anderen als Emily Young, dochter van Wayland
Young, 2nd Barron Kennet. Emily staat bij die anderen beter bekend als ’the
psychedelic schoolgirl at UFO’. ‘See Emily Play’ duurde, niet verwonderlijk inmiddels, eigenlijk langer
en werd teruggebracht tot de bijna drie minuten, maar niet tot tevredenheid
van Barrett, die wilde dat het nummer zo niet uitgebracht werd. Of hij nog
een helder beeld had van het hoe en wat is onduidelijk. David Gilmour, een
oude vriend van Barrett, bezocht de studio’s tijdens de opnames en schrok
van hoe zijn vriend erbij liep; Barrett herkende hem niet eens… Een fenomeen
dat zich jaren later omgekeerd zou herhalen. Met de opnames voor een album was begonnen in februari 1967. Historisch
gezien een bijzonder feit is dat in de studio ernaast The Beatles bezig
waren met de opnames voor ‘Sgt. Pepper’s Lonely Heart Club Band’. Volgens
Smith liepen de opnames aanvankelijk soepel, maar gaandeweg raakte Barrett
meer en meer in zichzelf gekeerd en stond hij niet meer open voor suggesties
of opbouwende kritiek: "With Syd, I eventually realised I was wasting my
time." Het was lastig werken, want het merendeel van het werk was van
Barrett. ‘The Piper at the Gates of Dawn’ werd uitgebracht op 4 augustus 1967. De albumtitel is van Barrett afkomstig uit het kinderboek ‘The Wind in the Willows’ (1908) van de Schotse schrijver Kenneth Graham. Het boek is vooral een ode aan het platteland. ‘The Piper at the gates of Dawn’ komen we tegen in hoofdstuk zeven: “Rat gaat op bezoek bij zijn oude vriend Otter en hoort daar dat diens zoontje wordt vermist. Rat en Mol besluiten hem 's nachts per roeiboot te gaan zoeken. Op een gegeven moment horen ze muziek die zo mooi is dat ze niet anders kunnen dan op zoek gaan naar de maker ervan. Vlak voor zonsopgang vinden ze op een klein eilandje in de rivier de god Pan, die het kind bij zich heeft. Rat en Mol, wiens herinneringen Pan heeft uitgewist, brengen het terug bij zijn ouders.” (citaat: Wikipedia). Voor de kenners van de band was het een wat vreemd album, een mix van psychedelische underground, gekoppeld aan liedjes die geschikt leken te zijn voor een sprookjes- of kinderboek. Knap is dat het lange werk, ‘Interstellar Overdive’, teruggebracht is tot net geen tien minuten. De meeste andere songs variëren van twee tot vier minuten, net als bij elke ‘normale’ lp in deze tijd. 'The Piper at the Gates of Dawn' opent met een ijzersterk nummer:
‘Astronomy Domine’. We gaan, zelfs zonder het gebruik van stimulerende
middelen met muziek en tekst de kosmos in: “Lime and limpid green, a second
scene now fights between the blue you once knew. Floating down, the sound
resounds around the icy waters underground. Jupiter and Saturn, Oberon,
Miranda and Titania, Neptune, Titan, stars can frighten…” Op de achtergrond
hoor je stemmen van ‘ground control’, maar ondertussen zweef je op de
uitwaaierende gitaarklanken steeds verder weg de sterren tegemoet. Met de
andere nummers van kant A blijven we in dezelfde sfeer hangen/zweven, al
lijkt ‘Take Up Thy Stethoscope and Walk’ iets meer wortels in de aarde te
hebben. Voor die tijd heel normaal: de lp kwam uit in zowel mono als stereo. Mono was de standaard, maar stereo kwam al meer en meer voor. ‘The Piper’ had wel iets blijkbaar. Veel jongeren herkende iets van de geest van de tijd in de vrije muziek. Het albumkwam tot de zesde plek in de Engelse albumlijst. In Amerika moesten men het doen met een heel ander album, daar werd ‘See Emily Play’ erbij gezet, maar dat ging ten koste van liefst drie nummers: ‘Astronomy Domine’; ‘Flaming’ en ‘Bike’. Eerder was mij ook al eens opgevallen dat Amerikaanse albums in deze periode gemiddeld korter waren dan de Europese. In theorie had ‘Emily’ makkelijk bij het volledige album gevoegd kunnen worden, maar dat was, volgens Capitol, teveel voor de Amerikaanse ‘kids’. Latere uitgaven hebben wel de normale volgorde en nummers. De hoes leidde tot enige verwarring. Sommigen noemde het album ‘Pink
Floyd’, want dat is wat er op de voorkant stond. Ongebruikelijk was dat de
titel op de achterkant stond. Niet iedereen begreep dat. De heren Floyd
begrepen het het best, want na het tweede album kwam er helemaal geen tekst
meer op de voorkant, geen naam, geen titel. Het leidde tot iconische hoezen.
Bij de recente cd-releases is het woord ‘Pink Floyd’ op de voorkant dan ook
verdwenen. Na het album ging de band gewoon verder met tournees, zowel in eigen
land, Europa als Amerika. Die tournees verliepen echter niet best. Barrett
werd meer en meer een probleem. Soms wilde of kon hij niet spelen, soms
verdween hij gewoon en was Pink Floyd gereduceerd tot trio. Een andere keer
haalde hij tijdens het spelen de snaren van zijn gitaar. Het publiek vond
het geweldig, want bij zo’n experimentele muziek kon je van alles
verwachten. Ondertussen zaten de andere drie vol afgrijzen te kijken en te
bedenken hoe ze dit nog met enig fatsoen konden rechtbreien. Moeilijke
tijden. Tijdens de tournee in Engeland werd Barrett vervangen door David
O’List, de gitarist van The Nice, hun openingsact. Als tussenoplossing werd
David Gilmour (1946- /gitaren, basgitaar, keyboards) gevraagd Barrett’s
partijen te komen spelen. Pogingen van vooral Gilmour om nog iets van Barrett uitgebracht te
krijgen verliepen moeizaam. The Madcap Laughs (1970) en Barrett (1970) laten
vooral akoestisch werk horen met een Barrett die soms wat ongecontroleerd
met zijn stem. Uithaalt. Tegelijkertijd laat hij ook prachtige songs horen.
In 1972 staat Barrett heel kort op een podium met een band: Stars, maar hij
hield het niet vol. Waters, Wright en Mason keken later met
plaatsvervangende schaamte terug op deze periode. Hadden ze hem maar beter
geholpen. Aan de andere kant gingen die zaken toen gewoon zo, bandjes
wisselden bezettingen bij de vleet en er was geen aandacht voor iemands
geestelijke gestel. Dat kwam later pas op gang. Pink Floyd ging na het vertrek van Barrett verder. Nieuw management, nieuwe optredens, maar nu ook meer zelf aan de slag om nieuw werk te produceren. EMI bracht nog maar eens een single uit: ‘Apples and Oranges/Paint Box (1967). Die opnames lagen er al, maar er gebeurde weinig met het gezonde fruit. Het was de eerste single die ‘niets deed’ en al snel in de anonimiteit belandde. Barrett bij de opname: "It's a happy song, and it's got a touch of Christmas. It's about a girl who I saw just walking round town, in Richmond." New Musical Express omschreef de single als de meest psychedelische van de band, maar schreef er meteen bij dat die nauwelijks te koop was… David Gilmour bleef, maar in aanvang leverde dat vreemde situaties op. Ze moest hij vaak Barrett’s partijen mimen bij tv-opnames, ook moest hij min of meer diens gitaarstijl aanleren. Langzamerhand werd de te volgen richting van de groep duidelijker. Dat is goed te horen op het tweede album: ‘A Saucerful of Secrets’ (1968). In feite is dat een soort verzamelalbum met restwerk van Barrett aan de ene kant en nieuwe composities van Waters, Wright, Mason en Gilmour aan de andere kant. Het verhaal over dat album is elders op de LemonTree te lezen. Barrett werd gezien als een genie, iemand van wie nog heel veel verwacht werd. Men heeft het er nog steeds over. Hij wist waarschijnlijk zelf het best dat hij dat niet kon waarmaken en wilde daarom ontsnappen uit zijn eigen kooi. Barrett hield van experimenten met geluid, maar eigenlijk hield hij het meest van eenvoudige, korte liedjes. Met Pink Floyd was hij meer en meer een andere richting opgegaan, uiteindelijk was niet zijn richting. Waters, Wright en Mason zagen wel potentie in die richting en liepen verder op het ingeslagen pad, een onwisse en grillige toekomst tegemoet. Waar het hun gebracht heeft weet iedereen. Voor veel mensen begint het verhaal van Pink Floyd pas bij ‘Dark Side of the Moon’(1973), maar daar gaat een lange geschiedenis aan vooraf. Met terugwerkende kracht wordt ‘The Piper at the Gates of Dawn’ gezien
als een van de pijlers en daarmee een van de essentiële albums als het gaat
om psychedelische en/of underground muziek. Niet iedereen stond nog open
voor de verlokkingen van de fluitspeler bij de poort van de dageraad.
Eenmaal door die poort ging er een ongekende wereld voor je open, een wereld
waar werkelijkheid fantasie wordt. |
||
tekst: Paul Lemmens, januari
2021 plaatjes: © EMI/Pink Floyd Music |