Example
Pink Floyd: Atom Heart Mother
De waarheid van een koe



Na psychedelische- , kosmische- en Droste-verpakkingen was Lulubelle III wel heel ‘down to earth’, zeker op de manier zoals ze je aankijkt: “maak je niet druk”. Koeien kunnen dat heel goed.

Pink Floyd’s ‘Atom Heart Mother’ was in 1970 een indrukwekkend, vergaand album. Er kwam ook nogal wat op je af: geluiden in Musique Concrète-stijl, klassieke muziek en die van de band zelf.

Het album wordt door sommige bandleden afgedaan als “rubbish”, maar daarmee doen ze zichzelf te kort, zeker als je het plaatst in de lijn van de tijd.

Lees het verhaal van Atom Heart Mother, een album waarvan je na het weten van alle feiten alleen nog kan denken dat het een wonder is dat het er überhaupt is gekomen.


Voordat Pink Floyd met de opnames begon voor wat ‘Atom Heart Mother’ zou worden, was de groep een maand in Rome. Regisseur Michelangelo Antonioni had de muziek van de band in Londen gehoord toen hij daar bezig was met zijn film ‘Blow Up’ (1966). Voor zijn nieuwe film, ‘Zabriskie Point’, vroeg hij Pink Floyd de soundtrack te verzorgen. Pink Floyd had dan al muziek gemaakt bij de films: ‘Tonite Let’s All Make Love in London’ (1967), ‘The Committee’ (1968) en ‘More’ (1969). Antonioni bleek niet gemakkelijk tevreden te stellen, hij wilde totale controle over alles, dus ook de muziek. De groep kon alleen ’s nachts in de studio terecht en moest dus noodgedwongen overdag slapen. Lastig ook, want als je het diner niet gebruikte werd dat weggehaald en kwam er niets vervangends voor in de plek.
Antonioni had geen afgerond script voor de film, sommige scenes werden pas duidelijk op het moment dat ze plaatsvonden. Daar bijpassende muziek bij maken is niet gemakkelijk. Waters: “It was always something that stopped it being perfect. You’d change whatever was wrong and he’d still be unhappy. It was hell, sheer hell.” Roger Waters vertelde diens commentaar, inclusief nagemaakt accent, zo: “Eet’s very beautiful, but eet’s to sad” of “Eet’s to strong!”. Al snel lerend nam de groep verschillende versies van een thema op, ze noemden die “mood-tapes”. Soms veranderde ze de zang, of haalde die weg, soms werd een elektrische gitaar akoestisch of werd een stuk piano ‘verbouwd’ naar vibrafoon. Dan weer iets meerstemmigs, dat instrumentaal werd en andersom. Titels hadden al die stukken niet, soms kregen ze de aanduiding ‘Country Song’ of werden ze genoemd naar de scene: ‘Auto Scene’, ‘Love Scene’ of ‘Riot Scene’. Net zo grillig als het commentaar van Antonioni was diens aanpak, uiteindelijk werden maar drie tracks van Pink Floyd gebruikt. Voor de aanvullende muziek vroeg hij The Kaleidoscope, The Grateful Dead, Patti Page, The Youngbloods, Jerry Garcia (van The Grateful Dead) en John Fahey. Zo werd het alsnog een gemêleerde soundtrack, die – volgens kenners - geen recht deed aan de muziek van Pink Floyd. Dat had de band zelf ook door, want sommige delen namen ze mee naar ‘Dark Side of the Moon’, maar ook naar de opnames voor het volgende album. Zo is bijvoorbeeld ‘The Violent Sequence’ bekender geworden als ‘Us and Them’.

Op de eerste uitgave van de ‘movie-soundtrack’ staan dus drie Pink Floyd-werken: ‘Heart Beat, Pig Meat’, ‘Crumbling Land’ en ‘Come in Number 51, Your Time is Up’. ‘Heart Beat, Pig Meat’ is een experimenteel nummer met Afrikaans aandoende drums en een orgelpartij die zo van ‘More’ zou kunnen komen. Een groot deel van de track is gehuld in echo’s en wordt overgoten met ‘soundscapes’. ’Crumbling Land’ is volgens gitarist David Gilmour: “A kind of Country & Western number which he (Antonioni) could have done better by any number of American bands, but he choose ours – very strange.” ‘Come in Number 51, Your Time is Up’ is een simpele verbouwing van de oude bekende ‘Careful with that Axe, Eugene’.
In 1997 bracht Ryko/Time Warner een 2cd-versie van de soundtrack uit met vier ‘gevonden’ tracks: Country song’, ‘Unknown Song’ en ‘Love Scene’, versies 4 en 6. Pas in 2016 bracht Pink Floyd muziek van de film officieel zelf uit: ‘The Early Years, ‘1970 Devi/Ation’ (2016). Totaal zestien tracks. ‘Explosion’ is hun ‘nieuwe’ naam voor ‘Come in Number 51, Your Time is Up’.
De tracks uit 2016, als je die dan al niet in een bootlegvorm had, bieden een goed inzicht in hoe de groep toen werkte en waarom ‘Atom Heart Mother’ daarna een logische stap is.
En ‘Zabriskie Point’? Die film flopte, werd door critici onderuit gehaald en trok nauwelijks publiek. Vele jaren later wordt het gezien als een cultfilm. De muziek bleef meer overeind.

Bij het opnemen van de muziek voor Zabriskie Point in Rome waren er wat ideeën ontstaan voor een nieuw album. De diverse experimenten voor de film, akoestische muziek, Country & Western, jazz hadden ook zo hun sporen achter gelaten. David Gilmour (1946- /gitaar, basgitaar, zang) had een gitaarstuk waar hij graag iets mee wilde doen. Zijn werktitel: ‘Theme from an imaginary Western’. Zijn gitaarthema werd aangevuld met stukken orgelmuziek van Rick Wright (1943-2008/keyboards, vibrafoon, zang), baspartijen van Roger Waters (1943- /basgitaar) en drums van Nick Mason (1944- /drums, percussie). Langzaamaan ontstond een lang werkstuk. De nieuwe, voorlopige naam: ’The Amazing Pudding’. Het maken van een lang nummer was op dat moment heel logisch. Een stuk als ‘Embryo’ bijvoorbeeld was tijdens live-concerten van een paar minuten al opgerekt tot een minuut of twintig. Pink Floyd speelde nieuw werk vaak al live voordat het tot studio-opnames kwam. Live spelen betekende stukken aanscherpen, weglaten, andere elementen toevoegen. De compositie werd er beter van en in de studio makkelijker gespeeld. ‘The Amazing Pudding’ stond dan ook een aantal keer op het live-menu, zoals in januari in Hull. Maar ondanks dat het stuk af leek vond de heren dat er ‘iets’ ontbrak aan hun pudding.

Waters had al eens eerder kennisgemaakt met Ron Geesin (1943- /componist, instrumenten). Geesin was ooit pianist geweest van The Original Downtown Syncopaters’, een Dixieland jazzband. Daarna ging hij solo, maar werkte tegelijkertijd als ‘geluidseffectenman’ bij reclame’s voor radio en tv. Geesin maakte een eigen stijl elektronische muziek en bracht in 1967 het album ‘A Raise of Eyebrows’ uit, een collage van geluiden, muziek en teksten. Zijn aanpak was behoorlijk vooruitstrevend en vernieuwend. Geesin maakte ook de soundtrack bij de documentaire ‘The History of Motoring’ van Mason’s vader en was een goede vriend geworden van Waters. Op ‘Ummagumma’ (1969) is Geesin, onvermeld, te horen op Water’s nummer: 'Several Species of Small Furry Animals Gathered Together in a Cave and Grooving with a Pict'. Het leidde tot een nieuwe samenwerking voor de filmmuziek van ‘The Body’, een film van Roy Battersby over het biologisch functioneren van het lichaam. Parallel aan het werken aan ‘Atom Heart Mother’ maakten Geesin en Waters de muziek erbij. Het idee was om zoveel mogelijk lichaams-eigen-geluiden te verwerken in de muziek:, kletsen van handen op lichaamsdelen, boeren, scheten, snuiven, lachen, fluisteren, enzovoorts. Die geluiden worden afgewisseld met stukken klassieke muziek (Geesin) en akoestische gitaar met zang (Waters). Het slotstuk, ‘Give Birth to a Smile’ wordt, zonder enige vermelding daarvan, gespeeld door Pink Floyd. Wie de achtergrondzangeressen wordt ook al niet vermeld, maar als je naar met name dit nummer luistert is de muziek en aanpak van ‘Dark Side of the Moon’ (1972) minder verrassend. De soundtrack, ‘Music from the Body’, werd in 1970 uitgebracht, maar viel in die tijd, naast ‘Atom Heart Mother’ die ook in 1970 werd uitgebracht, nauwelijks op.

Terug naar de studio. De basis van ‘The Amazing Pudding’ is dus klaar. Op de doos van de tape staat echter: ‘Untitled Epic’. Maar er moest nog iets met dat episch verhaal gebeuren. Vaag wisten ze wel wat. Geesin was iemand die de groep wellicht kon helpen met het ‘iets’ dat nog nodig was, daarom werd hij rond de zomer gevraagd om wat ‘orchestral colour’ en wat ‘choral parts’ toe te voegen. Dat wilde hij wel zonder daarmee te beseffen in welk wespennest hij zijn hoofd had gestoken.
Geesin was ondanks alle drukte van zijn eigen muziek, of juist wel daarom, behoorlijk gedisciplineerd. Hij wist precies waar welk stuk muziek op tape stond. De redelijk normale werkwijze in studio’s was dat geluiden of muziekdelen werden opgenomen en de tape vervolgens bewerkt, letterlijk in delen gesneden en weer aan elkaar geplakt. Zo krijg je de gewenste affecten en laagjes. Nu gaat dat heel simpel met een computer, toen was het een arbeidsintensief en secuur proces. Daar ging het al meteen mis. EMI had net nieuwe 8-sporen-recorders in de studio geïnstalleerd. Voor die recorders was 1inch tape nodig en vanwege de kwaliteit mocht daar absoluut niet in gesneden worden. Dat betekende dus de diverse delen apart opnemen en heen en weer kopiëren, ‘bouncen’. Maar ook dat kon niet oneindig vanwege de kwaliteit. Omdat de band nu zowel een orkest als koor als geluidseffecten wilde gebruiken moest er zoveel mogelijk ruimte op de sporen overblijven. Er werd daarom gekozen om de drums- en baspartijen tegelijkertijd op te nemen. Dat spoor kon dan dienen als het basisspoor. Daarmee ontstond een nieuw probleem. Nu wordt er gewerkt met ‘click-tracks’ die drummer en bassist in het gareel houden, dat was er in 1970 niet. Mason en Waters speelden hun partijen vooral op gevoel in. Bij elke fout moest het hele stuk opnieuw, want bij fouten mocht immers niet geknipt en geplakt worden. Vier-en-twintig minuten lang legden ze hun partijen vast, maar daarbij versnelden of vertraagde ze soms, onbewust natuurlijk, maar dat had wel gevolgen voor alle opnames die daarna kwamen.

Met de basistrack ging Geesin aan de slag, de groep ging ondertussen op tournee door Amerika. Daar werd het nieuwe werk gespeeld in onder anderen The Fillmore East en Fillmore West. Geesin ondertussen: "A hell of a lot of work. Nobody knew what was wanted, they couldn't read music …" Bij terugkomst had Gilmour de ideeën voor de melodische lijnen en samen met Gilmour en Wright werkte Geesin aan die delen en het deel voor het koor.
Liefst had Geesin zijn eigen, lieve ensemble gebruikt, maar EMI had een eigen orkest, het EMI Pops Orchestra, dat opdraafde bij het spelen van klassieke muziekstukken. Nu stond die ‘vreemde’ avant-gardistische Geesin voor hun neus met op de lessenaars behoorlijk pittige orkestpartijen. Het Pops Orchestra was niet blij met de gang van zaken. Geesin had weinig orkest- en dirigeerervaring en daardoor te weinig overwicht op het gezelschap. Lastig was ook dat hij de koperpartijen geschreven had met Duke Ellington in het achterhoofd. Jazz dus, en dat was lastig spelen voor een ‘klassiek’ ensemble. Die ‘Pops’ werden steeds vervelender, ze lachten besmuikt, keken meer naar de klok dan naar Geesin en vroegen regelmatig: ‘Please sir. What does this mean?” Men wist dat alles in de studio opgenomen werd… Elke keer een vraag betekende vertraging en vertraging betekent geld. Geesin wist ondertussen niet of hij met name de hoornist de hoorn op diens hoofd zo moest klemmen dat uit beide geen geluid meer kwam, of huilend het pand verlaten. De sfeer was behoorlijk gespannen. Gelukkig kwam op dat moment John Aldiss binnen. Aldiss, een gerenommeerd koordirigent, zou de koorpartijen leiden. Eigenlijk zou hij pas de dag erna komen, maar hij had zin in deze uitdaging en was nieuwsgierig naar hoe een en ander verliep. Hij kwam net op tijd. Hij stuurde Geesin naar de koffiemachine en nam het dirigeerstokje over. Door zijn ervaring en kundigheid was het tegengesputter gauw van de baan en deed het Pops Orchestra waarvoor ze ingehuurd waren. Geesin, ondertussen verheugde zich op de komst van een goede vriend, cellist Haflidi Hallgrimsson, voor diens bijdragen: “I looked forward to my really sensitive and interested friend, Haflidi Hallgrimsson, coming in to play passionate cello, although there is no note on Abbey Road's recording sheets of his significant contribution.” Waarvan akte.

Bij het Pops Orchestra ondertussen daverde de basistrack, drums & bass, op de achtergrond en dat leverde een nieuw probleem. Doordat er overal microfoons stonde ‘lekte’ het geluid van die track door de opnames van het orkest. Dat bleek een onherstelbaar iets, zelfs op de dag van vandaag met alle moderne computertechnieken zijn die stukken niet uit te gummen. Bij de uiteindelijk montage werd het geluid daarom minder helder. Mason: “This unerasable spill forever ensured that ‘Atom Heart Mother’ lacked the sonic clarity we have always strived for.”

Het ‘Untitled Epic’ was na toevoegingen van geluiden uit het dagelijks leven af. Daarmee begaf het stuk en de groep zich in de voorhoede van de muzikale ontwikkelingen. Elektronische muziek, stukken Musique Concrète (de alledaagse geluiden), klassieke muziekstukken, koorzang én een rockband, dit was behoorlijk nieuw. Als je kijkt naar Pink Floyd’s vorige album, ‘Ummagumma’, is het een logische stap voorwaarts. Zeker op de vier individuele muziekstukken werd veelvuldig gewerkt me stukjes elektronische muziek en de geluiden uit de natuur of stad. Het werken met ‘moods-tapes’ wierp hier ook zijn vruchten af. Geesin heeft met zijn bijdragen een mooie balans gebracht in het geheel. Soms staat het orkest op de voorgrond, dan weer de band. Al met al is het door de toevoegingen een inderdaad een episch, bijna filmisch ‘verhaal’ geworden. In ieder geval een stuk muziek waar ik in 1970 behoorlijk van ondersteboven was.

In juni 1970 werd de vernieuwde versie, zonder koor en orkest, maar wel met de toegevoegde geluidseffecten gespeeld tijdens het Bath Festival of Blues and Progressive Music. Daar heette het nummer nog steeds ‘The Amazing Pudding’. Maar toen John Peel de band vroeg hoe het nummer heette toen ze dat live voor de BBC gingen spelen mét koor en orkest wisten ze niet zeker of dat wel een goede naam was. Daarop gaf Geesin de groep een krant, The Evening Standard, en zei dat ze daaruit wel een titel konden halen. Op de voorpagina stond een artikel over een jonge vrouw die na de geboorte van haar kind een pacemaker gekregen had. Toen zo bijzonder dat het op de voorpagina stond, nu in ziekenhuizen een dagelijkse handeling. De kop van het artikel: “Atom heart mother named; nuclear drive for woman’s heart”. En voilà, daar was de definitieve titel.
Nadat de hoes vorm had gekregen werd ‘Atom Heart Mother’ onderverdeeld in zes, gepaste substukjes: ‘Father’s Shout’; ‘Breast Milky’; ‘Mother Fore’; ‘Funky Dung’; ‘Mind Your Throats Please’ en ‘Remergence’. Daarmee wordt het werk bijna een soort ‘suite’.

De B-kant van de lp werd gevuld naar analogie van ‘Ummagumma’, muziek van de individuele leden, maar dit keer wel door de hele groep gespeeld. ‘If’ is een song van Waters. Het is een rustig nummer, gespeeld op akoestische gitaar. Denk een beetje aan ‘Grantchester Meadows’ (Ummagumma). Langzamerhand breidt de song uit met elektrische gitaar, piano en drums. ‘If’ is nauwelijks live gespeeld. Helemaal nooit live gespeeld is ‘Summer ‘68’ van Wright. Een song in stijl met ‘Atom Heart Mother;, rustige pianostukken, afgewisseld met orkestdelen en akoestische gitaar. Een kleine ‘tour de force’ en daarmee alleen al lastig live te spelen. Vreemd genoeg werd juist dir nummer in Japan op single gezet. Tsja. ‘Summer ‘68’ gaat over Wright’s ‘relatie’ met een groupie tijdens een tournee en heette eerst ‘One Night Stand’. Wel vaak live gespeeld is Gilmour’s ‘Fat Old Sun’, nog altijd een van zijn favoriete songs. Ook dit is een rustig nummer, met verschillende gitaren en een bijna breekbare zangpartij. De uitsmijter is een mooie, maar heftige gitaarsolo. Mason’s idee was ‘Alan’s Psychedelic Breakfast’. Helemaal passend in de werkwijze, geluiden van alledag combineren met muziek. Alan is Alan Styles, een van de roadie’s van de band. Hij doet zelf mee, staat op, zet water op voor thee, de kraan drupt, hij bakt een ei en praat wat. Zijn ontbijtje wordt in drie delen opgeknipt: ‘Rise and Shine’; ‘Sunny side Up’ en ‘Morning Glory’. Na elke actie volgt een stukje muziek, gedomineerd door piano, orgel en akoestische gitaren. In sommige delen, met name de Hammond-orgel-partijen van Wright, herken je al klanken die later op ‘Dark Side of the Moon’ zouden terugkeren. Op de eerste lp-versies loopt de druppende kraan door tot in de uitloopgroef bij het label. Had je geen automatisch afslaande pick-up, dan bleef de kraan maar druppen…. Fantastisch stuk!
‘Alan’s Psychedlic Breakfast’ is wel eens live uitgevoerd, bijvoorbeeld in december 1970 in Sheffield. En inderdaad, tussen de muziekdelen in werd gekookt, gebakken, gedrupt en gegeten. Door de setting is het een aardig Dadaïstische aanpak.

Eenzelfde aanpak zie je terug in de hoes, de inmiddels beroemde hoes met de prachtige koe voorop. Een geniaal idee. De koe heeft jarenlang bij mij aan de muur gehangen. Dat zegt genoeg. De hoes is van Pink Floyd’s vrienden van Hipgnosis, Storm Thorgerson en John Blake. Nu Pink Floyd met de muziek voor het nieuwe album uit de kosmos op aarde was geland wilde Thorgerson dat verbeelden met een aards element, immers “something plain”, had men gevraagd. Wat is dan beter dan een gewone koe? Hij reed met zijn camera in de auto de velden in bij Potter’s Bar, en fotografeerde de eerste beste koe die hij zag. Achteraf bleek dat ‘Lulubelle III’ te zijn. Hij maakte nog meer foto’s in de omgeving en dat was het. Op de uiteindelijk hoes staat Lulubelle de derde voorop, achterop een drietal andere koeien, maar nergens namen of tekst. Die staat in de binnenkant over een zwartwit foto van een wei met koeien. Een tijdloos plaatje. De heren Floyd vonden het prachtig, de heren EMI minder: “Do you want to destroy this record company?” Nee, dat niet en, zoals vaker, hadden ze geen enkel besef van de uitwerking.

‘Atom Heart Mother’ werd op 2 oktober 1970 uitgebracht in Europa, acht dagen later in Amerika. In Engeland kwam het album op de eerste plek, in Nederland tot de 5e, Frankrijk 4e, Duitsland en Denemarken 8e, Noorwegen 13e en Amerika 55e. Veel gouden albums daarom. Pink Floyd was ‘plotseling’ een populaire band. Zoals zo vaak was de muziekpers niet bepaald lovend. Het denkraam moest verder open en dat blijkt in praktijk toch een weerbarstig en vastgeroest raam.

Filmregisseur Stanley Kubrick zag wel wat in de muziek van ‘Atom Heart Mother’ voor zijn film ‘A Clockwork Orange’, maar, omdat hij niet goed uit kon leggen hoe en wat hij daar mee ging doen, zag de band daar vanaf. Het album, de koe, is wel te zien in de film.

Pink Floyd was in 1970 nog dik tevreden over hun jongste product en natuurlijk moest het live uitgevoerd worden. De eerste keer was dat op het ‘feestje’ van Pink Floyd’s muziekuitgever Blackhill: ‘Lose Your head in Hide Park’, een ‘free concert’. Omgeven met Kevin Ayers, Third Ear Band en Edgar Broughton werd ‘Atom Heart Mother’ het park ingeslingerd. Door de opzet, koor en orkest, en de omstandigheden een wat minder spontaan gebeuren dan men gewend was. In een “lesser sound quality” is een zwartwit impressie te zien, afkomstig van de dvd/blu-ray uit ‘The Early Years, 1970, Devi/Ation’. Menig oor van toen zal toen geklapperd hebben van verbazing.
Zowel het Philip Jones Brass Ensemble als het John Aldiss Choir gingen mee naar Europa voor concerten daar, maar al snel bleek dat dit een financiële molensteen was. Daarop werden lokale musici gevraagd, maar dat liep niet altijd, of beter altijd niet, vlekkeloos. Geen tijd om te oefenen en vooral onbekend met het werk, soms was gewoon hopeloos. Uit vooral praktische overwegingen werd daarom een bewerking gemaakt die makkelijk door het viertal te spelen was. De laatste live-voorstelling van ‘Atom Heart Mother’ was in ons land, 1972 in het Olympisch Stadion (!), Amsterdam.

Achteraf kreeg Pink Floyd meer en meer moeite met hun eigen werk. Gilmour noemde ‘Atom Heart Mother’ ooit “a load of rubbish, a good idea but it was dreadful.” Desondanks speelde hij er soms wel stukken uit bij zijn eigen concerten. In 2008 voerde Geesin het werk twee keer uit met een Pink Floyd tribute band, de Italiaanse Mun Floyd, een kamerkoor, koperensemble en cellospeler – Caroline Dale – en gaf er tekst en uitleg bij. Bij de tweede show trad een gastmuzikant op, ene David Gilmour(!). In 2013 schreef Geesin een boek over het ontstaan van ‘Atom Heart Mother’: ‘The Flaming Cow’. Daarin beschrijft hij zijn visie op het ontstaan van het album en vooral alle ellende die hem ten deel viel. Waters nam eigenlijk totaal afstand van het werk: "If somebody said to me now – right – here's a million pounds, go out and play Atom Heart Mother, I'd say you must be fucking joking."
Gelukkig koos samensteller van ‘The Early Years’-boxen Nick Mason ervoor het werk in alle glorie op te nemen en wel in: ‘The Early Years, 1970 Devi/Ation’. Er zijn vier verschillende versies van het werk te horen. Op cd1: ‘Live in Montreux’ (november 1970) en ‘BBC Radio Session’ (juli 1970). Die laatste is met koor en koperensemble. Op de tweede cd is een ‘Early studio version – band only’ te horen. Leerzaam, want dan blijkt dat de basis in aanvang al bijna compleet aanwezig is, maar ook dat de toevoegingen van Geesin flink hebben geholpen ‘Atom Heart Mother’ op een hoger plan te tillen. Hij staat niet voor niets vermeld als mede-componist.
De vierde versie staat op de dvd en blu-ray, dat is de 1970-quadrafonische versie van ‘Atom Heart Mother’ te horen. Quadrafonie, rondomgeluid, afkomstig uit vier speakers, is de voorloper van wat nu surround sound wordt genoemd.

Bij latere lp-versies is flink gerommeld met de hoes en kwam er alsnog een naam en titel op de voorzijde van het album. In 1994 werd voor het eerst een geremasterde cd-versie van ‘Atom Heart Mother’ op de markt gebracht, in 2011 nogmaals, dat werd de ‘Discovery Edition’. De laatst bekende, geremasterde versie is die uit 2016, maar die is, qua geluid, hetzelfde als de 2011-versie. Bij de diverse remasters is het cd-boekje uitgebreid met een serie foto’s, maar zijn ook foto’s toegevoegd of veranderd, maar gelukkig is de koe op de voorkant gebleven. Op de achterkant is wel, noodgedwongen weer, een en ander veranderd. Het mooist zijn de -mini-lp-cd’s, cd’s met een mini-uitvoering, in karton, van de originele lp-hoezen.

Alles aan ‘Atom Heart Mother’ was nieuw, onconventioneel. Niet alleen de fusie van klassiek, rock, geluiden, een blazersensemble en een koor, maar ook de verpakking. Voor Pink Floyd was het een logische stap op het pad de groep bewandelde, een pad van een groep die grenzen verlegde en vergaand durfde te experimenteren. Dat zie je terug in de hoes met alleen die afbeelding van een koe erop. Hoe ver kon je gaan? Niet veel verder dan dit. De hoes is een icoon op zichzelf geworden, herkenbaar uit duizenden. Dat de groep achteraf ‘Atom Heart Mother’ minder geslaagd vond is begrijpelijk in de zin van een leercurve. Dit album was vooral een in een leerfase. Het resultaat van het leerproces werd ‘Meddle’ (1971), met daarop ‘Echoes’. Dat nummer is in feite niets meer of minder dan ‘Atom Heart Mother 2.0’. In 1970 – en tot de dag van vandaag - was ik maar wat blij met het fascinerende ‘koeienalbum’. Pink Floyd’s ‘Atom Heart Mother’ is, eenvoudig weg, de waarheid van een koe.

 
tekst: Paul Lemmens, juli 2021
afbeeldingen: © Pink Floyd Music/Harvest/EMI