![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
---|---|---|---|
![]() |
![]() |
![]() |
Nits Thuis |
||
---|---|---|
De historie van de band begint met het tweede album, ‘Tent’ maar die wordt nu gezien als het eerste. Waar is ‘The Nits’ gebleven? Het populairste album en lied van The Nits is ‘In the Dutch Mountains’. Iedereen kan het lied meezingen, het is bijna een tweede volkslied geworden. Maar die bergen blijken helemaal niet in Nederland te liggen. En waarom werd ‘in de Nederlandse bergen’ omgetoverd tot ‘achter de dijken’? Luisteren naar (the) Nits is als een goede leerschool, je leert niet alleen luisteren in abstracties, maar ook dat minder bijna altijd meer is en dat langzaam beter is dan snel. Een boeiend concept dat vraagt om uitleg. Lees daarom het verhaal van de groep waarbij je je heerlijk thuis kan voelen.
Thuis is – als het goed is – de plek waar je tot rust komt en
‘gewoon’ kan doen of zijn. Waar het behaaglijk is en je je
geborgen voelt. Soms ervaar je een verlangen naar een andere tijd,
een periode waarin er geen druk of stress was, geen hooggestemde
verwachtingen. Laissez-fair, panta rhei. Dat. Dat vind je allemaal
terug in de muziek van, wat je met een gerust hart kan noemen,
Neerland’s topband: Nits. De muziek is heel eigen, karakteristiek,
open, zoekend soms met daarbij teksten over het alledaagse leven
in de Amsterdamse straten, voetbalclubs of de ‘Nederlandse
Bergen’, maar ook met diepzinnige levensvragen, bijvoorbeeld
waarom het nodig is dood te gaan voor je vijftiende. The Nits, met
inderdaad ‘the’ ervoor, begon als een rood-witte new waveband,
maar is inmiddels niet meer gebonden aan een tijd. De muziek van
Nits schiet zelden door snelheid uit de bocht, is matig,
bedachtzaam, maar daarom of daardoor rijk aan kleuren. Nits worden
gewaardeerd van Finland tot Frankrijk en van Oostenrijk tot
Turkije. De hang naar nostalgie doet me soms denken aan de ‘Trans
Europe Express’ waar Kraftwerk in 1977 over zong: “Leave Paris in
the morning with T.E.E., in Vienna we sit in a late-night café.” Henk Hofstede (1951- /zang, gitaar) is geboren in Amsterdam-Oost, een muzikaal rijke omgeving met groepen en artiesten als ZZ en de Maskers, Rob de Nijs en the Lords en Ria Valk. Hofstede speelde vanaf zijn achtste ukelele en zong samen met een toenmalig schoolvriendje; liedjes van Neil Sedaka, The Everly Brothers en het Cocktail Trio. Het duo noemde zich ‘The Henry Boys’, maar de buurt maakte er de ’Hennies van. Later kreeg Hofstede een gitaar. In zijn MULO-schooltijd speelt hij met een andere Henk, ‘van Limburg’ elektrische gitaar in een bandje dat Kinks en Rolling Stones nummers speelde. Via via komt hij in contact met Michiel Peters (1951- /gitaar, zang). Peters ziet eruit als een Nederlandse versie van Who-gitarist Pete Townsend. Het klikt en ze gaan verder onder de ietwat vreemde naam ‘Rhythm & Bluesband NV Bach’. Met een simpele bandopnemer werden op de daarvoor ingerichte zolderkamer allerlei muziekstukken opgenomen. Een bekend fenomeen. Maar dit zet wel de toon voor het opnameproces in de toekomst van de groep. Na de MULO gaat Hofstede naar de HBS en ontmoet daar twee van de
vijf Telman-broers, Paul en Frank. Met een andere vriend komt
Hofstede aan een baantje in het Concertgebouw: opruimen na
concerten. Voordeel was dat je als loon de concerten mocht
bijwonen. Concerten van The Who, Janis Joplin, Frank Zappa &
the Mothers of Invention, Lou Reed, The Band, enzovoorts. Een
prachtige en rijke leerschool natuurlijk. Na een jaar was het voorbij. Hofstede leefde inmiddels in een kraakpand. Op de kunstacademie kwam hij Alex Roelofs (1950- /gitaar, basgitaar) tegen. Roelofs was nogal goed in opnemen vond Hofstede. Peters kende nog wel een drummer, ene Rob Kloet (1952- /drums, percussie). Met dit viertal werden nieuwe composities opgenomen, maar nu weer onder de naam ‘The Nits’. Bewust gekozen, die naam ligt immers een beetje in het verlengde van ‘The Beatles’. Neten en kevers dus, het succes lag daarmee voor het oprapen. Hofstede regelde zelf schoolfeesten zodat hun band daar kon optreden. Het eerste officiële optreden is in december 1974. Er wordt vooral eigen werk gespeeld, maar omdat ze daarmee geen avond kunnen vullen, ook muziek van Manassas (de band van Stephen Stills) en – daar zijn ze weer – The Everly Brothers. De liedjes van The Nits zijn kort en krachtig en vallen in 1974 op in het landschap van de dan populaire glamrock en het lange werk van de progressieve/symfonische rock. Dat horen Fer Abrahams en Jan Maarten de Winter ook. Ze zijn redacteuren van Muziekkrant Oor en net bezig met ‘Oor’s Eerste Nederlandse Groepen Presentatie’. Ze vragen of The Nits een bijdrage willen leveren. Het spektakel, de ‘presentatie’, speelt zich af op 25 oktober 1975. Naast The Nits stonden ‘melodic rockband’ Decennium, bluesband Flavium en de Nederlands-Molukse band Massada op het podium. Aan het concert houden ze een platencontract over met Jean-Pierre
Burdorf voor Dureco. Burdorf regelt een studiodag. Daar worden
songs opgenomen als ‘Tutti Ragazzi’, ‘Caravan’ en ‘Went to the
Sea’. Dat beviel. Vervolgens werd onder leiding van producer Alen
David de eerste single opgenomen: ‘Yes or No/Razorblade’ (1977).
De aanpak ‘wij weten wel hoe het moet en doe dat maar zo’ overviel
de heren van The Nits behoorlijk. Uiteindelijk waren ze er niet
heel blij mee. Ondanks dat draaide Joost den Draaier de single in
zijn programma. ‘Yes or No’ kwam in de tipparade en The Nits op tv
in Top-Pop. Dureco had echter verzuimd voldoende exemplaren te
persen en dus stokte het aanstormende succes snel. Het voordeel van de iets latere release van ‘The Nits’ is dat het album dan heel goed past in de heersende muziek. De trend is kort, krachtig, snel, zwart-wit. De up tempo songs van The Nits passen daar goed in. Dat weet ook Oor’s Fer Abrahams die de groep opnieuw vraagt, ditmaal voor hun ‘Keihard en Swingend’- album. Dat is een album waarop ‘nieuwe’ Nederlandse bands gepresenteerd worden. The Nits staan met de song ‘Tutti Ragazzi’ tussen bands als: Subway, Suzannes, Panic, Sylph, Turf, Cilinders, The Lizards, Captain Coke, WhiZZ Guy en Sammy America Gasphetti. Ik vrees dat alleen The Nits een beetje zijn blijven hangen. Bij de presentatie in het sjieke Krasnapolsky Hotel, Amsterdam - de ideale plek voor zo’n punk/new-wave-album toch? - valt de band op in de drift van leren jacks. Ene Evert Wilbrink weet dat een Haagse manager op zoek is naar een goede band en tipt hem hierover. Niet veel later stappen Robert-Jan Stips, dan ex-Supersister nu producer, en diens SOSS-compagnon Aad Link, dan ex-manager van Supersister, binnen bij The Nits. Het klikt meteen. Stips en Link nemen contact op met platenmaatschappij CBS, omdat ze daar goede contacten hadden. Die contacten zagen de band ook zitten en kochten het contract met Dureco af. The Nits konden opnieuw de studio in, nu met producer Stips en manager/technicus Link. Er werden opnames gemaakt van: ‘Umbrella’, ‘The Harrow Accident’ (een bewerking van ‘Went to the Sea’), ‘Tutti Ragazzi’, ‘The Young Reporter’ en ‘Skateboard Boy’. De sessie was een goede om de moraal wat op te krikken en het vertrouwen in eigen kunnen te herstellen. De opgenomen nummers zijn nooit gebruikt, maar het gaf de band voldoende moed en zin om het tweede album op te kunnen nemen: ‘Tent’ (1979). Bij ‘Tent’ is de aanpak inderdaad helemaal anders, meer eigen
inbreng en aanpak. Producer Stips is in die periode behoorlijk
druk met een nieuwe, eigen band Transister en het produceren van
het album van Gruppo Sportivo. Aad Link is meer aanwezig en heeft
een goede hand in de opnames. Hij geeft – en passant – nog wel de
wijze raad om ‘Tutti Ragazzi’ ook op dit album te plaatsen. Dat
nummer wordt opnieuw op single uitgebracht, met dit keer wel een
ruime voorraad achter de hand. Dat helpt: ‘Tutti Ragazzi’ komt tot
de 31e plek in de hitparade. ‘New Flat’(1980) is de in blauw gevatte opvolger. Het album wordt
opgenomen in de studio van Arnold Mühren in Volendam, het hart van
de palingpop. Voor de opnames werd gerepeteerd in een loods in
Bussum. Daar werden, net als eerder, demo’s van die songs alvast
opgenomen. Die opnames waren echter zo goed dat ze in de studio
nauwelijks te verbeteren waren. Eerder al, bij ‘Tent’, was
gebleken dat sommige opnames uiteindelijk beter waren dan de
studio-opnamen. ‘Work’(1981) is, net als ‘New Flat’, opgenomen bij Arnold Mühren.
De aanpak is echter iets anders, want de voorbereiding is minder
strak. Daardoor is er meer ruimte om in de studio dingen uit te
zoeken of aan te passen. Een kwestie van gegroeid vertrouwen en
ruimere spelervaring door alle live-concerten. Het album wordt
daarom geproduceerd door de band zelf, met Aad Link als
co-producer. Robert Jan Stips komt op dit album niet voor. Wel
zijn er, misschien door de ruimte, voor het eerst muzikale gasten:
Alwin Schogt (klarinet), Ellen Mertz (hobo), Catrien
Posthumus-Meyes (viool) en een oude bekende, immers op de hoes is
te lezen: “backing vocals (vocals behind the thick curtains): Rob
Brautigam.” Door de komst van het arsenaal keyboards van Stips veranderde de
sound van The Nits drastisch. Niet dat dat zo erg was, het is in
een logische ontwikkeling die op ‘Work’ al was ingezet. Een nieuw
album moest in die optiek dan nog vrijer zijn. De groep krijgt de
beschikking over een oud gymnastiekgebouw aan de Molenwerf,
Sloterdijk, een ideale speelruimte. Ze noemen het gebouw ‘De Werf’
en richten het in als oefenruimte en semi-studio. De ruimte is
niet alleen voor muziek, maar ook voor decors. Voor het nieuwe
album zijn genoeg ideeën voorhanden, daarom wordt een mobiele
studio gehuurd die naast het gebouw geparkeerd wordt. Paul Telman
is de technicus die alles registreert. Songs als ‘The Vermillion
Pencil’ en ‘Nescio’ komen steeds duidelijker naar voren, zeker
nadat Stips zijn pianopartij voor de laatste heeft ingespeeld.
Naast diens vleugel zijn er net als op ‘Work’ meer akoestische
instrumenten te horen: akoestische gitaar, mandoline en een
dulcimer. Dat laatste is een snaarinstrument uit de Appalachen dat
heel in de verte lijkt op een gitaar. De sound van de band krijgt
langzamerhand een andere klankkleur. Het platte, hoekige verdwijnt
meer en meer naar de achtergrond. Meteen een nieuw album produceren is in de storm van succes
misschien wat veel gevraagd, een uitgebreide single lijkt
makkelijker. Er wordt opnieuw flink geëxperimenteerd bij de Werf,
maar ook nog in de ‘echte’ studio daarna. De nummers worden
langzamer, maar krijgen nog meer ruimte en lucht. Het reizen door Europa laat zo zijn indrukken na. Iets daarvan
was al te merken in de titel ‘Bild am Sonntag’, maar komt helemaal
tot uiting op het album ‘Adieu, Sweet Bahnhof’ (1984). De titel
alleen al is drietalig, maar op het album vinden we ook een Turks
lied: ‘Vah Hollanda Seni’. De titel komt van een gedicht, ‘Sweet
Bahnhof’ van Wilfred Smit. Het adieu werd door Hofstede toegevoegd
als reactie op zijn vele reizen van Amsterdam Centraal naar Gare
du Nord in Parijs. De gelijknamige single deed indertijd weinig,
maar bleef ergens wel ‘hangen’. Vijf jaar later werd de song
gekoppeld aan ‘In the Dutch Mountains’, allebei toen van het album
‘Urk’, opnieuw uitgebracht en kwam toen tot een 26e plek in de
Top40. Maar dat zegt eigenlijk meer over het gedrag, de hype, van
het publiek dan de kwaliteit van de muziek. De andere singles van
dit album verdwenen al gauw in de vergetelheid. De diverse Nits en ex-Nits lasten daarom een pauze in. Henk
Hofstede ging aan de slag met een muziek-kunst-project, ‘The
Grande Parade’. Dat was niet alleen een kunsthoogtepunt in het
Stedelijk in Amsterdam, maar ook een samenwerking van diverse
Nederlandse artiesten op ‘Werf Records’, het eerste album op het
eigen label. Michiel Peters maakt zijn eerste en langdurig enige
soloalbum: The Infant King (1988). De musici die hij uitnodigt
kennen we: Hofstede, Kloet, Stips, aangevuld met een handvol
anderen. De techniek is in handen van Alex Roelofs en Paul Telman.
Het is bijna een reünie. Nadat iedereen zo zijn dingen gedaan heeft wordt het tijd voor
een nieuw album. Meestal had Hofstede wel iets en zeker na een
reis door Amerika verwachtte men dat hij wel vol zou zitten met
teksten, maar niets van dat al, Henk bleek blanco. Maar met alle
opgedane ervaringen ontstond al snel nieuw werk, zoals ‘Port of
Amsterdam’ en ‘Bike in Head’, allebei met de nodige samples van
haven- en fietsbelgeluiden. Net als eerder wordt een ‘portable
studio’ naast het ex-gymlokaal gezet en worden de sessies
langzaamaan gesmeed tot een werkbaar geheel. Dat resulteerde in
‘Henk’ (1986). Daar, thuis, klonk het goed. In de ‘echte’ studio,
Wisseloord, klonk het nergens naar. Dan maar de eigen boxen
meenemen. Het was de voor de technicus een onverwachte,
verrassende en vooral eigenwijze oplossing. The Nits gaan nu opnieuw als kwartet op tournee, soms uitgebreid tot kwintet met Lugtenburg als extra zangeres. Live verandert er nog van alles aan de sound, Geraets weet inmiddels wat ze moet doen en krijgt steeds meer ruimte van Kloet die meer ‘percussief’ is gaan spelen na zijn ervaringen in Zwitserland. De singles van ‘Henk’ verdwijnen in het grote niets, maar in tegenstelling daarmee wordt de groep steeds populairder, zeker in het buitenland en met name Frankrijk en Zwitserland. In Zwitserland gebeurt iets bijzonders, Hofstede was daar nogal van onder de indruk, The Nits trok meer publiek dan Elvis Costello… ‘In the Dutch Mountains’ (1987) blijkt het meest succesvolle
album van de Nits. Als echte Limburger dacht ik meteen dat het
over de Vaalserberg ging, maar dat bleek anders. Hofstede:
"Vroeger hingen landkaarten van Nederland in ons klaslokaal.
Daarop werd vanaf de grens alles wit afgebeeld. Duitsland was dus
een grote witte vlek. Destijds voor mij - en velen met mij - een
onbekende wereld. Ik dacht dat daar al bergen kwamen. Die
verbeeldingskracht en dat ongewisse hoort bij opgroeien. Het heeft
iets aantrekkelijks en gevaarlijks. Dat zit in de titel verpakt."
Het zit ook verpakt in de nostalgische postzegelverzameling op de
voorkant. Postzegels uit 1951, maar dan wel met de hoofden van de
bandleden uit hun jeugd; de haardracht is nogal veranderd in de
loop der jaren. Veel teksten op ‘In the Dutch Mountains’ gaan over
Hofstede’s jeugd, zoals de voetbalclub ‘J.O.S’ uit
Watergraafsmeer. J.O.S. staat voor ‘Jeugd Organisatie Sportclub’
en Hofstede voetbalde daar in zijn jeugd: “It's a family tradition
to play in football team. I have nephews, dumb but tall, who,
still foetus, kicked the ball. I've got flat feet and my knees are
weak, they all thought it was time to start my J.O.S. days.“ Het
liep niet helemaal zoals verwacht: “I was knocked out, a real
disgrace. A break with the family tradition of the J.O.S. days…” Met de bergen in de achterzak wil en kan de band langs grotere zalen trekken. Een theatertour ligt voor de hand. Het idee dat Hofstede had voor het decor bleek nog een hele puzzel. Te groot voor de Werf… De oplossing was zo simpel dat het even duurde voordat die er kwam: het decor in stukken verdelen. Daarmee ontstond de achterwand met twee-en-dertig platen. De al jaren toegewijde steun en toeverlaat Leszek Gawronski kreeg de wat dubieuze eer om gehuld in een zwart pak de platen volgens een draaiboek te plaatsen, alleen kreeg hij dat zo’n drie uur voor het eerste concert te horen, Gawronski kende zijn pappenheimers en slaagde in zijn missie. Samen met de belichting van Tom Telman, de broer van, zorgde de platen voor een schitterend decor. Delen ervan zijn te zien op het latere uitgebrachte live-album ‘Urk’. Na de ‘Dutch Mountains’ komt The Nits terecht in een zelfde
periode als na ‘Work’, zelfde setting, zelfde sfeer, zelfde
jaargetijde. Dan maar een single, maar die single werd onverwacht
een mini-album in de stijl van ‘Kilo’. Stips: “We hadden allemaal
dat Kilo gevoel…” Na ’Hat’ volgt een tournee door Europa en wordt voor het eerst Moskou bezocht voor een reeksje van drie concerten in het Rossia Theater. Het publiek is laaiend enthousiast en ‘In the Dutch Mountains’ wordt een grote ‘hit’ in de Russische discotheken. Amerika en Canada, waar ook concerten gegeven worden, reageren afwachtender. The Nits spelen nou niet echt die rauwe rock waar ze daar van houden, de muziek is daarvoor teveel gebaseerd op de pijlers van de Europese klassieken. Aan het eind van de tournee en weer thuis in eigen land ontving de band opnieuw een Edison en ditmaal ook nog de BV Popprijs. De weerslag van de afgelopen tournees vinden we terug op de
2cd/3lp ‘Urk’ (1989). De songs zijn tussen 1988 en 1989 opgenomen
in Amsterdam, Utrecht en Moskou en geven een goed en uitgebreid
beeld van de afgelopen jaren. Mooi is de uitvoering van ‘Mask’ met
het Amsterdam Saxophone Quartet. Het ontwerp van de hoes is van
Riemke Kuipers, dat is de vrouw van Henk Hofstede. Ze werkten al
eerder samen aan hoezen en vormgeving en zouden dat blijven doen.
Een 3lp-set in Nederland is al bijzonder, maar het feit dat er
meer dan 100.000 verkocht worden misschien nog wel meer. ‘Urk’
kwam zelfs in de topregionen van de lp-hitlijst. De band ontving
dan ook de ‘Gouden Harp’ van de Stichting Conamus. Zo’n harp krijg
je als je je “op bijzondere wijze verdienstelijk hebt gemaakt voor
de Nederlandse lichte muziek”. Het eerste deel klopt, maar wat is
nou ‘lichte’ muziek? In ieder geval geen heavy rock denk ik. Korte namen, daar hielden ze bij The Nits wel van. Het is dan ook
niet vreemd dat het lidwoord in de naam verdwijnt. Vanaf ‘Urk’
ging de groep door het leven als ‘Nits’. Niet iedereen kon die
omslag maken, je komt op veel plekken nog steeds ‘the’ tegen. ‘Urk’ lijkt door de hoeveelheid en aanpak de afsluiter van een
periode. Het werd in ieder geval een afscheid van Geraets die
vanwege een chronische spieraandoening in haar hand noodgedwongen
moest stoppen met de band. “Giant Normal Dwarf’ (1990) is de Sgt. Pepper van Nits. Een
ongelooflijk rijk album, sprookjesachtig, vol muzikale lagen van
met name Stips. Nu de groep tot trio is teruggebracht is zijn rol
prominenter geworden. En resulteert in een ander Nits geluid. De
eerste song, ‘Radio Shoes’ klinkt nog ‘bekend’, maar naarmate het
album volgt verschuift het muzikale landschap en krijgt een heel
eigen karakter en sfeer. Dat komt waarschijnlijk omdat er alleen
keyboards en samples te horen zijn. Geen gitaar, Hofstede zingt
alleen. Stips zorgt voor alle partijen en Kloet kleurt die met
zijn slagwerk en percussie in. Minder is meer. ‘Giant Normal
Dwarf’ is ‘thuis’ in de Werf opgenomen, uiteindelijk werkt dat het
best bij Nits. In 1990 was er nog een leuke actie waarvoor we naar de cd-winkel moesten rennen. Bij aankoop van een Nits-cd, behalve de meest recente, ontving je ‘Torni’ (1990), een drie inch mini-cd met daarop één track van bijna elf minuten: ‘Torni-Music for Two Towers’. Gemaakt in een oplaag van 2000. Natuurlijk een goede truc, maar ook een komische, want als je meer Nits-cd’s kocht kreeg je ook meer ‘Torni’. Op een bepaald moment had ik er al vier in huis. De tegenhanger van ‘Giant Normal Dwarf’ is ‘Ting’ (1992). Op Ting
wordt alleen piano, vleugel en percussie gespeeld. Het is een
bijna uitgeklede sound, maar wat een schoonheid komt er dan
bovendrijven. Door deze aanpak klinkt ‘Ting’ transparant bijna,
als een aquarel. Maar het resultaat is verbluffend mooi, klassiek,
tijdloos. Hofstede: “Ik ben erg geneigd af en toe een eeuw terug
te gaan met een voorkeur voor de impressionisten en het steeds
weer kijken naar de waterlelies van Monet. Er is een voorkeur voor
de stilstaande tijd, het niet bewegen, muziek als stilleven
(citaat, muziekkrant Oor). Voor spaarzame klangfarben werden wat
gasten uitgenodigd: Martin Bakker (basgitaar), Dieuwke Kleijn
(Cello), Lieve Geuens (zang) Eveline Carels (percussie), Peter
Meuris (percussie), Arthur Schneiter (percussie, stenen), Fritz
Hauser (percussie, stenen). De Zwitserse connectie en ervaring van
Kloet kwamen nu optimaal naar voren. Die stenen zijn bijzondere
dingen. Eigenlijk zijn het kunstwerken gemaakt door Schneiter,
maar ze zijn ook echt te gebruiken. Als je eroverheen wrijft
‘zingen’ ze, als je erop slaat met een stok klinken ze als ‘Ting’.
Daarmee is de titel meteen verklaard. De samenwerking met ex- Tapes Peter Meuris (1960 -/drums, percussie, viool) en ex-Django Edwards Martin Bakker (?/basgitaar/contrabas, mandoline) bevalt goed. Ze mogen blijven. Nits is nu een kwintet. Maar alvorens we daar iets van horen komt er een, wat je zou kunnen noemen, ‘tussenwerpsel genaamd: ‘Hjuvi’ (1992). ‘Hjuvi’ heeft als subtitel ‘A Rhapsody in Time’ en wordt
uitgevoerd door het Nederlands Radio Symfonie Orkest onder leiding
van Jan Stulen. Bijna alle delen, kamers genoemd, zijn
ontworpen/gecomponeerd door Stips. Een paar kamers zijn van Nits,
kamer 5 is gemaakt door Kloet en Hauser. Het project is een
coöperatie van omroepvereniging Veronica en steun van het
‘Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties’. De
voorstelling van ‘Hjuvi’ is op de tv te zien en staat garant voor
een bijzondere, culturele avond. Behalve het orkest staan die
avond Stips, Kloet en Hofstede op het podium. De voorstelling
begint met ‘Silence, solo for Conductor’. Dat stukje hebben ze op
de cd jammer genoeg weggelaten, het zou een mooi meditatief moment
zijn geweest om tot de muziek over te gaan. Maar in 1992 moest
alles ook al snel, snel. Het eerste en meteen ook laatste album van de Nits-kwintet-versie
is ‘dA dA dA’ (1994). De titel is ontleend aan de kunstenaarsgroep
‘DaDa’, “niet is kunst alles is kunst”, maar kan ook gezien worden
als de eerste kinderwoordjes, dada, of een letterspel: ‘A Dad, A
Dad’. Misschien zat ergens in het achterhoofd ook nog de hit ‘Da
Da Da’ van de Duitse groep Trio, die onder de paraplu van ‘Neue
Deutsche Welle’ met een heel simpel mini-keyboard, de Casio VL-1,
kwam tot dit nummer met de prachtige tekst: “Ich lieb dich nicht
du liebst mich nicht aha aha…” Er breekt nu een turbulente tijd aan voor Nits. Onder de naam ‘Frits’, de ‘fr’ van Freek en de ‘its’ van ‘Nits’ trad de groep samen met Freek de Jonge op in Carré en het Nieuwe de la Mar Theater. Vergelijk het een beetje met de goede oude tijden van Neerlands Hoop, toen De Jonge samen met Bram Vermeulen een pop/rock-achtig cabaret bracht met geweldige nummers zoals ‘Quo Vadis’. Speciaal voor Frits werd ‘In the Dutch Mountains’ verbouwd tot ‘Dankzij de Dijken’, met daardoor wel een heel andere beleving; de aandacht ging van land naar zee. Desondanks klonk het goed en werd de titel van een cd (1995). Ik vond de hele cd wat veel van het goede, maar kon en kan goed leven met de twee singles die toen uitkwamen: ‘Dankzij de Dijken/Bello de Hond’ (1995) en ‘Quo Vadis/J.O.S. Vrees’ (1995). Drie van de vier nummers zijn opgenomen op oudejaarsavond. ‘J.O.S. Days’ werd, zoals je aan de naam ziet, voor de gelegenheid omgebouwd tot een Nederlandstalige bewerking waarin de dagen vooral leiden tot voetbalvrees. Stips, die inmiddels al ruim vijftien jaar bij (the) Nits speelde vond het tijd worden om iets anders te proberen, “weer eens wat ruiger tekeer gaan.”, en nam afscheid van de band. In eerste instantie ging hij mee met de Jonge, later ging hij op het solopad. Met hem vertrokken niet alleen Bakker en Meuris, maar ook manager Aad Link. Stips maakte in 1996 een soloalbum: ‘Egotrip’, gevolgd door ‘Greyhound’ (1999) en ‘Rembrandt’ (2000). Omdat Stips’ exit in goed overleg ging nam hij afscheid middels het bekende fenomeen ‘afscheidstournee’. Dan weet je al uit de analen van muziekland dat zo’n afscheid zelden definitief is. Dat gelijk kreeg ik aan mijn kant. De afscheidstournee was meteen ook een mooie gelegenheid om de nieuwe release, ‘Nest’, onder de aandacht te brengen. ‘Nest’ (1995) is een compilatiealbum met Nits-werk uit de periode
1981-1995. Je kreeg een loepje bij de cd om zo op het
uitkapvelletje alle medewerkers/sters, opgesteld voor de Werf, te
kunnen spotten. Het was nog een heel werk zo. Nits adepten konden
‘Nest’ kopen in een gelimiteerd uitgegeven box, met daarin een
extra cd ‘Quest’ en een VHS-videoband met videoclips. ‘Quest’
staat vol single A en B-kantjes en archief materiaal. Een echte
‘must’, met als opvallende eenling ‘De Rode Vaas’, een in het
Nederlands gezongen nummer. Merkwaardig, hoogst merkwaardig, was
dat het loepje niet in de box zat. De verkoper in de winkel kneep
echter een oogje dicht en bezorgde me alsnog zo’n ding. En toen waren er nog twee. Rob Kloet en Henk Hofstede besloten,
gelukkig maar, door te gaan met Nits. Ze begonnen aan een nieuw
album en deden een korte tournee in Finland. Dat leidde tot mooie
samenwerkingen én de naam voor een nieuw album: ‘Alankomaat’. Dat
is Fins voor ‘lage landen’, de Pays-bas’ dus, oftewel ‘Nederland’.
‘Alankomaat’ is een echte duoplaat én een sterke. Hofstede: “Ik
heb bewust geprobeerd veel lucht, licht en ruimte in die liedjes
te stoppen, een soort uitzicht.” (Citaat, Muziekkrant Oor). The
Beatles zijn aanwezig in ‘House of Jacob’, dat lijkt te gaan over
Hofstede’s ouderlijke huis, ‘in the house he grew up’ met daarin
Jacob en een jongen en “There's a tape in a shoe box, with the
voice of a boy. He's singing "She loves you Yeah, yeah, yeah." De
invloeden van Hofstede’s andere ‘held’, Leonard Cohen, komen
steeds meer naar voren, maar ook die van Simon and Garfunkel.
‘Robinson’ verwijst naar de song (1968) van Simon and Garfunkel en
daarmee de hoofdrolspeelster uit de film ‘The Graduate’ (1967).
“Hoe zou het nu met haar gaan?” De tekst begint met een
bijna-citaat van een andere song van het duo: ‘The Sound of
Silence’. Dat nummer begint met “Hello darkness, my old friend.” ,
‘Robinson’ begint met: “Hello Sunlight, my new friend.“ Echte
citaten van Simon’s songs mochten niet van diens management.
Sommige mensen snappen het echt niet. Een bijzondere song is
‘Ivory Boy’, dat gaat over Patrick Iliohan, een enorme Nitsfan die
als laatste wens (hij had kanker) graag met de groep wilde
samenwerken. Dat lukte. Met ‘Wool’ (1999) maakt Nits een behoorlijke omslag in aanpak.
Het wemelt van de gastmusici de mix is gedaan in de beroemde Abbey
Road Studios (die van The Beatles) én, misschien wel het
belangrijkste, het album klinkt behoorlijk jazzy. Met ‘Wool’
bereikt Nits, wat mij betreft, een nieuwe piek in hun dan
vijfentwintig jarige geschiedenis. ‘Walking with Maria’ is een
wonderschoon nummer dat zo op een album van David Sylvian zou
kunnen staan. Zelfde rust, sfeer en trompetgebruik. De teksten
gaan veelal over alles wat voorbij gaat en het eind van het leven.
Zware kost op prachtige muziek. Melancholie heerst hier. Hofstede:
“Eigenlijk vind ik melancholie het allerbelangrijkste in muziek.”
(citaat, Muziekkrant Oor). Zullen we eens gek doen? In Zweden brengt Hofstede onder de naam
‘Wackter Utsickt’ een discoplaatje op de markt, met teksten
gebaseerd op het boekje ‘Hoe en Wat in het Zweeds’. Zo’n boekje
dat je makkelijk bij je steekt als je naar een ander land reist,
met praktische opmerkingen als ‘mijn ei is te zout’. Ongemerkt bijna, de tijd gaat op kousenvoeten, nadert het dertigjarige bestaan van Nits. Stips die er niet bij kon zijn bij het vijfentwintig jarig feest is nu graag van de partij. In eerste instantie als ‘special guest star’. De oude fundering blijkt echter nog stevig met als gevolg dat Stips weer een Nit wordt. Michiel Peters staat in deze periode soms op het podium op zijn oude plek, maar die vindt die tijdelijke positie voldoende. Er komt nog iemand thuis: Aad Link. Link komt met Stips terug en wordt weer de manager van de band. Hij zou het druk krijgen. ‘1974’ komt ui 2003. Dat staat wat cryptisch, maar ‘1974’ is het
nieuwe Nits album, genoemd naar het startjaar van de groep. Op het
album doet stips al op een paar tracks mee en dat betekent voor
een aantal songs een dubbele keyboardbezetting. Hofstede laat die
daarom voor dit album staan en speelt ‘gewoon’ weer gitaar, maar
ook banjo. De eerste cd-versie bevat een dvd met zes live
verslagen uit Nederland, België en Frankrijk. In de rust deed Hofstede een solotour, er was een tweede Nits-fandag, een concert met het Residentie Orkest, alsmede enkele akoestische huiskamerconcerten en een optreden in Engeland. “Het eerste serieuze”, zo meldde de band. ‘Les Nuits’, een knipoog-Frans voor ‘de Nits’ stamt uit 2005. De
band opmerkelijk genoeg terug bij Sony, maar dan als distributeur
van het eigen Werf Records. ‘Les Nuits’, de nachten mag ook, staat
vol met ‘the’-titels, ‘The Rising Sun’, ‘The Eiffel Tower’, ‘The
Pizzeria’ enzovoorts. Geinige aanpak, maar denk even terug aan
‘Hat’ waar dit fenomeen zich ook al vertoonde. In 2006 waren Nits en ex-Nits druk met concerten van de Zwitser
Simon Ho en leden van de Finse folkgroep Värttinä. Een registratie
kwam op cd als ‘A Normal Sunday Live’ (2006). In hetzelfde jaar
doet de groep een tournee door Duitsland in de nogal verrassende
combinatie met heavy/hard-rockband Uriah Heep. Niet om het een of
ander, maar die laatste werd door de ‘sophisticated’ Nits soms van
het Podium gespeeld. Eenmaal thuis gaat iedereen weer een eigen
weg. Henk Hofstede begint samen met Marjolein van der Klauw (zang,
gitaar), Pim Kops (gitaar, accordeon, toetsen) en bassiste Arwen
Linnemann het Avalanche Quartet, een groep die voornamelijk werk
van Leonard Cohen speelt. Van deze groep kwamen tot nu toe twee
cd’s uit: ‘Leonard Cohen Songs’ (2007) en ‘Rainy Light House’
(2013). Ook is er muziek te vinden bij het boek ‘Yesterday’s
Tomorrow’ (2005), een boek over Leonard Cohen geschreven door Marc
Hendrickx. Halverwege 2007 begint Nits met een nieuw album dat in 2008
uitgebracht wordt en een heel on-Nitsige titel heeft: ‘Doing the
Dishes’. Natuurlijk moet iemand de afwas doen, maar meestal hebben
Nits-albums eenwoordige titels, vaak bestaande uit vier letters.
Kijk maar na. De hoes geeft een impressie van De Werf studio,
zowel qua ligging als qua interieur. Dit keer geen gasten, alleen
het kwartet. ‘Doing the Dishes’ is een wat luchtiger album, een
beetje zoals zingen om de vaat te doen. Hofstede verklaart dat in
het Parool (begin 2008): "Bijna iedereen zingt een deuntje bij de
afwas; wij hopen met dit album dat onze deuntjes daarbij gaan
horen". De inspiratie voor de titel komt uit een interview met
Leonard Cohen, die daarin meldde dat muziek voor alle gelegenheden
is: van huwelijken en begrafenissen tot alledaagse zaken als de
afwas doen." Kerstmis 2008 bracht nog een kleine verrassing in de vorm van een flink boek van 132 pagina’s: ‘Truce Diaries’. Een Nits-dagboek vol tekeningen, schetsen, schrijfsels, interviews en foto’s, uitgebracht door de Zwitserse uitgevrij ‘Truce’. Achterin het boek zit een cd met daarop zeventien tracks. Geen echte liedjes, wat instrumentaal werk en berichten op het antwoordapparaat. Vooral een mooi visueel cadeau onder de boom. In 2008 staat Hofstede samen met Henny Vrienten (ex-Doe Maar o.a.) en Frank Boeijen op het podium als ‘Dutch Icons’. Dat levert natuurlijk een album op; ‘Aardige Jongens’ (2008). Stips maakt het album ‘Rond’ (2009). Hij nam het in één middag op en zingt en speelt piano. Het is een overzicht van zijn carrière en dat horen we terug in songs als bijvoorbeeld ‘She Was Naked’ (Supersister) en ‘Wash Your Hands (Before You Touch Me) (Transister). ‘Strawberry Wood’ (2009) heeft een afwijkende Nits-titel.
Eigenlijk is het een samenvoeging van twee Beatles songs:
‘Strawberry Fields Forever’ en ‘Norwegian Woods’. Voor hetzelfde
geld had het album dus ook ‘Norwegian Fields’ genoemd kunnen zijn,
maar of de Beatles-link dan zo evident was geweest? Drie kleine
Nits staan achter de bomen in het grote bos. Helaas is dat bos
indrukwekkender dan de muziek op de cd, want op een of andere
manier blijft die bij mij niet hangen. Ik mis een sterk nummer in
het geheel dat me meesleurt het album in. De heren Nits geraken op
leeftijd en ‘spits’ blijven na zovele jaren valt echt niet mee.
Dat ondervinden ze ook door gebrek aan ‘airplay’ op de Radio, daar
zit men over het algemeen niet te wachten op bedachtzame oudjes. Nits verdwijnt een beetje uit beeld, maar na drie jaar, 2012,
brengt Nits weer eens een album uit, ‘Malpensa’. De uitvoering is
in een zogenaamd luxe ‘mediabook’. Een mediaboek is een
hardkartonnen boekje op cd-formaat met een x-aantal pagina’s,
meestal teksten en/of foto’s. Zo zou elke cd gedaan moeten worden.
Er is, zo lezen we, buiten de Werf opgenomen, namelijk in Kytopia
Studio, de studio van Kyteman oftewel van Colin Benders, maar ook
in Italië, ‘Castel Burio’ in Piemonte. Dat laatste is eigenlijk
geen studio, maar een soort ruimte als thuis, een oud gebouw waar
de apparatuur en het instrumentarium van Nits binnen gekruid is.
Hielp dat allemaal? Mwah, niet echt. Net zoals op ‘Strawberry
Wood’ mis ik de vonken. ‘Man on a Wire’ lijkt te gaan richting
Leonard Cohen’s ‘Bird on the Wire’, maar is het verhaal over een
koorddanser, Philippe Petit, die hoog tussen de gebouwen in
Greenwich op een gespannen koord loopt. In ‘Schwebebahn’ (monorail
zweeftrein) vertolkt Hofstede zijn indrukken van een bezoek aan
Berlijn in de winter. Het langste nummer, ‘Bad Government and its
Effects in Town and Country’ duurt bijna acht minuten. Het stuk is
gebaseerd op een tekst van Ambrogio Lorenzetti: “Where is my
country, my country is gone…” en verderop: “bankers and robbers
are partners in crime, politicians lying all the time.” Niet heel
opwekkend. Colin Benders speelt in dit stuk trompet, Lucas Beukers
contrabas en Arjan de Vrede (DJ DNA) draaitafels. Modern, dat wel,
maar dat laatste kan Stips ook makkelijk met zijn machines en
voegt eigenlijk niets toe, behalve wat jeugdig elan. Fietsen en muziek. Het heeft wel wat. Dat weten de heren van Kraftwerk met hun ‘Tour de France’ al jaren, Nits wist dat ook al met ‘Bike in Head’. Nu leveren ze muziek bij de documentaire van Fons Feyaerts: ‘De Koning van Mont Ventoux’. De soundtrack werd tot teleurstelling van mij alleen geplaatst op iTunes en is te horen op Spotify. Ik hoop dat die nog eens opduikt op een verzamel-cd. De film werd door de VPRO gekenschetst als een film met ‘lawaaierige, hypernerveuze montage.’ En dan zijn we zo weer jaren verder en bestaan onze Nits al
veertig jaar (2014). Ter gelegenheid daarvan kwam oud werk opnieuw
uit: ‘Tent, New Flat, Work, Omsk’ en nee, nog steeds niet de
eerste ‘The Nits’. Natuurlijk waren er live concerten, maar ook
een 3cd/1 dvd-box: ‘Nits?’ (2014). Op cd één werk uit de periode
1974-1984, op nummer twee van 1984-1994 en op de laatste uit
1994-2014. Die laatste cd maakt de grootste sprong, namelijk
twintig jaar. De diehard fans hadden ook deze set nodig, want op
elke cd stond één nieuwe track:’Mother Drone’, ‘White Glove
Transportation’ en ‘Our Daily Bread’. Die laatste komt terug op de
dvd, met daarop videobeelden en clips. Een mooi verjaardagscadeau
weer. ‘Hotel Europe – Live Recordings 1990-2014’ (2015) is de broer of
zus van ‘Urk’. De naam is precies wat het album inhoudt. Bij ‘Urk’
hadden we vooral met een vaste bezetting te maken, nu we Europa
ingetrokken zijn mogen dat er wat meer zijn. Naast het vaste trio
horen we oud-Nits als: Martin Bakker, Peter Meuris, Arwen
Linnemann, Laetitia van der Krieken, Leona Philippo en Vera van
der Poel en dan zijn er nog diverse gast-musici voor bepaalde
‘speciale’ gelegenheden. Het album wordt ‘opgeluisterd’ met tal
van reisfoto’s, genomen uit tal van hotelkamers. Na de dans volgt de bezinning en kun je je knopen tellen met
‘Angst’ (2017). De naam komt niet uit de lucht vallen, maar is een
vertolking van de vele verhalen die Hofstede’s moeder hem vertelde
over de periode tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. In het
boekje zijn oude zwartwit foto’s uit de tijd te vinden, maar ook
polaroids van de jaren zestig. Naaste de band horen we Thijs
Kramer (viool), Marieke Brokamp (viool, altviool) en Marjolein van
der Klauw (zang). Door digitale acties rondom de release komt het
album binnen op veertig in de album Top100. Daar bleef het echter
bij. ‘Angst’ had beter verdiend, want ik vind het een mooi en
sterk album. De grauwsluier die leek te hangen over de vorige
studioalbums was weggehaald met de bekende reuzenkracht en hier
was weer iets te beleven, muzikaal en tekstueel. Gelukkig was Nits
het nog niet verleerd. Ook een soort ‘bijbeltje’ maar dan anders is de dubbel-cd ‘Nits-The Golden Years of Pop Music, A&B Sides 1977-1987). Het is een cd in de reeks ‘The Golden Years of Pop Music’, waarin ook Supersister te vinden is en sinds kort Sweet d’Buster, de band van Bertus Borgers, waarin Stips een tijd speelde. De verrassing van deze set is dat de B-kantjes van de eerste twee singles, ‘Yes Or No/Ronald Razorblade’ , beide versies, voor het eerst op cd gezet zijn. En ook nog vanaf een vinyl-versie, omdat de mastertape ‘kwijt’ is. Dat geldt ook voor ‘Looking for a Friend’, ‘Tell me Baby’ en ‘The Young Reporter’. Fijn dat iedereen zo zuinig is op z’n spullen. Er zijn nog meer primeurs op cd hier: ‘Her Second Zebra, Tables And Chairs (Long Version), Mask (Live), Her Second Office en Cabins (Live Version)’. Dat maakt deze compilatie ook een gewenste in de kast bij de andere Nits albums. Voorlopig is ‘Knot’ (2019) het laatst uitgebrachte Nits album.
Net als voorganger ‘Angst’ weer met een kort, vierletterwoord in
de titel. ‘Knot’ is al improviserend ontstaan in drie lange
sessies in de thuisstudio, Werf, maar nu met meer aandacht voor
elektronica. Hofstede speelt het prachtige instrument, de
Mellotron, Stips zijn synthesizers, maar Kloet stort zich nu ook
op ‘electronics’. Deze aanpak geeft het album een ‘moderne’ klank
mee, maar is ook ingebed in laagjes zodat er genoeg te genieten
valt en blijft. Geen wonder dan ook dat diverse tijdschriften
zoals Parool en Oor met een positieve recensie kwamen. Op ‘Knot’
een beperkt aantal gasten, vooral als achtergrondzangers/essen:
Jayne Bordeaux, Sacha de Bruin en Sheena Tchai. Marieke Boskamp
speelt viool op de laatste track: ‘(Un)Happy Hologram. |
||
tekst: Paul Lemmens, juli
2020 citaten tot 'Urk' uit boek Nits, Pieter Cramer afbeeldingen: © Scramble/CBS/Columbia/Sony/WERF Records/Truce |