Example
Nederbiet
Voor de kicks en de chicks

Voor de (Neder-)beat gaan we terug naar eind jaren vijftig, begin jaren zestig, vorige eeuw. Het hoogtepunt van de beatmuziek loopt zo vanaf 1964 tot eind 1966, begin 1967.

Natuurlijk doen wij in Nederland mee met het nieuwe fenomeen en noemen de stroming fonetisch, simpelweg “Nederbiet”. Den Haag blijkt “bietstad nummer één” te zijn en wordt daarom “het Liverpool van Nederland” genoemd.

Het is anno nu misschien lastig om te begrijpen hoe bijzonder/revolutionair de beat-periode was. Daarvoor was er niets in deze stijl, daarna kwam de zondvloed die eigenlijk nog duurt tot de dag van vandaag.

Lees het verhaal over “Bietmuziek” in Nederland. Het verhaal waarin een handvol van de honderden bands nader wordt toegelicht, maar ook het verhaal van de geest van die tijd, pionieren in alle opzichten.



In 1959 had 99% van de Nederlanders een of meer radio’s in huis. Het bereik was dus enorm, maar veel te kiezen was er op die ‘Hollandse’ radio echter niet. Je had Hilversum 1 en Hilversum 2. De eerste voor achtergronden, informatie, politiek etc., de tweede voor ‘licht amusement’, zoals bijvoorbeeld de ‘Arbeidsvitaminen’. Alle uitzendingen waren echter gekoppeld aan de diverse omroepen en dus behoorlijk versnipperd qua aanbod en aanpak. Dat noemde men later “de verzuiling van het omroepstelsel”. Omdat het merendeel van de programma’s afgestemd was op het gemiddelde huishouden was er voor jongeren weinig (nieuws) te halen. Als ze al nieuwe muziek zouden willen horen, of het nu rock’n roll of beat was, moesten jongeren afstemmen op andere zenders. Om de hegemonie van de gevestigde omroepen te doorbreken én vanwege een gat in de zogenaamde mediawet lag er sinds 18 april 1960 een zendschip net buiten de territoriale wateren: Radio Veronica. Daar werd continu de nieuwste, meestal Engelse, muziek gedraaid. Het radiostation was te ontvangen in delen van het westen van het land en een deel van Vlaanderen. In andere delen van Nederland werd op de middengolf vooral gezocht naar Radio Luxemburg. Helemaal top was het als je kon luisteren naar de AFN (Alied Forces Network). In Duitsland bleef na de Tweede Wereldoorlog uit veiligheidsoverwegingen een flinke troepenmacht aanwezig. Dat waren vooral Amerikaanse jongens. Die kregen via eigen radiostations, de AFN dus, de nieuwste muziek te horen. Dat aanbod was enorm gevarieerd en liep van rock’n roll via beat naar bijvoorbeeld free-jazz. Ik woonde indertijd in oostelijk Zuid-Limburg en kon daar zowel de AFN als Radio Luxembourg ontvangen, geen Veronica. Die zender heb ik nooit gemist, want beide, andere zenders gingen veel verder in hun muziekkeus dan Veronica. Veronica was echter bij veel jongeren vreselijk populair. Zozeer zelfs dat vanaf 1965 een derde, nationale radiozender werd opgezet: Hilversum 3, nu Radio 3.
Hilversum 3 had echter al een enorme achterstand ten opzichte van Radio Veronica. Inmiddels was er ook een tweede piratenzender, zoals ze toen genoemd werden, bijgekomen; Radio Noordzee. Door veranderde wetgeving viel het doek voor radio Veronica op 31 augustus 1974. Heel het land, nou ja, heel het land?, in tranen. Radio Noordzee was al eerder gestopt. Anno nu is de stijl, de muziek van Veronica toen te horen via 192TV. 192 vanwege de golflengte waarop Veronica uitzond.

Begin jaren zestig luisterde ik nog nergens naar, wij hadden een grote buizenradio in huis. Die stond op de kast in de huiskamer. Mijn ouders luisterden soms hoorspelen, soms het nieuws en soms was er muziek, maar veel radio? Nee. Ik heb daar dan ook weinig herinneringen aan. Voor mijn elfde verjaardag (begin 1967) kreeg ik een draagbare radio, een apparaatje van zo’n 20x10 cm met een draadje eraan als antenne. Via het ene, bijgeleverde oortje of gewoon via het speakertje was daarop tussen al het ruis door heel wat moois te horen. Ingeblikt vanwege het geluid weliswaar, maar toch. Een wereld ging voor mij open. Nog weer later ging de huiskamerradio naar mijn kamer, want beneden kwam een heus stereomeubel. Tweedehands, maar toch. De radio op mijn kamer stond bijna altijd aan. Het hoogtepunt van beatmuziek was toen al voorbij, flower power stond voor de deur, maar omdat radio bijna altijd terugkijkt heb ik – gelukkig - toch een flinke beat-tik meegekregen.

In aanloop naar 1964, hét jaar dat de beatmuziek populair werd, is het muzikale landschap gekleurd door sympathieke liedjes van sympathieke musici. Kijken we daarbij naar de Nederlandse hitlijst, toch een aardige graadmeter, dan zien we in 1959 successen van Willy Alberti (‘Come Prima’, ‘Piove’, ‘Marina’), Cor Steyn (‘Petite Fleur’), Bueno ‘Appie ‘ de Mesquita (‘Marina’), Max van Praag (‘Marina’), jazzsuccessen van Peter Schilperoort & his Quartet (‘Petite Fleur’), de Dutch Swing Collega Band (‘Marina’), Chris Barber’s Jazz Band (‘Petite Fleur’) en Sidney Bechet (‘Petite Fleur’). Daarnaast nog een groep mensen die of ‘Come Prima’ of ‘Piove’ of ‘Petite Fleur’, maar vooral ‘Marina’ laat horen. Weinig keus dus. Het jaar daarop verandert er al iets. We komen veelal dezelfde artiesten en liedjes (‘Marina’ is veruit het populairst), maar ook nieuwe namen als The Blue Diamonds en The Everly Brothers met ‘Til I Kissed Her’, Elvis Presley (‘It’s Now or Never’) en keren The Blue Diamonds hetzelfde jaar terug met hun grootste succes: ‘Ramona’. Ook horen we Neil Sedaka met ‘Oh Carol’. Daarmee is het begin gemaakt met het succes van de iets ‘wildere’ Rock ’n Roll-muziek. Nederland doet daar middels Peter Koelewijn hard aan mee. Zijn ‘Kom van dat dak af’ uit 1960 is ’s lands eerste echte rock’n roll-hit. Maar een echte doorbraak is het nog niet, want in de twee jaar daarna horen we vooral The Blue Diamonds, Anneke Grönloh, Conny Froboess, Pat Boon, Willy Schobben en zijn orkest, Johnny Hoes en Edith Piaf op de radio. Elvis ‘the Pelvis’ Presley brengt songs als ‘Wooden Heart (Muss I denn..)’ en ‘Good Luck Charm’; toch niet meer zijn allergrootste uitspattingen. De jonge dames (feit) gaan inmiddels voor Cliff Richard & the Shadows met ‘The Young Ones’ en ‘Do You Want to Dance’, in 1963 gevolgd door ‘The Next Time’, ‘Bachelor Boy’ en ‘Lucky Lips’. In 1963 staan zowel Anneke Grönloh als Imca Marina op de eerste plek met ‘Soerabaja’ en horen we Trini Lopez met ‘If I Had a Hammer’.

Allemaal aangenaam en weinig schokkend zover. Wat door een deel van de maatschappij enigszins als shockerend werd of inmiddels al was ervaren in het straatbeeld waren de zogenaamde “nozems”: Nederlandse Onderdanen Zonder Moraal. Ze zijn te herkennen aan leren jassen, kauwgom, vetkuif naar achteren, sigaretten. Denk een beetje richting James Dean. Rock’n Roll dus. Daar tegenover stonden de “Artistiekelingen” met hun voorliefde voor zwarte kleding, moderne jazz, eventueel (soft-)drugs en diepzinnige gesprekken.

Natuurlijk waren er rock’n roll-bands in het land, halverwege de jaren vijftig schoten ze hier, net als in Amerika als paddenstoelen uit de grond. Het waren vooral de jongens uit Indonesië en de Molukken die hier ‘tekeer’ gingen. De beste, wildste, ruigste band was zonder twijfel The Tielman Brothers: Reggy (gitaar/1933-2014), Ponthon (bas, contrabas/1934-2000), Andy (gitaar/1936-2011) en LouLou (drums/1938-1994). Soms stond jongste zus Jane (1940-1993) op het podium, maar desondanks hield men de naam ‘brothers’. Ze begonnen in eerste instantie met Indonesische muziek, maar al snel kwamen daar songs bij van Nat King Cole, gevolgd door Elvis Presley en Bill Haley. De rock’n roll zat de jongens in het bloed. In 1957 arriveerde de familie in Nederland, Breda. Ze woonden in de Baronielaan, de straat waar ik later om de hoek woonde. Pa Tielman kocht instrumenten, Egmond gitaren en- versterkers bij muziekhandel Spronk, toen nog aan de Veemarkt, later in ‘mijn’ straat, de Ginnekenweg nu alleen nog online. Egmond instrumenten waren zelf gebouwd in een werkplaats in Best. Versterkers waren er nog niet zoals wij die nu kennen, vaak was het een gitaar die via een stekkertje (!) achterin een radio iets hoorbaarder gemaakt werd, soms was het een klein kastje met een grote speaker, zoals de Egmonds. Zo is de Egmond V1020 een versterker in de vorm van een rechthoekig kastje, handvat en enkele regelknoppen. De output? 10 Watt! Nu hebben we versterkers met outputs van honderden watts.
In 1958 stonden The Tielman Brothers zes maanden lang op de wereldexpo van Brussel in de ‘Hawaiian Village’ (tsja…). Ze brachten een ongekende show. De broers gooiden al spelend hun gitaren over en weer, gitaren werden achter hun ruggen bespeeld en met hun tanden en voeten. Broer Ponthon haalde stunts uit met zijn contrabas en broer LouLou liep al drummend om zijn drumstel heen of sloeg met zijn drumstokken op de gitaarsnaren. Wat een ongekende dynamiek. Even voor de goede orde, Jimi Hendrix, de man die bekend werd om de beschreven manier van gitaarspelen is dan pas zestien.
Natuurlijk werden The Tielman Brothers ‘ontdekt’. René ‘Nappie’ en broer Ferry van Vlasselaar wilde dolgraag muziek van The Tielman Brothers in hun jukeboxen. De heren Vlasselaar waren namelijk eigenaar van een jukeboxbedrijf én hadden een eigen platenlabel: Fernap. The Tielman Brothers maakten zo hun eerste single: ‘’Rock Little Baby of Mine’/’You’re Still the One’ (1958). Het zijn allebei eigen composities. Ze nemen weliswaar op voor een Belgisch label, het is in zekere zin wel de eerste (!) rock’n roll plaat van een Nederlandse band ooit. Aan het eind van de zes maanden brak er brand uit in het paviljoen met daarin hun instrumentarium. Alles verloren, maar Andy’s schoonvader geloofde enorm in de jongens en vond dat ze de zaken nu maar eens goed moesten aanpakken. De welgestelde heer bestelde daarop écht spul in Amerika: Gibson-gitaren en Gibson gitaarversterkers. Die waren, net als de Fender-gitaren en – versterkers, in Nederland niet te koop. Ongelooflijk duur, maar dan had je wel wat. In 1959 kregen The Tielman Brothers een platencontract in Nederland bij Imperial Records en maakte hun tweede single: ‘Record Hop’/’Swing it Up’. Helaas was het een tikkeltje te wild vond ‘men’ met als gevolg dat de single niet via de Nederlandse radiostations te horen was. Minstens net zo negatief was diezelfde ‘men’ over hun eerste Tv-optreden op Nederland 1. Maar toch, het was ondertussen wel de eerste band met twee gitaren, bas en drums, die op de Nederlandse TV te zien was. Het ging The Tielman Brothers veel beter af in buurland Duitsland. Alom gewaardeerd, dus grote successen en daarom ook vaak in Duitsland te vinden. Daar kocht Andy zijn eerste Fender gitaar en -versterker. Hij had die gezien op de hoezen van The Ventures en omdat The Tielman Brothers ook instrumentale stukken speelden wilde hij ook wel een klank die richting uit. Bijkomend voordeel was dat de Fender-gitaar lichter in gewicht was en dus makkelijker te gooien… De groep was in Duitsland zo populair dat Nederland langzamerhand een beetje op de tweede plek kwam, mede omdat succes hier ten lande uitbleef. Dat veranderde pas in 1965 (!) met een optreden in Scheveningen, maar dan staan daar niet meer de originele Tielman Brothers, maar Andy en LouLou aangevuld met Hans Bax (gitaar) en Rob Latuperisa (basgitaar). De grootste hit in Nederland komt in 1967 met ‘Little Bird’; zevende plek in de Top40. Pas vanaf de jaren tachtig wordt The Tielman Brothers pas echt gewaardeerd voor hun bijdragen aan de muziek in Nederland. Beetje laat, maar toch.

Een tweede fenomeen uit de beginperiode richting beat is The Jumping Jewels, de Haagse groep die met ‘Wheels’ (1961) een nummer-één-hit had. De groep ontstaat in 1960 en bestaat uit Hans van Eijk (gitaar), Tjibbe Veeloo (slaggitaar), Joop Oonk (basgitaar) en Frits Tamminga (drums). Zanger is John van Leeuwarden die door het muziekleven gaat als ‘Johnny Lion’. In navolging van de meeste groepen eind jaren vijftig/ begin jaren zestig heet de band Johnny and his Jewels, later ook Johnny Lion & The Jumping Jewels. In eerste instantie zijn The Jumping Jewels de begeleidingsgroep van Lion, maar meer en meer komt de muziek richting de instrumentale gitaarrock van The Shadows en The Ventures erbij. Dat gaat helemaal zo als Johnny zijn dienstplicht moet vervullen en de band zangerloos is. Er wordt weinig eigen werk geschreven, de meeste nummers zijn covers van andere artiesten,. Het scala was breed, van instrumentale gitaarrock, tot Indonesische muziek tot Ierse folk, rock’n roll en bekende hits. In 1961 verschijnt op Philips de single ‘Wheels’/’Geisterreiter (riders in the sky)’. Het instrumentale werk is een bewerking van het nummer van Norman Petty, Richard Stephens en Jimmy Torres. De uitvoering bezorgde The Jumping Jewels een nummer één hit, maar die moesten ze wel delen (!) met versies van ‘Wheels’ van Billy Vaughan & his Orchestra en The String-A-Longs. Hoe dan ook, succes verzekerd. De groep werd in Nederland mega-populair en er speelden zich toen al Beatlemania-achtige taferelen af, gillende meiden en duw- en trekkende fans die de heren willen aanraken... Vanwege de populariteit werd er in 1963 een heuse lp van The Jumping Jewels uitgebracht: ‘Jumpingh High’. Even tussendoor, lp’s bestonden in deze periode altijd uit een verzameling (hit-)singles, aangevuld met restmateriaal, de zogenaamde ‘fillers’. In hetzelfde jaar verscheen nog een lp: ‘Johnny Lion with the Jumping Jewels’, een album mét zang dus, want ook dat element van de groep ging tussendoor gewoon door. In 1963 was er een kleine wisseling in de band, drummer Tamminga wordt vervangen door Cees Kranenburg jr. Me de nieuwe drummer gaan Johnny en de Jewels op tournee door Japan en het Verre Oosten. In Japan en Singapore heeft de band zo ongeveer een supersterrenstatus en menig hit, maar als ook daar The Beatles toeslaan is het over en klinkt de groep plotseling gedateerd. The Jumping Jewels treedt nog wel op in Circus Boltini, maar dat is niets vergeleken bij de successen die ze eerder hadden. Er wordt nog wel een lp uitgebracht: ‘Johnny Lion and the Jumping Jewels at the Circus’ (1965). Door verschil van inzicht groeit de groep uit elkaar en is het eind 1965 over. In 1975 brengt Philips een lp uit met “nieuwe opnamen”: ‘Forever Yours’. Het album gaat anno nu in het hok “surf”, maar misschien komt dat door de vriendelijk lachende dame in bikini op de voorkant?
Merkwaardig, of dan juist ook weer niet, blijkt de manager, eigenaar van een wasserij, de naam The Jumping Jewels contractueel geclaimd te hebben. Het klopt niet, maar heel vreemd is het ook weer niet. Managers waren vaak handige, slimme heren die precies doorhadden hoe het werkte. De jongens muzikanten wilden alleen muziek maken en hielden zich niet bezig met al die randdingen. Meestal tot hun eigen schade en schande achteraf. Bleek de manager in een dikke cabriolet te rijden, terwijl de heren muzikanten nog geen geld voor hun eten overhielden bij wijze van spreken.
Beroofd van de naam gaat de groep minus de zanger daarom maar verder als Jay Jay’s. Deze groep had een klein succes met ‘Bald Headed Woman’ (6e plek in de Top10 van 1996) .Geen hitsucces, maar wel populair is hun nummer ‘Waauw’. Het werd gebruikt als begintune van het gelijknamige TV-tienerprogramma van de KRO; een programma inclusief de ‘Waauw’-danseressen/dansers. Na wat wisselingen wordt de Jay Jay’s in 1969 opgeheven.

Ondertussen dook in 1964 een nieuw fenomeen op in de topregionen van onze nationale hitlijst: The Beatles. Op nummer één dat jaar: ‘I Want to Hold Your Hand’, ‘Can’t Buy Me Love’, ‘Long Tall Sally’, ‘A Hard Day’s Night’ en ‘I Should Have Known Better’. Ietsje tegenwicht komt nog van Roy Orbison (‘Oh Pretty Woman’), Adamo (‘Vous Permettez Monsieur’) en The Rolling Stones (‘It’s All Over Now’). Het beat-hek is van de dam. Er is nieuwe muziek ontstaan en die heet ‘beat’. Niet naar The Beatles, al zou je dat gezien hun enorme succes verwachten. Beatmuziek ontstaat ergens in 1963 in Engeland als mix van rock’n roll, rhythm & blues (R&B), skiffle en de ‘normale’ populaire/eenvoudige muziek. Alleen is het tempo wat pittiger en worden elektrische gitaren gebruikt. De combinatie van die muziek, uitgevoerd met twee elektrische gitaren, elektrische bas en drums wordt beat genoemd. Ondanks de enorme populariteit is de oorsprong onduidelijk. Beat Music schijnt – naar zijn eigen zeggen- voor het eerst gebruikt te zijn door Ernest Borneman in het blad Melody Maker. Hij doelde daarmee op de muziek van Cliff Richard en Tommy Steele (Engeland’s Peter Koelewijn). In 1962 werd de band The Pacifics omgedoopt tot Mersey Beat, later Merseybeats, dit waarschijnlijk naar aanleiding van een artikel over de Mersey Beat in een muziektijdschrift uit Liverpool. Liverpool is – zoals iedereen weet –de stad van The Beatles. De zogenaamde Mersey Sound of Mersey Beat werd daarmee een feit en meteen een fenomeen op zichzelf. Hoe dan ook het was de start van “beat music” en “beat groups”.

Natuurlijk deden we in Nederland mee met zowel beat als de bijbehorende mode. Met de opkomst van beatmuziek, The Beatles en The Rolling Stones ontstonden nieuwe ‘kampen’. The Beatles waren lief, aardig, zacht, vrouwelijk, The Stones ruig, stoer, mannelijk. Je was voor de één of de ander. Nieuw in het straatbeeld zijn de zogenaamde ‘Kikkers’. Niet die groene beestjes, maar een groepering in de maatschappij: jongens met lang(er) haar, scheiding in het midden, wijde broekspijpen, bordeelsluipers (suède vaak halfhoge schoenen met rubber zool) en een Puch of Tomos als brommer. De bijbehorende ladies hadden lang haar en droegen minirokken en strakke truitjes. Daartegenover stonden de ‘Kuiven’, een soort voortzetting van de Nozems met leren jasjes, smalle broekspijpen, puntschoenen, strak haar naar achteren gewerkt met een of andere wax, vaak Brillantine. De jongens reden op Kreidlers of DKW’s, de zogenaamde “buikschuivers”. De dames in deze groep droegen jurken, petticoats, pumps en het haar omhooggewerkt in een rol, de zogenaamde ‘suikerspin’. Het is maar dat duidelijk is waarbij je hoort, of welke muziek je aanhangt.

Dan was je goedgekleed en luisterde naar de juiste muziek, maar ondertussen hadden de Nederbeatbands het niet makkelijk. Het echte succes, daar was wat tijd voor nodig. Er was wel succes, maar de eerste, Nederlandse beatgroep met een nummer één hit is The Cats. Hun ‘Lea’ komt op 30 november 1968 op die eervolle plek. Overigens stond Heintje Davids de week ervoor op die plek met zijn ‘Heidschi Bumbeidschi’. Het succes van de Cats komt in feite al na het beat-hoogtepunt….
Wat gebeurde er tussen 1964 en 1968 aan muziek in Nederland? Waar zijn al die beatbands? 1965 en 1966 worden genoemd als dé jaren van de Nederbiet, zoals anno toen bijna alles fonetisch gespeld werd. Natuurlijk hadden bands succes, misschien geen eerste plek, maar wel singles in de Top10 of Top20. Of alleen succes in en om de eigen woonplaats. Dat laatste gold meestal voor de vele honderden beatbands. De website “nederbiet.nl” meldt er al minstens 1900 (!).
(Beat-)Bands traden op bij feesten en partijen, in kleine zaaltjes en dan ergens tussen acht en tien uur ’s avonds, daarna was het afgelopen. Soms had men wat betere spullen, soms ook niet en dan ging de hele handel in een auto of busje op en neer. Succesvolle bands reisden het hele land door voor optredens. Die werden niet altijd even hartelijk ontvangen, zeker niet als de liedjes onbekend of eigen waren, men wilde horen wat er op de radio was, of net dat ene liedje. En als de zanger iets te lang naar de vriendin van iemand in de zaal keek was er meteen een gespannen sfeer. Want behalve dat het leuk was muziek te maken, “the kicks’, was het ook leuk als je aandacht had van “the chicks”. De concerten verliepen volgens een vast ritueel vertelde Sandy Coast’s Hans Vermeulen: “De meisjes zaten aan tafels, de jongens stonden aan de bar zich vol te drinken. Na een tijdje gingen de jongens de meisjes versieren en als dat niet lukte werd er met het interieur gegooid.”. Concerten in die tijd duurden van 20 tot 22 uur, daarna ging iedereen naar huis. Vermeulen: “Vaak stonden buiten nog hordes jongeren en hoorden wij dan dat ze een geweldige avond hadden gehad…”

En had je net een beetje succes, dan moest geheid iemand in dienst. Dat was toen nog een verplichting. Diensttijd, inclusief kortgeknipt haar, en beatmuziek bleken onverenigbaar en dat betekende vaak het eind van de band. Maar wat ook gebeurde was dat iemand uit je band zo goed was dat hij weggekaapt werd door een andere.
Tot dan bepaalde platenmaatschappijen wat er gezongen of gespeeld werd en door wie en wie het gecomponeerd had. Men koos liedjes uit waarvan zij dachten dat het goed was. Daarbij had de muzikant had nul inspraak. En mislukte het, dan was het “adieu”, soms kon je naar een ander. Zelfs in het begin van de popmuziek werd vaak alleen de zangpartij opgenomen, de rest uitgevoerd door studiomusici. Die konden alles spelen en vooral goed en snel en dan vooral door naar de volgende. Jongeren konden in het begin zelf nauwelijks instrumenten spelen. Lees het verhaal maar eens over The Wrecking Crew (elders op deze site).

Bijna elke jongere, meestal jongens overigens, wilde in navolging van The Beatles wel een band beginnen. Ja, er zijn wat meisjes die konden zingen en/of gitaar konden spelen, maar voor hen geldt doorgaans de wet hierboven omschreven: de platenmaatschappij bepaalde de regels en dat betekende dat ze soms tegen hun zin in Nederlandstalig moesten zingen en niet de liedjes die ze, vaak in het Engels, zelf schreven. Lees je het boek van Frank Dam, ‘Beatmeisjes 1963-1969’ (Uitgeverij Veen, 2002) dan valt op dat eventueel succes de meeste meisjes/meiden overkwam of overviel en ook dat er vaak geen vervolg aan werd gegeven. Voor enkele die wel wilden bleek de praktijk weerbarstig of de platenbazen seksistisch. Geen makkelijke opgave dus.

Om een band te beginnen was ervaring en/of opleiding niet per sé nodig, enthousiasme wel. Menigeen ging aan de zelfgebouwde gitaar of de modellen die in Nederland verkocht werden, zoals de Egmond’s. Theekistbassen gingen nog wel een tijd mee, net als simpele drumstellen en geluidsinstallaties, tenminste als je dat al zo mocht noemen.
Bij de platenmaatschappijen wisten ze niet goed raad met de nieuwe stroom in muziekland. Er waren een paar studio’s in Nederland, veelal met een vier-sporen tapedeck en een mengpaneel met een viertal kanalen, als ze dat al hadden. Opnemen begon vaak om negen uur in de ochtend. Fijne tijd voor een band die net ’s avonds gespeeld had en misschien wel een paar honderd kilometer gereisd had. Muziek werd opgenomen op drie sporen voor de muziek, het vierde spoort was voor wat extra’s, zoals een koortje, gitaarsolo of wat percussie. Die opnames werden afgespeeld en daaroverheen werd live de zangpartij gezongen en dat alles opgenomen door een monorecorder. Ging de zang mis dan moest alles opnieuw. Mixen, overdubben, dat was er nog allemaal niet. Wat er ook niet was, was kennis bij de technici. Wel aanwezig bijna altijd aversie tegen de bak herrie, lees de beatmuziek, in de studio. Ze wisten niet hoe dit goed op te nemen of überhaupt hoe het uiteindelijk moest klinken. Veel bandjes met een slimme manager, die vaak zelf het meeste geld opstreek, staken de Noordzee over om in Engelse studio’s hun muziek te laten opnemen. Daar stond precies dezelfde apparatuur, maar daar wisten de technici wel wat ze met de muziek aan moesten. Kortom een heel gedoe.
Lp’s werden niet vaak gemaakt, maar als een groep succesvol was werd er een lp gemaakt volgens de procedure hierboven geschetst: alle hitjes bijeengeharkt, aangevuld met restmateriaal of single-B-kantjes.

De eerste Nederlandse beatgroep met een single in de hitparade is The Motions. De groep komt uit Den Haag en is een voortvloeisel van Ritchie & the Ricochets. In die Ricochets spelen onder anderen Rudy Bennett (1942- /zang) en Robbie van Leeuwen (1944- /gitaar). De groep krijgt nationale faam als ze op 8 augustus 1964 in het voorprogramma van The Rolling Stones in het Kurhaus optreden. Iedere muziekfan weet dat de ‘fans’ het Kurhaus zo ongeveer afbraken van enthousiasme en/of ergernis. Het voorprogramma met daarin onder anderen André van Duin en gepresenteerd door Jos Brink, liep uit en het publiek werd onrustig. Nadat The Stones eenmaal begonnen worden was er geen houden meer aan, brak het publiek de zaal af en stormde het podium op. The Stones moest vluchten via een noodweg, ondertussen ontruimde de politie met harde hand de zaal. De entree bedroeg toen 7 gulden per persoon, de schade 20.000 gulden.
Maar The Ricochets blijven niet. Bennett en van Leeuwen gingen verder als The Motions met in die band Henk Smitskamp (1942- /basgitaar) en Sieb – Siebolt Jacques Warntjes - Warner (1946- /drums). Van Leeuwen schreef, later afgewisseld met Warner de meeste songs. De eerste single is van Van Leeuwen: ‘Its Gone/’i’v Got Misery’ )1964). DJ Willem van Kooten, bekender als Joost den Draaijer had zo zijn methoden om muziek al dan niet te promoten. Geen verkoopcijfers, gewoon wat doen. ‘Its Gone’ stond dan ook ‘plotseling’ op de 39e plek in de Top40. Door die manoeuvre werd het de eerste single van een Nederlandse beatband in een hitlijst. Dank Joost-Willem. Er verschenen nog meer singles van The Motions, waaronder ook ‘I Follow the Sun’/’Wasted Words’ (1965). Maar het volgen van de zon bleken verspilde woorden te zijn, de B-kant werd hier hét succes. Nog tijdens het persen was dat inzicht al neergedaald en werden de labels omgedraaid. De protestsong werd geschreven door Van leeuwen. Het was een ode aan Martin Luther King voor zijn inzet en speeches, waar tegelijkertijd te weinig mensen naar diens wijze woorden bleken te luisteren. Het nummer verkocht zo goed dat het toenmalige tienerblad Muziek Express Van Leeuwen een zilveren award uitreikte. Wellicht in navolging van Bob Dylan gebruikte de band voor het nummer in eerste instantie een mondharmonica, maar dat klonk niet goed. Dat deed de song wel met orgel (Wim Jongbloed). Prachtig nummer, alleen werd zanger Bennett afgerekend op zijn steenkolen-/knoflookengels. Aan de andere kant, het was toen niet anders bij andere bands, want Engels, zinnen, uitspraak, liedjes, iedereen moest het nog leren. ‘Wasted Words’ bereikte op eigen kracht de derde plek in de Top40 en stond maar liefst 16 weken in de lijst.
Het ging dus goed met The Motions en dat was prettig, want in Den Haag was er nog een andere band die het ook goed deed; The Golden Earrings, nog met een ‘s’. Ze waren aan elkaar gewaagd en een beetje twee kampen, net als The Stones en The Beatles. Menigeen vond The Motions beter, maar uiteindelijk is dat onzin. Beide groepen verdiende het succes en achter de schermen werkte de heren van de bands ook wel eens samen. Nog meer ‘bijzonder’ is dan ook het feit dat Sieb Warner later naar The Golden Earrings ging… Daarover later mee.
‘Introduction to The Motions’ (1965) is een eerste lp van de band. Volgens kenners de eerste beat-lp van het land, maar zonder enige twijfel een klassieker. De lp is volgens beproefd recept samengesteld: singletjes, B-kantjes en leftovers. Bijzonder is dan wel weer dat ‘Wasted Words’ er niet op staat.
‘Why Don’t You Take It’/’My Love is Growing’ (1966) is met opnieuw een 3e plek in de Top40 de volgende succesvolle single. Het is geen eigen compositie, maar een van het succesvolle schrijverstrio HDH, oftewel Holland-Dozier-Holland. We kennen de song wellicht beter van The Four Top (1965), maar die was toen nog niet in Nederland bekend of zelfs uitgebracht. Dat gebeurde pas ná het succes van The Motions. De andere succesvolle singles van The Motions brengen het niet verder dan ten hoogste een 12e plek (‘Tonight I Will Be Stoned) of de tipparade. Er komt wel een tweede lp: ‘Their Own Way’. Dat geldt ook voor ‘Impressions of Wonderful’ (1967), de flower-power-plaat van Motions. Jammer, het is een mooi album, helemaal passend in het beeld, maar valt buiten het beat-kader van dit verhaal.
Voor het ‘psychedelische’ werk is Van Leeuwen al opgestapt en een nieuwe band begonnen: Shocking Blue. Hij wordt vervangen door Gerard Romeijn die afkomstig is uit The Tee Set. Met Van Leeuwen’s vertrek wordt Warner de, al dan niet samen met Romeijn, de belangrijkste componist. Een taak die ze onverwacht goed vervullen. Het succes van weleer keert echter niet terug en na enkele sterke, maar ondergewaardeerde albums begint het te rommelen, verschil van mening, druggebruik, de bekende zaken dus. Het laatste album van The Motions, ‘Sensation’ (1970), was alleen te koop in de supermarkten van Simon de Wit. Een teken aan de wand? Daarna hield de groep het voor gezien.
Anno nu is The Motions wat ondergewaardeerd geraakt, maar mocht er ooit een Canon van de biet-muziek in Nederland komen, dan horen The Motions – vind ik - op de eerste plek. Waarvan akte!

Ik rapte er hierboven al over, de ‘grootste’ concurrent van The Motions was The Golden Earrings. Ook al uit Den Haag, begin jaren zestig was Den Haag bietstad nummer één. “Het Liverpool (de stad van The Beatles) van Holland”, zo sprak de buitenlandse pers erover. Grappig is dan at er echt wetenschappelijk onderzoek gedaan is naar het waarom: "Jongeren uit de voormalige kolonie Nederlands-Indië, die al goed bekend waren met de Amerikaanse populaire muziek van destijds, legden de basis voor de muziekervaring van de stad. Gecombineerd met sociaal-demografische (babyboom), economische (naoorlogse boom), en ruimtelijke trends (leegstaande panden als gevolg van stedelijke achteruitgang ), werd Den Haag zo stevig op de kaart van de populaire muziek gezet”, aldus sociaalgeografen Robert Kloosterman van de Universiteit van Amsterdam en Amanda Brandellero van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Kortom er waren mensen en gelegenheden, maar vergeet zeker ook de tijd en het geld niet. In praktijk kwam het erop neer dat jongens die bij elkaar in de straat of om de hoek woonden bandjes wilden beginnen en plekken wisten om te kunnen spelen. In 1961 begonnen buurjongens George Kooymans (1948- /gitaar) en Rinus Gerritsen (1946- /gitaar, basgitaar) aldus een bandje genaamd The Tornados. Het duo werd aangevuld met Freddie van der Hilst (1946- /drums) en Hans van Herwerden (?/slaggitaar). Er bestond echter al een band met die naam, dus werd het The Golden Earrings, met een ‘meervouds-s’ aan het eind. Die naam hadden ze van een muziekstuk van de Engelse band The Hunters. Dat was een groep die in de stijl van The Shadows speelde, instrumentale gitaarmuziek dus.
Niet heel ver van hen af is Frans Krassenburg (1944- /zang) bezig met zijn band. daarbij zaten altijd Indische jongens. Omdat een van de heren een rijke pa had, kon de band beschikken over echte Egmond gitaren en – versterkers. Dezelfde die The Tielman Brothers in hun begintijd ook hadden. Krassenburg c.s. speelde vooral instrumentaal werk van The Shadows. Op een keer was hun bassist ziek en vroeg Krassenburg of Rinus Gerritsen niet een weekend wilde invallen. Hij kende hem nog niet, maar wist er via via van. Nadat de band rondom Krassenburg ophield te bestaan, zo ergens eind 1962, begin ’63, vroegen de heren Earrings Krassenburg in hun band. Niet lang daarna vertrok Herwerden en kwam Peter de Ronde (?/slaggitaar) in zijn plek. De muziek die ze via Radio Luxemburg hoorde werd meteen vertaald naar een cover en zo gingen ze ook songs van The Beatles, The Rolling Stones, Kinks en Zombies spelen. Langzamerhand begonnen vooral Gerritsen en Kooymans eigen werk te schrijven, Kooymans meestal muziek en Gerritsen teksten. Een van die nummers is ‘Please Go’. Het werd al lang live gespeeld voordat het op single verscheen. Toenmalige manager van de band, Jacques Senf ging eerst naar Bovema, maar die hadden er geen zin in. Freddie Haayen van Polydor wel en dat leverde een contract op. Er werden meteen twee (!) singles opgenomen: ‘Please Go’/’Chunk of Steel’ (1965) en ‘Lonely Every Day’/’Not to Find’(1965). Met die laatste is wat aan de hand. De single zou eigenlijk uitgebracht worden, maar toen bleek Kooymans inmiddels ‘That Day’ geschreven te hebben. Volgens Haayen een veel sterker nummer dus dat werd single nummer twee met op de B-kant ‘The Words That I Need’ (1966). De single werd in Pye Studios, Londen opgenomen. Volgens Krassenburg hadden ze daar dezelfde apparatuur als in Nederland, maar de technici waren veel beter. Donderdags kwam de single uit en de dag daarna stond de band in het populaire TV-programma ‘Voor de Vuist Weg’ met als presentator Willem Duys. Gevolg: ‘That Day’ eindigde op de 2e plek in de Top40 (september), enkel van de begeerde eerste plek gehouden door ‘Michelle’ van The Beatles. Er werd nogal wat gerommeld in die Top40, want ‘Michelle’s’ versie van een band genaamd The Overlanders (?) werd opgeteld bij de van The Beatles (!) Zo ging dat toen. Was het eerlijker, apart dus, gegaan dan wat ‘That Day’ absoluut eerste geworden!
Van de tweede opgenomen, nu ‘verdwenen’ single is volgens geruchten slechts een heel klein aantal geperst, aantallen variëren van 5 to 25. Hoe dan ook, als je er een hebt, heb je een soort belegging; in 2015 werd er makkelijk 3000 euro voor neergeteld.
Ergens in 1965 moet Van der Hilst kiezen tussen toneel en muziek. Hij kiest voor toneel. De nieuwe drummer wordt Jaap Eggermont (1946- /drums). Met hem wordt in oktober 1965 in twee dagen tijd, toen heel normaal, een lp opgenomen. Aat den Dulk zorgt her en der voor wat orgel/spinet-partijen. Twee songs, ‘Please Go’ en ‘Lonely Every Day’ waren al eerder opgenomen en die versies zijn hier gebruikt. Op 8 november wordt ‘Just Ear-rings’ (1965) gepresenteerd op de TV. Leuk album, je hoort meteen waar ze hun geluid vandaan hebben, maar dat gold voor menig band in de aanvangsperiode, de eigen stem/weg moet dan nog gevonden worden.
Peter de Ronde voelde zich niet helemaal meer thuis en is op een bepaald moment opgestapt. Krassenburg legt uit dat je niet zomaar een Earring bent: “Barry is er een en Cees (Cesar) ook, maar Robert Jan Stips en Eelco Gelling (allebei tijdelijk in de band) niet. Het is lastig uit te leggen, maar het geld voor mij eigenlijk ook. Uiteindelijk de reden voor mijn vertrek.” Maar dan heeft Krassenburg nog wel meegewerkt aan diverse singles en het tweede album: ‘Miracle Mirror’ (1968). Over de zogenaamde wedijver tussen The Golden Earrings en The Motions merkt Krassenburg nog iets interessants op: “The Motions was er voor de meisjes, wij voor de jongens.”

Dat niet alleen in Den Haag goede biet gemaakt werd bewijst de Baarnse groep Les Baroques. De groep bestond in feite al vanaf 1959 als respectievelijk Modern Teenage Quartet en/of The Hurricane Combo. In de groep speelde Sjaak Ranzijn(zang), Frank Muyser (gitaar, mondharmonica, sax), Hans van Emden (sologitaar, elektrische balalaika), René Krijnen (orgel, piano, klavecimbel), Robin ‘Oaks’ Muyser (basgitaar) en Raymond van Geytenbeek (drums, zang). Aan het instrumentarium is al te zien dat het hier niet om een alledaagse beatband gaat. Sterker nog op hun tweede single wordt een fagot gebruikt. Ranzijn werd al snel vervangen door Gerard ‘Gary O'Shannon’ Schoenaker. Dat blijkt een goede zet, want Schoenaker had een Engelse moeder en sprak en zong dus ook een stuk beter dan de gemiddelde zanger/es in Nederland.
Met de beatwind mee veranderde ook de muziekstijl en de naam, die werd Les Baroques. Opgezocht in een woordenboek en bewust gekozen om op te vallen en dat deed die zeker. Les Baroques speelde vooral werk van anderen, zoals The Animals en Them, maar net als bij andere bands begonnen de heren ook zelf nummers te schrijven. De eerste single ‘Silky’/’My Lost Love’ (1965) doet nog niet heel veel, maar we horen hier wel een ‘vreemd’ instrument, een elektrische balalaika. Doet het nummer van Joan Baez nog weinig, desalniettemin wordt de groep gevraagd te spelen in een film, ‘Brake Down’ van regisseur Frans Rühl. Ze laten hun nieuwe song horen, een mooie reclame meteen: ‘Such a Cad’/’Summer Beach’ (januari 1966). Op ‘Such a Cad’ is een fagot te horen, dan ongekend in de beat, behalve misschien bij Frank Zappa. Later in de tijd werd er wel meer geëxperimenteerd met andere instrumenten, maar dan komen we terecht in een andere, meer geestverruimende muziekstroom. ‘Such a Cad’ van Les Baroques wordt een succes in Nederland én Duitsland. Het nummer komt tot de 8e plek in de Top40 en staat maar liefst 16 weken in de lijst. In de slipstream van het nummer doet de derde single, ‘I Know’/’She’s Mine’ (1966) het ook goed: 11e plek en ook 11 weken in de lijst. Het gevolg van dit grote succes was dat Les Baroques overal optreed, in het voorprogramma staat van The Kinks en gevraagd werd voor het prestigieuze TV-programma Grand Gala du Disque. Dat paste natuurlijk prima hun Franse benaming, want als het Frans was, was het goed. Toch? In 1966 verschijnt de eerste lp: ‘Les Baroques’ in glorieus mono. Het album is in twee dagen opgenomen, 19 en 21 juli 1966. Het is eerste album op het Whamm-label, een niet al te lang bestand label, onderdeel van Europhon. Op ‘Les Baroques’ staan allemaal eigen composities, een enkele singles, maar dit keer vooral nieuw werk. Naast gitaren en drums horen we een hobo, tuba, vibrafoon en baritonsax. Prachtig album.
Nog voordat het album op de markt is en slaat de dienstplicht toe. Schoenaker moet het land dienen en kan dus niet verder met de Les Baroques. Zijn vervanger wordt Michel van Dijk, afkomstig uit: The Minds, The Mads en vervolgens James Mean. Van Dijk heeft – natuurlijk - een heel ander stem, dat is wennen. De eerste single met zijn stemgeluid ‘Working on a Tsjing Tsjang’/ ‘Dreammaker’ (1966) is het niet, de singles daarna ook niet echt, met als gevolg dat Les Baroques begint aan wisselende bezettingen en langzaam uiteen valt. Kort speelt nog Ferdi Karmelk (dan ex-Tee Set) mee. We zouden hem later weer tegenkomen bij Herman brood & His Wild Romance. In 1969 gaan de drie dan resterende leden van Les Baroques over in een nieuwe band: Island, maar dat is allemaal van korte duur.

Nog verder weg van Den Haag spelen de RO-D-YS. Ze zijn afkomstig uit Oude Pekela, oostelijk van Groningen, bijna tegen de grens met Duitsland. Net als menig ander groep bestond de band al bij de opkomst van de beat, maar veranderde zowel naam als muziek. Dat gold hier voor de Popular Pipers Boys Band (wat een naam ook). In die jongensband zitten dan Harry Rijnsbergen (zang/gitaar), Joop Hulzebos (keyboards, gitaar), Wiegert ‘Wigger’ Kentner (basgitaar, vibrafoon, trompet) en Berend ‘Bennie’ Groen (drums). De groep switcht van populaire muziek naar beat. De naam wordt in eerste instantie The Rowdies, maar die blijkt al in gebruik. Slim fonetisch wordt de naam dan RO-D-YS (Ro-d-Ys/ro-d-ys/Ro-D-Ys), klinkt als… De groep valt zelf buiten Groningen met name dor de inzet van hun tweede manager Wim Zomer. Die regelde concerten in zijn woonplaats Arnhem onder de naam “Mod Agogo” en liet daar RO-D-YS optreden. Door diens toedoen krijgt de groep tevens een platencontract bij Phonogram en mogen ze onder leiding van producer Hans van Hemert (bekend van Q65 en Groep 1850) een single opnemen: ‘You Better Take Care of Yourself’/ ‘Wheels, Wheels, Wheels’ (1966). RO-D-YS laat met die single met daarop zowel trompet- als orgelklanken een heel eigen geluid horen. De opvolger is ‘Take Her Home’/’Only One Week’ (1967). na persen bleek de B-kant veel populairder en werd alom gedraaid, ‘Take Her Home’ bleek goed voor een 3e plek in de Top40 en elf weken aanwezigheid. Nummer drie volgt “heet op de hielen”: ‘Just Fancy’/’Gods of Evil’. Die komt slechts tot de 8e plek. Het zijn beide sterke nummers en typische beatnummers, beetje mix van The Beatles en The Kinks. ‘Just Fancy’ valt op door het rustige piano-intro, wordt beat, maar heeft ook al een licht psychedelisch trekje. RO-D-YS is inmiddels in den lande bekend, maar ook daarbuiten. Er worden tournees door Duitsland, België, Italië en Engeland aangekondigd, maar daar komt het uiteindelijk niet van. Her en der staat de band voor de TV. Helaas moet Bennie Groen letterlijk in het groen, zijn dienstplicht begint. Hij wordt vervangen door Dik Beekman (ex Cuby & Blizzards).
In 1967 volgt het eerst album: ‘Just Fancy’. Het zijn allemaal composities van Rijnsbergen die daarmee nogmaals laat horen een sterk componist te zijn. Muziek Express (toenmalige muziekblad) juicht: "Neerlands jongste popgroep bevestigt met deze elpee het enorme talent van Harry Rijnbergen.” Het album doet het goed, dat geldt minder voor de samenwerking. Het klikt niet zo met Beekman, in zijn plek komt Willem van Meegen. Hij is te horen op de nieuwe single: 'Nothing To Change A Mind'/'Stop Looking On A Deadlock' (1967). Maar de single blijft ‘hangen’ op een te magere 34e plek. Ondertussen heeft Groen het wat bont gemaakt in het leger en wordt weggestuurd. Jammer voor Van Meegen, maar Groen kruipt weer achter de drumkruk bij RO-D-YS. Met hem gaan ze op weg naar het tweede album: ‘Earnest Vacation’ (1968), een conceptalbum naar aanleiding van ‘De Kleine Johannes’, het boek van Frederik van Eeden. Geld nog moeite wordt gespaard, arrangeur Bert Paige draaft zelf op, maar dan blijkt dat producer Hans van Hemert op één track alleen de stem van Rijnsbergen heeft overgehouden, de muziek komt van sessiemuzikanten. Dat staat niet op de hoes, maar toch. Iedereen heeft er zo zijn bedenkingen bij. Zowel album als de erbij horende singles zijn weinig succesvol. Eind ’68 breekt Zomer, die meer met theater bezig is, met de groep, maar eigenlijk speelt er meer en raken Ro-D-YS langzaam uitgerangeerd. Onder leiding van nieuwe manager Krijn Torringa wordt nog een reddingspoging ondernomen met zangeres Annet Hesterman, maar die werkt niet, in 1970 valt valt RO-D-YS uit elkaar.
Rijnsbergen en Groen gaan nog even naar Zen, maar die Amsterdamse drukte is niks voor de nuchtere Groningers. De waardering voor RO-D-YS komt, zoals vaker, later en met terugwerkende kracht. ‘Earnest Vacation’ is geliefd geworden en het origineel een veel gezocht item in kringen van liefhebbers van de psychedelische muziek uit 1967/1968. In samenwerking met Universal Music, Huis van de Groninger Cultuur, RTV Noord en Maura Music brengt die laatste in 2008 een 3cd/1dvd boekwerkje uit: ‘Anytime: Een Groninger Beatlegende’. Daarin alles van RO-D-YS, maar ook enkele vervolgopnames zoals ‘Rosy’/’Lifetime’ van Harley Jay, het pseudoniem van Rijnsbergen. Op die twee nummers horen we Herman Brood (elektrische piano) en Eelco Gelling (gitaar). Alleen daarom al. Het boek telt 260 pagina’s, op de dvd een live-optreden uit 1966, stukjes Polygoonjournaal en een portret van Berend Groen, nu kunstschilder, die daarin een RO-D-YS-monument onthult in Oude Pekela. Wat wil je nog meer?

Van Groningen gaan we naar Amsterdam. Zoals iemand ooit opmerkte: Van Groningen naar Amsterdam is sneller dan van Amsterdam naar Groningen.” Een veelzeggende zin. Den Haag is dan al “Beatstad nummer één”, maar er komt flinke concurrentie uit Amsterdam met “De Best Dutch Beat met een graad van perfectie”. We hebben het dan over The Outsiders of kortweg Outsiders. Waar de groepen in (en buiten) Den Haag vooral meer melodieuze beatmuziek maakten ging het er bij The Outsiders nogal ruig en heftig aan toen. Eerder dan wie ook had de groep de ‘eretitel’ “band met het langste haar van Nederland”. Dat was in 1965 bijzonder, lang haar bij de heren raakte in zwang, maar voordat het lang was, vaak tot net over de oren, duurde dat even. The Outsiders waren iedereen voor. De groep bestond eigenlijk al vanaf 1960 in wisselende bezettingen. Meest bekend is de groep met Wladimir ‘Wally’ Tax (1948-2005/zang, mondharmonica), Ronnie Splinter (sologitaar), Tom Krabbendam (slaggitaar), Appie Rammers (basgitaar) en Leendert “Buzz’ Busch/Bus (drums).
Tax begon al met een band op twaalfjarige leeftijd. De groep stond negen maanden lang in de Les Vegas Club voor een bont en wild gezelschap. De eerste single van The Outsiders is ‘You Mistreat Me’/’Sun’s Going Down’ (1965). Beide nummers zijn gecomponeerd door Splinter en Tax. De single wordt uitgebracht Op Art Records als bijlage bij het blad Muziek Expres. Zowel Op Art Records als Muziek Expres werden geleid door Paul Acket die later faam zou maken als de ‘baas’ van North Sea Jazz. Muziek Expres bracht in de beattijd regelmatig bands onder de aandacht middels een single. Dat gaf meteen een boost aan de bekendheid. Zo werden bijvoorbeeld ook The Zipps, Peter & the Blizzards, The Hot Jumpers, The Bumble Bees en The Bintangs in het muziekzadel geholpen.
‘You Mistreat Me’ valt op door een ‘aanvallende’ aanpak, plectrum over de snaren schuren en een pittig ritme. Anno nu klinkt het meer als een wat wilde blues, inclusief korte gitaarsolo, dan een beatnummer. Deze muziek gaat meer richting Stones en The Pretty Things maar vooral The Kinks dan The Beatles bijvoorbeeld. “Garagerock” heet het hok tegenwoordig, toen was alles beat. Hoe dan ook The Outsiders valt op door hun geluid en de band doet het goed. Al snel volgt single nummer twee, ook via Muziek Expres: 'Felt Like I Wanted To Cry'/'I Love Her Still, I Always Will' (1966). Opnieuw tekenen Tax en Splinter voor respectievelijk tekst en muziek. 'Felt Like I Wanted To Cry' klinkt behoorlijk als The Stones (lees Bo Diddley) en dat werkt. In maart 1966 staan ze in het voorprogramma van The Rolling Stones die dan optreden in de Brabanthallen, Den Bosch. Onze Nederlandse band doet het er beter dan The Stones vind men achteraf. The Outsiders zijn inmiddels gevestigd en krijgen dan met hulp van manager John van Setten een platencontract aangeboden bij Relax, de platenmaatschappij van niemand minder dan Willem Duys. Daarop verschijnen kort na elkaar drie singles: ‘Thinking About Today’/’Lying at the Time’ (1966), ‘Touch’/ Ballad of John B.’ (1966) en ‘Keep on Trying’/’That’s Your Problem’ (1966). Bij de eerste van de drie is de B-kant populairder geworden dan de A-kant. ‘Lying at the Time’ wordt dan ook genoemd als de eerste beatsingle die Duys produceerde. Hij heeft er zelf echter niet al te beste herinneringen aan: "Negen uur 's ochtends waren we al in de studio. Begonnen die jongens me toch een lawaai te maken! Later voegde zich nog ene meneer Wally Tax erbij en toen werd het helemaal erg. Om twaalf uur ben ik ervandoor gegaan." Ondanks dat werd het een succes, nummer 10 in de Top40. Het nummer ging zestien weken mee. In de jaren ’80 kwam er belangstelling uit Amerika waar dan de garagerock opleefde. ‘Lying at the Time’ kon prima mee. Ook beide andere singles eindige hoog in de Top40. ‘Touch’ blijkt/bleek het meest populaire nummer. In 1967 ging dat ‘gewoon’ door met een nieuwe reeks singles. In hetzelfde jaar verschijnt een eerste lp: Outsiders’. De plaat wordt geproduceerd door John B. van Setten (die kennen we van Brainbox) en is letterlijk verdeeld. Kant A is live opgenomen, 17 februari 1967 in Beatcentrum De Schuur, Breda en heet “Bred A”, kant B is opgenomen in dan een van ‘s lands betere studio’s; G.T.B. in Den Haag. En dat voor een Amsterdamse groep. Het concert in Breda is opgenomen met hulp van G.T.B. mobiele studio; een busje met daarin een draagbare achtsporenrecorder. Dat was nog nooit eerder vertoond, tenminste in Nederland. Je hoort het gegil van de fans. Cult-album.
Het hoesontwerp is van Willen Duys hemzelf. De achterzijde van de hoes wordt gevuld met enthousiaste krantenberichten.
The Outsiders trok door het ganse land en stond in Parijs het voorprogramma van Little Richard. Maar echt doorbreken in het buitenland gebeurde om een of andere reden niet. Er waren wat optredens in Duitsland, maar dat was het wel.
Met de stijgende populariteit nemen de spanningen toe. Dat is een algemene muziekwet. Parallel aan The Outsiders was Tax solo singles gaan maken. We hoorden hem daarop met heel andere klanken. Het gaf te denken. Over de richting van The Outsiders werd heftig gediscussieerd. Eind ’68 begon het gedoe. Krabbendam werd gevraagd op te stappen. Rammers ging uit zichzelf en kwam terecht bij de folk-country-rockband C.C.C. Inc. In hun beider plaats kwam Frank Beek. Met hem werd voor Polydor het album ‘C.Q.’ (1968) gemaakt, maar dat had niet de impact van hun eerste. In 1969 was het helemaal voorbij. Tax zette samen met Busch de band Taxfree op en mocht zelfs opnemen in Electric Lady Studios van Jimi Hendrix. Op het moment dat Taxfree daar opnam overleed Hendrix in Engeland. Met Taxfree ging het ook niet best, nog voordat het album er was bestond de groep al niet meer. Tax ging vervolgens compleet solo en had nog vier hits, later schreef hij voor anderen waaronder Lee Towers en de band Champagne. Hij woonde samen met schrijfster Laurie Langenbach, maar nadat die veel te jong overleed ging het bergaf met Tax. Hij overleed in 2005, op 57jarige leeftijd.

Terug nu weer naar Den Haag voor een aan The Outsiders gewaagde groep: Q65, soms eenvoudig Q of Kjoe. De naam is een samentrekking van ‘Suzie Q’ en ‘Route 66’, beide nummers dan bekend van The Rolling Stones. 66 werd 65 vanwege het jaar. Q65 koos niet voor de melodieuze liedjes maar voor een wat rauwer geluid van bijvoorbeeld die Stones, maar ook van The Pretty Things. Volgens de heren maakte The Beatles slaapliedjes. Tijdens de hoogtijdagen van de beat werd de groep (maart 1965) opgericht door Joop Roelofs (gitaar) en Frank Nuyens (gitaar). De groep werd gecompleteerd met Wim Bieler (zang), Peter Vink (basgitaar) en Jay Baar (drums). Ze konden repeteren op de woonboot van Jay. Baar woonde nog bij zijn ouders, maar die hadden weinig problemen met de muzikale uitspattingen van hun zoon. In augustus was het eerste optreden in Sociëteit Juuls, Poeldijk. Voor hun optredens kregen ze betaald in consumptiebonnen. Misschien maar goed ook, want uit het publiek kwam weinig respons, dat ging door met biljarten. Maar al doende leert men en langzamerhand werden de optredens bijeenkomsten waar het vuur vanaf spatte. Weinig tijd of kans nog om te biljarten dus: “De Kjoe is kick”, zo vertelden de fans. Het enthousiasme was ter ore gekomen van de heren platenbonzen en dus werd de groep uitgenodigd naar de studio van Phonogram te komen. Omdat dat anno toen een hele belevenis was had iedereen zijn nette pak aangetrokken. Dat zegt voldoende over die tijd ook weer. Peter Koelewijn die ruim en breed van zijn dak was deed de productie. Q65 speelde ‘You’re the Victor’ en ‘And Your Kind’, geschreven door Nuyens, Baar en Bieler. Volgens de heren rammelde het aan alle kanten en zong Bieler steenkolenengels. Die laatste leeft zich flink uit in zijn tekst, het uptempo nummer heeft een flinke dosis gitaarwerk en mondharmonica. Inderdaad een wat ruiger werkje, maar het heeft wel wat. Dat vond Koelewijn duidelijk ook. De opnames gingen niet over en beide songs werden zo op single, in mono, uitgebracht op Decca in 1966. Mét succes, het plaatje kwam terecht op de 11e plek in de Top40. Voor de tweede single vraagt de groep een deskundig producer, Hans van Hemert. Met hem maken ze ‘The Life I Live’/’Cry in the Night’(1966). ‘The Life I Live’ is gecomponeerd door de hele band. Het moet gezegd, het klinkt een stuk beter. Heavy plaatje al, weinig beat-achtig, maar – zoals al eerder opgemerkt – alles was toen beat.
Om het nummer te lanceren werd een heuse stunt bedacht. De groep zou in een rubberboot de rivier The Thames (Theems) afvaren, de Noordzee oversteken om daar door de opgetrommelde fans onthaald te kunnen worden. Dat was het plan en men begon er ook aan. Het viel echter tegen door wind en golfslag. Uiteindelijk werd iedereen aan boord van een begeleidend schip gehesen en naar Oostende gebracht. De dag erna zijn ze een stuk voor de kust in de rubberboot gezet en daarmee naar het strand gevaren. Daar stonden tienduizenden ‘fans’ klaar om de zeehelden te onthalen. Na een douchebeurt en een concert ter plekke gaf Q65 een persconferentie en vertelde het ware verhaal. Dat kwam echter niet in de bladen. Later sprak diezelfde pers van “Q65 en het vlot der leugenaars”. Tsja. Het bracht Q65 wel bij het populaire programma ‘Voor de Vuist Weg’ van (hé daar is íe weer) Willem Duys. Volgens de logica van de singleindustrie steeg ‘The Life I Live’ daarna tot de 5e plek in de Top40.
En met al dat succes mag een lp opgenomen worden: ‘Revolution’ (1966) en natuurlijk wederom in glorieus mono. In tegenstelling to hun singles staan er veel covers op het album, werk van Otis Redding, Willie Dixon, Allen Toussaint, Steve Cropper en Ellas McDaniel. Die laatste kennen we beter onder zijn artiestennaam Bo Diddley. Behalve de standaardinstrumenten horen we – grapjassen die Q’s: voetstamp, uitroepen, blaasbalg, praatstukje, wasbord en schuurpapier. Het album bevat dus best wat R&B, Soul en blues, maar het hoogtepunt is ongetwijfeld het bijna veertien minuut lange ‘Bring it on Home’ (Willie Dixon). Bieler gaat als een ware Jim Morrison (die van The Doors) bezwerend aan het werk , waarbij Kjoe zich als een soort tweede Doors opstelt. Halverwege gaan we nog even een zijpad in met Ravel’s Boléro, maar de spanning neemt niet af, integendeel. Voor 1966 was die lengte bijna ongekend, later werden lange nummers bijna standaard. Het zegt wel iets over Q65. ‘Revolution’ verkocht uitstekend, werd zelfs goud, maar dan gaat het ook in deze band mis. Bieler moet onder de wapenen, enkele leden zijn inmiddels into drugs en de anderen willen wat anders. Ondanks dat doen de twee nieuwe singles het nog best goed: ‘From Above’/’I Was Young’ komt tot een 13e plek, ‘World of Birds’/’It Came to Me’ (1967) komt zelfs nog op een 8e plek in de Top40. Toch was het einde verhaal voor de Kjoe .
In 1969 is de band ‘plotseling’ terug. Jay Baar blijkt vertrokken en vervangen door Beer Klaasse (ex Groep 1850). In deze samenstelling maakt Q65 een tweede lp: ‘Revival’ (1969), dit keer allemaal eigen werk. Niks mee, maar de magie van het begin is toch wel weg. ‘Sexy Legs’/’There Was a Day’ (1970) is hun laatste succes, alhoewel, succes, de single kwam binnen op nummer 40 in de Top40 en bleef daar twee weken staan om vervolgens te verdwijnen. In 1970 verscheen nog een album van Q65: ‘Afghanistan’, maar dat is volgens Roelofs: “Een verzameling rotzooi door de platenmaatschappij samengesteld. Het zijn in feite opzetjes, niet uitgewerkte ideeën en dat is uitgebracht…”
Decca bracht in 1972 een ‘Greatest Hits’ album uit, maar welbeschouwd komt het grootste deel daarvan uit de beginperiode. Voor de Haagse Beatnacht op 13 juni 1980 komt Q65 alsnog eens in de originele bezetting bij elkaar en blijft dat enige tijd doen, al is de bezetting wisselend. Jay Baar overleed in 1990, Willem Bieler in 2000 en Joep Roelofs in 2018. Peter Vink, al lange tijd niet meer on speaking terms met de andere Q’s, kwam terecht in Finch (elders op de LemonTree) en speelt nu in Knight Area. ‘Revolution’ is door lezers van het muziekblad Lust for Life op nummer zes van de beste albums van Nederland geplaatst.

Voor de laatste band in dit verhaal blijven we in de buurt van Den Haag en wel Voorburg. Hans Vermeulen (1947-2017/keyboards, arrangeur) begint daar met Joldert de Vries, Johan van Boven, Fred van Starrenburg en Onno Bevoort een skiffle-groep op: The Sandy Coast Skiffle Group. In origine is Skiffle muziek die ontstaat in New Orleans begin vorige eeuw uit een mix van dixieland, folk, blues en jazz. De muziek wordt vooral gespeeld op huishoudvoorwerpen, zoals wasborden, grote flessen (jugs), maar ook theekisten en dienbladen met snaren eroverheen gespannen. Vloeipapiertjes tegen kammen geven ook een leuk geluid. Simpel en doeltreffend. Eind jaren vijftig heeft de Engelsman Lonnie Donegan een wereldhit met zijn skiffle song ‘Rock Island Line’. Genoeg in ieder geval voor een aantal jongens uit Liverpool een skiffleband te beginnen: The Quarryman. Later werd die groep omgedoopt tot The Beatles. Niet verkeerd dus om als skifflegroep te beginnen. The Sandy Coast, zandkust is een directe verwijzing naar het Scheveningse strand.
Hans wil heel graag zijn broer Jan (1945-1999/gitaar, basgitaar) in de band, maar die wil niet, hij houdt niet van skiffle, maar wel van rock. Je doet iets voor je familie, dus Jan erbij en de naam aangepast in The Sandy Coast Rockers. Later verviel het rockers-deel en werd het The Sandy Coast. De stijl is veel The Shadows en The Ventures-werk, maar de groep speelde ook de successen na die ze hoorden van bands als bijvoorbeeld The Tielman Brothers. De bezetting van The Sandy Coast was nog niet heel honkvast, De Vries, Van Boven en Starrenburg gingen, Jos de Jager (bas) en Charles Kersbergen (gitaar) kwamen, al bleef die laatste niet lang. The Sandy Coast bestaat dan uit de gebroeders Vermeulen, Jos de jager (basgitaar) en Onno Brevoort (drums). De groep bezoekt regelmatig talentenjachten in de hoop er een single uit te slepen. Dat is dan vaak de ‘hoofdprijs’. Helaas wordt de groep altijd tweede. Later wordt duidelijk waarom. Als de groep optrad kwam er een grote schare fans mee en was de zaal flink gevuld. Dat was mooi voor de organisatoren natuurlijk. Zo hielden ze de band aan het lijntje. Als er weer zo’n wedstrijd is, georganiseerd door Hitwezen (een muziekblad), zegt Hans Vermeulen dan ook dat ze alleen meedoen als ze winnen. De inderdaad behaalde winst wordt omgezet in een eerste single: ‘Being in Love’/ ‘i Want You for my Own’ (1965). Kant A geschreven door de broers, kant B door Vermeulen en De Jager. Het plaatje was vooral een plaatselijk succes. The Sandy Coast trad dan vooral op in de regio, Den Haag, Voorburg, Scheveningen.
“We’ll Meet Again’/’Comin’ Home’ is een zeer bescheiden hit, twee weken op een 39e plek in de Top40. ‘We’ll Meet Again’ is een nummer dat tijdens de Tweede Wereldoorlog bekend werd in de uitvoering van Vera Lynn. The Sandy Coast was trouwens in goed gezelschap, want ook Bennie Goodman, The Byrds, Johnny Cash en Rod Stewart maakten er hun versie van.
Sandy Coast’s volgende single deed het niet heel veel beter. ‘Sorry She’s Mine’/’Make Belong To You’ (1966) kwam binnen op de 40e plek en was na één week weer verdwenen. Ook de navolgende singles hebben het niet makkelijk. Waarom is niet helemaal duidelijk. Er is niets mis met de muziek, integendeel, er wordt prima gespeeld en gezongen. Ontbrak had de band aan het helpende handje of waren er dan al teveel beatbands om nog op te vallen? ‘A Girl Like You’/’Sing Before Breakfast’ (1967) doet het gelukkig wel een stuk beter en komt op een 28e plek.
In 1967 is de enige wissel in de band, Jos de Jager gaat en Ron Westerbeek (keyboards) komt. Broer Jan neemt na de wissel de basgitaar ter hand. Pas in 1968 volgt het succes met ‘I See Your Face Again’/’Goodbye Don’t Cry’: een 12e plek in de Top40. In dat jaar komt op het Relax-label (ja, dat van Duys) ook het eerste album uit: ‘From the Workshop’. Op ‘Don’t Let Me Be Misunderstood’ na zijn alle composities van Sandy Coast in verschillende combinaties. Hans Vermeulen is de producer van het album, dat wil zeggen op twee na die door Freddy Haayen zijn gedaan. Ervaring genoeg opgedaan inmiddels en Vermeulen wist wat hij wilde. ‘From the Workshop’ is een prima album, maar de tijden zijn aan het veranderen. Dat merken ze ook bij Sandy Coast. Hun volgende single, ‘Capital Punishment (Death by Hanging)’/’My friend Abdullah’ (1969) heeft dan ook een aardig psychedelisch geluid, bijzonder ook zijn de geluidseffecten. Het bracht het nummer wel tot de 12e plek in de Top40. Nog iets hierbij, Hans Vermeulen is znotverkouden als hij het nummer inzingt. Toen kon dat blijkbaar, nu is dat ondenkbaar. Maar… het geeft het nummer wél een extra lading en dat was misschien net wat het nodig had.
Het ging goed met Sandy Coast, zo goed dat het volgend album opgenomen werd voor een Engels label. Jammer alleen is dat beide eigenaars, Larry Page en Dick James financiële problemen kregen met als gevolg dat hun label Page One opgedoekt moest worden. Sandy Coast zat middenin de misère. Het album kwam nog wel uit, net als enkele singles erbij. ‘Shipwreck’ (1969) is een album met een verhaal/concept. Heel kant A bestaat uit de compostie ‘Shipwreck’, waarvan het grootste deel geschreven is door de gebroeders Vermeulen. Westerbeek schrijft de teksten voor vier songs. Prachtig album ook weer, maar helaas minder populair dan de voorganger. Vervelende bijkomstigheid is dat de band vastzit aan Page One en niets kan ondernemen. Na ongeveer twee jaar stilstand steekt Willem van Kooten de helpende hand uit en koopt de band vrij. In feite maken ze daarna een nieuwe start, nieuwe platenmaatschappij, nieuwe producer, nieuwe liedjes én – ook nieuw - succes. ‘True Love That’s a Wonder’/’If’ (1971) komt tot de 3e plek in de Top40. Van Kooten blij natuurlijk. Er volgen nog enkele albums en singles. In 1974 ging de groep uit elkaar. De Vermeulens begonnen Rainbow Train, Bevoort en Westerbeek de groep Water. Hans Vermeulen kennen we ook als goede schrijver en producer voor anderen, uiteindelijk vertrok hij naar Thailand en vond daar een rustig leven.

Het gaat hier te ver om over alle 1900 uit ons land wat te schrijven. Ze zijn natuurlijk allemaal de moeite waard. Ik heb er een paar gekozen die ik interessant of leuk vond en/of min of meer ‘iets’ belangrijker waren. Veel, veel meer is te vinden op de site nederbiet.nl, een aanrader voor iedereen die zich in de biet wil storten.
Voor de muziek en andere leuke, interessante bands kun je terecht bij de serie of de 5cd-box: ‘Nederbeat, Beat, Bluf & Branie, 1963-1969’ (2001). Daarop staan 125 liedjes van een scala een bietbands. Bij de box zit een lezenswaardig boek met veel plaatjes. De opvolger is ‘Dutch Beat Nuggets, Diggin’ in the Goldmine’ (2019), een 8cd-set met boek. Op de cd’s 100 bands, 201 songs, opgenomen tussen 1965-1970. In het boek een essay over het blad Muziek Expres en natuurlijk talloze foto’s. Beide sets, her en der wel wat overlap, zijn een must voor de liefhebbers van Nederbiet of de gravers in de geschiedenis van Neerlands’ muzieksien.

Nederbiet, beat in het algemeen, bleek een fantastische ommekeer in de muziekgeschiedenis. Het was letterlijk pionieren, niet alleen qua opnemen, maar ook uitvoeren en opkomen voor je recht(en) als muzikant. Veel jongeren waren daar toen echter helemaal niet mee bezig. Dat die manager al het geld achterover drukte, dat besef kwam later en dat het plaatje eigenlijk voor geen meter klonk maakte ook al niet uit, je hád er tenminste een. Waar ging het dan wel om? In eerste instantie vooral voor de kicks en als het wat meezat dan ook de chicks.
 
tekst: Paul Lemmens, juli 2022
plaatjes: © Pseudonym/Hunter Music/Havoc/Polydor/Europhon/Whamm/Philips/Maura Music/Op Art/Relax/Decca/Delta/Page One/Universal
citaten: uit de diverse cd-boekjes en uit: Beatmeisjes 1963-1969, Frank Dam, Uitgeverij L.J. Veen (2002)/Nederbeat, de glorietijd van de Nederpop, Frank Dam, Arena (2000)/Nederophelden, Peter Sijnke, Uitgeverij Aprilis (2006)
Grote foto: The Golden Earrings in de beginfase, maker onbekend