Example
Mellotron
Dat goddelijke, duivelse instrument

omschrijving afbeelding

Wat de een heeft met een viool, ik noem maar een instrument, heb ik met de Mellotron. Dat heerlijke, zweverige, ijle, soms raspende geluid herken je uit duizenden. Om even lyrisch te worden, het geluid van de Mellotron opent je muziekhart. 

Eind jaren zestig werd de Mellotron omarmd door een groep muzikanten die klassiek wilde combineren met rock, of die de grenzen wilden verleggen. Het instrument duikt op bij The Beatles, King Crimson, The Moody Blues, Tangerine Dream, Pink Floyd, Yes, Genesis, Gentle Giant, David Bowie, Led Zeppelin, Black Sabbath, Earth & Fire en wie al niet…

De Mellotron wordt anno nu nog steeds gebruikt, maar dan wel digitaal ingeblikt. Te horen bij uiteenlopende bands als Opeth en The Flower Kings bijvoorbeeld.

Lees het verhaal over de Mellotron, een verhaal dat bijna net zo spannend is als een klassiek jongensboek. Gauw lezen dus.




We duiken meteen diep de tijd in en wel naar 1949. Harry Chamberlin (geen data bekend) speelde graag orgel én had een vroege versie van een tapedeck. Hij vond het leuk zijn spel op te nemen, maar het was minstens net zo leuk om mee te spelen met zijn eigen opnames. Daarop bedacht hij een instrument dat leek op een orgel, alleen zat achter elke toets een klein stukje tape met weergavekop. Eenmaal de toets ingedrukt begint de tape te lopen en wordt het geluid via een ingebouwde versterker ten gehore gebracht. Als de toets wordt losgelaten zorgt een veermechanisme of een schijfmechanisme ervoor dat de tape wordt teruggezet in de beginpositie. Er zijn voor- en nadelen voor het bedachte concept. Voordeel is dat achter elke toets/tape een willekeurig geluid opgenomen kan worden, nadeel dat op elk stukje tape slechts acht seconden geluiden kunnen worden opgeslagen. Chamberlin experimenteerde wat af om de geluiden goed op tape te krijgen. Hij werkte met verschillende microfoons, met de opnameplek en met muziekinstrumenten. Hij vond Lawrence Welk, die van de Lawrence Welk-show (?), maar tevens accordeonist en orkestleider, bereid om met diens orkest de geluiden van verschillende instrumenten op te nemen. Welk was zelfs zo onder de indruk van de Chamberlin, zoals het instrument inmiddels heette, dat hij bereid was er geld in te steken, maar dan moest het wel de ‘Welk’ genoemd worden. Daar ging Chamberlin niet op in. Chamberlin’s bedoeling was dat het apparaat in de huiskamer neergezet zou worden ter opluistering van familiale zang- of muziekpartijen.
Om de zaak goed op te zetten patenteerde Chamberlin zijn uitvinding en werd diens hele familie aan het werk gezet, zijn vrouw, kinderen en zelfs de door de familie steeds ingehuurde ramenwasser, Bill Fransen. Fransen werd van ramenwasser – hij had blijkbaar praatjes genoeg - verkoper in de buitendienst gemaakt. De Chamberlin verscheen op muziekbeurzen en werd meer dan nieuwsgierig bekeken en onderzocht door collegamuziekinstrumentenbouwers (prachtig scrabble-woord). Met hulp van Mr. Hammond en Mr. Lowrey (die van het orgel van Soft Machine’s Mike Ratledge’s) kon Chamberlin plastic schakelaars toevoegen ten behoeve van opgenomen drum- en/of percussiestukken. Zo werd de Chamberlin steeds universeler. En daarmee kwamen ook de klachten. Want, zo bleek in praktijk, niet alle weergavekoppen deden het altijd, vaak viel en deel, 40% gemiddeld, uit. Daarnaast bleek de toonhoogte niet betrouwbaar. Warmte, kou, vocht hadden er invloed op. Er was meer. Zo sprak The American Federation of Musicians: “Werd hiermee niet het brood van echte musici uit hun monden gestoten?” Als zo’n apparaat ingezet zou worden, konden die immers naar huis…
Dat viel allemaal reuze mee, bovendien kochten bekende musici, zoals Elvis Presley, er een voor thuisgebruik. Daarnaast werd het verkocht aan muziekwinkels, nachtclubs, cocktail bars en mensen die van bigbandmuziek hielden, musici, maar ook non-musici.

We zijn dan inmiddels al aanbeland eind jaren vijftig, begin jaren zestig. In 1962 was verkoper Fransen spoorloos. In zijn huis stond de radio keihard aan, zo gaat het verhaal, maar hij was er niet. Achteraf bleek dat hij met twee Chamberlin’s op de boot was vertrokken naar Engeland om te kijken of daar deskundigen waren die alle problemen van de machine konden oplossen.
Daar aangekomen verwijderde hij de naamplaatjes van de instrumenten en plaatste zijn eigen plaatjes erop: Franson. Vervolgens plaatste hij een advertentie waarin hij vroeg om “Seventy playback heads”, zeventig tape-afspeelkoppen om muziek hoorbaar te maken. Nieuwsgierig naar dat grote aantal reageerde Bradmatic Ltd. De firma van de broers Bradley Frank, Norman en Les. Bradmatic maakte inderdaad koppen voor taperecorders. Fransen liet zijn Franson zien en legde uit waarvoor hij de koppen nodig had. De broers zagen wel wat in de machine, maar hadden ook wel wat verbetersuggesties. Fransen vond dat natuurlijk prima, maar verzuimde te vertellen dat het muziekinstrument gepatenteerd was en zeker niet door hem, hij verzuimde natuurlijk ook te vertellen dat hij het hele concept niet bedacht had. Onbelast door deze achtergehouden informatie gingen de broers aan het werk en zetten zelfs een nieuwe firma op: Streetly Electronics. Ze kregen daarbij steun, lees geld, van Eric Robinson, muzikant bandleider en presentator. De belangrijkste verbetering was dat alle onderdelen vastgezet werden op het inwendige frame. Streetly gaf hun instrument een naam: Mellotron. De naam afgeleid van “MELody” en elecTRONics”.

Fransen’s fraude kon natuurlijk niet lang onopgemerkt blijven en al vrij snel was Chamberlin op de hoogte van de overloop. Furieus was de man, begrijpelijk immers. Er volgde enkele dreigementen richting Engeland en uiteraard weer retour. Uiteindelijk werd het conflict geschikt. Streetly betaalde Chamberlin in 1966 de lieve som van 60.000 Pound. Een heel fiks bedrag. Ook werd overeengekomen dat beide instrumenten de Atlantische Oceaan niet zouden oversteken. Chamberlin kon zijn Chamberlins in Amerika en Canada verkopen, Streetly hun Mellotron in Europa. Het leek een faire deal. Oh ja, Fransen ging niet meer terug naar Amerika, een wijs besluit denk ik.

Chamberlin verbeterde zijn instrumenten steeds en ze werden gekocht en gebruikt. Ze zijn te horen op albums van uiteenlopende artiesten van Marvin Gaye tot de The Beach Boys, maar ook gebruikt door Disney voor Disneyland en diverse Disney-muziek. De laatste Chamberlins komen uit 1981, maar het verkochte en gebouwde aantal was vanaf de begintijd laag, omdat Chamberlin alleen gebruikte wat er voor handen was in de elektronicazaken in de buurt. Weinig gestandaardiseerd dus, behalve de naam. Die aanpak leidde uiteindelijk naar het einde van de Chamberlin. Er was soms een kleine opleving, maar niet voldoende om een nieuwe bouw te beginnen. Daarmee verdween De Chamberlin in de geschiedenisboeken. Hoe anders liep het met de Mellotron…

Het duurde even voordat de Mellotron werkte zoals de Bradleys voor ogen hadden. De tapes van Chamberlin werkte in Engeland niet naar behoren en moesten dus opnieuw opgenomen, daarbij moest er een database komen van waaruit de tapes voor de te bouwen Mellotron opgenomen konden worden. Alle geluiden werden opnieuw opgenomen door gerenommeerde musici, vaak uit symfonieorkesten. Het duurde ruim drie maanden voordat dit gedeelte alleen al klaar was. Vanwege de aanpassingen duurden de geluiden van de Mellotron 7 seconden, 1 seconde korter dus dan die van de Chamberlin. Eind 1963 was een eerste versie klaar, de MK I, of ook wel Mark I.
Om het instrument aan de mens te brengen werd een nieuwe firma opgericht: Mellotronics. Die bestond uit de drie broers, Robinson en David Nixon, een goochelaar, maar vooral de schoonzoon van Robinson. Er circuleert een prachtig filmpje op YouTube waar in een opname voor British Pathé (1965) beide heren het instrument laten zien en horen onder het motto: “The Mellotron: a keyboard with the power of an orchestra.” Wat Nixon laat horen zouden we nu lounge noemen, later voegt hij een dixielandtrompet toe, gevolgd door een “French accordeon with a Viennese waltz”.  Duidelijk is dat De Mellotron MK1 (1963), net als de Chamberlin, gericht lijkt op muziekzalen, ballrooms en misschien wel dezelfde clubs en bars als dat instrument. Net als bij de Chamberlin werden er her en der instrumenten gekocht, bijvoorbeeld door een bandenfabriek, maar ook door prinses Margaret, de BBC (die kocht er maar liefst 5). Peter Sellers, Koning Hussein (Jordanië) en Ron Hubbard (Scientology Church). Er werd vanwege de complexiteit vaak weinig of niks mee gedaan. Tenminste… totdat het apparaat opdook in Abbey Road Studios en binnen bereik kwam van The Beatles. Die hoorden en zagen wel wat in het instrument, met als gevolg dat het te horen is in ‘Strawberry Fields Forever’ (februari 1967). De openingsnoten zijn al meteen van de Mellotron, maar ze zijn meer te horen. We hebben het dan over de Mellotron Mk II (1964). De MKII is een opnieuw verbeterde versie van de MKI en veelvuldiger gebouwd. De MKII heeft twee rijen toetsen, met elk 35 geluiden. Het linkertoetsendeel is ook weer in tweeën gesplitst ten behoeve van percussie/ritmiek, de rechtertoetsenteeks is voor melodieën. De MKII is een groot, zwaar apparaat waarmee prima te werken viel, als het tenminste niet vervoerd hoefde te worden en in één-en-dezelfde temperatuur bleef. Dat was bij de Chamberlin zo en idem bij de Mellotron. Het had alles te maken met de spoelen waarmee de tapes langs de koppen liepen en gedrukt werden en de motor die de hele handel aandreef.

Inmiddels had Streetly een nieuwe werknemer aangenomen, ene Mike Pinder. Die had gesolliciteerd op een vacature waarin technische en muzikale kennis gevraagd werd. Dat had hij allebei, hij had een technische achtergrond en speelde piano en soms zelfs in een bandje. Hij werd aangenomen en kreeg als taak de Mellotrons te controleren voordat ze de fabriek verlieten. Dat was meteen een groot verschil met Chamberlin’s werkwijze, bij Streetly werden de instrumenten in reeksen gebouwd volgens een gestandaardiseerd proces. In plaats van een handvol zoals bij Chamberlin bouwde Streetly er honderden. Pinder controleerde ze allemaal in wist daardoor snel alle ins-en-outs van het instrument. Maar ook zijn muzikale hart ging er sneller van kloppen, had hij er maar een… Helaas kon hij die niet betalen, te duur. De nieuwprijs was 1000 Pound, nu zo’n 17.381 Pounds, oftewel zo’n 19.000 Euro. Voor die prijzen werden in Engeland in die tijd ook gemiddelde huizen gekocht.
Buiten zijn werk om was Pinder met vrienden bezig met een band die ze uiteindelijk The Moody Blues noemden. De heren Moody wilde graag een ander soort muziek maken dan de standaard popsongs, meer iets met klassiek en rock. De Mellotron paste volgens Pinder perfect in dat plaatje. Uiteindelijk kon hij er een kopen van de Fort Dunlop Tyres Factory, een autobandenfabriek dus. Er stond er een, maar niemand wist hoe er mee om te gaan. Voor 300 Pounds (nu 6000 Euro) mocht hij het instrument overnemen. Hij scharrelde overal geld vandaan en had tot zijn verbazing plotseling het hele bedrag in handen en daarmee zijn eigen Mellotron. Niet heel veel later (september 1967) brachten The Moody Blues de single ‘Love and Beauty’ uit. Na 30 seconden hoorden we een nieuw geluid… de Mellotron! Vervolgens kon de hele wereld genieten, want zonder Pinder’s inzet hadden we nooit ‘Nights in White Satin’ (1967) gehoord. Na een halve minuut golven de eerste Mellotron-tonen het geluidsbeeld binnen en ben je verkocht. The Moody Blues zouden veelvuldig gebruik maken van de Mellotron en staan bekend als dé Mellotronband.

Maar voor het zover was klopte – net als in Amerika – de Musicians Union, de muziekvakbond aan bij Streetly. Ze waren nogal ongerust over alle voorgeprogrammeerde geluiden, met name het slagwerkdeel voor het linkerhandgedeelte. Enkele Hoge Bonzen van de Unie kwamen terecht bij Pinder die een speciale demonstratie gaf om een en ander te verhelderen. Hij deed dat op zijn eigen Mellotron. Alleen… dat was een behoorlijk gemodificeerde machine, waarbij het linkerdeel niet gebruikt werd voor ritmes, maar als orgel: “Look I’m not putting anybody out of work!” het bleek een overtuigende demonstratie en de Mellotron mocht blijven. Gelukkig maar.  

Een van de eerste opnames met een Mellotron (de MKII) is te horen op het album ‘The Sound of 65’ (1965) van The Graham Bond Organization, maar dat was nog niet zo’n ear-opener als het geluid dat Pinder liet horen. Toch was Bond een voortrekker als het ging om de Mellotron. Hij was de eerste die een MKII gebruikte voor een popsong: ‘Baby Can It Be True’ (1965). Die voortrekkersrol gold ook voor  Manfred Mann met diens ‘Semi-Detached, Suburban Mr. James’(1966) en veel duidelijker met ‘Ha! Ha! Said the Clown’ (1967).In de beginfase was de Mellotron nog op een paar albums of singles te horen. Uit 1967: ‘Their Satanic Majesties Request’ van The Rolling Stones, de single ‘Kites’ van Simon Dupree and the Big Sound (later werd die band Gentle Giant). King Crimson had er maar liefst twee op het podium staan, hun eerste album ‘In the Court of the Crimson King’ (1969) is doorspekt met Mellotron-geluiden. Die twee op het podium was echt nodig, ook al, omdat door warmte van de lampen de instrumenten nogal eens ontstemd raakten. Nog een heel bekende: David Bowie’s single ‘Space Oddity’ heeft een Mellotron die astronaut Tom de ruimte in laat zweven, gespeeld door Rick Wakeman, ja, de Rick die later bij Yes terecht kwam.

Wat iedereen aan den lijve moest ondervinden was het feit dat de Mellotron, net als zijn voorganger de Chamberlin, niet hield van wisselingen en verplaatsingen. Het bleek op een podium een weerbarstig, helse machine die je bijna continue moest stemmen. Daarbij, het was met alle tapes, koppen, schijven enzovoorts een loeizwaar apparaat. Geen wonder dat er gevraagd werd om een meer draagbare versie. Die kwam er: Model 300 Mellotron. Het was een kleiner apparaat met 52 toetsen, waarvan 19 voor ritmes. Er werden er maar 160 van gemaakt. Een bekend gebruiker van de M300 is Woolly Wolstenhome van Barclay James Harvest. De belangrijkste reden van het uitblijven van succes was het ontbreken van een stemknop en het feit dat de tapes niet heel soepel terugkeerden. De M300 was eigenlijk het de opmaat naar de M400 (1970), een – wat je zou kunnen noemen – basismodel. De M400 heeft 35 toetsen, een uitneembaar tape-deel, de  ‘cassette’ en zestien nieuwe instrumenten om te kiezen en is uitgevoerd in een opvallend witte kleur. De kleine M400 bleek populair in de rockwereld, er werden er zo’n 1800 van verkocht. Het moet gezegd, de M400, viel met name door de kleur op als het instrument op het podium stond. Het was meestal het enige witte instrument. In aanvang zorgde de motor nog voor fluctuaties, maar na 1974 was ook dat probleem met een nieuwe motor helemaal opgelost.
Om de verkopen nog verder te stimuleren kreeg Streetly een tijdelijke partner: EMI, inderdaad de platenmaatschappij. Die verkocht onder licentie de EMI M400, een ‘speciale versie’ van de M400. EMI verkocht er zo’n honderd.
Streetly presenteerde in 1975 de Mark V met dubbele rij toetsen en veel meer geluiden. Het is een feite een dubbele M400, maar dan ondergebracht in één behuizing. Loodzwaar opnieuw natuurlijk, er werden er dan ook maar negen van gebouwd. Een bekende speler van de Mark V is Rick Wakeman. Wakeman gebruikte op het podium twee M400’s en het leek handig die in één apparaat onder te brengen, maar het gewicht maakte de Mark V in praktijk bijna onhandelbaar.
 
Eind 1977, we zijn dan al in de tijd van Punk beland en daarmee de teloorgang van de meeste bands die Mellotrons gebruikten, werd door Dallas Musical Instruments (Amerika) contact gezocht met Mellotronics, het verkoopdeel van de firma. Bill Eberline van DMI zag wel mogelijkheden, ondanks de eerdere afspraken, het instrument in Amerika aan de muzikant te brengen. Dat ging heel even goed, maar uiteindelijk ging DMI failliet en sleurde Mellotronics mee het ravijn in. Gelukkig kon Streetly net overeind blijven en de bouw van Mellotrons weer oppakken. Heel vreemd echter was dat tijdens het faillissement de naam ‘Mellotron’ gekocht was door.. Eberline. De nieuwe Mellotrons moesten nu noodgedwongen onder een andere naam door het leven:  Novatron. Maar dat gold alleen buiten Amerika. De M400 werd dus Novatron 400 en de Mark V de Novatron Mark V. Het was een bizarre situatie, Streetly bouwde “Trons”, zoals het instrument vaak liefkozend genoemd werd, het verliet de fabriek als Novatron voor zo’n 3500 Pounds, werd naar Amerika verscheept, daar omgedoopt tot Mellotron en verkocht voor omgerekend 4500 Pounds. De wereld, zeker de muziekwereld, zit vaak vreemd in elkaar.

In 1986 is het voorbij, omdat het instrument inmiddels obsoleet is en niet meer concurreren kan met de alsmaar oprukkende synthesizers. Je mag de Chamberlin/Mellotron best zien als het allereerste sample-instrument. Je kon immers alle geluiden opnemen en die afspelen. Precies wat samplers ook doen. Alleen was dit hele proces analoog en vol storingen. De eerste digitale sampler komt van Peter Zinovieff, de EMS Musys (1969!), dezelfde als van de EMS synthesizers. Maar niets kon op tegen de Fairlight CMI (1979). De Fairlight werd zelfs in studio’s gebruikt en met die digitale Fairlight kun je heel makkelijk geluiden van bijvoorbeeld een Mellotron samplen… Het betekende het einde van onze geliefde Mellotron. Tenminste…

Ergens in 1989 ontstaat bij Melly-fan (Melly is ook een koosnaam voor de Mellotron) Martin Smith, zoals zovelen liefhebber van de progressieve rock, het idee een echte, oude Mellotron te kopen. Toevallig (?) woonde Les Bradley en diens zoon John bijna om de hoek en aldus ontstond er een afspraak in de plaatselijke kroeg. Het wordt heel gezellig en Smith roept dan ter plekke dat het goed zou zijn een Mellotron-dominant album te maken. De maanden daarop legt hij contact met tal van musici zoals Dave Greenslade en keyboardspeler Nick Magus (Steve Hackett), David Cross (King Crimson), Patrick Moraz (Yes) en uiteindelijk “Mr Mellotron himself”:  Mike Pinder. Pinder wordt door zijn inzet en werk me The Moody Blues gezien als “the godfather of the Mellotron”. Er komen nog meer bijdragen van meer en minder bekende musici. Het album verschijnt uiteindelijk in 1993 als: ‘The Mellotron Album – Rime of the Ancient Sampler’.  Een heel divers album dat zo’n beetje alle ins & outs van het instrument laat horen inclusief het audio-deel van het reclamefilmpje hierboven genoemd. Bijzonder.

Smith’s fandom bleek de aanjager voor meer. Na het overlijden van Les Bradley (1997) bliezen diens zoon John en hij Streetly Electronics nieuw leven in. Er bleek namelijk een markt voor de echte, oude Mellotrons. Wat beide heren deden was oude Mellotrons opkopen en bijwerken met nieuwe technieken, refurbishen, heet dat. De verbeterde versies van de M400 werden Mark VI genoemd, of, als het een Mark V betrof, de Mark VII. Helder toch? Maar in 2007 waren ze zo’n beetje door de voorraad heen en besloten daarom een nieuwe (!) Mellotron op de markt te brengen, de M4000. In feite is het een M400, maar dan met een compleet digitaal interieur. En de geluiden, dat waren de échte, tenminste die van de MKII én ze duren ook 7 seconden. In 2010 werd de M4000D gepresenteerd. De ‘D’ staat voor digitaal, geen tapes meer, maar alles ingeblikt in een kleine behuizing. Dit kleinere instrument wordt gebouwd door Mellotron in Stockholm.

Dat de Mellotrons niet vergeten waren bewijzen tal van albums door de jaren heen met werk/songs  van heel uiteenlopende artiesten. Ze is de Mellotron te horen bij Orchestral Manouvres in the Dark (1981), XTC (1983), Oasis (1995), Radiohead (1997), Air (1998, 1999) en Steve Wilson/Porcupine Tree. Wilson kocht King Crimson’s oude Mellotron en liet de opknappen. Je hoort het instrument ook bij  uiteenlopende bands uit het noorden: The Flower Kings en Opeth. Er bestaan enkele websites waarop te lezen is wie het instrument gebruikte en op welk nummer en album. Maar dat uitzoeken laat ik aan de lezer over, het is een te leuke ontdekkingstocht en een die je zelf moet maken vind ik. Onderweg kom je van alles en nog wat tegen aan muziekstijlen en bands en waarschijnlijk blijft er dan, net zoals bij mij, heel wat hangen. Want die zoektocht heeft mijn voorkeur voor dat goddelijk, duivels instrument alleen nog maar meer aangewakkerd. Je bent gewaarschuwd!

 
tekst: Paul Lemmens, september 2022
afbeeldingen: © Chamberlin/Mellotronics/Streetley Electronics/Bradley Inc./Voiceprint/e.a.
grote foto: © Mellotron/Streetly Electronics