Example
Louis Andriessen: de vijf muziektheaters
"Wij zijn helemaal niet belangrijk, de muziek is veel belangrijker dan wij."

omschrijving afbeelding

De Nederlandse componist Louis Andriessen is wellicht de belangrijkste componist van zijn tijd, in ieder geval de meest invloedrijke.

Andriessen zette zich met actie Notenkraker en muziektheater Reconstructie af tegen de heersende – lees conservatieve – aanpak in de wereld van de klassieke muziek.

Binnen Andriessen’s werken zijn invloeden te horen van Igor Stravinsky, minimal music, boogie woogie en jazz en hij schroomde daarbij niet elektrische gitaren en - basgitaren in te zetten.

Lees het verhaal van Louis Andriessen, de componist wiens vijf theatermuziekstukken niet alleen ronduit bizar en surrealistisch zijn, maar ook bestaan uit een collage van muziekstijlen en ondanks alles toch duidelijk Andriessen zijn.


Louis Andriessen (1939-2021/piano, componist) komt uit een componistenfamilie die begint met Nicolaas Hendrik Andriessen (1845-1913/organist, koordirigent en componist). Nico was getrouwd met Gesine Andriessen-Vester (1857-1939/schilder, tekenaar). Het echtpaar kreeg drie zonen: Hendrik, Willem en Mari. Mari (1897-1979) werd beeldhouwer, Willem (1997-1964), net als zijn vader, pianist, dirigent en componist en zo ook Hendrik (1892-1981): organist, componist. In het kader van dit verhaal ga ik verder met de laatste. Hendrik huwde met Johanna Anschutz en kreeg zes kinderen. Vier daarvan kwamen terecht in de muziek: Jurriaan, Caecilia, Heleen en Louis. Caecilia (1931-2019) was in haar leven pianiste, componiste, maar vooral muziekpedagoge. Ze trad regelmatig op met haar broer Jurriaan en schreef een reeks boeken voor het (groeps-)onderwijs. Heleen (1921-2000) speelde dwarsfluit, piano en tekende. Zij speelde vooral aan het eind en na de Tweede Wereldoorlog. Samen met dochter Eugénie zorgde ze ervoor dat de ‘Fluitmethode voor beginners’ van Wilhelm Popp meer aandacht kreeg. Jurriaan (1925-1996), ook bekend als Leslie Cool, was componist, pianist, dirigent en muziekpedagoog. Hij schreef meerdere werken voor koor en orkest, instrumenten en orkest, symfonieën, balletten en  voor harmonieën. Jurriaan schreef twee opera’s/muziektheaters: ‘Kalchas’ (1959) en ‘Het zwarte blondje’ (1964).

Louis Andriessen kreeg de muziek met de spreekwoordelijke paplepel ingegoten. Zijn eerste muziekdocent was zelfs vader Hendrik. Dat kan bijna niet anders toch? Vader gaf les aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Daar gaf ook Andriessen’s tweede docent, Kees van Baren les. Dat Andriessen een open oor en belangstelling had voor de ‘moderne’ klassieke muziek blijkt als hij tussen 1962 en 1964 gaat studeren bij Luciano Berio. Berio staat bekend om het experimenteren met vormen binnen zijn muziek én het gebruik van elektronica. Hij werd onder anderen bekend van ‘Stripsody’ een zangstuk voor ‘kreten’ en ‘geluiden’ uit de wereld van de stripboeken. Hij schreef dat werk voor zijn toenmalige vrouw en zangeres Cathy Berberian (elders op de LemonTree). Berio werkte zijn leven lang aan ‘Sequenze’, een reeks composities voor solo-instrumenten. Ander bekend werk zijn Berio’s ‘Folksongs’, met daarin invloeden verwerkt van folkloristiche/volksmuziek. Dit even om een indruk te geven van Andriessen’s basisvorming.

Andriessen had inmiddels genoeg ervaring en inzicht om de in de in zijn optiek stoffige en conservatieve wereld van de klassieke muziek een nieuw geluid te laten horen. Wij, in het land, maakten daar voor het eerst kennis mee op 17 november 1969. We hebben het dan over de prachtig verzonnen naam “Aktie Notenkraker”. Tijdens een concert, onder leiding van niemand minder dan maestro Bernard Haitink, hoorde het aanwezige publiek plotseling heel andere geluiden. Uit het publiek kwam een bak herrie om de noten te kraken, lees- het concert te verstoren. De reden? Enerzijds de hiërarchie binnen het orkest, anderzijds het gebrek aan nieuwe composities bij de programmering. De actiegroep bestond uit Jan van Vlijmen (1935-2004/componist), Misha Mengelberg (1935-2017/pianist, componist, kunstenaar), Reinbert de Leeuw (1938-2020/pianist, componist, dirigent, muziekpedagoog), Peter Schat (1935-2003/componist) en Louis Andriessen. Het antigeluid maakte wel wat los, maar in eerste instantie vooral ten nadele van de Notenkrakers. Bij de programmering in het Concertgebouw werd al wat rekening gehouden met nieuwe composities. Na de actie bleef dat zo, maar werd dat niet of nauwelijks uitgebreid. De heren zelf kwamen echter nauwelijks nog aan de bak met en voor bestaande orkesten. Vanuit het idee dat er meer, nieuwe, moderne muziek uitgevoerd moest worden bleek het uiteindelijk noodzaak zelf ensembles op te richten die deze werken konden uitvoeren. Andriessen zette De Volharding neer, gevolgd door Hoketus, Peter Schat en Floris Guntenaar begonnen het Amsterdams Elektrisch Circus. Onder leiding van Reinbert de Leeuw kwamen zowel ASKO- als Schönbergensemble tot bloei en Misha Mengelberg begon met slagwerker Han Bennink het ICP Orkest.
Peter Schat schreef, even terugkomend op de Notenkrakeractie, zelfs een speciaal werk om de vastgeroeste hiërarchie van het orkest te doorbreken: ‘On Escalation’ (1968), een werk voor orkest en zes solo-percussiespelers. Schat: “Het muziek maken in On Escalation speelt zich af op twee gelijktijdige niveaus: het ene 'binnen' de partituur en het andere daar 'buiten'. Wat zich 'binnen' afspeelt, wordt door een dirigent geleid; 'buiten' heersen de zes soloslagwerkers. Terwijl de dirigent het gehele ensemble coördineert heeft iedere slagwerker de zeggenschap over een kleine groep uit dit ensemble, die hij met zijn slagwerksignalen dirigeert. Zo bevindt zich een speler het ene moment 'binnen' de partituur en het volgende moment er 'buiten', en dit in steeds toenemende mate, zodat ten slotte steeds meer musici steeds vaker aan de invloed van de dirigent onttrokken worden en het stuk hem als het ware uit de hand loopt. Op dit proces is het begrip 'escalatie' van toepassing, waarmee de titel - ontleend aan het gelijknamige boek van Herman Kahn - verklaard is. Het begrip escalatie - als eufemisme voor de Amerikaanse volkerenmoord in Vietnam steeds meer lijkend op de Engelse vertaling van Sonderbehandlung en Endlösung - ligt muzikaal het meest in de herinnering als de Bolero van Ravel: een doorgecomponeerd crescendo. In On Escalation zijn dan ook de motieven uit de Bolero als geïsoleerde citaten overgewaaid. Tevens ontstaat 'binnen' de partituur een quasi 15e-eeuws contrapunt, dat als vervalst stijlcitaat door de slagwerkers allengs naar 'buiten' gewerkt en daardoor opgelost wordt.”
De politieke invloeden waren in de jaren zestig niet van de lucht, niet in de rock/pop, maar ook niet in de wereld van de klassieke muziek.

Maar voordat al die groepen/ensembles van de grond kwamen roerde het vijftal zich opnieuw met het muziektheater/opera ‘Reconstructie’, met als subtitel: 'een moraliteit'. Het stuk werd geschreven voor en uitgevoerd tijdens het Holland Festival op 29 juni 1969. De tekst, het libretto, werd geschreven door twee auteurs: Hugo Claus en Harry Mulisch. Dat libretto beweegt zich langs alle letters van het alfabet. Voorbeelden: A is Amerika, B is Bolivia, C is cultuur, L is lijk, O is oordeel, R is reconstructie, enzovoorts.
‘Reconstructie’ was opgezet als een Middeleeuws toneelspel, maar een dat symbool staat voor iets anders. Het spel, uitgevoerd in de taal van het volk, was niets meer of minder dan de reconstructie van de moord op de Argentijnse vrijheidsstrijder Ernesto – Che – Guevara. Een gebruikt symbool binnen het verhaal is ‘supermacht’ Amerika die Zuid-Amerikaanse landen verslind. Dit naar analogie van Wolfgang Amadeus Mozart’s opera ‘Don Giovanni’. In dat spel ‘verslind’ Giovanni vrouwen. Tijdens ‘Reconstructie’ werd her en der dan ook geciteerd uit Mozart’s werk.  Behalve dat was er tussen de regels en noten te leren dat de makers Amerika’s opstelling richting Vietnam, de oorlog, afkeurden. ‘Reconstructie’ laat zich horen als een soort collage van stijlen, zangvormen en theater. Meest indrukwekkend was het elf meter hoge beeld van Guevara en een naakte actrice. Anno 1969 was dat laatste nog steeds voldoende om shockerend te zijn.
In het orkest, geleid door Cor Olthuis, hoor je naast bekende instrumenten een aantal elektrische keyboards en – gitaren. Het kinderkoor, dat er ook was, stond onder leiding van Paul Hameleers. Naast het Nederlands Opera Koor hoor je solisten als Henk Molenberg, Yoka Berrety en Ramses Shaffy. In het orkest zitten een aantal musici die bekend zouden worden: Maarten Bon (keyboards), Han de Vries (hobo), Werner Herbers (hobo), Han Bennink (percussie), Frans Brüggen (blokfluit), Willen Breuker (saxen), Leo van Oostrom (saxen), Donald Blakeslee (tuba) en Lodewijk de Boer (altviool). Het podiumontwerp is van Tessa Fagel en Gert-Jan – “hoe heurt het eigenlijk” - Dröge.
De uitvoering brengt, zoals beoogd, nogal wat roering in de kranten en op de televisie. Dagblad de Telegraaf zet vraagtekens bij de overheidssubsidie die voor het werk verstrekt is, want “Is dit geen subsidie om een bondgenoot te beledigen?” De Boerenpartij, bij monde van voorzitter Hendrik Koekoek, stelde in de kamer vragen aan toenmalig minister van CRM (cultuur, recreatie en maatschappelijk werk) Marga Klompé. Klompé, ’s lands eerste, vrouwelijke minister, gaf echter aan dat hier de artistieke vrijheid bepalend is. Negatieve aandacht blijkt zoals altijd goede reclame. De zes voorstelling waren in korte tijd helemaal uitverkocht. Bij de première was Klompe’ in de zaal, net als dirigent Herbert von Karajan. Die hield het niet vol tot het eind en verliet voortijdig de zaal. Na afloop gaf Klompé in een televisie-interview te kennen “… voorzichtig te willen zijn met te zeggen wat ze ervan gevonden heeft”.  Ze vindt dat “kunstcritici en anderen dat behoren te doen.” Klompé vindt het niet raar dat er een politiek engagement uit wordt gedragen, omdat “dat door de eeuwen heen bij opera’s ook altijd gebeurt”. ‘Ze is “wel geboeid door sommige, muzikale fragmenten.”
De critici en de anderen zijn overwegend positief, maar desondanks komt er geen tweede uitvoering. Een plan om met hetzelfde team ook voor 1970 iets te doen komt niet van de grond. ‘Reconstructie’ wordt in 1969 door nota bene STEIM (Stichting Studio voor Elektro-Instrumentale Muziek) in een box met 3 lp’s en een 16 pagina’s tellend boek uitgebracht.  Helaas nooit op cd.

In 1972 richtte Andriessen samen met Willem Breuker Orkest de Volharding op. Een ensemble bedoeld om nieuwe/hedendaagse muziek te laten horen. De elfpersoonsband voerde in het begin muziek uit zonder dirigent en liet muziek horen die bestond uit een mix van modern klassiek en jazz, in combinatie met geïmproviseerde stukken. De gekozen muziek kreeg vaak een politieke lading mee. Dat blijkt meteen met hun eerste uiting, een single uit 1973 met daarop drie stukken: ‘Solidariteitslied’, ‘Lied van de macht van het volk’ en ‘Dat gebeurt in Viëtnam’. Duidelijker kan het niet. In de Volharding speelt een aantal musici die dan ook spelen in het Willem Breuker Kollektief.
Het ensemble bleef bij elkaar, maar de composities werden complexer, reden om alsnog een dirigent aan te trekken. In 2009 werd bekend dat De Volharding geen subsidie meer zou ontvangen. Dat betekende het einde van deze bijzondere groep.

In 1977 schreef Andriessen het stuk ‘Hoketus’. Om het uit te voeren richtte hij een gelijknamig ensemble op. Het principe van hoketus bestaat uit twee dezelfde partijen die net niet tegelijkertijd gespeeld worden. Zo schuren ze als het ware tegen elkaar aan, met als gevolg nieuwe, onbekende klanksensaties. Bij oude hoketus of “Hoquetus”-stijlen werd een melodie gezongen door twee stemmen, maar dan in – snelle – afwisseling. De vorm komt ook voor in Indonesië bij Gamelanmuziek en in Afrika bij verschillende culturen. Het heeft ook wel iets weg van minimal music, waarbij patronen snel, repetitief, herhaald worden en steeds meer langs elkaar gaan lopen. Steve Reich  werkte vergelijkbaar met diverse tapedecks die hetzelfde stuk afspelen, maar dan ook, door de reactiesnelheid bij de start, langzaam uit fase gaan lopen. Hoketus, het ensemble, bestond uit tien personen, waaronder Andriessen zelf en diens vrouw Jeanette Yanikian (basgitaar).
Andriessen bleef niet alleen voor kleine ensembles schrijven, maar ook voor grotere: ‘Il Principe’ (1974), ‘De Staat’ (1976), ‘Mausoleum’ (1979) en ‘De Tijd’ (1981). De composities werden onder anderen uitgevoerd door het Nederlands Blazers Ensemble, Nederlands Kamerkoor, Ensemble van het Koninklijk Conservatorium Den Haag en op lp uitgebracht door Composer’s Voice, een Nederlands platenlabel voor contemporaine muziek. ‘De Staat’ wordt nu gezien als Andriessens ‘doorbraak’. Voor ‘De Staat’ gebruikte Andriessen groepen van 2 en 4 musici: 4 hobo’s, 4 trompetten, 4 hoorns, 4 trombones, 4 altviolen, 2 elektrische gitaren, 2 basgitaren, 2 harpen, 2 piano’s, 2 sopranen en 2 mezzosopranen. De muziek is opgebouwd uit reeksen van 4 noten (tetrachorden). En passant komt Plato, de wijsgeer in beeld. Andriessen: "Zijn tekst is controversieel in politiek opzicht, misschien zelfs volkomen negatief: Iedereen kan zien dat de uitspraak van Plato dat de Mixolydische toonladder verboden moest worden wegens een nefaste invloed op de karakterontwikkeling absurd is."  ‘De Staat’ klinkt als een mix van hoketus en minimal. Andriessen over ‘De Staat’: "Ik schreef De Staat als een bijdrage in het debat over de verhouding tussen muziek en politiek. Veel componisten zien hun werk als iets dat op de een of andere manier boven sociale invloeden staat. Ik ben het daar niet mee eens. De manier waarop je muzikaal materiaal arrangeert, de technieken die je gebruikt en het soort instrumenten waar je voor schrijft worden grotendeels gedetermineerd door je eigen sociale achtergrond en luisterervaring, en de beschikbaarheid van financiële ondersteuning".

Omdat ‘De Staat’ toen al werd gezien als een belangrijk werk ging een grote platenmaatschappij, Elektra Nonesuch, over tot het uitbrengen van de compositie op cd. De eerste cd van Andriessen. Tot aan zijn dood zou Andriessen bij Elektra Nonesuch blijven. Daaromheen werden ook composities uitgebracht door kleinere platenmaatschappijen als Attaca, VPRO en BVHaast.

In de tijdlijn komen we aan bij Andriessen’s eerste, als je ‘Reconstructie niet meetelt, ‘opera’ of muziektheater: ‘De Materie’ (1996). Volgens de strikte zin van wat een opera is, is dit er geen, toch wordt die door bijna iedereen wel zo aangeduid. In ‘De Materie’ bijt Andriessen zich letterlijk vast in de materie, Het is bijna een filosofische aanpak waarin hij onderzoekt hoe de geest de materie onderzoekt of de materie de geest. Daarvoor gebruikt Andriessen vier ‘verhalen’ waarbij hij flink in de vaderlandse geschiedenis duikt. Wie kent heden ten dage nog het “Plakkaat van Verlatinghe”? Het zou basisstof moeten zijn. In 1581, het jaar van het tekenen van het plakkaat, is de ‘geboorte’ van ons land dat officieel bekrachtigd werd in 1588 onder de naam Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden: “Placcaert vande Staten Generaal vande ghevnieerde Nederlanden, Bijden vvelcken, mits den redenen in’t langhe in ’t feflde begrepen, men verclaert den Coninck van Spaegnien vervallen vande Ouerheit en heerlchappije van defe voorl. Nederlanden: ende verbiet fijnen naem ende zegel inde felue Landen meer te gebruycken, &c.” Hier werd Filips II afgezet als heerser over de Nederlanden en de onafhankelijkheid uitgeroepen. De tweede materie is het zevende visioen van de Brabantse mystica Hadewijch. Er is weinig over haar bekend, zelfs niet in welke eeuw ze leefde. Sommigen geven aan 13e, anderen 14e eeuw. Hadewijch was schrijfster en is bekend van wat nu heet “Brieven” en “Lijst der volmaakten”. In een van de brieven of manuscripten schrijft Hadewijch over het feit dat rede (rationaliteit) en liefde (de minne) elkaar ‘ontmoeten’ daar waar liefde zich uit in praktische werken. Bij die ontmoeting krijgt Hadewijch mystieke ervaringen die zich uitten in geloof. Een van haar visioenen wordt meegenomen in ‘De Materie’. Het is het bijna erotische/zinnelijke, zevende visioen waarbij Hadewijch haar éénwording met Christus beschrijft: “Daarna quam Hi selve te mi, ende nam mi altemale in sine arme ende dwanc mi ane Hem; ende alle die lede die ic hadde gevoelden der siere in alle hare genoegen na miere herten begerten na miere menscheit. Doen werdic genoeget van buten in allen vollen sade. (...), maar saan in corter uren verlosic dien schonen man van buten in siene in vormen, ende ic sachen (...) al smelten in een, sodat icken buten mi niet en conste bekinnen noch vernemen, ende binnen mi niet bescheden. Mi was op die ure ochte wi een waren sonder differencie.”
Alsof het plakkaat en het zevende visioen nog niet genoeg materie is komen in ‘De Materie’ ook nog langs: ‘De Stijl’, de kunstvorm en daarin met name de schilderkunst van Piet Mondriaan, een bouwinstructie uit het handboek voor Scheepsbouw, teksten van Marie Curie en verwijzingen naar dichtwerken van Willem Kloos. Klos is een van de ‘Tachtigers’. De Tachtigers is de naam voor de vernieuwende beweging in de Nederlandse literatuur met een sterke voorkeur voor naturalisme  impressionisme.
Er komt, kortom, nogal wat langs aan materie. Andriessen werkte dan ook vier jaar, 1984-1988, aan dit muziektheater. En dan hebben we het nog niet over de muziek die, bijna parallel aan de thematiek, een ‘collage’ is aan stijlen en citaten, maar desondanks een heel eigen stempel meekrijgt. Andriessen: “Muziek gaat altijd over andere muziek.” Andriessen’s muziekstempel is die van de combinatie van minimal, hoketus, jazz boogie-woogie, hamerslagen, krat-timmeren en citaten van oude klassieken waarbij een sterke voorkeur is naar de klank van houten- en koperen blaasinstrumenten in combinatie met percussie, slagwerk en elektrische gitaar en -basgitaar. Andriessen: “De instrumentatie hoort samen te hangen met de structuur. Je zul bij mij nooit een riedeltje in de fluiten horen. Om diezelfde reden speelt de dynamiek een ondergeschikte rol.” Een wat bijzondere filosofie van Andriessen wordt door hem auditief duidelijk gemaakt, “zowel contrafagot als contrabas zijn allebei gemaakt van hout en horen in die zin tot dezelfde familie” Ondanks de vele muziekstijlen en vormen hanteert Andriessen een strikte regels om zijn muziek uit te dragen.
Het was al snel duidelijk dat Andriessen wilde samenwerken met de Amerikaan Robert Wilson (1941- /theatermaker). Wilson was dan al bekend vanwege zijn experimentele theaterstukken, maar schreef zelf stukken, schilderde, was beeldhouwer en geluids- en lichtontwerper. Een veelzijdig man die ik leerde kennen van Philip Glass’ uitvoering van ‘Einstein on the Beach’ (1976). Wilson droeg zelf onderdelen aan voor ‘De Materie’, zoals een tekst van Marie Curie en stukken “knee plays”. De Knee Plays zijn door Wilson en David Byrne (bekend van Talking Heads) bedacht. Het zijn, korte, soms geïmproviseerde stukken die de ene scene verbinden aan een volgende. Voor ‘De Materie’ gebruikte Wilson hiervoor een zeventiende-eeuwse ‘cartoon’ over het huwelijk.

Sommige delen van ‘De Materie’ zijn behoorlijk hard en heftig, sommigen als een puls of hartslag, een enkele keer komt er een rustige passage voor en dan is er ook nog een dwingende, bijna monofone cadans Met terugwerkende kracht wordt ‘De Materie’ als een van de belangrijkste werken, zo niet hét belangrijkste werk van Andriessen gezien en meteen ook maar voor de ‘hedendaagse’ klassieke muziek.

De première van ‘De Materie’ was op 1 juni 1989. Onder leiding van Reinbert de Leeuw werd het werk in Het Muziektheater uitgevoerd door de Nederlandse Opera. In Amerika was de première in 2004. In 1994 werd ‘De Materie’ in ons land een tweede keer uitgevoerd, opnieuw onder leiding van De Leeuw, maar nu met Asko Ensemble, Schönberg Ensemble en Nederlands Kamerkoor. Die voorstelling vond plaats in Vredenburg Theater, Utrecht en werd opgenomen om op cd gezet te worden. ‘De Materie’ werd in 1996 uitgebracht op 2cd’s en een boekje met daarin het libretto en een tekst van Elmer Schönberger. Dat is meteen de enige uitgave van het werk, alhoewel een onderdeel, ‘De Stijl’, vaker, separaat uitgevoerd én uitgebracht is.  

Na ‘De Materie’ houdt Andriessen zich met divers werk bezig, zoals ‘M is for Man, Music, Mozart’,  een samenwerking et de Engelse regisseur Peter Greenaway (1942- /regisseur, scriptschrijver, visueel kunstenaar). Die samenwerking was zo goed bevallen dat ze nog iets samen wilden doen. Dat werd ‘Rosa – A Horse Drama’ (1994). De subtitel is: ‘Rosa – The Death of a Composer’. Greenaway was toen al bezig met zijn ‘Death of a composer’-serie. Daarbij speelden John Lennon en Anton Webern, alsmede gefingeerde personen de hoofdrol. ‘Rosa’ is zesde in diens reeks. Net als ‘De Materie’ is ‘Rosa’ een opera/muziektheater. ‘Rosa’ bestaat uit twaalf scenes met muziek van Andriessen, het libretto is van Greenaway. Al lijkt ‘Rosa’ te gaan over een mens of een paard, Andriessen is daar vrij duidelijk over: “Dit werk gaat niet over Rosa, maar over film, speciaal Westerns en het gaat over parodie.” Ook geeft Andriessen aan dat scene 11 een eerbetoon is aan dé componist bij uitstek in het Western-genre: Ennio Morricone.
Dat wordt meteen duidelijk als je het verhaal leest. Nog één ding vooraf: ‘Rosa’ speelt zich voor een groot deel af in een abattoir… Juan Manuel de Rosa is een – niet bestaande – Argentijnse componist die vooral muziek schrijft voor Westerns. Hij is hevig verliefd op zijn paard, maar wel verloofd met Esmeralda Boscano. Zij wordt door hem mishandeld. Esmeralda beschrijft dat alles in brieven aan haar moeder: “Lieve moeder, ik ben jaloers op een paard, is dat mogelijk?” Om de aandacht van haar man terug te krijgen kleedt ze zich uit en bedekt zich met zwarte verf om op het paard te lijken. Elders in Urugay rijdt Rosa op diens paard en wordt door twee mannen, Esmeralda’s broers wellicht, doodgeschoten. Daarna wordt een spel opgevoerd waarbij Esmeraldo huwt met de dode Rosa. Rosa heeft echter een laatste wens: “Als ik sterf, dood dan mijn paard en verbrand het.” Aan het eind van het theater hangt een naakte Rosa over zijn paard dat inmiddels alleen nog een uitgebeend karkas is. In dat karkas ligt Esmeralda samen met al Rosa’s geld. De hele handel gaat in vlammen op. Einde verhaal.
De zes zangers/sprekers zijn meteen de acteurs, ze meerdere rollen invullen. Bij de première werd Juan Rosa gespeeld/gezongen door Lyndon Terracini, Esmeralda door Marie Angel. Miranda van Kralingen speelde/zong vier rollen: de eerste zanger(es), Madame de Vries, de Texaanse hoer en de Onderzoekster. Roger Smeets en Christopher Gillett waren de gigolo’s en cowboys en Phyllis Blanford tot slot de ‘vertelster/index singer’.
Op 2 november 1994 was de eerste voorstelling in De Nederlandse Opera. Naast deze zangers/sprekers speelde het Asko - en Schönberg Ensemble en dat alles onder leiding van Reinbert de Leeuw. Net als bij ‘De Materie’ maakte Andriessen gebruik van elektrische gitaren en – basgitaren, maar nu ook van synthesizer en drums. Andriessen zelf doet kort mee in het muziektheater en wel op Hammond Orgel. Een niet alledaags instrument is het ‘mondorgel’, oftewel een mondharmonica, maar die is direct te linken aan de muziek van Morricone. Denk maar aan ‘Once Upon a Time in the West’. Saskia Boddeke (1962- /multimedia-artieste, regisseuse) zorgde voor de toneelregie.
‘Rosa’, de muziek, heeft een soort dwingende haast en is krachtig, soms dissonant, soms bijna swingend. Naast verwijzingen naar Morricone en een wals van Brahms, Bach,  Mattheus-passie, hoor je ook blues -en zelfs rockachtige thema’s.
Het feit dat er naakte personen te zien waren gaf nogal wat opschudding, net als in 1969. Er was/is dus eigenlijk weinig of niets veranderd in al die tijd. Los daarvan werd het muziektheater alom geprezen.
De enige opname stamt uit 2000, een 2cd set voor Nonesuch. Reinbert de Leeuw dirigeert het Schönberg- en Asko Ensemble. Opnames vonden plaats op 29 en 30 juni, 1998 in de Beurs van Berlage, Amsterdam.
Greenaway maakte uiteindelijk ook een filmversie van ‘Rosa’. Die was voor het eerst te zien in 1999 en pas in 2004 in Amerika.

Nu Andriessen weet wat hij wil met zijn muziek gaat hij door op de door hem ingeslagen weg. Zijn derde muziektheater/opera is ‘Writing to Vermeer’ (1999). Vermeer is natuurlijk Johannes Vermeer (1632-1675), de schilder uit de Gouden Eeuw die vooral bekend is van ‘Het melkmeisje’ en ‘Het meisje met de parel’ en ‘Gezicht op Delft’. Net als voor ‘Rosa’ is het libretto van Peter Greenaway, de muziek grotendeels van Andriessen. Nieuw zijn de delen elektronische muziek, gemaakt door Michel van der Aa (1970- /componist). De première van het stuk was op 1 december 1999 onder leiding van Saskia Boddeke.

In ‘Writing to Vermeer’ laat Greenaway feit en fictie door elkaar heen lopen. Het verhaal speelt zich af in Vermeer’s huis in Delft in 1672, Vermeer is dan 40 jaar. 1672 wordt ook wel het ‘rampjaar’ genoemd: "De regering radeloos, het volk redeloos en het land reddeloos". Het is het jaar waarin de “Hollandse Oorlog” begon, het jaar waarin de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aangevallen werd door Engeland, Frankrijk en de bisdommen (!) van Münster en Keulen. Die laatste twee waren nodig als bondgenoot om de troepen te verplaatsen. De Fransen kwamen via Lobith (Slag bij Tolhuis) het land binnen. Er was duidelijk paniek bij het volk en de regering. De staatsgezinden werden gedwongen hun posities op te geven ten gunste van de prinsgezinden. Bij deze actie werden Johan en Cornelis de Witt vermoord. Het rampjaar duurde ongeveer 17 maanden. In die periode gingen heel wat bedrijven, maar ook scholen en rechtbanken failliet, net als veel schilders en kunsthandelaren. Precies die laatste twee was het werk van Vermeer.
Drie vrouwen, voorgesteld door drie zangeressen, sturen elk zes brieven aan Vermeer. Let even op de getallen hier weer. De reden voor die keus is dat op een aantal schilderijen van Vermeer vrouwen brieven aan het lezen zijn. De drie vrouwen worden gezongen door Susan Narucki (Catherine Bolnes/sopraan), Susan Bickley (Maria Thins/mezzosopraan) en Barbara Hannigan (Saskia de Vries/sopraan). Twee van de drie vrouwen zijn authentiek: Catherine Bolnes, Vermeer’s vrouw, en haar moeder Maria Thins. De derde vrouw is fictief, Saskia de Vries, Vermeer’s model. De brieven gaan, ondanks alle onrust, over alledaagse zaken als het huishouden en de schilderijen waar Vermeer aan werkt. Aan het eind ontkomt Vermeer niet meer aan de buitenwereld en stroomt de harde werkelijkheid zijn huisouden binnen. Vermeer – feit – gaat uiteindelijk failliet en moet bijna al zijn spullen verkopen. Drie jaar later overlijdt hij. ‘Writing to Vermeer’ speelt zich af in 6 scenes.
Om het verhaal in perspectief te plaatsen maakte Boddeke, opnieuw present, een tiental korte filmfragmenten om de wereld buiten het huis zichtbaar te maken. Op het podium is een aantal dansers/essen aanwezig die bij tijd en wijle de vrouwen uit Vermeer’s schilderijen voorstellen en soms letterlijk hun houding aannemen.

Vergeleken met Andriessen’s eerdere theaterwerken is ‘Writing to Vermeer’ bijna sereen, rustig te noemen. De mechanische, industriële uitspattingen blijven hier achterwege. Aan de andere kant, al Andriessen’s werk heeft een ‘zachte’ kant, maar een kant die eerder overheerst werd door de meer agressieve. Waarbij ‘Rosa’ nog houtblaasinstrumenten en koper overheerste is hun rol hier bijna ondergeschikt. Ja, er zijn hoorns en trompetten, maar slechts twee van elk, ook zijn de basgitaren afwezig en staan er twee harpen op het podium. Het werk opent zacht, maar gaandeweg wordt de klankkleur donkerder en wordt de pure klank meer en meer ‘aangevallen’ door elektronische klanken en elektronische bewerkingen van stemmen.

Net als bij ‘Rosa’ en ‘De Materie’ is ‘Writing to Vermeer’ slechts één keer opgenomen. De opnames vonden plaats op 29 en 30 juni in Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht. De originele cast was aanwezig. Reinbert de Leeuw dirigeerde het Asko- en Schönberg Ensemble, De Nederlandse Opera en kinderkoor De Kickers. De 2cd werd in 2006 uitgebracht door Nonesuch.

Het één-na-laatste werk voor dit verhaal is ‘La Commedia’. Het wordt beschreven als een “film opera in five parts”. De muziek is van Andriessen, aangevuld met elektronische muziek van Anke Brouwer (1975- /blokfluit, electronics, componiste). De teksten zijn dit keer niet van Greenaway, maar citaten uit het werk van Dante, dichter Joost van den Vondel (1587-1679) en het Oude Testament. Van den Vondel zou je kunnen kennen van diens ‘Gijsbrecht van Aemstel (1637). In feite is ‘La commedia’ een bewerking van Dante’s ‘Divina Commedia’. Dante Alighieri (1265-1321) schreef in zijn eigen taal, zelfs in een Toscaans dialect in een tijd dat bijna iedereen schreef in het Latijn. Zijn ‘Divina Commedia’, een gedicht dat door verschillende personen verteld wordt, schreef hij tussen 1308 en 1321. Hij kreeg het nog net af voor zijn overlijden. Dit werk wordt alom gezien als een van de Grote Werken in de literatuur. Het gedicht gaat over zijn voorstelling over hoe het leven na de dood zou zijn, maar dan wel met de blik van die tijd en hoe de kerk er rond die tijd tegenaan keek. Zijn werk bestaat uit drie delen: Inferno, Purgatorio, and Paradiso.  
Andriessen’s variant bestaat uit vijf delen: ‘The City of Dis, or the Ship of Fools’; ‘Racconto dall’ Inferno’; ‘Lucifer’; ‘The Garden of Earthly Delights’ (denk even aan Jeroen Bosch) en ‘Luce Etterna’. Het werk begint in tegenstelling tot dat van Dante in het Latijn. Beatrice draaft op om Dante te begeleiden op zijn weg naar de eeuwigheid. Zij komen twee mannen tegen, gezeten in een boot, op weg naar de stad Dis, de hellestad die gehuld is in vlammen. Blijkbaar moet men door de hel om in de eeuwigheid te belandden. Onderweg vertelt Dante een grappig verhaal. In deel drie wordt men geconfronteerd met de opperduivel Lucifer himself. In het vierde deel ontmoet Dante een overleden, oude vriend, de muzikant Casella. Hij zingt een lied over een slang die achtervolgd wordt door enorme vogels. Daarna wordt Dante de rivier Lethe overgezet, maar dan wordt hij niet alleen getroffen door een enorme schoonheid, maar ook door een auto en sterft. In het slotstuk zingt een kinderkoor een stuk uit het Requiem en ziet men een helder licht. Volgens Beatrice is dat “the light of love”.
Het muziektheater begint met Amsterdamse stadsgeluiden, trams, claxons, sirene. Onrust. Andriessen’s typische, gedreven muziek is terug en dat is te merken in de bezetting waar weer meer plaats is voor houtblaasinstrumenten, het koper, percussie en de basgitaar. Andriessen zou Andriessen niet zijn als hij citeert uit oudere muziekwerken. Dit keer zijn Maurice Ravel, Claude Debussy, Johann Sebastian Bach, Igor Stravinsky en Olivier Messiaen aan de beurt, maar horen we ook invloeden uit jazz, rock, bebop en folk.
Pas aan het eind, het verhaal beluistert zich als een serieuze aangelegenheid, laat Andriessen weten dat dit feite een komedie/Commedia was, want: “These are all of my notes for you and if you don’t get it, you won’t get the Last Judgement (Laatste Avondmaal), you will never get it, ever….
Andriessen draag het werk op aan zijn overleden vrouw, Jeanette Yanikian (1933-2008).

De vierpersonen die in ‘La Commedia’ voorkomen zijn Dante (Christina Zavalloni/mezzosopraan), Beatrice (Claron McFadden/sopraan), Lucifer (Jeroen Willems/bariton) en Casella, de vriend van Dante (Marcel Beekman/tenor). Reinbert de Leeuw dirigeerde Asko- en Schönberg Ensemble, en De Nederlandse Opera. De opname voor de cd-release vindt meteen bij de première plaats: 12 juni 2008 in Koninklijk Theater Carré, Amsterdam. De voorstelling vindt plaats ter gelegenheid van het Holland Festival, 2008.
De 2cd/dvd (Nonesuch, 2014) wordt door Andriessen opgedragen aan Jeroen Willems (1962-2012), de bariton die de rol van Lucifer speelde. Wat goedkoop is de afwezigheid van het libretto bij de uitgave. Die is wel te downloaden, maar wie gaat dat nu doen en alsnog, dan, waar bewaar je zoiets?  Het is de enige uitgave van deze serie van vijf waar men voor deze opzet gekozen heeft.
Het filmdeel werd verzorgd door regisseur Hal Hartley (1959- /regisseur), een belangrijk man in de onafhankelijke, Amerikaanse filmindustrie. De dvd is bij de cd’s bijgevoegd. Het zijn beelden van de voorstelling, filmbeelden van de stad en elders, achter het podium, het theaterstuk op zich. Een deel van de vooraf opgenomen beelden werd tijdens de voorstelling op de achtergrond geprojecteerd.

Het vijfde, en laatste muziektheaterstuk voor dit verhaal is ‘Theatre of the World, a Grotesque Stagework in 9 Scenes’ (2015). Muziek van Andriessen, het libretto van Helmut Krausser (1964- /dichter, schrijver, componist, toneelschrijver, schaakspeler). Het ‘wereldtheater’ – een metafoor -  gaat over een monnik, de Duitse Jezuïet Anthanasius Kircher en verwijst naar het leven op aarde onder auspiciën van God als auteur. Kircher, een man van 76, ontmoet in het Vaticaan, de Sint Pieter in Roma, op bezoek bij “Paus Onschuldig XI” een jongen van 12. De jongen neemt Kircher en de paus mee op reis in het nu en het verleden. Ze bezoeken Babylon (de Toren van Babel), een oude Nederlandse kolonie met Chinese werkers en het oude Egypte. Gedurende de reis raakt Kircher steeds meer in verwarring, verliest het vertrouwen in zijn eigen, overigens zwakke, theorieën en wordt argwanend. Hij had altijd gedacht dat zijn theorieën – hij schreef dertig boeken -  vooruitstrevend waren, maar die blijken door de vagen van de jongen op drijfzand gebaseerd. “Knowledge is not Wisdom” zei Zappa al. Ook ontdekt Kircher dat zijn kennis over de plekken waar ze op bezoek gaan tekort schiet of onwaar is. Tussendoor horen we passages uit ‘Primer sueño’ (‘First Dream’) van de Mexicaanse mysticus Sor Juana Inés de la Cruz – beïnvloed door Kircher-  en komen we drie heksen en twee geliefden tegen. We leren ook dat Kircher eerder in zijn leven bij een poging te ontsnappen aan Protestantse huurlingen zijn ziel ‘per ongeluk’ aan de duivel gegeven heeft in plaats van God. Nu de vergissing komt bovendrijven en de jongen dat te weten komt vervloekt die Kircher en zorgt ervoor dat Kircher doodziek wordt en sterft door ophanging. Op zijn doodsbed verzoekt Kircher de beul dat hij het hart van Kircher uitsnijdt en offert aan het graf van de Maagd (Maria). Op weg naar het graf grijpt de jongen, waarvan inmiddels duidelijk is geworden dat hij de duivel in eigen persoon is, het hart en eet het op om er dan achter te komen dat Kircher’s ziel al elders is. Aan het slot van het stuk, de epiloog, draven Voltaire, Goethe, Leibnitz en Descartes op om te discussiëren over Kricher’s erfenis. Wat heeft die man nu nagelaten en/of heeft hij daadwerkelijk iets betekend?
Het is een behoorlijk surrealistisch verhaal… De tekst wordt verteld/gezongen in zeven talen: oud Nederlands, Duits, Italiaans, Frans, Spaans, Latijn en Engels.

‘Theatre of the World’ is een co-productie van de Nederlandse Opera en het Los Angeles Philharmonic Orchestra onder leiding van Reinbert de Leeuw. Naast de vaste bezetting zijn acht musici toegevoegd op houtblaasinstrumenten, keyboards, elektrische gitaar en basgitaar. Daarmee zet Andriessen zijn ‘handtekening’ onder het geheel. De andere handtekening, citaten of verwijzingen naar andere componisten/muziek vindt ook hier weer plaats. Zo zou je stukken muziek van Luciano Berio, Bruno Maderna, Gustav Mahler, Igor Stravinsky, Ludwig von Beethoven, Aaron Copland kunnen horen alsmede jazz en pop, maar ook Barok. Een van de Kircher’s boeken handelt over Barokmuziek. Dus dat komt natuurlijk ook voor. Andriessen: “Als mijn stukken zoiets als een eigen toontaal te horen is, komt dat eerder daar mijn beperkingen. Er zijn nu eenmaal dingen die je opschrijft en andere dingen die je niet opschrijft, omdat die niet in je hoofd zitten.”

De première van ‘Theatre of the World’ is op 6 mei 2016 in Walt Disney Concert Hall, Los Angeles. Opnames vinden plaats op 6 en 8 mei 2016. De 2cd verschijnt in 2017 op Nonesuch. Dit keer gelukkig weer met het hele libretto.

Andriessen was docent aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag. Vanaf 2008 was Andriessen hoogleraar in de Scheppende Kunsten aan de Universiteit Leiden en. In zijn inaugurele rede analyseerde hij zijn compositie Letter from Cathy uit 2003. Andriessen was vanaf 2016 tot zijn dood lid van de Academie van Kunsten. Hij kreeg op 8 januari 2019 een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. De eer viel hem te beurt vanwege zijn vernieuwende werk als componist. Andriessen kreeg meerdere prijzen. In 1993 ontving hij de 3M-prijs, een van de belangrijkste muziekprijzen. De jury schreef over Andriessen: “Tegendraads, dwars nooit accepteerde hij bestaande, traditionele   uitingsvormen. Hij creëerde zelf nieuwe.” Andriessen: “Ik heb meer dan anderen het gevoel dat ik de taak heb om de muziek te vernieuwen. Goed beschouwd is dat onzin, want je vernieuwd alleen jezelf of althans je eigen componeren.”

Andriessen’s laatste werk was te horen op 5 december 2020. De NTR bracht in de Zaterdag Matinee de première van ‘May’, een werk voor koor en orkest, op fragmenten uit het gedicht Mei van Herman Gorter. Andriessen kreeg daarbij hulp van zijn oud-leerling Martijn Padding. Van componeren kwam echter weinig meer door Andriessen’s toenemende dementie. Andriessen overleed in juli 2021.

Met zijn eigenzinnige aanpak heeft Andriessen in feite zijn eigen niche gecreëerd in het muzieklandschap. Waar hij voor stond heeft hij waargemaakt. Dat er vervolgens vol lof over zijn muziek gesproken en geschreven wordt is een bijzonder feit, dat Andriessen zich positief mocht aanrekenen. Hij wordt gezien als een der Groten uit de Nederlandse muziekgeschiedenis en zelfs ver daarbuiten. Hij was vaak aanwezig bij de diverse voorstellingen. Na afloop liep hij dan voorzichtig richting het podium, ietwat peinzend, wat verlegen glimlachend om het applaus te ontvangen. Hij vond zichzelf niet heel belangrijk:  “Muziek hoort een eigen leven te kunnen leiden en de maker hoort  daar achter te verdwijnen. Wij zijn helemaal niet belangrijk, de muziek is veel belangrijker dan wij.”

 
tekst: Paul Lemmens, februari 2023
citaten: cd-boekjes, programmaboekjes bij de diverse voorstellingen

afbeeldingen: © Nonesuch
grote foto: © Elektra/Nonesuch