Example
Linton Kwesi Johnson
Dieptegedichten



Linton Kwesi Johnson, ook bekend als LKJ, is dub-dichter die ons zijn “reality poems” laat horen op reggae-gerelateerde baslijnen.

In zijn gedichten kaart Johnson vooral de problematiek van de zwarte gemeenschap in Engeland aan, maar schroomt ook niet een ‘gewoon’ liefdesgedicht of een ode aan zijn vader te laten horen.

LKJ wordt vanaf zijn eerste album begeleid door de (dub-)band van Dennis ‘Blackbeard’ Bovell. Bovell is tevens de producer en geluidstechnicus en de man achter de LKJ in Dub-albums.

Lees het verhaal van Linton Kwesi Johnson, de man die met zijn unieke aanpak vele prijzen voor zijn dichtkunst gewonnen heeft en alom waardering geniet voor zijn inzet voor de zwarte gemeenschap.

Linton Kwesi Johnson (1952- /gedichten, voordracht, ‘bas’) is geboren in Chapelton, Clarendon, Jamaica. De naam ‘Kwesi’ kreeg hij omdat hij op zondag geboren is. Om meer te kunnen verdienen verhuisde Linton’s ouders naar Kingston. Dat betekende dat de jongen vanaf zijn zevende werd opgevoed door zijn oma. Oma had een kleine boerderij en leerde haar kleinzoon drie belangrijke dingen: geloof in jezelf, wees trots op je huidskleur en werk hard. In het huis was één boek, de bijbel. Johnson las bijna altijd in dat boek omdat hij de teksten zo mooi geschreven vond. Het Oude Testament, hij vond dat het mooiste deel, las hij hardop voor aan zijn oma. In feite wordt hier al de kiem gelegd voor zijn latere voordracht. Hij wist het ook al best snel: “Als ik groot ben wil ik schrijver worden.”
In 1963 verhuist moeder naar Engeland en neemt haar zoon mee. Hij is dan 11 jaar. Ze komen terecht in Brixton, Londen. Brixton is een wijk waar vooral mensen uit West-Indië/de Caraïbische eilanden wonen. Na het leven op de kleine boerderij van oma is leven in de Grote Stad een enorme omschakeling, op alle gebieden. Johnson valt zo middenin de rassenonlusten, discriminatie en onrust op gebied van werkenden en stakingen. De nieuw omgeving en een nieuwe school waarin de zwarte leerlingen gediscrimineerd worden stimuleerde Johnson om meer te gaan schrijven. Hij probeerde nu ook gedichten, maar zo eenvoudig bleek dat nog niet. Zoekend naar literatuur ontdekt hij een boek dat belangrijk voor hem wordt: The Souls of Black Folk van W.E.B. Du Bois. Het boek uit 1903 bevat een aantal verhalen uit de Afrikaans-Amerikaanse wereld. Het zijn vooral Du Bois’ eigen ervaringen, maar is daarmee de sociologische schets van een periode. Du Bois beschrijft in het boek het feit van de "double consciousness". Hij doelt daarme op het feit dat: “Black people must have two fields of vision at all times. They must be conscious of how they view themselves, as well as being conscious of how the world views them.” Het boek werd dualistisch onthaald. Zwarte recensenten noemden het een “fundamentele tekst” om duidelijk te maken hoe zwarte mensen moeten vechten en zwoegen. Aan de andere kant waren er recensies van de witte mens, waarvan een recensent uit Nashville schreef: "This book is dangerous for the Negro to read, for it will only incite discontent and fill his imagination with things that do not exist, or things that should not bear upon his mind." (Nashville Banner).

Het boek raakte Johnson en zette hem aan meer praktisch te doen, onder anderen voor The Black Movement. Ondertussen verslind hij boeken van schrijvers wereldwijd, maar vooral die uit West-Indië. Daarbij ontdekt hij niet alleen de ‘protest’-gedichten van bijvoorbeeld zijn landgenoot George Campbell, maar ook het werk van Afrikaanse schrijvers/dichters. Mensen die in hun werk teruggaan naar de roots. Dat alles stuurde Johnson meer en meer richting serieus werk te gaan maken met eigen gedichten, maar dan wel gericht op het leven om hem heen, het racisme, het leven van een zwarte jongen in een witte wereld.

Een tweede stap in zijn groeiende zelfbewustzijn is lid worden van The Black Panter Youth League. Hij hielp bijvoorbeeld met het organiseerde van workshops schrijven. Johnson vindt ondertussen werk op een kantoor, trouwt, maar blijft gedichten schrijven. Daarin zoekt hij zijn eigen stem. Niet alleen qua schrijven, maar letterlijk. Hoe draag je je werk voor? Lees je alles ‘gewoon’ op, of doe je dat anders. Johnson experimenteerde met vormen, uitspraak, zinsbouw, woorden en vindt een rijke bron in de vorm van spirituals en Rastafari-psalmen. Dat is een beweging van wat men noemt “call and response”, roep en reactie. Zo komt Johnson uit op een manier om zijn gedichten bijna als ‘songs’ te laten klinken.

Zijn eerste gedicht publiceert Johnson in Race Today, een politiek blad gericht op de zwarte bevolking. In 1973 maakt Johnson een eerste ‘boek’, in feite een bundeling van drie gedichten: ‘Voices of the Living and the Dead’ (1973), genoemd naar het langste gedicht in het boek. Zijn eerste optreden/voordracht van zijn werk is in juni 1973 in The Keskidee Community Theatre Workshop. Daar draagt hij het lange gedicht voor.

Reggae had inmiddels zijn weg gevonden van Jamaica naar Engeland en was door met name Bob Marley groot geworden. Net als op Jamaica stonden in Engeland DJ’s met een ‘Sound System’ op straathoeken en lieten daar muziek horen. Dat beperkte zich niet tot het draaien van plaatjes, maar ook het bewerken van muziek. Daarvoor werden ‘dub plates’ gemaakt, vinyl met daarop de basis van bas en drums. Daaroverheen liet de DJ klanken en/of stemmen horen al dan niet gehuld in flinke echo’s. De stijl van werken is bekend geworden als Dub. Johnson had een eigen Sound System ex experimenteerde niet alleen volop met muziek, maar ook met zijn gedichten voorgedragen op muziek. Dat is goed te horen bij ‘Five Nights of Bleeding’. Met dit gedicht op basis van dub wordt Johnson de eerste dub-dichter en, omdat hij schrijft uit de realiteit van het dagelijks leven, worden zijn gedichten “reality poems” genoemd:

"Madness, madness
Madness tight on the heads of the rebels
The bitterness erup's like a heart blas'
Broke glass, ritual of blood an' a-burnin'
Served by a cruelin' fighting
Five nights of horror and of bleeding
Broke glass, cold blades as sharp as the eyes of hate
And the stabbin', it's
War amongs' the rebels
Madness, madness, war
Night number one was in Brixton
Sofrano B sound system
I'm was a-beatin' up the riddim with a fire
I'm comin' down his reggae wire
It was a sound checkin' down your spinal column
A bad music tearin' up your flesh
And the rebels dem start a fighting
De youth dem just tun wild, it's
War amongs' the rebels
Madness, madness, war"


‘Five Nights of Bleeding’ is een gedicht waarin Johnson de realiteit uit het dagelijks leven beschrijft en vooral het fatale geweld tegen Leroy Haris die tijdens een feest in elkaar geslagen werd en overleed. Het gedicht staat niet alleen in ‘Voices of the Living and the Dead’, maar ook in Johnson’s tweede boek: ‘Dread Beat and Blood’ (1975). De wereld komt daarin heel dichtbij, want ook Johnson wordt tijdens rellen door de politie opgepakt, in een bus gegooid en getrapt. Later bleek hij onschuldig, maar toch.

Johnson wilde zijn gedichten graag meer voordragen op livemuziek. Met dat idee begon hij de band Rasta Love. De groep bestond uit drie drummers (Charli, Baili, Fari), een bassist (Stani) en een dwarsfluitist (Nevi). Echter optreden, werk, inmiddels copywriter bij Virgin Records, een gezin én een studie sociologie zorgden ervoor dat hij minder kon schrijven dan hij had willen doen. Gelukkig kan hij in 1975 alsnog zijn tweede bundel uitbrengen: ’Dread, Beat An’ Blood’, bestaande uit 27 gedichten. Het boek is ingedeeld in vijf hoofdstukken: ‘Doun de Road’; ‘Time to Explode’; ‘Song of Blood’; ‘Bass Culture’ en ‘One Love’. Dit boek zou de basis worden van de latere albums.

Nog voordat het boek verscheen was Johnson Rasta(fari) geworden, tenminste op één, voor de meesten cruciaal, element na. Johnson geloofde niet in de heiligheid Haile Selassi. Daarin was hij niet alleen. Er bleek een groeiende groep zwarte mensen die een basis vonden in hun Afrikaanse afkomst en waarvoor dat al voldoende was, daar hoefde geen heiligheid bij of overheen. In ‘Reality Poem’ beschrijft Johnson dat zo:

"dis is di age of decishan
soh mek we leggo relijan . . .
dis is di age af reality
soh mek wi leggo mitalagy"


Let ook even op het de bijna fonetisch geschreven woorden, een stijl waarvan Johnson zich inmiddels bediend en eigen is aan zijn manier van schrijven.

Johnson reist een paar keer naar Jamaica, waar hij enkele optredens verzorgt en via de radio te horen is. Hij wordt positief ontvangen. Luisteraars maar ook collega-dichters laten horen dat hij vooral door moet gaan op de ingeslagen weg. Wellicht door het enthousiasme en de steun die hij ontvangt geeft Johnson aan terug te willen keren naar Jamaica. Zijn gezin met dan drie kinderen waar hij zich verantwoordelijk voor voelt belet dat plan. Daarbij, in Engeland is nog heel wat werk te verzetten om de zwarte mensen een hoorbare stem te geven.

Dat stem geven wordt bevorderd door een eerste release voor Virgin Frontline: ‘Poet and the Roots’ (1977). Johnson maakte goed gebruik van de lijntjes binnen Virgin Records en krijgt van Virginbaas Richard Branson de mogelijkheid een single op te nemen. ‘Poet and the Roots’ is een 12” single met vier tracks/poems: ‘All Wi Doin is Fefendin’, ‘Five Nights of Bleedin’, ‘Command Counsel Dub’ en ‘Defense Dub’. Het was een poging, zo vond Johnson, maar een mislukte poging. Zijn gedichten verdronken in de muziek en hij leerde meteen ook dat hij de gedichten niet moest aanpassen aan de muziek, maar de muziek aan zijn gedichten.

Het ging al beter op zijn eerste album ‘Dread, Beat An’ Blood’(Virgin Frontline, 1978). Op de hoes van het album is nog wel te lezen dat dit werk is van Poet and the Roots. Op het album staan acht gedichten, waarvan zes afkomstig uit het boek ‘Dread, Beat An ’Blood’. Voor de muziek zorgen: Floydie Lawson (bas, ritmegitaar), Jah Bunny (drums, percussie), Winston ‘Crab’ Curniffe (drums, percussie) en Everald Forest (percussie). Johnson zelf draagt voor, speelt percussie en produceert zijn eerste album zelf. Daarbij krijgt hij hulp van Dennis ‘Blackbeard’ Bovell die de techniek doet en tevens enkele bijdrage levert op gitaar en keyboards. Verder zijn incidenteel te horen: Vivian Weathers (zang, bas, ritmegitaar), Lisa Weathers (zang), John Vernom (gitaar) en Desmond Craig (keyboards). Weathers en ook Curniffe zijn schoolvrienden van Johnson.  Johnson kende Bovell door een interview dat hij met hem gedaan had. Ook al speelde Johnson zelf geen basgitaar, hij gaf wel altijd aan hoe hij vond dat met name die partij gespeeld moest worden. De bas hielp hem om zijn ritmische gedichten voor te dragen.
De eerste versie van het album is gehuld in een zwarte hoes met voorop twee zwarte mensen, ‘bewapend’ met een fles en een blik, staande tegenover een enorme politiemacht. Op de achterzijde zie je Johnson met megafoon geflankeerd door twee agenten. Zelfs als je nog nooit, zoals ik, een gedicht van Johnson gehoord had weet je meteen uit welke hoek de wind hier waait. Op de releases in de USA en Canada is de achterkant de voorkant geworden, misschien was de voorkant een te sterke – lees realistische - afbeelding?
Het album opent met ‘Dread, Beat An’ Blood’ en dat is meteen een mooie binnenkomer. Diepe bas, relaxte dubs en vooral Johnson’s stem die bovenop gemixt is. Maar wat je met de kennis van het tweede album nu ook hoort is dat de balans nog fragiel is. Ik was helemaal onder indruk van dit album, de manier van voordragen, de muziek/dubs. Het klonk onbekend, nieuw. Johnson’s gedichten een ear-opener. Dat het nog een beetje zoeken is blijkt uit het feit dat niet alles wordt voorgedragen door Johnson zelf. Op ‘Song of Blood’ zingt Vivian Weathers en produceerde dit nummer zelf.
‘Dread, Beat an’ Blood’ sluit af met ‘All Wi Doin’ is Defendin’. Dat stond ook al op de 12” maar is hier compleet vernieuwd. De tekst zou een macabere voorspelling blijken van de rellen in Brixton in 1981, de zwarte bewoners versus de witte politiemacht.

“Sen fi di riot squad
Quick!
Cause wi runin wild
Wi bittah like bile
Blood will guide
Their way
An I say
All wi doin
Is defendin
Soh set yu ready
Fi war... war...
Freedom is avery fine thing.. “


Op ‘Dread, Beat An’ Blood’ worden gedichten opgedragen aan respectievelijk Leroy Harris, George Lindo en Darcus Howe. Over Harris is hierboven al te lezen, Howe, afkomstig uit Trinidad, was advocaat, lid van British Black Panthers en redacteur van Race Today, het blad waar Johnson ook voor schreef en zijn eerste gedichten publiceerde. Howe overleed aan blaaskanker. Lindo was een vakbondsman die ten onrechte gevangen gezet was.
De informatie die ik vond – geen internet toen nog - was summier, maar dat dit een belangrijke stem was had ik al wel door. Niet vreemd dus dat ‘Dread, Beat An’ Blood’ in 1999 opgenomen werd in de lijst van “100 essential reggae cd’s” (boek: Rough Guide to Reggae).

‘Dread, Beat An’ Blood’ werd op waarde geschat, maar blijkbaar niet door Virgin. Johnson’s tweede album wordt uitgebracht door Island. Island was altijd al een sterk label als het gaat om reggae, het is niet heel vreemd dat Johnson hier terecht komt. ‘Forces of Victory’ (1979), het eerste album onder eigen naam, is in mijn bescheiden optiek hét album van Johnson. Of in ieder geval het eerste waar je mee zou ‘moeten’ beginnen. Het is een omverwerpend album dat gekenschetst wordt door diepe, diepe bassen, prachtig gitaarspel, dubs en Johnsons stem die perfect aansluit bij die muziek.
Op ‘Forces of Victory’ staan acht gedichten op muziek. Die muziek wordt verzorgd door: Floyd Lawson (bas); Vivian Weathers (bas), Lloyd ‘Jah Bunny’ Donaldson (drums, percussie), Winston ‘Crab’ Curniffe (drums, percussie); John Kpiaye (gitaren); Julio Finn (mondharmonica); Rico (trombone); Dick Cuthell (bugel), Everald ‘Fari’ Forrest (percussie); Webster Johnson (keyboards) en Dennis ‘The Invisble One’ Bovell (keyboards, opnametechniek).
‘Forces of Victory’ laat de stem van Johnson beter horen, rustiger ook, maar daardoor komen zijn gedichten nog harder over. Zo in ‘Sonny’s Lettah (anti-Sus Poem)’. Sus (sus = suspected person) slaat op een wet in Engeland en Wales waarmee een agent iemand kan aanhouden, fouilleren en arresteren omdat ze een regel/wet uit 1824 (!) overtreden. Het komt erop neer dat iedereen die zich ‘verdacht’ gedraagt zo aangepakt kan worden. Vooral bij de zwarte en etnische minderheden die al heftig aangepakt werden door de politie viel de wet verkeerd. Het was daarmee tevens de aanleiding voor een reeks rellen. De Sus-wet werd in 1981 ingetrokken, maar er wordt nog steeds gezocht naar een legale manier om een vergelijkbare wet aan te nemen. De tekst:

“Dear mama
Good day
I hope that when these few lines reach you they may
Find you in the best of health
I doun know how to tell ya dis
For I did mek a solemn promise
To tek care a lickle Jim
An try mi bes fi look out fi him

Mama, I really did try mi bes
But none a di less
Sorry fi tell ya seh, poor lickle Jim get arres
It was de miggle a di rush hour
Hevrybody jus a hustle and a bustle
To go home fi dem evenin shower
Mi an Jim stan up waitin pon a bus
Not causin no fuss
When all of a sudden a police van pull up
Out jump tree policemen
De whole a dem carryin baton
Dem walk straight up to me and Jim
One a dem hold on to Jim
Seh dem tekin him in
Jim tell him fi leggo a him
For him nah do nutt'n
And 'im nah t'ief, not even a but'n
Jim start to wriggle
De police start to giggle
Mama, mek I tell you wa dem do to Jim?
Mek I tell you wa dem do to 'im?
Dem thump him in him belly and it turn to jelly
Dem lick 'im pon 'im back and 'im rib get pop
Dem thump him pon him head but it tough like lead
Dem kick 'im in 'im seed and it started to bleed
Mama, I jus couldn't stan up deh, nah do nuttin'
So mi jook one in him eye and him started fi cry
Me thump him pon him mout and him started fi shout
Me kick him pon him shin so him started fi spin
Me hit him pon him chin an him drop pon a bin
- An crash, an dead

More policman come dung
Dem beat me to the grung
Dem charge Jim fi sus"


Johnson’s gedicht liegt er niet om. Hetzelfde geldt voor het andere werk op het album. De zwarte hoes is in die zin bijna symbolisch. Was het vorige album al essentieel, ‘Forces of Victory’ is nog iets belangrijker in die zin. Allmusic beschrijft het zelfs zo: "Forces of Victory is not simply one of the most important reggae records of its time, it's one of the most important reggae records ever recorded." Dus.

‘Forces of Victory’ gaf Johnson nog meer vertrouwen in zijn schrijven en tevens de uitvoering daarvan. Zijn derde album, ‘Bass Culture’ laat dat dan ook horen. Johnson gaat door op de weg die hij met ‘Forces of Victory’ ingeslagen is. De muziek wordt verzorgd door hetzelfde gezelschap met een kleine uitbreiding: Henry ‘Buttons’ Tenyue (bugel, trompet, tenorsax) en James Danton (altsax). De prachtige, grafische hoes geeft aan dat het album wellicht minder donker, in de zin van teksten, is en dat is inderdaad zo. Natuurlijk gaat Johnson verder met het uitdragen van de misstanden. Bijvoorbeeld in ‘Inglan is  a Bitch’. In ‘Raggae fi Peach’ vertelt hij het verhaal van Blair Peach, een activist die in 1979 bij een vechtpartij tussen de Anti-Nazi League en het British National Front gedood is door de politie. Maar op de oude lp-kant 2 horen we in het gedicht ‘Loraine’ iets heel anders:

“Whenever it rains I think of you
And I always remember that day in may
When I saw you walking in the rain
I know not what it was nor why
For ususally I'm quite shy
I ax'd your name, you smile and said "Lorraine"
I ax'd if I could share your umbrella
You smiled and said "what a cheeky little fella"

Now I'm standin' in the rain in vain, Loraine
Hoping to see you again
Tears fall from me eyes like rain, Loraine
A terrible pain in me brain, Loraine
You're drivin' me insane”


Bij navragen naar wie Loraine was gaf Johnson aan dat het een imaginaire persoon was, maar dat hij op de naam Loriane kwam, omdat doe goed rijmde op ‘again’.

Dat Johnson na en drietal albums ‘bekend’ geworden was liet nummer vier merken. Op de hoes stond niet meer zijn naam, maar alleen de initialen: LKJ. Dat was genoeg om herkenbaar te zijn. Ze zouden op komende albums blijven, soms in combinatie met de naam, soms alleen. Het vierde album heet simpelweg ‘LKJ in Dub’ (1980). Als je een beetje thuis bent in de wereld van reggae weet je wat je met een dub-album kan verwachten. Dat krijg je hier ook. Bovell/Blackbeard gebruikte sommige basistracks van ’Forces of Victory’ en ‘Bass Culture’ om zijn dubs te maken. Het zijn fantastische dubs. Wat opvalt is hoe goed de muziek achter Johnson’s stem eigenlijk is. Die krijgt hier meer aandacht. Johnson is niet of nauwelijks te horen.
Dat dub-records maken Johnson en Bovell beviel bleek met Volume Two (1992) en Three (2002). Zelfde principe en aanpak. Het drietal vormt met de grafisch mooie hoezen een mooi trio.

Johnson’s laatste album voor Island is ‘Making History’ (1984). Het duurde even, maar hij wilde zich niet onder druk gezet voelen ‘iets’ te produceren. Bovendien moest hij nieuwe gedichten schrijven. Op de vorige albums had hij die al klaar, nu niet. Met ‘Making History’ heeft hij iets te vertellen, maar misschien nog verrassender is het feit dat de reggae hier heel vrij geïnterpreteerd wordt. De muziek swingt, is jazzy, maar heeft ook iets folkachtigs met een haast Italiaanse inslag. Het album verrijkt Johnson’s œvre enorm en legt daarmee de basis voor een vrijere aanpak bij toekomstige albums.
Net als de albums hiervoor is het geproduceerd door Bovell. De musici, inmiddels de Dub-band genoemd, zijn ietsje anders: Richie Stevens (drums); John Kpiaye (gitaar); Paget King (keyboards); Nick Straker (synthesizer); Patrick Tenyue (trompet); Henry Tenyue (trombone); Geoffrey Scantlebury, Tony Utah en Everald Forrest (percussie).
De thematiek is nauwelijks gewijzigd, waar Johnson op ‘Bass Culture’ ene Loraine liet opdraven, maakt hij op ‘Making History’ ruimte voor zijn vader in ‘Reggae Fi Dada’. Johnson vertelt hierin het hard leven van zijn vader, leven in een schuur, met teveel opgepropt tussen ratten en kakkerlakken, opgejaagd en lijdend onder druk, racisme, geweld, onzekerheid.

“… Mi know yu couldn't tek it dada
Di anguish an di pain
Di suffahrin di prablems di strain
Di strugglin in vain
Fi mek two ens meet
Soh dat dem pickney coulda get
A lickle someting fi eat
Fi put cloaz pan dem back
Fi put shoes pan dem feet
Wen a dallah cyaan buy
A lickle dinnah fi a fly
Mi know yu try dada
Yu fite a good fite
But di dice dem did loaded
An di card pack fix
Yet still yu reach fifty-six
Before yu lose yu leg wicket
' A noh yu bawn grung here'
Soh wi bury yu a Stranger's Burying Groun
Near to mhum an cousin Daris
Nat far fram di quarry
Doun a August Town.”


Het is behalve een feitelijk relaas ook een emotioneel verhaal en dat is in de muziek met gitaar, Fender Rhodes mooi te horen.
“Making History’ is Johnson’s eerste en enige album in de Engelse albumlijst. Het kwam tot een 73e plek.

‘Making History’ werd vrij snel gevolgd door ‘In Concert with the Dub Band’ (1985). Uitgebracht door Shanachie (USA), een van de grootste, onafhankelijke platenlabels. In Europa werd het album uitgebracht door Rough Trade/Megadisc. De dubbel-lp/cd laat een flink deel van alle albums hiervoor horen. Opnieuw is de groep iets gewijzigd. Nieuwe drummer is Bruce Smith en op ritmegitaar is toegevoegd Francois Cuffy. De opnames zijn van het concert gegeven in Queen Elizabeth Hall, South Bank in november 1984. Het is een verslag van Johnson’s laatste grote tournee met band. En die band, dat is een hele goede, live doen ze in niets onder voor werken in de studio. Sterker nog, live klinken zelfs de oude nummers nog beter, er is meer synergie en de muziek sluit nog meer aan bij de stem. Nieuw, althans voor degene die Johnson’s albums kochten en hem nooit live gezien of gehoord hebben, zijn de solo-voordrachten. Johnson zonder muziek. Dan ook hoor je hoe muzikaal zijn gedichten zijn en meteen ook hoe hij de voordrachten opgewaardeerd heeft tot kleine kunstwerkjes. Prachtig album, het werd niet voor niets voorgedragen voor een Grammy Award.

‘In concert’ leek in eerste instantie het afscheid van Johnson. Maar vijf jaar later, 1991, zag ik plotseling ‘Tings An’ Times’ in de cd-bak staan. Het album is uitgebracht op Johnson’s eigen LKJ-label net als de toekomstige albums. In Frankrijk werd het uitgebracht door LKJ/FNAC, in Duitsland door WEA en in de US door Shanachie. Hoe dan ook had Johnson het heft nog meer in eigen hand genomen door een eigen label op te zetten. ‘Tings An’ Times’ is niet alleen de titel van het nieuwe album, maar ook Johnson’s nieuwe bundel. Muzikaal gezien gaat ‘Tings An’ Times’ door op de bevrijde weg van ‘Making History’, het is reggae met een dosis, jazz en invloeden van folk, Cubaanse muziek, Afrikaans, Zydeco zelfs. Er blijkt veel te kunnen. De Dub-band bestaat op dit album uit: John Kpiaye (gitaar);  Dennis Bovell (bas, percussie, productie, geluidstechniek); Nick Straker (keyboards);  Paget King (orgel, piano, synthesizer); Henry Holder (piano); Paul Blake (drums); Everald Forrest en Jeff Scantlebury (percussie); Steve Gregory (tenorsax, fluit); Paul Spong (trompet); Fayyaz Virj en Henry Tenyue (trombone); Ian Hill (accordeon) en Johnny "T" Taylor (viool). Die laatste twee, maar zeker de viool is best bijzonder, want die hoor je bijna nooit binnen reggae.
De titel van het album, ‘Tings An’ Times’ is goed gekozen, niet zomaar natuurlijk. Johnson, inmiddels wat ouder en terugkijkend op zijn eigen geschiedenis is misschien niet milder, maar wel wat relativerender: "histri biggah dan mi ar yu yu know."

In 1992 volgt ‘LKJ in Dub Volume Two’ en dan duurt het weer enige tijd voor we iets van de man horen. In 1996 volgt ‘A Capella Live’, alleen uitgebracht op cd. Het is wat de titel zegt: Johnson solo, zonder band. Hij draagt op geheel eigen, ritmische, melodieuze wijze zijn gedichten voor. Het is veel ouder werk, zelfs vanaf de beginperiode. Maar de dub-poet zijn reality poems solo te horen voordragen is prachtig. Johnson heeft een mooie stem en goede dictie. Zijn gedichten komen goed over en eigenlijk mis je de band ook niet. Het zegt iets over de kwaliteit van Johnson’s voordracht. Een deel van de gedichten kom uit Brussel, twee uit Nijmegen (!). en een aantal uit Ronnie Scott’s jazz Club en St. Mark’s Church, Londen. Dat Johnson in de jazzclub staat is als je zijn vorige albums gehoord hebt niet eens zo vreemd. De jazz-force was sterk in zijn hele werk, maar komt pas goed tot zijn recht in ‘Making History’.

In 1998 brengt Johnson zijn laatste studio-album uit: ‘More Time’. Het is opgenomen in Mensch Studio, Zwitserland met Bovell en de Dub-band. Zelfde mensen als het vorige album, alleen is op twee tracks Daniel Spani de drummer. Het album sluit bijna naadloos aan op ‘Tings An’ Time’, vandaar ook de verwijzing naar meer ‘Time’.
In 2002 volgt het derde dub-album, ‘LKJ in Dub Volume Three’ en het tot nu toe laatste album stamt uit 2003:’Live in Paris’, Johnson’s tweede live-album. Opnames vonden in april 2003 plaats in de Zenith, Parijs. Op het podium de Dennis Bovell Dub Band: Dennis Bovell (bas); Paul Blake (drums); Steve Gregory (sax, fluit); John Kpiaye (gitaar); Fabio Marchiori en Nick Straker (keyboards); Tony Uter (percussie) en Johnny T. (viool).
Johnson draag gedichten voor, lopend van de beginperiode, ‘Dread, Beat An Blood’ tot de meest recente. Het concert is ter ere van Johnson’s 25e jaar in reggae. Het is zonder meer een uitstekend optreden en meteen ook een mooi afscheid. Prettig is dit het concert ook op DVD verschenen is.

Linton Kwesi Johnson verdiende/kreeg vanaf 1977 meerdere awards en prijzen in Engeland voor zijn bijdrage aan de dichtkunst. Ik noem er een aantal: in 2004 ontving hij de zilveren Musgrave Medal from the Institute of Jamaica voor “distinguished eminence in the field of poetry”. In 2012 ontving hij de Golden PEN Award voor "a Lifetime's Distinguished Service to Literature". In 2014 ontving hij de
“Jamaican national honour of the Order of Distinction” en in 2017 een ere-doctoraat in Literatuur van de Rhodes University in South Africa.
In 2020 ontving hij de PEN Pinter Prize. De prijs, afgeleid van Harold Pinter, staat voor het verdedigen van de vrijheid van expressie en literatuur, kreeg Johnson voor zijn inzet op het vlak van politieke expressie. Johnson werd daarbij genoemd als "A living legend, a poet, reggae icon, academic and campaigner, whose impact on the cultural landscape over the last half century has been colossal and multi-generational. His political ferocity and his tireless scrutiny of history are truly Pinteresque, as is the humour with which he pursues them."
Mooie woorden voor Johnson. Zoals vaker viel ik eerst voor de muziek en vervolgens pas voor zijn teksten. Waar veel songs gaan over jongen-meisje-liefde heeft Johnson meer te vertellen en gaat ook veel meer de diepte in. Johnson maakt dan ook echte dieptegedichten. Dat de muziek daaronder zo goed is, is een mooie meevaller, want het kan ook, zo blijkt, zonder.

 
tekst: Paul Lemmens, oktober 2012 - geheel herzien en vernieuwd in april 2023
bronnen: cd-boekjes/Linton Kwesi Johnson: Poetry Down a Reggae Wire - Robert J. Stewart, 1992/Wikipedia

afbeeldingen: © Virgin Front Line/Island Records/Shanachie/LKJ Records/BMG
grote foto:
© ?