Voordat er muziek is, is er de
verpakking, de hoes van een album.
Na een voorzichtig begin in 1940 heeft de buitenkant een steeds
belangrijkere rol gekregen.
Albumhoezen zijn vaak zo mooi dat ze als kunstwerk aan de muur
hangen.
Lees de korte verhalen van 13 inspirerende hoezenmakers die met
hun eigen stijl een herkenbare klank uitdragen.
Alex Steinweiss had het goed bedacht: terwijl je naar muziek
luisterde kon je de afbeeldingen op de hoes bekijken. Precies
dat gebeurde er ook. In mijn tienertijd kon ik van mijn zakgeld
elke maand één lp kopen. Die draaide ik dan een hele maand en al
luisterend bestudeerde ik de hoes minutieus. Elk detail was
belangrijk. Tegelijkertijd was het een leerschool, zowel op het
gebied van kunst als musici. Welke afbeeldingen spraken me meer
aan? Welke vielen op? Welke sloten aan op de muziek die ik
hoorde? Afbeeldingen op hoezen maakten nieuwsgierig. Soms was
een afbeelding genoeg om een lp te luisteren of zelfs ongehoord
te kopen. Als er een bekende naam op te lezen was leidde dat ook
weer vaak tot een aankoop. Al kijkend en lezend werd een
muzikaal web geweven. Het is inmiddels een flink en complex web
geworden. In dat web heb ik voorkeuren en waardering gekregen
voor een hele reeks hoezenmakers. Bijvoorbeeld omdat ze iets
anders lieten zien, me op een andere manier leerden kijken, de
muziek in een ander perspectief plaatsten, een andere typografie
gebruikten, verrassend werkten met kleuren, kortom mijn
verbeelding voedden.
Hieronder laat ik van dertien, voor mij inspirerende,
hoezenmakers steeds een viertal afbeeldingen zien, gevolgd door
een kort verhaal. Ik begin natuurlijk met de allereerste: Alex
Steinweiss.
ALEX STEINWEISS
Alex Steinweiss (1917-2011), geboren in Brooklyn, kon goed met
verf overweg en had daarom als baan gekozen om grote
reclameborden te verven. Nadat posterontwerper Lucian Bernard
zijn portfolio gezien had vond hij dat Steinweiss beter kon en
bracht hem in contact met een vriend van hem, posterontwerper
Joseph Binder. In 1938 begon Steinweiss als ontwerper bij
Columbia Records. Steinweiss had zijn ogen goed open en ergerde
zich aan de bruine, papieren verpakking van (toen meestal) 78
toeren platen. Incidenteel stond de naam van de
platenmaatschappij erop gedrukt, maar daar bleef het bij.
Saaiheid troef dus. Dat kon anders. Steinweiss: “To my mind,
this was no way to package beautiful music. They were so drab,
so unattractive, I convinced the executives to let me design a
few." (citaat: boek over Steinweiss). Zijn idee daarachter:
"People could look at the work and hear the music.”
Steinweiss’ eerste daadwerkelijke albumhoes komt uit 1940, hij
was toen 28: ‘Smash Hits’, het verzamelalbum voor songs van
Rodgers and Hart. Die muziek werd gesierd met het baldakijn van
het Imperial Theatre, New York, met op de achtergrond de groeven
van een plaat. Steinweiss had het theater gevraagd de letters te
plaatsen zodat een fotograaf die kon vastleggen. Die foto,
gecombineerd met grafische groeven, werd de eerste hoes ooit
(hoes linksboven).
Steinweiss maakte nog enkele hoezen, maar pas nadat Columbia
ontdekt had dat hoezen mét afbeeldingen 800% (!) beter
verkochten was het hek van de dam en mochten de sluizen open.
Niet alleen bij Columbia, maar ook bij andere
platenmaatschappijen die vooral dollars zagen. Dat had
natuurlijk gevolgen voor meer ontwerpers.
Steinweiss werkte na Columbia ook voor Remmington, RCA Records
en Decca Records. Hij ontwierp zo’n 2500 hoezen.
Een van de langst meegaand hoezen is die van de Broadway musical
South Pacific (1949). Die bleef zelfs in het cd-tijdperk
overeind (hoes linksonder). Even ter vergelijking: alleen nog
het ontwerp voor de kleine Coca Colafles gaat net zo lang mee
zonder veranderd te zijn.
Het bleef niet bij hoezen alleen. In 1953 bedacht Steinweiss de
verpakking voor de 33 1/3 toeren lp’s nadat gebleken was dat
oude Kraft-karton verpakkingen teveel krassen maakten.
Bijzonder is dat Steinweiss zijn eigen font, lettertype heeft
bedacht: ‘the Steinweiss Scrawl’. Dat is een typische, speelse
en krullerige, handgeschreven letter; zijn signatuur letters
(hoes rechtsonder).
Vanaf 1973 deed hij het wat rustiger aan en stapte over op
schilderen, eigenlijk zijn oude passie. Steinweiss overleed in
2011.
DAVID STONE MARTIN
David Livingstone ‘Stone’ Martin (1913-1992) voltooide de
avondkunstopleiding aan The School of the Art Institute,
Chicago. Martin was liefhebber van de sociaal-realistische
werken van Ben Shahn. Deze in Litouwen geboren, maar in
Amerika werkende artiest maakte naast schilderijen en grafisch
werk ook lijntekeningen. In die lijntekeningen laat Shahn
alles weg, behalve de essentie. Dat doet Martin ook, al voegt
hij er eigen elementen aan toe, zoals enkelvoudige
kleurenvlakken en overlappende figuren. Gezichten zijn niet
altijd realistisch weergegeven, meer in een stijl die doet
denken aan Picasso.
Martin werkte in aanvang als directeur voor U.S. Office of War
Information, maar begin in 1944 met het ontwerpen en maken van
jazz-albumhoezen. Zijn eerste hoes was doe voor een album van
Mary Lou Williams. Die hoes (linksboven) is nog geschilderd,
later zou hij steeds meer weglaten.
Martin werkte voor tijdschriften en kranten, zoals The
Saturday evening Post. Meest bekend echter zijn de
jazzalbumhoezen. Norman Granz, producer, promotor van
jazzconcerten en organisator van de fameuze Jazz At The
Philharmonics concertreeksen, huurde Martin vanaf 1948 in voor
het maken van hoezen voor jazzalbums van zijn
platenmaatschappijen als Verve, Mercury, Clef, Norgran en
Dial. Martin maakte meer dan 500 hoezen. Die hoezen zijn
vooral lijntekeningen. Soms combineerde hij die – toch weer -
met schilderwerk.
Martin overleed in 1992. Zijn twee zonen zijn in de voetsporen
van vader en moeder getreden. Moeder Thelma was schilderes en
is bekend van haar muurschildering van het postkantoor in
Sweetwater, Tennessee.
Martins werk is door het gebruik van kleur, lettertypes en de
fijne lijnen uniek en onmiddellijk herkenbaar. Wat ik sterk
vind, is dat hij blijkbaar heel goed weet wie de muziek
uitvoeren en hoe die klinkt. Dat heeft hij vertaald in zijn
werk.
REID MILES
Net als David Stone Martin is Reid Miles (1927-1993) van
Chicago, maar hij verhuisde na de scheiding van zijn ouders
met zijn moeder naar Long Beach, Californië. Na de middelbare
school meldde hij zich bij de marine, om na de diensttijd naar
het Chouinard Art Institute in Los Angeles te gaan. Zijn werk
vond hij aan de oostkust, New York, bij bladen als John
Hermensander en Esquire.
In 1955 werd Miles ingehuurd door een van de eigenaren van het
fameuze Blue Note jazzlabel, Francis Wolf. Blue Note begon
toen met het uitbrengen van eigen lp’s en had een vormgever
nodig. Miles maakte zo’n 500 albums voor Blue Note. Vaak zijn
de hoezen een combinatie van de foto’s die Francis Wolf
tijdens de opnamesessies maakte en Miles’ grafische visie op
de muziek of titel van het album: "Fifty Bucks an album...they
loved it, thought it was modern, they thought it went with the
music...one or two colors to work with at that time and some
outrageous graphics!" (citaat boek hoezen van Blue Note). Wolf
verbaasde zich vaak over Miles’ uitsnede van de foto’s.
Bijzonder hierbij was dat Miles niet van jazz hield, maar van
klassieke muziek. Zijn ontvangen albums gaf hij dan ook
meestal weg aan vrienden.
Miles’ werk voor Blue Note hield op met het vertrek van de
tweede eigenaar van Blue Note, Alfred Lion. Daarna bleef Miles
echter werken aan hoezen, maakte inmiddels zelf foto’s en
verzorgde hoezen als die voor de band Chicago. Nog weer later
stapte Miles over naar televisie en het maken van
reclamefilms. Voor die laatste ontving hij in 1976 de Clio
Award.
Miles overleed in 1993, maar liet een behoorlijke erfenis na.
Tot op de dag van vandaag worden zijn Blue Note hoezen
gekopieerd of gebruikt als inspiratiebron. Het sterke
grafische effect, het minimale kleurgebruik en de bijzondere
foto-uitsnedes roepen al heel wat beelden op nog voordat er
een noot klinkt.
ABDUL MATI KLARWEIN
Mati Klarwein (1932-2002) is geboren in Hamburg. Kunst zat in
de familie, moeder zong in de opera, vader was architect bij
Bauhaus. Toen Klarwein twee jaar was vluchtte de Joodse
familie weg uit het vijandige Duitsland. Na de scheiding van
zijn ouders in 1948 kwam Klarwein met moeder terecht in
Parijs. Klarwein studeerde kunst aan de École des Beaux-Arts
en van 1949-1951 bij Fernand Léger (Léger wordt gezien als een
belangrijk kunstenaar van de Kubistische stroming). Van Léger
leerde Klarwein vooral de kunst van Salvador Dali (die wordt
gezien als een surrealistsich schilder) te bewonderen.
De Joodse achtergrond speelde een belangrijke rol in
Klarwein’s leven. Dat is de reden dat hij de naam Abdul
(dienaar van..) aan zijn naam toevoegde. Zijn idee daarachter
was dat iedere Arabier een Joodse naam moest toevoegen en
iedere Jood een Arabische naam om elkaar daardoor beter te
kunnen begrijpen.
In de woelige jaren ’60 ontmoet Klarwein Dali en Jimi Hendrix
en wordt door toedoen van André Malraux (schrijver, politicus)
Frans burger. In Saint-Tropez ontmoet hij Ernst Fuchs
(Oostenrijks kunstchilder) die hem de collagetechniek leert.
Vanaf dat moment ‘mengt’ Klarwein surrealisme met pop, maar
ook elementen van diverse culturen en symboliek daarvan.
Klarwein maakt niet bepaald hoezen, maar enkele van zijn
schilderwerken zijn tot hoes verworden. De belangrijkste
daarvan is zonder meer die voor ‘Bitches Brew’ (1969) van
Miles Davis. Menig liefhebber, al dan niet van Davis’ muziek,
had die afbeelding aan de muur hangen. Ook de hoes voor Davis’
’Live Evil’ (1971) is van Klarwein. Een andere hoes die bijna
iedereen kent is die van ‘Abaraxas’ (1970) van Santana.
Minder bekend, maar even intrigerend zijn de afbeeldingen,
“inscapes”, die gebruikt zijn voor hoezen van Brian Eno en Jon
Hassell.
Klarwein bleef vaak aan zijn werk doorwerken of verbeteren,
een schilderij was nooit af.
In 2002 overleed hij op Mallorca.
Klarwein’s hoezen zijn uitnodigend en verhalend. Zijn stijl is
heel eigen, uniek. Hier kun ik mij een hele (muziek-)wereld
bij verbeelden en dat is precies de bedoeling van hoezen.
ROGER DEAN
William Roger Dean (1944- ) is geboren in Ashford, Kent.
Moeder studeerde voor kledingontwerpster, vader was technicus.
Het gezin verbleef veel in het buitenland, Griekenland en Hong
Kong. Dean was als kind erg gecharmeerd van de kunst van
Chinese landschappen. In 1961 begint Dean aan de Canterbury
School of Art op het gebied van zilversmeden en meubelontwerp.
Vanwege zijn leeftijd en het ‘feit’ dat hij te veel te
beïnvloeden zou zijn werd hij uit de tekenles gezet. Daarop
volgde Dean de opleiding industrieel ontwerp. Hij haalde zijn
diploma, maar het denken in hokken beviel hem niet. Een van
zijn leerkrachten beval hem de opleiding aan Royal Art, London
aan. Daar koos hij toch weer voor meubelontwerp. In het derde
jaar mocht hij voor Ronnie Scott’s Jazz Club een eigentijdse
zithoek ontwerpen. Die opdracht leidde tot een vraag voor een
hoes voor een album van The Gun. De monstertjes die hij
daarvoor koos bevielen goed. Wat ook goed beviel was de
vergoeding, meer dan hij met meubelontwerp kon verdienen.
Vanaf dat moment koos hij meer voor hoezen.
Een van de eerste hoezen waarop duidelijk zijn stijl te zien
is, is die voor het album ‘Osibisa’ (1971) van de band
Osibisa. Het ontwerp beviel zo goed dat er posters van gemaakt
werden. En die verkochten goed. Er volgden meer, waaronder de
hoes voor ‘Fragile’ (1971) van de band Yes. Dean bleef bij
Yes, ontwierp hun logo (rechtsonder) en, samen met zijn broer
Martyn, het stage-ontwerp. Daarna volgde een hele reeks hoezen
waaronder die van ‘imaginairy landscapes’ voor het 3lp-album
‘Yessongs’ (1973). Yes koos later voor andere ontwerpers,
waaronder Hipgnosis, maar uiteindelijk bleek dat de hoezen van
Dean voor de fans perfect bij de muziek van Yes ‘hoorden’ en
mocht Dean nieuwe maken.
Richard Branson vroeg Dean het logo te ontwerpen voor zijn
nieuwe platenmaatschappij Virgin Records (linksonder).
Mensen die de film ‘Avatar’ gezien hebben, hebben zich zeker
ook afgevraagd waarop de landschappen in die film gebaseerd
zijn. Dat vond Dean ook, maar helaas verloor hij de rechtszaak
tegen regisseur James Cameron. Als je Dean’s werk goed kent
weet je echter wel beter (zie ook Yessongs, rechtsonder).
Dean woonde een tijd in hetzelfde gebouw als Storm Thorgerson
(Hipgnosis). Ze waren goed bevriend, maar samenwerken – ze
hebben het geprobeerd – bleek minder goed te gaan.
Dean heeft een dochter, Freyja. Zij maakt net als vader kunst,
soms zelf samen met pa.
Dean’s hoezen en vooral zijn landschappen zijn heel
herkenbaar, eigen wereld op zich. Een wereld waarin het –
meestal – goed toeven is, al dan niet luisterend naar muziek.
PAUL WHITEHEAD
Paul Whitehead (1945- ) was als kind gek op tekenen. Het was
een manier om te ontsnappen aan de ‘echte’ wereld. Na de
middelbare school studeerde hij dan ook kunst aan The
University of Oxford, maar die vond hij nogal beklemmend. Bij
een tentoonstelling door diverse kunstenaars, waaronder zijn
werk, werd hij gespot door iemand van Liberty Records. Daar
zochten ze iemand voor de hoezen van de jazz-afdeling. Zijn
eerste hoes was voor Fats Domino (1967), gevolg door een reeks
jazz-albums. In 1968 werd Whitehead ontwerper voor het Engelse
magazine Time Out (krant met daarin wat te doen in “swinging
London”). Via dat magazine kwam hij in contact met producer
John Anthony die hem weer in contact bracht met Tony Stratton
Smith, de oprichter van (the famous) Charisma Records. Het
jonge label was bezig met albums van Genesis en Van Der Graaf
Generator en zochten een ontwerper.
Whitehead maakte diverse hoezen voor beide bands. Hij
luisterde goed naar wat de band wilde, naar de songs en maakte
met die ideeën zijn hoezen. Je zou ze surrealistisch kunnen
noemen. Op Whitehead’s hoezen is veel te zien en wordt de
kijker aan het denken gezet. Zijn beeld van de vrouw met een
vossenkop in een rode jurk inspireerde op zijn beurt weer
Genesis’ zanger Peter Gabriel om zo uitgedost het op het
podium te staan.
Whitehead verhuisde in 1973 naar Los Angeles. Hij bleef werken
aan eigen kunst, maakte hoezen en ontwierp onder anderen het
logo voor NEARfest. Hij was ook te vinden in het Guinness Book
of World Records in de categorie ‘grootste muurschildering’.
Helaas is die niet meer te zien, want het casino in Las Vegas
is inmiddels afgebroken en heeft plaats gemaakt voor een ander
casino.
Whitehead’s stijl is, net als de andere hoezenmakers in dit
verhaal, meteen herkenbaar. Een stijl die blijft aanspreken
getuige de hoes van Xavier Asali’s enige album tot nu
‘Perspectives’ (2017).
CALVIN SCHENKEL
Als je Calvin ‘Cal’ Schenkel (1947- ) opzoekt zie je bijna
alleen maar Zappa-afbeeldingen. Vreemd is dat niet, want
Schenkel maakte enkele iconische hoezen voor Zappa-albums.
Schenkel is geboren in Willow Grove, Pennsylvania en hield van
tekenen. Na de middelbare school ging hij naar The
Philadelphia College of Art, maar de strakke structuur beviel
hem niet en al snel hield hij het voor gezien. Schenkel
vertrok naar New York om daar aan de slag te gaan. Via zijn
vriendin, Sandy Hurvitz (essra Mohawk) kwam Schenkel in
contact met Frank Zappa die een tijd met zijn band in het New
Yorkse Garrick Theatre speelde.
Zappa heeft een tijdlang gewerkt als ontwerper voor
gelegenheidskaarten en is zelf een niet onverdienstelijk
tekenaar/schilder. Net als met zijn muziek weet Zappa heel
goed wat hij met zijn hoezen wil. Schenkel is misschien wel
degene die zijn visie kan vertalen. Vanaf 1967 wordt Schenkel
Zappa’s hoezenmaker. Schenkel verhuist naar Los Angeles en
huurt een vleugel in Zappa’s huis. Schenkel: "I love naïve and
folk art, art that has an unfinished look. I don't like the
polished for the most part. Now what that means or where it
comes from I'm not sure. But I was probably influenced
graphically by artists I saw in school. And of course there's
the comic book look — like Krazy Kat. A part of it was just
lack of skill, trying to take advantage of my own naivety. I'd
really only had a semester of art school, so I hadn't evolved
my style when I was doing all of this. It just comes natural,
too.”
Schenkel’s eerste project is de pastiche op The Beatles hoes
van hun album ‘Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band’ voor
Zappa’s ‘We’re Only In It For The Money’ (1968). Het is
Zappa’s idee dat hij uitvoert en is nog direct herkenbaar als
Schenkel’s stijl. Die wordt duidelijker in de diverse
advertenties, de binnenhoes van ‘Lumpy Gravy’ (1968),
‘Cruising With Ruben & The Jets’ (1968) en ‘Uncle Meat’
(1969). De collagestijl, het gebruik van allerlei voorwerpen,
de tekeningen van de bandleden met hun gekke, lange neuzen.
Die stijl paste perfect bij Zappa’s muziek. Dat gold ook voor
het album ‘Trout Mask Replica’ (1969) van Captain Beefheart.
De forellenkop, hoge hoed, shuttle en sterke kleuren maakte
dat je nog wel drie keer keek of je zag wat je dacht te zien.
Datzelfde geldt voor de muziek van dat album.
Schenkel werkt zelfstandig aan diverse projecten, vaak onder
de naam ‘Ralf’. Met tussenpozen deed Zappa een beroep op hem,
net als latere platenmaatschappijen. Schenkel maakte ook
hoezen voor anderen, maar die voor Zappa hadden altijd iets
eigens, extra’s.
HIPGNOSIS
Een vriendendienst kan soms leiden tot onverwachte gevolgen.
Dat is het verhaal van Hipgnosis in het kort. In 1968 vroeg
David Gilmour van Pink Floyd zijn vrienden Storm Thorgerson
(1944-2013) en Aubrey ‘Po’ Powell (1946- ) of ze niet de hoes
voor het nieuwe Pink Floyd album konden maken: ‘A Saucerful Of
Secrets’ (1968). Dat konden ze (linksboven). Het was een
geknutsel met afbeeldingen uit tijdschriften,
infraroodfotografie en laagjes foto’s. Alles moest met de
hand, want computers waren er nog niet. Het resultaat beviel
goed. Niet alleen bij Pink Floyd, maar ook bij
platenmaatschappij EMI, want het duo dat inmiddels onder de
naam Hipgnosis opereerde, mocht meer hoezen maken. Beide heren
volgden op dat moment nog een film- en kunstopleiding aan de
Royal College Of Art. Een eigen ruimte hadden ze nog niet, ze
gebruikten de faciliteiten van de opleiding.
De naam, Hipgnosis, komt van een samenstelling van ‘hip’,
‘hypnose’ en ‘gnosis’. Hip is wat op dat moment in de mode is,
vroeger sprak men van “dat is hip”, hypnose van gebiologeerd
kijken, maar ook “a nice sense of contradiction, of an
impossible co-existence” en gnosis betekent kennis, leren.
Prachtige naam.
Na de opleiding was een eigen ruimte nodig, die vonden ze in
een kleine studio aan Denmark Street. Na ‘A Saucerful OF
Secrets’ maakte Hipgnosis, later Thorgerson bijna alle hoezen
voor Pink Floyd. De meest iconische is het prisma van ‘Dark
Side Of The Moon’ (1973), maar ook de afbeelding van een koe
op de voorzijde van ‘Atom Heart Mother’ (1970) was ongekend.
Mislukkingen waren er ook, Thorgerson noemt de hoes van Pink
Floyd’s ‘Meddle’ (1971) de lelijkste ooit.
Hipgnosis maakte niet alleen hoezen voor Pink Floyd, maar ook
voor Led Zeppelin, 10CC, Genesis, Black Sabbath, Peter
Grabriel, Brand X, Paul Mc Cartney, Alan Parsons en talloze
anderen. Opvallend in al die hoezen is het ongebruikelijke,
surrealistische, tegenstrijdige of onverwachte met een tikje
humor. De grenzen van wat technisch of financieel mogelijk
was werden vaak opgezocht of uitgerekt. Er was niet zoiets als
een vast tarief: "pay what they thought it was worth".
Natuurlijk ging dat niet altijd goed. Hipgnosis maakte niet
alleen hoezen, maar ook logo’s, posters, stickers en alles wat
nodig was rondom de verkoop van een album.
In 1974 werd Peter Christopherson (1955-2010) Hipgnosis’ derde
man. Door verschillende visies en persoonlijke ontwikkeling
werd Hipgnosis in 1983 opgeheven. Powell stapte over op film
en video, Christopherson werd muzikant bij bands als Throbbing
Gristle, Psychic TV en Coil. Hij overleed in 2010. Thorgerson
bleef het hoezenmaken trouw tot aan zijn overlijden in 2013.
Het grote thema in zijn hoezen is de afwezigheid. Dat maakt
dat er altijd meer speelt dan je in eerste instantie denkt te
zien.
KEEF
Keith Lionel McMillan (1934-2012), oftewel Marcus Keef, en nog
korter: Keef; zijn artiestennaam, maakte hoezen voor
progressieve rocklabels als Nephenta en Neon, maar is vooral
bekend geworden door zijn hoezen voor het platenlabel Vertigo.
Vertigo was Philips/Phonogram’s nieuwe sublabel, speciaal
opgezet voor de dan snel populair wordende progressieve muziek
in antwoord op nieuwe labels als Harvest en Deram. Keef’s
eerste hoes was die voor Colosseum’s album ‘Valentyne Suite’
(1969), maar al snel volgde vele anderen. Keef’s hoezen hebben
altijd iets ‘vreemds’, iemand in een landschap, mensen die je
niet op een bepaalde plek verwacht, maar vooral hoezen die
iets mysterieus oproepen, vragen stellen.
De hoes van Black Sabbath’s eerste album was voor mij een
eye-opener. Dat dat kon, en die sfeer ook, ik heb lang gezocht
om in mijn eigen foto’s dat ook voor elkaar te krijgen.
Overigens staat die hoes hier nog steeds als een ode aan. Als
het over de muziek achter die bijzondere hoezen gaat, die was
bijna altijd goed.
Keef werkte veel met infrarood fotografie om een bepaalde
sfeer te creëren. Da en het ‘gebrek’ aan een directe link met
de bandleden of foto’s daarvan was een breuk met de hoezen
zoals ze tot dan waren. Dat maakte de hoezen voor Vertigo niet
alleen bijzonder, liefhebbers gingen ze zelfs sparen zonder
per sé de muziek te hoeven horen. Vertigo hoezen
onderscheidden zich daarmee onmiddellijk van de rest.
Vertigo’s hoezen waren altijd klaphoezen, waardoor Keef veel
meer ruimte had om zijn visie te verbeelden. Keef werkte van
1968 tot 1976 aan hoezen, na zo’n duizend hoezen hield hij
ermee op en stapte over op film. Ook daar was hij succesvol,
zoals bijvoorbeeld met de video voor Kate Bush’ ‘Wuthering
Heights’ (1978), maar ook voor Paul McCartney, Blondie en The
Who.
Keith McMillan overleed in 2012. Wat hij naliet was de
verbeelding voor een generatie die met die andere muziek bezig
was.
JON WOZENCROFT
Met de afbeeldingen op de hoezen van de albums op Touch
Records lijkt het net of je door een natuurgids bladert. De
muziek is net zo grillig of mooi als die natuur, maar het
vooral het contrast tussen de meestal elektronische,
elektro-akoestische of anderszins niet natuurlijk gegenereerde
muziek. Hoe dan ook de afbeeldingen passen perfect. Bijna alle
foto’s voor die hoezen zijn gemaakt door Jon Wozencroft (1958-
). Wozencroft is geboren in Epsom, Engeland en was in zijn
jeugd al veel bezig met vormgeving. Tijdens zijn opleiding aan
de universiteit begon hij met her organiseren en promoten van
concerten. Na zijn opleiding werkte Wozencroft kort voor The
Reader’s Digest, maar begon in 1982 Touch, samen met Mike
Harding (geb. datum ?). In eerste instantie om audiovisuele
producten te maken en te verkopen. Later werden dat cassettes,
albums, cd’s en downloads.
Wozencroft werkte en werkt met talloze musici, geeft lezingen
over geluid en kunst en is docent aan The Royal Academy of
Arts en The Central St Martins College of Art & Design.
Ook geeft hij cursussen ‘Visuele Communicatie’
In 1988 werd Touch een besloten vennootschap met als naam
Incunabula Ltd. Wozencroft ontving meerdere prijzen, de XYZ
digital Typography Award (1992) en de International Design and
Graphics Award (1993).
De afgelopen jaren brengt Touch hun cd’s uit in een kartonnen
hoes op DVD-formaat. Dat geeft de fotografie net wat meer
ruimte. Op de vele hoezen van Wozencroft speelt natuur een
essentiële rol, maar ook dan geldt dat je niet altijd ziet wat
je denkt te zien.
RUSSEL MILLS
Russell Mills (1952- ), geboren in Ripon, Engeland is niet
alleen hoezenmaker, maar ook kunstenaar, muzikant, ontwerper,
maker van installaties, docent, boekomslagmaker en meer. Zijn
werk valt op door het gebruik van een mix van allerlei
materialen, zoals papier, metaal, elementen uit de natuur,
was, draad, poeder in dikke lagen verf. Aarde, aarde-kleuren,
lijkt een terugkerend element. Zijn kunstwerken leunen daarom
bijna aan tegen sculpturen. Zijn werk is abstract, figuratief,
symbolisch maar met flinke zeggingskracht en zet aan tot
fantaseren en denken. Vaak net als de muziek die klinkt als je
het album uit de prachtige hoes gehaald hebt.
Mills begon in de jaren ’80 met het maken van hoezen.
‘Plotseling’ zag ik zijn werk overal opduiken, bij Brian en
Roger Eno, Michael Brook, David Sylvian, Toru Takemitsu,
Michal Nyman, Nusrat Fateh Ali Khan, Nine Inch Nails en op
diverse verzamelcd’s, zoals, ‘Ocean OF Sound’(1996) van David
Toop over geluid.
Met een gelegenheidsgroep, Undark, maakte Mills drie
albums:’Undark 3396’ (1996), ‘Pearl+Umbra’ (1999) en ‘Undark
One (Strange Familiar’(2000). Daarop werken veel muzikanten
voor wie hij hoezen maakte mee, maar ze zijn alle drie wat
wisselend in kwaliteit. Met Ian Walton (collega-kunstenaar)
maakte hij ‘Measured In Shadows’ (1996), een prachtige, maar
zeldzame box.
Naast kunstwerken maakt Mills installaties met daarbij rondom
klanken. Enkele daarvan zijn op cd uitgebracht, zoals de
samenwerking met David Sylvian ‘Ember Glance (The Permanence
of Memory)’ (1991) en een drietal ‘Still Moves’ boxen (2015,
2016, 2018). De bedoeling was vijf, maar na 2018 lijkt het
project stilgevallen.
Mills werk is onmiddellijk herkenbaar en meteen een stempel
van kwaliteit; met een hoes van Mills is het wel oké met de
muziek erin, ook al heb je die nog niet gehoord.
VAUGHAN OLIVER
Als je het hebt over het 4AD-label,
heb je het meteen ook over huishoezenontwerper Vaughan Oliver
(1957-2019). Oliver is geboren in Sedgefield. Als jongere in
een acultureel milieu ontdekte hij kunst en muziek vooral via
hoezen. De hoezen van Roger Dean waren favoriet. Zijn
voorliefde voor kunst groeide meer met zijn studie grafisch
ontwerp. Dali, Warhol, Rauschenberg, surrealisme en Pop-art.
na zijn studie hoopt Oliver in Londen werk te vinden, maar dat
valt tegen, want zijn ideeën komen niet overeen met de wereld
van de commercie. Gelukkig ontmoet hij Ivo Watts Russell,
eigenaar van 4AD records. Russell zoekt een hoezenmaker en
Oliver lijkt geschikt. Zo geschikt zelfs tot Oliver er meer
dan dertig jaar blijft.
Om die hoezen te kunnen maken begint Oliver samen met
fotograaf Nigel Grierson (1960 - ) een eigen bedrijfje: 23
Envelope. Nadat Grierson vertrekt (1987) wordt dat v23.
In 1990 vindt er een expositie van Oliver’s werk plaats. Die
is zo succesvol dat er uitgeweken moet worden naar een grotere
plek.
Van Oliver’s werk verschenen meerdere boeken, posters en
publicaties. Naast hoezenmaker was Oliver ontwerper van
advertenties voor Sony en Microsoft. Dat had hij eerder niet
kunnen bedenken. In 2011 wordt krijgt hij de titel Honorary
Master Of Arts van The University for the Creative Arts. Hij
overleed in 2019.
Oliver’s hoezen zijn meestal mysterieus, spannend, wat
surrealistisch en collage-achtig. Hoezen van Pixies, Cocteau
Twins en This Mortal Coil zijn daarmee heel eigen. Zeker met
The Pixies had hij een uitstekende relatie, hij maakte tot aan
zijn overlijden al hun hoezen.
LASSE HOILE
Lasse Hoile (1973- ), is hier de
enige niet Amerikaan/Engelsman en de jongste. Hoile komt uit
Aarhus, Denemarken. Hoile was als zanger van de Deense
deathmetalband Panzerchrist, maar vanaf 1993 begon hij ook met
korte films en fotografie. Dat was de start van een carrière
in het maken van documentaire, films, reclamefilms én hoezen.
Hij begon bij Porcupine Tree en Steven Wilson. Voor allebei
maakte hij hoezen en films en video’s. Voor een van Wilson’s
andere bands, Blackfield, verzorgde Hoile de zogenaamde “live
visuals” .
En als je gezien wordt komen ook anderen vragen om films en
hoezen, zoals bijvoorbeeld de Zweedse band Opeth, de Deense
groep TV-2 en de Engelse band Anathema.
Hoile’s afbeeldingen zijn beïnvloed door kunstenaar Francis
Bacon en regisseurs David Lynch en Andrei Tarkovsky. In zijn
afbeeldingen maakt Hoile gebruik van de modernste technieken,
maar lijken de afbeeldingen uit een (ver) verleden te komen.
De jaren ’40 en ’50 springen er wel uit. Hoile kijkt naar de
mens en onderzoekt in zijn werk diens gedragingen en niet
alledaagse voorkeuren. Bij hem is het leven niet gemakkelijk,
maar een strijd. Figuren bewegen zich vaak op grenzen naar…
(en dat mag je dan zelf verzinnen natuurlijk), gezichten zijn
verwrongen of afgewend. De sfeer is vaak dreigend of
melancholiek, maar Hoile kan zeker ook kleurrijke,
optimistische hoezen maken, zoals die voor het jongste album
van Soft Machine bijvoorbeeld.
Als je kijkt naar Hoile’s hoezen wordt je bijna als vanzelf
een verhaal binnengesleurd, maar het is tegelijkertijd een
verhaal van aantrekking en afstoting, maar altijd de moeite
waard.