Het tweehonderdste verhaal onder de boom mag een bijzonder verhaal zijn vind
ik. Klaus Schulze stond al lang veruit bovenaan, maar vanwege de verwachte
omvang werd het steeds weer geparkeerd. Met zijn recent overlijden en het
jubileumverhaal kwam voor mij alles samen. Zappa is, zoals wellicht bekend,
mijn favoriete componist en ook niet vies van een plaatje, maar van Klaus
Schulze heb ik er feitelijk meer. Vanaf de start heb ik hem gevolgd en
interessant blijven vinden, wat hij ook deed. Dat kan ik helaas niet zeggen
van Tangerine Dream, die in mijn bescheiden optiek steeds meer afgleed naar
een showorkest.
Klaus Schulze (1947-2022/drums, synthesizers, elektronica, gitaar) is
geboren in Berlijn. Beide ouders hebben iets met ‘kunst’, vader is
schrijver, moeder is balletdanseres. Begin jaren zestig ontdekt Schulze
zoals zoveel andere jongeren de beat-muziek en begint gitaar te spelen. Hij
volgt een opleiding klassiek-gitaar tijdens zijn middelbare schoolperiode.
Daarnaast speelt hij, net als zoveel anderen, de liedjes die hij om zich
heen hoort. Nadat het gezin verhuisd is naar Düsseldorf wordt Schulze
gitarist van Les Barons. Soms speelt hij ook basgitaar Voor zijn studie
Duits aan de universiteit keert Schulze terug naar Berlijn. Inmiddels is hij
overgestapt op drums, misschien wel omdat hij daar meer energie in kwijt
kan. Schulze drumt in een band genaamd Psy Free. Die groep bestaat uit Alex
Conti (gitaar) en Joachim Schumann (drums). Hun stijl? Psychedelische, vrije
muziek. Meestal een bak herrie met een maniakaal drummende Schulze. Hij
kreeg toen al gauw de naam van de “snelste drummer van Berlijn”. De band,
als je al van een vaste band kon spreken, speelde vooral in de Berlijnse
Zodiac Free Arts lab, of, korter, Zodiac Club. Het kunstlab was opgezet door
Hans-Joachim Roedelius, Dieter Moebius en Boris Schaak. Roedelius en Moebius
zouden we later leren kennen als (K-)Cluster, gevolgd door Harmonia (elders
op de LemonTree). De club bestond uit twee ruimtes, de een wit, de ander
zwart. Daar experimenteerde men er volop op los, niet alleen voor wat
betreft muziek. In Zodiac Arts Lab kwam iedereen die ‘iets’ met kunst,
muziek, dans, geluid, wat dan ook wilde. Zo ook Edgar Froese
(1944-2015/gitaar, synthesizers). Froese speelde in een groep, The Ones,
maar hij zocht naar iets anders, iets boeienders en experimentelers.
Natuurlijk liep hij Schulze tegen het lijf. Psy Free speelde op dat moment
in een in een bar genaamd “Zwiebelfish” (uienvis?). Froese hoorde Schulze’s
staccato drumspel en wist dat hij een metgezel gevonden had. De nieuwe band
ging door het leven als Tangerine Dream. Rondom het duo cirkelde musici als
Steve Jollife (saxen, fluit) en Happy Dieter (basgitaar). De groep speelde
vooral hard, veel en snel.
De jonge band werd gespot door Rolf-Ulrich Kaiser, uitgever en promotor.
Kaiser vroeg Tangerine Dream of men niet een tape kon maken met hun muziek.
Froese vroeg daarop een ander Arts Lab muzikant , Conrad Schnitzler
(1937-2011/cello, percussie) als derde man. Het trio, aangevuld met
gastmuzikanten Jimmy Jackson (orgel) en Thomas von Keyserling (fluit), nam,
bijna live, twee lange stukken muziek op. Daaroverheen werden wat geluiden,
soms achterstevoren gemixt, en daarmee was de tape klaar. Verder was het
niet heel serieus en ging ieder weer zo zijn eigen gangen. Vaste
groepssamenstellingen waren er nog niet echt. Schulze en Schnitzler speelde
bijvoorbeeld nog kort in een band genaamd Eruption. Ze deden dat in Zodiac
Arts Lab en soms sloten Manuel Gottsching (gitaar) en Hartmut Henke
(basgitaar) aan. Schnitzler vormde weer samen met Dieter Moebius en
Hans-Joachim Roedelius de groep Kluster (met een ‘K’). Schulze met
Gottsching en Henke vormden Ash Ra Tempel. In die samenstelling nam de band
het gelijknamige eerste album op (1971). Het album kent twee lange tracks:
‘Amboss’ en ‘Traummaschine’. Het album werd opgenomen door Conny Plank en
uitgebracht op het Ohr-label. Het album is het best samen te vatten als een
“trip into space” met veel geluiden gehuld in echo’s, lange )gitaar)solo’s.
Het had een behoorlijke invloed op tal van andere bands die zich in de
kosmos bewogen.
Tijdens een concert van Pink Floyd in Berlijn kwamen Schulze en Froese
elkaar weer tegen. Froese: “By the way, the tape that we recorded has now
been released as a record.” Het album was uitgebracht op Kaiser’s nieuwe
platenlabel ‘Ohr’. Daarmee was Schulze ‘plotseling’ deelnemer aan het eerste
officiële album van Tangerine Dream: ‘Electronic Meditation’ (1970). De
muziek is te omschrijven als een experiment, een mix van elektronica,
free-jazz en rock (lees dat verhaal elders op de LemonTree).
Schulze had inmiddels Ash Ra Tempel verlaten en was bezig met eigen –
solo - opnames. Thuis, met behulp van een cassetterecorder, een kapotte
versterker, een tweedehands orgel dat ‘aangepast’ was, zodat het niet meer
als een orgel klonk en wat andere instrumenten, zoals een oude gitaar, citer
en wat percussie. Spul dat er was. Meest bijzonder in zijn opnames was de
aanwezigheid van The Colloquium Music Orchestra. Hij vroeg of hij wat van
hun muziek mocht opnemen, ze konden spelen wat ze wilden, hij ging de muziek
toch achterstevoren gebruiken. De dirigent stelde daarop voor dan de
oefeningen vooraf/het warmspelen op te nemen en daar hoefde hij niets voor
te betalen. Schulze stelde zo drie stukken samen: ’Ebene’, Gewitter’ en
‘Exil Sils Maria’ en dat alles onder de noemer: “Quadrophonische Symphonie
für Orchester und E-Maschine”. Daar wilde hij wel een album van uitbrengen.
Kaiser bleek een handige jongen, want, “… omdat Schulze op de plaat van
Tangerine Dream meedeed”, zo liet hij weten, “zat Schulze daarmee
automatisch ook op het Ohr-label.” Schulze vond het – toen- best, iemand
anders had zijn muziek waarschijnlijk nooit als album willen uitbrengen.
‘Irrlicht’ (dwaallicht) is daarmee Schulze’s eerste album. Een nogal
zweverig album met lang aanhoudende tonen, soms ambient avant-la-lettre,
maar totaal meer à la Musique Concrète dan wat anders. Opvallend is de
afwezigheid van zijn drums, de aanwezige ‘ritmiek’ wordt gemaakt middels een
patroon van basnoten van het orgel. Sommige delen hebben die dan weer niet
en lijken daardoor in de ruimte te zweven.
Schulze zorgde zelf voor de afbeelding op de voorzijde, later kwam er een
aangepaste afbeelding met werk van Urs Amann. Die laatste is inmiddels de
‘standaard’ hoes geworden.
Ergens in deze periode verhuist Schulze naar een winkelpand in de
Schwäbische Strasse. Hij plakt alle ramen af met blauw plastic en richt
binnenin zowel zijn ‘studio’ als zijn leefruimte in. Die studio is een kamer
waarin al zijn instrumenten en de cassettedeck stonden. Die ruimte gebruikte
hij alleen in de namiddag en avond. Vanaf zes uur ’s ochtends tot in de
middag werkte Schulze als bezorger van telegrammen. Muziek leverde – toen –
nog niks op.
Van het geld dat hij verdiende kocht Schulze een Revox tapedeck en een
van de eerste, betaalbare synthesizers, de EMS VCS 3. Dat is een draagbare,
analoge synthesizer, bedacht door Peter Zinovieff, David Cockerell en
Tristram Cary en daarna gebouwd in Engeland door Electronic Music Studios.
Je kocht er toen een voor zo’n 300 Engelse Pond. Gong, Pink Floyd, Tangerine
Dream, The Who en Brian Eno onder anderen kochten zo’n hels apparaat. Het
gaf Schulze net wat meer geluidsmogelijkheden. Voor een nieuw album klopte
hij wederom aan bij The Colloquium Music Orchestra. Dit keer kreeg hij van
het orkest tapes opgenomen in de studio tijdens hun oefeningen. Dat
betekende een stuk betere kwaliteit dan Schulze’s eerdere opnames met zijn
cassetterecorder.
Schulze houdt van verhalen vertalen, muziekverhalen en maakt daarom lange
stukken muziek. Hij neemt de tijd om het verhaal te vertellen. Het gevolg is
dat op Schulze’s tweede album, een dubbel-lp, ‘Cyborg’(1973), vier lange
stukken staan: ‘Synphára’, ‘Conphära’, ‘Chromenengel’ en Neuronengesang’. De
titel komt van een boek van Frank Herbert, de schrijver die we vooral kennen
van diens ‘Dune’-epos.
Na het verschijnen schreef de pers uitgebreid over Schulze’s kosmische
muziek. Rolf-Ulrich Kaiser verkocht die van hem en Tangerine Dream op zijn
sublabel ‘Kosmische Musik’ zelfs als “Kosmische Kurriere”, maar dat schoot
Schulze in het verkeerde keelgat. “Sci-fi muziek, oké, maar kosmisch?” En
“Ik bezorg telegrammen, in die zin ben ik een koerier, maar kosmisch? Nee!”
Eerlijk gezegd had hij er wel een beetje zelf voor gezorgd, want op de
originele albumhoes werd het The Colloquium Music Orchestra niet bij naam
genoemd, maar betiteld als “Cosmic Orchestra”. Verdere uitleg hielp wellicht
ook nog een handje aan mee: “Cyborg, eine teils elektronische teils
organische Existenz, wartet in den Toren des akustischen Psychopharmakas auf
das Jarhtausend seiner Geburt!” Hoe dan ook, Schulze verliet Kaiser en
stapte over naar Brain.
‘Cyborg’ werd en wordt gezien als een moeilijk album; er is weinig houvast
aan structuren of ritmiek, de stukken zijn lang en je moet echt “in the
mood” zijn om de muziek te volgen. Dat in de stemming is er vooral een van
rust, want dat straalt deze muziek namelijk uit. Geen opgefokt gezweef of
far-out-trippy-music, nee, het is meer contemplatief. Als je goed luistert
hoor je zacht pulserende, repetitieve tonen als een voorloper van wat
Schulze later zou doen met sequencers. De blauwdruk zat hier al in zijn
hoofd.
De originele hoes is van Urs Amann. Later werd die vervangen door een meer
aardse foto van Schulze, dat maakte de originele intentie wellicht wat
duidelijker.
‘Blackdance’ (1974) wordt in Duitsland uitgebracht door Brain en in
Engeland door Virgin Records. Na het ‘binnenhalen’ van Tangerine Dream bij
Virgin was ook Schulze een mooie aanwinst, lees manier om geld te verdienen.
‘Blackdance’ kwam echter niet uit op het eigen Virgin-label, maar het
sublabel Caroline. Het betekende wel dat Schulze’s muziek nu in heel Europa
verkocht werd. PolyGram/Brain had die rechten ook, maar deed daar nauwelijks
iets mee. Want hoe verkoop je tenslotte deze muziek? ‘Blackdance’ werd
veelal gezien als Schulze’s vierde album, maar in de realiteit van de
tijdlijn is het toch echt zijn derde, het album vóór ‘Picture Music’ (1975).
Op ‘Blackdance’ staan drie tracks: ‘Ways of Changes’ en ‘Some Velvet
Phasing’ op lp-kant A, daarmee bijna 27 minuten muziek leverend. Op lp-kant
B staat het lange ‘Voices of Syn’. Opnieuw heeft Schulze iets betere
apparatuur, een nieuwe synthesizer en een Mellotron, maar ook een
twaalf-snarige, akoestische gitaar. Die is te horen op de eerste track,
samen met tabla’s. Schulze noemde het gebruik van gitaar en tabla later een
vergissing, “te folk-achtig”. Aan de andere kant bleek juist deze combinatie
voor veel luisteraars heel aantrekkelijk en een mooie kennismaking met
Schulze’s muziek. Bij ‘Voices of Syn’ vroeg Schulze operazanger Ernst Walter
Siemon iets te zingen. Schulze kende hem nog uit de periode van het opnemen
van de tape die uiteindelijk ‘Electronic Meditation’ werd. Siemon liep daar
toen ook rond en Schulze sprak met hem. Nu, enige tijd later, zocht hij hem
in een andere studio op met de vraag iets te zingen. Siemon zong een
‘collage’ van werk van onder anderen Verdi. Schulze bewerkte dat, net zoals
hij dat gedaan had met het orkest eerder.
‘Blackdance’, kreeg opnieuw een hoes van Amann, verkocht goed en zette
Schulze meer in de spotlights.
‘Picture Music’ (1975) is dus nu het echte vierde album. Opnieuw in een
hoes van Amann, maar er zijn ook twee variaties. De eerste is een
bloemachtig abstract werk met manspersoon van Jacques Wyrs, de ander is een
schilderij van een meisje dat steekt in de klei. Een en ander heeft te maken
met verschillende platenmaatschappijen in verschillende landen. Schulze zelf
had Amann gevraagd en die is dus gebleven. Het album telt twee, lange
tracks: ‘Totem’ en ‘Mental Door’. Schulze speelt de EMS VCS3, ARP Odyssey en
ARP 2600, naast zijn oude Farfisa-orgel én – heel bijzonder – drums. Het is
het enige album waarop hij dat doet. ‘Totem’ maakt gebruikt van een
vervormd, repeterend tabla-motief met daaroverheen allerlei synthetische
geluiden. De lange tonen vormen in zekere zin de ondergrond, de basis, voor
dit werk. Halverwege gaan we in de versnelling en wordt de muziek rijker aan
klangfarben. ‘Mental Door’ is in aanvang rustiger, wat ‘zweverig’, maar ook
hier komt halverwege een kentering met een heftig thema én – inderdaad –
drums. Een voorbode wat komen zou.
Achteraf had Schulze een kleine ’stunt’ uitgehaald. Bij het zoeken naar
nieuwe effectapparatuur was hij gestuit op een nieuwe phaser. Hij paste die
meteen toe op de ARP Odyssey. Wat bleek? Als je het album mono afspeelde,
toen kon dat nog, verdween het geluid van de ARP Odyssey helemaal, opgelost
in de ruimte. Het puzzelde hem enorm, totdat iemand die oplossing gaf: ‘Well
dude, you have precisely made a phase rotation of 90 degrees!” Het was
aanleiding voor een speciale vermelding op de eerste hoes: “With mono you
can listen to a special effect.” Wat dat was, werd wijselijk in het midden
gelaten…
Met ‘Timewind’ en ‘Moondawn’ komen we bij Schulze’s meest populaire
albums, albums die hem op de Europese muziekkaart zetten en de basis vormde
voor met nu de “Berlijnse School”, genoemd wordt.
‘Timewind’ (1975) met twee lange tracks, ‘Bayreuth Return’ en ‘Wahnfried
1883’, is Schulze’s ode aan Richard Wagner, vandaar de namen ook. Hij kreeg
het voor elkaar om de ongekende lengte van meer dan een half uur op één
lp-kant te krijgen. Dat was nog niet eerder vertoond. Hij nam de twee tracks
in zijn thuis-studio live op, zonder er achteraf iets mee te doen. Dat
betekende dat als er iets fout zou gaan hij opnieuw moest beginnen. Een
enerverende aanpak, maar Schulze was hier in zijn element. Voor het eerst
maakte hij gebruik van een eenvoudige sequencer, de Synthanorma. Een
sequencer is, simpel gezegd, een elektronisch gestuurd apparaat, waarmee je
motiefjes, sequencen herhaald kan afspelen. Snelheid en geluiden zijn te
manipuleren, maar ook kun je de sequenties tijdens het afspelen aanpassen.
De sequencer neemt op deze opname de ‘taak’ van de drummer over en vormt de
basis voor het andere geluidsspel. Naast de synthesizers die Schulze al had,
heeft hij nu ook een Elka String Ensemble, een apparaat waarmee je viool
(strings)-achtige klanken kan genereren. Let wel, al die apparaten zijn nog
in de beginfase en daardoor monofoon, dat wil zeggen één noot tegelijk
afspeelbaar. Polyfoon – meer noten tegelijk dus – zou pas later mogelijk
zijn. Met dit album probeerde Schulze tijdloze muziek te maken, vandaar de
naam ook. De muziek neemt je mee op een lange reis en dan speelt tijd geen
rol meer inderdaad. Het album begint met wind, zachte synthesizerklanken en
al heel snel valt de sequencer in. Na enige tijd verdwijnt de sequencer uit
het geluidsspectrum om met wat wind zachtjes weer terug te keren. ‘Wahnfried
1883’ is een stuk rustiger, sommige mensen vinden hier het begin van de “new
age”-muziek, maar daar wilde Schulze niets van weten.
De prachtige hoes is opnieuw van Amann. Dit album werd wereldwijd
uitgebracht door Virgin Records, behalve in Duitsland, daar werd het door
Brain verkocht. De verkopen werden aangewakkerd door twee zaken, het was
lange tijd Schulze’s enige album dat in Amerika op de markt te koop was én
het kreeg in Frankrijk de “Grand Prix du Disque”, uitgereikt door L’Académie
Charles Cros. Die prijs is te vergelijken met een Edison hier, of een Grammy
in Amerika. Schulze was er trots op. Bij de uitreiking stond hij zomaar
naast een andere winnaar, Olivier Messiaen. Messiaen is in de wereld van de
elektronische muziek een grootheid. Het gevolg van het winnen van de prijs
is dat het album in elke bibliotheek en school aanwezig moet zijn. Dat stuwt
de verkopen wel op. Met het geld kon Schulze zijn eerste Moog Synthesizer,
die grote, the big one, kopen en zijn volgend album in een echte studio
opnemen.
Het succes bracht hem ook aan de tournees, maar daarbij legde hij het accent
vooral op Europa. Schulze en zijn toenmalig manager/publicist Klaus D.
Mueller dachten dat het met de kwetsbare apparatuur en het wat ‘wilde’
publiek in Amerika beter was om deze ‘Europese’ muziek in Europa te houden.
Gekscherend spraken Tangerine Dream’s voorganger Edgar Froese en Schulze dan
ook af dan Amerika voor Tangerine Dream was en Europa voor Schulze.
Voor ‘Moondawn’ (1976) was er door de verkopen van ‘Timewind’ meer geld
en dat uitte zich in twee zaken: Schulze had dus de Big Moog synthesizer
gekocht én hij kon voor het eerst een album opnemen in een professionele
studio. The Big Moog is een synthesizer bestaande uit modulaire elementen,
kasten, die middels snoeren/patches aan elkaar gekoppeld kunnen worden. De
mogelijkheden zijn enorm, bovendien is er een sequencer ingebouwd.
Vanwege de Moog en de studio, Panne-Paulsen in Frankfurt, heeft ‘Moondanw’
een ‘big sound’. Er waren zelfs mensen die Schulze vroegen of hij het album
in Amerika had opgenomen. Bijzonder is dan wel weer dat hij op dit album een
drummer inzet. Schulze kende Harald Grosskopf (1949- /drums) al van de
periode bij Ohr, maar nu had Grosskopf Schulze benaderd; hij had ‘Picture
Music’ gehoord en het leek hem geweldig om op een album van Schulze drums te
spelen. Schulze stond altijd open voor dit soort verzoeken of zijpaadjes.
Grosskopf kwam naar de studio en bleek een goede, menselijke tegenspeler
voor de mechanische en onverbiddelijke sequencer. Grosskopf heeft een lichte
drumstijl, waarbij hij veel bekkens gebruikt. Die stijl past perfect bij de
ruimtelijke, sfeervolle muziek van Schulze. Grosskopf bleef dan ook nog tot
1980 drummer bij verschillende albums en concerten van Schulze.
“Moondawn’ werd, net als ‘Timewind’ in korte tijd opgenomen, één nachtelijke
sessie was genoeg. ‘Floating’ lijkt te beginnen met een gebed, Schulze neemt
de tijd het nummer op te bouwen en na een minuut of zes begint de sequencer,
samen met de drums van Grosskopf, te lopen. In het tweede deel geeft Schulze
een lange solo en bouwt het nummer toe naar een climax. Na 27 minuten wordt
de muziek langzaam weggedraaid. Lp-kant twee, ‘Mindphaser’ begint net als de
meeste kanten twee bij Schulze met heel rustige muziek. Halverwege is er een
flinke ommekeer met vooral orgel en drums en wordt de sequencer soms in
kleine thema’s aangezet. Schulze had inmiddels ontdekt dat de ‘violin’-knop
op het Farfisa-orgel meer klinkt als een vrouwenstem. Het geluid sprak hem
enorm aan en is dan ook regelmatig op zijn albums te horen.
Net als ‘Timewind’ was ‘Moondawn’ een hit in Frankrijk. ‘Floating’ blijkt
bij de Schulze-fans al jaren een van de meest populaire nummers, het komt
steevast in de fan-top5.
De hoes is dit keer niet van Amann, maar is een foto van de Italiaanse
concert-fotograaf Guido Harari. Er zijn verschillende hoezen in omloop, maar
de roodbruine met de ronde foto voorop is het meest gangbaar. Dit is ook het
album waarop Schulze ons laat weten dat hij met zijn muziek probeert “ein
liebes Wort zu sagen”. Dat lukte aardig goed, want ondanks alle machines is
de muziek van Schulze warm, menselijk.
Dat laatste hielp misschien wel bij zijn volgende album, de soundtrack
voor een pornofilm, ‘Body Love’ (1977). De nieuwe muziek van Schulze en
Tangerine Dream was niet aan dovemans oren gericht, filmregisseurs hadden al
snel door dat deze muziek ideaal was bij films. Zo werd Schulze benaderd
door Manfred Menz. Schulze maakte de muziek bij de film Barracuda (1978),
maar die soundtrack is nooit uitgebracht. De film was namelijk niet zo
popular: “muddled attempt at ecological horror” (allmovie) en “a cheap
cash-in, phony special effects, and lack of focus on the film's title
monsters” (Popcorn). Eigenlijk gewoon een B-film, a cheap monster movie.
Zappa had hem zeker geweldig gevonden.
De tweede poging was die voor de muziek van een film van Lasse Braun. Braun
bleek ‘Timewind’ en ‘Moondawn’ al gebruikt te hebben bij zijn “working
soundtrack”. Andere muziek bleek niet te werken en uiteindelijk vroeg Braun
of Schulze niet de muziek wilde maken. Schulze ging met toenmalig vriendin
Blanche naar Braun, bekeek de film en vond hem niet zo slecht. Er was weinig
dialoog, dus kon hij zich gewoon uitleven op de muziek. Braun: “Just give me
the music, one and a half hour worth and I’ll put the music to the movie.”
Schulze ging aan de slag en leverde een aantal tracks af. Drie daarvan kwam
terecht op ‘Body Love’ (1978): ‘Stardancer’, ‘Blanche’ en ‘P.T.O.’. De
muziek bleek sterker dan de film: “Probably the most HEARD adult film of all
time.” (IMDb). Of, zoals Schulze horde van liefhebbers: “I’ll go to the
cinema to watch a porn movie because I want to listen to Schulze’s music.”
Kortom: “Finally they had a really good excuse…” Sterker nog, bij sommige
bioscopen stond de naam ‘Klaus Schulze’ een stuk groter afgebeeld dan de
naam van de film. Wat niet iedereen wist, in Nederland deden we mee met de
film. Alles speelde zich af in kasteel Groeneveld, Baarn. Of de verhuurders
dat wisten?
Welbeschouwd is ’Body Love’ ‘gewoon’ een vervolg op de muziek waar Schulze
mee bezig was met opnieuw present drummer Harald Grosskopf. En, inderdaad,
de muziek is heel typisch Schulze met lange stukken, sfeervolle muziek,
subtiele drums, aangename sequenties en soms een pittig stuk met solo. Het
album verkocht uitstekend, misschien ook wel omdat bij de eerste versies wat
filmshots, ja, met bloot volk, op de wat goedkope aandoende hoes te zien
was. Later is een mooiere, meer gestileerde hoes ingezet, omdat die
filmbeelden te veel afleidde van de muziek. Overigens werd het album
uitgebracht door Metronome, omdat Schulze dan alweer weg was bij Virgin
Records.
Klaus Schulze was inmiddels op een heel ander pad. Na samenwerkingen met
The Far East Family Band en het GO-project, een samengestelde band van
gerenommeerde musici, had hij een contract getekend bij zijn favoriete
platenlabel: Island. Favoriet, omdat al zijn jeugdidolen op dat label zaten.
Helaas liep het allemaal niet lekker, Schulze’s Engelse manager verdiende
meer aan het contract dan Schulze en het kostte een vermogen om van de man
af te komen. Schulze’s eerste album voor Island bleek te abstract en dat
leidde tot een hoop onbegrip en gedoe. Jammer voor Island, maar desondanks
hebben ze wel een van de mooiste Schulze-albums op hun label staan: ‘Mirage’
(1977). Het album werd in Duitsland overigens uitgebracht door Brain.
‘Mirage’ heeft als ondertitel “Eine elektronische Winterlandschaft” en is
opgedragen aan Schulze’s oudere broer Hans Dieter die kort daarvoor
overleden was.
Tijdens de opnames was Hans Dieter al erg ziek en stervende, Schulze nam de
somberheid mee zijn muziek in. Dat geeft ‘Mirage’ met op de achtergrond de
naderende dood een winters, koud en compromisloos karakter. Het is een
verstild album, je voelt de winterse kou over een verstild landschap. Hier
geen drums, wel sequencers, betoverend als je er voor openstaat, tijdloos.
‘Mirage’ heeft twee lange tracks van elk bijna een half uur: ‘Velvet Voyage’
en ‘Crystal Lake’. In 2017 werd ter gelegenheid van de veertigste verjaardag
een speciale, geremasterde editie uitgebracht, niet met dozenvol, maar
eenvoudig, één cd.
Schulze had bij het opnemen van dit album inmiddels een uitgebreider
assortiment apparatuur, dat is te lezen in het boekje bij de cd.
‘Mirage’ verkocht opnieuw goed, het is een van de favoriete albums van veel
liefhebbers van Schulze’s muziek. Island vond het een moeilijk album, maar
stak veel moeite (lees geld) in een promotiecampagne. Zo was de presentatie
in het London Planetarium. Het typische, bolvormige gebouw leek ideaal voor
de winterreis. Schulze’s foto op de voorkant van het album bleek er een die
jarenlang meekon.
Echter, zoals gezegd, Island had moeite met het album en vroeg of Schulze
niet een album kon maken in de stijl van ‘Body Love’…
Dat kon. Schulze wilde geen gedoe met zijn favoriete label en stemde in
met de vraag. Hij nam het bijna letterlijk - zijn typische humor - en
leverde een ‘Body Love vol. 2’ af. Schulze maakte een andere mix van
‘Stardancer’ en noemde die ‘Stardancer II”. Met Grosskopf nam hij wat andere
tracks op: ’Nowhere- Now Here’ en ‘Moogetique’. Ze hadden beide niets met de
film te maken, het album had dus net zo goed ‘Moogetique’ kunnen heetten. De
hoes heeft ook al niets met de film te maken, al suggereren de naakte dames
in kunstlicht van wel. Maar die dames kwamen uit een heel andere fotoshoot.
De langste track ‘Nowhere – Now Here’ heeft een sterk pulserend ritme dat je
meteen het nummer intrekt. Na een tijd zet Schulze een Mini Moog-solo in,
zo’n solo die lijkt op een gitaarsolo in een stijl die tot zijn
signatuur-solo’s zou worden. Halverwege gaat hij in de versnelling en volgt
solo nummer twee. ‘Stardancer II’ kennen we, dit is een iets andere versie
dus. ‘Moogetique’ is opnieuw een meer, abstract, experimenteel werk en lijkt
in zekere zin meer op de aanpak op ‘Mirage’.
Na dit album hield het op bij Island Records en werden de albums alleen nog
uitgegeven door Brain (of afgeleide labels) maar dan wel breed en niet zoals
eerder alleen in Duitsland.
Schulze’s tiende album heet simpelweg ‘X’. Romeins voor tien. ‘X’ komt
uit in september 1978 en is een dubbel-lp. Het is het jaar waarin Punk
heerst, alle oude muziek op de helling gaat en iedereen even zijn of haar
muzikale pad kwijt is. Zo niet Schulze die gewoon doorgaat met de muziek die
hem aan het hart ligt. Bovendien had hij met zijn en Tangerine Dream’s
eerste albums al Punk gemaakt: “wij wisten toen ook niets en konden
nauwelijks onze instrumenten bespelen”. ‘X’ bestaat uit (dan) ouderwets
lange tracks, zo tegen het half uur met lange, uitgesponnen thema’s. Harald
Grosskopf is opnieuw van de partij, maar nu ook Wolfgang Tiepold (?/cello,
pseudoniem: Leon Ives), B. Dragic (vioolsolo) en een respectievelijk klein
(deel van het Orchester des Hessischen Rundfunks) en groot (orkest van
jonge, Belgische muzikanten onder leiding van Tiepold) strijkersensemble.
Dit keer hoefde Schulze geen genoegen te nemen met een tape van een
warming-up, zoals bij zijn eerste album.
Schulze tiende album is gewijd aan voor hem belangrijke/interessante mensen:
Friedrich Nietzsche (filosoof), Georg Trakl (dichter), Frank Herbert
(schrijver van o.a. Dune), Friedemann Bach (oudste zoon van Johann Sebastian
Bach), Ludwig II Von Bayern (Koning van Beieren en beschermheer van Wagner)
en Heinrich von Kleist (schrijver, dichter). De zes muzikale biografieën
voor ‘X’ dragen dan ook de namen van deze mensen. Op de lp duurt ‘Georg
Trakl’ slechts iets meer dan vijf minuten, op de cd-versies is de volledige
compositie (26:04 min.) opgenomen. Daarmee wordt die van Herbert het kortst
(10:51 min.) en is die van Von Kleist met bijna een half uur het langst.
Grosskopf is te horen op Nietzsche, Trakl, Herbert en Bach, Tiepold op Bach
en Von Kleist, het kleine ensemble op Von Bayern en het grote ensemble
alleen op de later toegevoegde bonustrack: ‘Objet d’Louis’. Die laatste is
een live-opname van Von Bayern, opgenomen en uitgezonden voor en door de
Belgische radio.
Met ‘X’ gaat Schulze verder op het door hem ingeslagen pad, maar verrijkt de
muziek met die van echte instrumenten, waardoor er een organisch geheel
ontstaat. Daarmee is hij zo ongeveer de enige en in ieder geval heel anders
dan zijn collage-synthetiseurs. Het geluid van een cello blijkt heel goed
bij dat van zijn synthesizers te passen en dat geldt zeker voor dat van de
strijkers. Voor mensen die Schulze volgden/volgen niets nieuws, want hij
gebruikte de strijkers al op zijn eerste twee albums. Alleen zijn ze hier
veel beter opgenomen en zijn de partijen van tevoren uitgeschreven. Schulze
kreeg daarbij hulp van Tiepold die naast cellospeler ook componist en
dirigent is.
Het dubbelalbum ging vergezeld van een fotoboek, met enkele partituren en
twee essays. een van Schulze en een van zijn publicist K.D. Mueller.
‘X’ blijkt, ondanks het roeien tegen de toenmalige tijdgeest in, in de loop
der jaren een populair album. Daarmee is duidelijk dat Schulze met zijn
muziek een eigen wereld gecreëerd heeft, een wereld waar modeverschijnselen
geen invloed op hebben.
Dat Schulze gek was op de boeken van Frank Herbert en met name ‘Dune’
werd al duidelijk bij ‘Cyborg’ en ‘X’. Het meerdelige epos was zo ongeveer
Schulze’s ‘bijbel’. Hij las de boeken meermaals en wilde er ‘iets’ meer mee.
Dat uitte zich in ‘Dune’ (1979).
Parallel aan het maken van een nieuw album had Schulze een eigen platenlabel
opgezet: ‘IC Records’. IC staat voor “Innovative communication”. Schulze
bracht daarop albums uit van gelijkgestemde geesten, waaronder Baffo Banfi,
Robert Schroeder en Vincent Crane. Onder zijn alter ego Richard Wahnfried
bracht hij er zelf een uit in samenwerking met Arthur Brown: ‘Time Actor’
(1979). Brown is natuurlijkbekend van diens Crazy World en de hit ‘Fire’
(1968). Op het podium had hij dan een helm op met een echte krans van vuur.
Brown bleek in het ‘echte leven’ een heel rustig iemand die nog nooit van
Schulze gehoord had, maar best met hem wilde optreden/een album maken. De
stem van Brown beviel Schulze goed, daarom vroeg hij hem ook op zijn nieuwe
album ‘Dune’. Schulze had een klein deel van een tekst geschreven en vroeg
aan Brown die op zijn manier voor te dragen. Die deed dat natuurlijk met
verve. Daarbij werd er volop geïmproviseerd en stukken tekst toegevoegd.
Voor ‘Dune’ was Wolfgang Tiepold wederom aanwezig, maar Grosskopf afwezig,
Schulze vond echte drums nu gedateerd en koos bewust voor de sequencer.
‘Dune’ heeft, bijna als vanouds, twee lange tracks: ‘Dune’ en ‘Shadows of
Ignorance’. Op de laatste is Brown te horen. ‘Dune’ klinkt als een sci-fi
nummers, niet van deze wereld, abstract en vooral een scala aan klangfarben.
Geen sequencer hier te horen. ‘Shadows of Ignorance’ is met de stem van
Brown totaal anders. Hier wel sequenties, ze klinken zelfs behoorlijk op de
voorgrond, cello-geluiden en de voordracht van Brown. De futuristische
hoesafbeelding is van Schulze zelf, het is een opname uit de science
fictionfilm Solaris met daarover heen naam en tekst geprojecteerd.
Het twaalfde album is een live-album. Het is tevens het laatste analoge
album voordat Schulze een compleet digitale periode ingaat (198-1994). Dat
deel van het verhaal komt in de (hopelijk nabije) toekomst.
Schulze trad vaak op, soms te vaak vond hij zelf. Concerten waren energie
vretend, omdat hij live nooit van tevoren wist wat hij ging spelen. Hier
geen dagelijkse herhaling van succesnummers, maar elke dag wat anders, wat
nieuws. Soms kwamen er bekende thema’s langs, dat wel, maar de uitwerking
kon totaal anders worden. Hij maakt het zichzelf niet altijd makkelijk en
daardoor kon een solo bijvoorbeeld helemaal uit de hand lopen of ontsporen.
Daarbij was het geluid, zeker in de beginjaren, live moeilijk te sturen,
viel regelmatig een machine uit of raakte ontstemd door
temperatuurswisselingen. Maar toch, hij deed het maar wel. In 1979 ging
Schulze met Tiepold en Brown in wisselende samenstellingen op tournee. Dat
was niet gemakkelijk, want Brown had zo zijn eigenaardigheden. Zo wilde hij
altijd kip eten voor een concert. Een keer genoot hij daar zo van dat hij
het hele concert vergat… Enkele opnames uit de tournee, Amsterdam en Parijs,
kwamen terecht op ‘...Live...’ (1980), net als een opname uit Berlijn
(1976). Schulze was, zoals gezegd, niet van live-albums. Maar na het horen
van gemaakte tapes op zijn tapedecks vond hij enkele opnames toch wel goed.
Dat resulteerde dus in zijn als eerste en enige aangekondigde live-album:
“This is my first and last live album, a survey. My music and I leave to
other directions.” Dat werd dus het digitale pad. Door de samenstelling
keert Harald Grosskopf even terug, hij speelt op het nummer uit 1976:
‘Sense’. Omdat vroeger maximaal een half uur per plaatkant geperst kon
worden kregen we dat half uur. Bij de cd-versies kwam het origineel, 51
minuten, op het album. Heerlijk. Beetje in stijl met het werk van ‘Body
Love’. Arthur Brown was aanwezig in Amsterdam, hem horen we op ’Dymagic’.
Tiepold horen we hier helaas niet, maar in zowel ‘Bellistique’ als ‘Heart’
valt genoeg te beleven. ‘Bellistique’ heeft meteen een aangenaam pittig
sequencerritme waaroverheen Schulze zijn solo’s plakt. ‘Heart’ begint
rustig, maar qua geluid, het klinkt wat harder, cleaner, krijgen we al een
voorproefje van wat er in de nabije toekomst komen zou met ‘Dig It’ (1980),
de dood van de analoge apparaten. De dubbel-lp ging vergezeld van een massa
foto’s in de beschermhoezen en als extra zat er een poster bij. Iedereen
blij.
Eind van de analoge periode, tenminste voor nu. Het live-album is daarmee
een mooi punt om het eerste deel van het verhaal af te sluiten. We kijken
terug op een periode waarbij Schulze alles zo ongeveer zelf moest uitvinden
en uitzoeken en van primitieve thuisopnames komt tot studio-opnames met een
prachtig vol geluid. Al doende vond hij zijn eigen weg, zijn eigen stem en
werd daarmee een grootheid op zijn gebied. Zonder Schulze geen Jean Michel
Jarre of wie dan ook op synthesizergebied, daarmee is hij zonder enige
twijfel inderdaad “the godfather of techno”. Schulze maakt vanaf het begin
gebruik van steeds geavanceerdere elektronica, maar hoe raar ook, zijn
muziek is ondanks dat menselijk en warm. Misschien door de sympathieke
persoon erachter? Hij schreef het zelf al: “Musik, das ist der Versuch
jemandem ein liebes wort zu sagen.”