If:
1970-1972 Vergeten weg |
||
---|---|---|
Ondanks de lovende woorden is if echter nauwelijks bekend, in tegenstelling tot de Amerikaanse collega’s van Blood, Sweat & Tears en Chicago waarmee if vaak vergeleken werd. If bestond voornamelijk uit jazzmuzikanten, maar wist een aardige portie rock uit hun instrumenten te halen. Jazz-rock dus, maar if was uiteindelijk meer jazz dan rock. Lees het verhaal van if, de band die begon als ‘if’, eindige met ‘IF’, maar als if alsnog de kern van de zaak was. 1969 is zo’n beetje hét jaar als het gaat om een ‘nieuwe’ stijl van muziek maken. Rock fuseert duidelijk met jazz, of andersom en er ontstaat een vibrerende muziekstijl gebaseerd op rock- en soulritmes en gelardeerd met lange, jazzy solo’s. Enkele bands voegen een blazersgroep toe, zoals Blood, Sweat & Tears en Chicago. Die blazersgroep bestaat in beide gevallen uit trompet, trombone en sax/fluit. Gecombineerd met orgel, gitaar, basgitaar, drums én zang geeft dat een vrij specifiek geluid. Ietsje anders klonken de groepen met alleen saxen/fluit/klarinet, de zogenaamde houtblaasinstrumenten. Ik denk daarbij aan The Mothers of Invention, Frank Zappa’s groep, aan Soft Machine en aan if. If bestaat uit zeven personen, met naast de ‘basis’ van orgel/piano, drums, gitaar, basgitaar en zang twee groepsleden die saxen/fluit spelen. Dat geeft een andere klankkleur en daarmee heeft If net iets heel eigens. If begon in 1969 met Richard Edwin ‘Dick’ Morrissey (1940-2000/ saxen, fluit) en Terry Smith (1943- /gitaar). Morrissey was een bekende in de Engelse jazz-scene. Hij werd gezien als een van de topmusici en stond bovenaan de Melody Maker Jazz Poll. Begonnen in The Climax Blues Band, maakte hij in 1961 als zijn eerste soloalbum: ‘It’s Morrissey Man!’. Al snel daarna reisde hij naar Calcutta om daar met pianist Harry South te spelen in ‘The Ashley Kozak Quartet’. Terug in Engeland begon hij een eigen jazzband met daarin de meegereisde South, Phil Bates (bas) en meesterdrummer Phil Seaman. De groep trad regelmatig op in hét Londense centrum voor de jazz: Ronnie Scott’s. Eind jaren zestig speelde Morrissey in de groep met een opvallende naam: J.J. Jackson’s Greatest Little Soul Band in the Land. Om maar eens een naam te verzinnen. De naam verklapt al wel om welke muziek het gaat. In de beste, kleinste groep spelen, naast andere musici, Terry Smith en Dave Quincy Smith begon met Tony Lee, maar werd al snel gevraagd door Scott Walker en begeleidde The Walker Brothers op hun tournees. Tussendoor was hij te vinden bij musici als Gordon Beck, Keeny Wheeler en Ray Warleigh. Smith won twee keer de Poll in Melody Maker als beste gitarist. Dave Quincy (1939- /tenor- en altsax). had dan al gespeeld met Jet Harris & the Jet Blacks, Chris Farlowe, Dave Greenslade en Manfred Mann. J.J. Jackson’s band had als manager/producer ene Lew Futterman. Die man had de oren open, want adviseerde Jackson zowel Morrissey als Smith voor zijn band te vragen. En, zoals dat gaat, bij de gesprekken tussen beide heren werd duidelijk dat ze iets anders zochten. Een uitdaging in muziek, iets spannends. Futterman, een bekende in jazzkringen, had in zijn koffer tapes van Chicago en Blood, Sweat & Tears. Hij liet de tapes horen en vroeg of dat niet een mogelijke richting was? Ja, dus. In eerste instantie dachten Morrissey en Smith een band op te zetten bestaande uit half rock- , half jazzmuzikanten. Maar na constant wisselen van bezetting werd dat plan overboord gezet en werden vrienden bekenden gevraagd. De eerste was de uit Jackson’s band bekende Quincy. Die, op zijn beurt, kende John William ‘J..W.’ Hodkinson (1942-2013/zang, ex-‘teenage idol’, alias Tony Allen). Hodkinson zong op dat moment in een band met daarin drummer Jimmy Nicol. Die laatste was de invaller van Beatle Ringo Starr als die eens verhinderd was. De andere bandleden kwamen uit de jazz-scene: John Mealing (1942- /orgel, elektrische piano, ex Ian Carr), Jim Richardson (1941- /basgitaar) en ‘jonkie’ Dennis Elliot (1950- /drums, ex-Shevelles en ex-Ferris Wheel). In de mode van de tijd kwam Futterman, die bijna vanzelfsprekend de manager werd, met de naam If. Quincy: "I remember one tour with Yes and If. Someone said it sounded like Egg and Chips!” Vaak ook werd de band aangekondigd als de ‘Ifs’. Hoe dan ook de groep mocht repeteren in een kroeg genaamd ‘The Pied Bull’. Eigenaar ‘Mad Phil’ was een voormalig ballroom-danser met nog steeds grootse plannen. Futterman, de man had connecties, bezorgde de groep meteen maar een contract bij Island Records. In Amerika zouden de platen uitgebracht worden door Capitol. In de lente van 1970 vonden de opnames plaats voor het eerste
album, simpelweg ‘If’ genoemd. CCS Advertising Associates
verzorgde de hoes. De zilveren hoes met de naam als metalen
elementen won met de prijs voor de mooiste hoes. Het album bevat
zeven tracks, waarvan drie geschreven door Quincy, één door
Hodkinson en één door Morrissey en de overblijvende twee door
Fishman/Marsala en Daryl Runswick. Het album opent met ‘I’m
Reaching Out on All Sides’ bijna folk-achtig met gitaar en zang,
maar al snel zet de rest van de band in en weten we waar we aan
toe zijn. De groep baseert hun muziek op een wisseling van
gecomponeerde/gearrangeerde delen, die aangevuld worden met
geïmproviseerde solo’s. Smith neemt de eerste. Soms is het of je
naar Soft Machine luistert, soms weer naar The Spencer Davis
Group, want zanger Hodkinson’s stem heeft wel iets weg van die van
Steve Winwood. ‘What Did I Say About the Box, Jack?’ is het
langste nummer. Het is instrumentaal, rustig met solo’s door
fluit, gitaar en tenorsax. Quincy: “The strange title comes from
an episode when the band were recording the song for their first
studio album. Lew Futterman's friend Jack McDuff was in the
control booth and they were having a heated discussion. Lew's
voice suddenly came over the PA saying: "What did I say about the
box, Jack?" Well, you work it out. ’What Can A Friend Say’ is
up-tempo met een vol blazersgeluid én soulfulle zang. De solo’s
zijn van sax en gitaar. In ‘Woman, Can You See (What This Thing is
All About’ duikt voor het eerste de sopraansax op, met meteen een
lange solo. ‘Raise the Level of Your Consious Mind’ klinkt na de
vele jazzinvloeden meer als een popsong met blazers en gitaar, is
meer gestructureerd en korter. Gezien het karkater is het
uitgebracht op single, maar dat leidde niet tot enige
hit-notering. Eigenlijk best vreemd, want als je dit hoort naast
werk van Blood, Sweat & Tears doet het er echt niet voor
onder. Maar ja, waarom wordt het ene liedje een succes en het
andere niet. Daar zijn hele boeken over, maar uiteindelijk weet
niemand het echt. ‘Dockland’ is wat introspectief met samenzang
van Hodkinson en Mealing en een mooie solo van Smith. De afsluiter
op de lp is ‘The Promised Land’. Lekker tempo, beetje soul (die
gitaar!) en een echte meezinger: “Come, come with me to the
Promised Land” Natuurlijk ook op single uitgebracht en helaas geen
knaller. Boney M. was dat met dezelfde tekst waarschijnlijk wel
gelukt… Misschien had dit nummer een iets te felle gitaar? De combinatie jazz, soul, rock werkte, zo leek het, prima. De
groep boekte successen en stond al snel in The Roundhouse. Daar
werden ze gespot door A&R-mannen (artist & Repertoire).
Gevolg was dat de groep naar Amerika werd gehaald, in limousines
werd vervoerd van vliegveld naar hotel en concertzaal. Het was
even schakelen tussen The Pied Bull, hun oefenkroeg, en dit ‘nieuw
leven’. De bandleden vonden het “great fun”, maar tegelijkertijd
ook dat het wel erg snel ging allemaal. If speelde in Amerika in
het voorprogramma van Traffic en kwam aldus in The
Whiskey-A-Go-Go. Tijdens de Amerikaanse tournee werd het eerste
album uitgebracht. ‘If’ kwam weliswaar terecht in de
Billboardlijst, maar niet op een opvallende plek. De tournee
bracht de groep naar Chicago, New York en andere plekken. Ze
stonden als voorprogramma voor nogal uiteenlopende gezelschappen,
van Miles Davis tot Black Sabbath, van Muddy Waters to Rod Stewart
en van Grand Funk Railroad tot Ten Years After. Met hun typische
bezetting en dito geluid viel If op. Altijd in goede zin, de groep
had iets te laten horen en het was vooral anders dan wat het
publiek doorgaans voor hun oren kreeg. Het vroeg ook wel iets van
de groep. De tachtig concerten eisen hun tol, vermoeidheid sloeg
toe, maar er moest ook geoefend worden, van alles en nog wat
geregeld en nog wel voor zeven mensen ook. De complexe muziek
vroeg om een strakke planning en opbouw van de show. Waar andere
groepen wegkwamen met spontane ‘jam-sessies’ of lang uitgerekte
nummers kon dat bij If niet. Daarbij maakte If nu niet bepaald
dansmuziek. Gelukkig was de sfeer onderling goed en werd er veel
gedeeld en gelachen, maar toch. Heimwee knaagde, want het grootste
deel van de band was getrouwd en had een thuis in Engeland. Ondanks alle drukte moet er dan ook nog een tweede album gemaakt
worden. Twee albums per jaar was nodig om voldoende te verdienen.
Door het drukke schema werd dat album niet thuis in Engeland, maar
in The Hit Factory, New York, opgenomen. Die studio stond goed
bekend en de Ifs waren gedreven er iets van te maken. Na ‘If2’ trok de groep opnieuw langs veel concertzalen met daarin enthousiast reagerend publiek, maar dat publiek kocht nou niet echt zoveel albums dat die in de hitlijsten kwamen. Desalniettemin ging If onverdroten door met als resultaat ‘If3’. ‘if3’ gaat verder op de weg van de twee voorgangers. Dit keer zijn er acht tracks. We beginnen meteen maar wiskundig met ‘Fibonacci’s Number’. Het is het langste nummer van het album en helemaal instrumentaal. Veel ‘twists and turns’ met fluit- en saxsolo. ‘Forgotten Roads’ is de meezinger van het album en opnieuw snap je niet dat dit geen hit geworden is. Alle ingrediënten zijn aanwezig. ‘Sweet January’ heeft iets ‘klassieks’, rustigs. Ik moest aan onze eigen band Kayak denken. In het nummer een fluit- en saxsolo. ‘Child of Storm’, het kortste stuk, is opnieuw up-tempo en heeft ook een saxsolo. ‘Far Beyond’ begint als een Broadway-voorstelling, compleet met koren en dan mag Smith voor het eerst aan de langere gang. ‘Seldom Seen Sam’ klinkt wat theatraal, vooral door het stemgebruik van Hodkinson. Het nummer wordt versierd met elektrische piano en gitaarklanken. ‘Upstairs’ is een wat heavy, slepend stuk met vol orgel en een tenorsaxsolo. “Here Comes Mr. Time’ tik, tik, tik, is, net als de tijd, behoorlijk afwisselend, Smith gooit er een pittige gitaarsolo in en Mealing een gemene orgelsolo. Mooi album opnieuw, maar succes, ho maar… Van het album komen twee, verschillende cd-reissues. Die op Repertoire (2007) geeft als extra’s twee single-versies van respectievelijk ‘Forgotten Roads’ en ‘Far Beyond’. Iets Interessanter qua keus misschien is de uitgave op Bodyheat (2006) met ook twee bonus-tracks. De een is een ruim acht minute lange studioversie van ‘What Did I Say About the Box, Jack?, de tweede is hetzelfde nummer, maar dan live, opgenomen tijdens de 1972-Europa-tournee. Dan duurt het nummer ruim twintig minuten. Overigens stond het al op een van de twee live-cd’s die uitgebracht zijn door Repertoire, maar daarover later meer. Met ‘íf4’ (1972) begint, achteraf bekeken, het afbrokkelproces.
Het is het laatste album in de originele bezetting, maar ook het
laatste voor Island. In Amerika was het helemaal een puzzel, daar
werd het album niet meer via Capitol uitgebracht, maar via
Metromedia Records. Die deed dat niet onder de naam ‘if4’, maar
als ‘Waterfall’ (1972) en dan ook nog met andere tracks. Even in
opsomming, op beide albums staan: ‘Sector 17’, Waterfall’, ‘The
Light Shines’ en ‘Throw Myself to the Wind’. Op ‘if4’ alleen staat
‘You in Your Small Corner’ en ‘Svenska Roma’. Op alleen
‘Waterfall’: ‘Paint Your Pictures’ en ‘Cast No Shadows’. If wordt dan bijna letterlijk ‘als’. Het succes blijft uit, de
hoopvolle single-releases doen niets, de groep zoekt naar een
richting die ze op willen. Europa is op dat moment meer ‘into’
jazz, Amerika meer voor de rock. Het management van Futterman, dat
nu in Amerika zit, rammelt en de groep, tenslotte toch een meer
jazz dan rock groep, wilde zich het liefst op Europa concentreren.
Het leidde tot discussies en onenigheden. Het resultaat? De groep
zou na een lange, Europese tournee alsnog naar Amerika gaan. De
band was er niet echt blij mee. Quincy: ‘In America it was all
down to rock and theatrical op. We didn’t fit into that scene.“ i n 2016 verschijnt ‘if5’. If wordt dan opnieuw geschreven met kleine letters. Het is een album van Quincy en Smith, aangevuld met andere musici, maar geen uit het oude verleden. Íf5’ is een meer jazzy album dat zelfs afsluit met een deel van John Coltrane’s ‘Love Supreme’. De naam is handig gekozen en het lijkt een vervolg op de groep van weleer, maar is dat eigenlijk en feitelijk niet. Het bleef lang stil rondom if/IF, maar in 1997 bracht Repertoire
Records ‘zomaar’ een live-album uit: ‘Europe ‘72’. We hebben het
dan over if, in de bezetting van de eerste vier albums. De diverse
nummers zijn opgenomen, inderdaad, tijdens de tournee door Europa
in 1972, maar ook live in de studio. Dat laatste klinkt dan als
restjes íf4’. Waar, in welke gelegenheid en welke datum wordt niet
gemeld. Fijn is dat de cd een fraai boekje heeft met een mooie
tekst over de korte historie van de groep. Vreemd is de foto op de
achterzijde waar maar vijf van de zeven bandleden te zien zijn, de
rest ligt zeker diep in het gras. Op de cd staan zeven tracks,
waaronder die heel lange versie van ‘What Did I Say About the Box,
Jack’. De versie die later als bonus op een van de twee
íf3’-cd-uitgaven zou verschijnen. Andere live-tracks zijn:
‘Waterfall’, ‘The Light Still Shines’, ‘Sector 17’, ‘Throw Myself
to the Wind’, I Couldn’t Write and Tell You’ en ‘Your City is
Falling’. Een tweede live-album, in glorieus mono, kwam in 2010: ‘Fibonacci’s Number: More Live’ en meer uit Europa 1972. “There can be no greater joy than discovering ‘new’ recordings by a much loved group that emerge like treasure trove, long after their demise.”, aldus de openingszin in het boekje bij de cd. Live ’72 betekent ook de oude, klassieke if. De tekst vertelt nogmaals het verhaal van deze bijzondere band. Op de cd staan zes live-stukken en twee bonus studio-stukken. Live: ‘Fibonacci’s Number’, ‘Seldom Seen Sam’, Your City is Falling’, ‘Forgotten Roads’, ‘Child of Storm’ en ‘I’m Reaching Out on all Sides’. De mono-studiotracks zijn single-versies van: ‘What Did I Say About the Box, Jack’ en ‘Forgotten Roads’. De eerste werd gebruikt als herkenningstune voor een BBC-programma, de tweede is de korte variant zonder drumsolo. Het is een mooie aanvulling op de eerste vier albums en maakt eigenlijk meteen duidelijk dat daar het zwaartepunt van if ligt. Met de kennis van de geschiedenis en van de muziek van if is het
vreemd dat die groep niet veel bekender/populairder is geworden.
In potentie leken alle ingrediënten aanwezig, maar helaas is het
grote publiek soms weerbarstig. Nu was de muziek van if ook niet
altijd even makkelijk en meezingbaar. Gezien de setting met
houtblazers, de lange solo’s, de vele maatwisselingen, zou ik de
groep eerder plaatsen richting de Canterbury Scene (Caravan, Soft
Machine, Gong, Hatfield & the North, etc.) dan richting hun
Amerikaanse equivalenten (Blood, Sweat & Tears, Chicago). Die
Amerikanen waren uiteindelijk toch iets toegankelijker en meer
rock dan jazz, bij if was er per saldo meer jazz. Uiteindelijk
maakt het niet uit, want wie de oren open heeft hoort bij if
uitstekende muziek. If’s muziek heeft anno nu echter het karakter
van een ‘vergeten weg’. Die mag wel een stuk begaanbaar gemaakt
worden! Dit artikel is alvast een (kleine) aanzet in die richting.
|
||
tekst: Paul Lemmens,
november 2021 afbeeldingen: © Island Records/United Artists Records/Repertoire Recordsriola/Hansa/BMG/Virgin |