![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
---|---|---|---|
![]() |
![]() |
![]() |
Genesis:
1969-1977 "I know what I like and I like what I know.. " |
||
---|---|---|
Genesis begon als ‘navolgers’ van The Moody Blues, maar creëerden een heel eigen muziekwereld. Daarbij kwam de band live soms over als een wat suffe, zittende groep met wat theater, maar dan wel gekruid met een typisch snufje Engelse humor. Begonnen als popgroep met ‘normale’ liedjes werd Genesis een ‘progressieve, symfonische rockband’, maar had na jaren megahits met toch weer die korte en simpele liedjes. Dan hebben we het over Genesis; vers 3. Dat boek laat ik liever dicht. Genesis’ eerste album werd vanwege de hoes in de bak ‘religieuze albums’ gezet. Het tweede album wordt nu vaak gezien als het eerste echte. Lees het verhaal van een groep die vaak negatief werd aangekeken vanwege hun ‘elitaire’ komaf, inclusief thee en scones. Je ouders doen je na de basisschool naar een privéschool, maar
ook daar wordt natuurlijk muziek gemaakt. Muziek is er voor alle
rangen en standen. Charterhouse, opgericht in 1611, lijkt
enigszins op Zweinstein, inclusief het gebouw met vele torens,
grasvelden, sportplekken. Er is zelfs een theater met 235
zitplaatsen. In die setting opereren twee bandjes met niet heel
dagelijkse namen: ‘The Garden Wall’, met daarin Peter Gabriel
(1950- /zang, dwarsfluit, keyboards) en Tony Banks (1950-
/keyboards) en ‘The Anon’ met daarin Michael ‘Mike’ Rutherford
(1950- /basgitaar, gitaar) en Anthony ‘Ant’ Phillips (1951-
/gitaar). Band ontmoet band en fuseren vervolgens tot ‘The New
Anon’. Niet iedereen blijft actief, in de nieuwe groep speelt het
genoemde viertal, aangevuld met Chris Stewart (1951- /drums). Het
vijftal wilde graag verder in de muziek en benaderde een
oud-Charterhouse leerling, Jonathan King (1944-
/zangers/songwriter). King had in 1965 een hit gehad met zijn lied
‘Everyone’s Gone to the Moon’. Als gevolg daarvan werd King
manager voor Decca Records. King werkte onder diverse schuilnamen
en had onder eigen naam in 1975 nog een hit met de door Johannes
Bouwens geschreven en in Nederland oh zo bekende ‘Una Paloma
Blanca’. Dank George (Baker, is dat). ‘The New Anon’ kwam King
tegen bij een reünie van ex-Charterhouseleerlingen. Hij bleek ook
een van Charterhouse, ook al had hij die niet afgemaakt. “Stuur
maar eens een demo”, zei hij tegen de groep. Natuurlijk deden ze
dat. King zag er wel iets in, maar dan moesten ze wel de naam
veranderen. Omdat ze nog in het begin van hun carrière stonden
bedacht hij de naam Genesis, dát werd inderdaad de nieuwe naam.
Als eerste werd een single uitgebracht: ‘The Silent Sun/That’s Me’
(1968). Een lief liedje, met veel violen, geheel volgens muzikale
omgeving van die tijd. Banks gaf later aan dat The Bee Gees een
grote invloed gehad hadden. De B-kant is minstens net zo
tijdgebonden, maar heeft dan wel even een korte gitaarsolo van
Phillips. De arrangementen voor beide nummers waren van Arthur
Greenslade. De hoes ‘From Genesis to Revelation’ (1969) werd in stijlvol
zwart uitgevoerd met alleen de titel op de voorzijde. Dat laatste
kwam doordat er in Amerika een groep met dezelfde naam rondliep en
King ‘hun’ naam niet wilde aanpassen. Geen bandnaam dus. Het
gevolg: in de meeste winkels werd het album in de bak ‘religieuze
platen’ gezet. Wat wil je ook met zo’n naam. Op zichzelf is die
bak nog niets eens zo vreemd. Het album handelt over de evolutie
van de mensheid, inclusief Bijbelse referenties. Maar, het beoogde
publiek liep niet echt warm voor deze schepping. Ondanks lovende
recensies werden er in den beginne slechts 650 verkocht. King zag
het een gemiste kans, hij vond het een sterk ondergewaardeerd
album. Dat is het zeker. In potentie is het latere geluid van
Genesis al helemaal aanwezig, net als de gitaar- en
keyboardpartijen en Gabriel’s extraverte zang. Tegelijkertijd is
het meteen zo dat duidelijk hoorbaar is dat er nog wel wat te doen
is om van het meer geijkte muziekstramien van deze tijd, waar de
meeste songs toch wel in vallen, los te komen. Niet elke schepping
is meteen goed tenslotte. Al snel werd duidelijk dat Gabriel en Banks verder wilde gaan met Genesis. Dat gold ook voor de andere drie. Ze oefenden in het huis van Richard McPhail, de oude zanger van The Anon. Hij werd in plaats van zanger road-manager bij Genesis. De groep nam enkele nieuwe songs op, maar geen enkele platenmaatschappij bleek geïnteresseerd. Wel was men inmiddels overtuigd van het idee alleen nog eigen nummers op te nemen. Het eerste concert was tijdens… een kinderfeestje (!). Je moet tenslotte ergens beginnen. Silver koos voor wat meer zekerheid en vertrok naar Amerika om daar te gaan studeren. Zijn vervanger werd John Mayhew (1947-2009/drums). Genesis trok zich terug in een boerderij van de ouders van een van hun oude Charterterhouse maatjes. Ze schreven songs en verzamelden ideeën, daarna leerden ze hoe ze die moesten spelen. Gedurende de winter werd er dagelijks keihard gewerkt om muzikaal vaardiger te worden en zo het nieuwe werk te kunnen spelen. Het waren vooral langere stukken, stukken met een verhaal, veel afwisseling in klank, tempo. Enter: de wereld van de wat toen ‘symfonische muziek’ genoemd werd; muziek afgeleid van klassieke muziek en met vaardigheid en kennis gespeeld. De werken werden zorgvuldig opgebouwd van rustig naar wild met soms een enorme, eruptieve climax. Vooral bij een stuk als ‘The Knife’ werkte het goed. Maar dan moet je het nog wel kunnen overbrengen. Na de winter volgde een kleine reeks concerten, waaronder een vaste afspraak op dinsdagavonden in, nota bene, Ronnie Scott’s fameuze Jazz Club. Daar kwamen ze nauwelijks boven het rumoerige publiek uit. Een goede leerschool. Hun muziek moest harder, maar, zo vonden de aanwezigen, het mocht ook wat pittiger. Harder was lastig, want ze hadden niet eens geld om nieuwe gitaarsnaren te kopen. Een zoektocht naar een nieuwe platenmaatschappij had ook nog weinig opgeleverd. De muziekmaatjes van Rare Bird adviseerden eens contact op te nemen met John Anthony, de A&R (Artists & Repertoire)-man van het net opgezette (Famous) Charisma label. Anthony kwam, luisterde en vroeg vervolgens Charismabaas Tony Stratton-Smith mee naar het volgende concert. Stratton-Smith: "Their potential was immediately apparent ... the material was good and their performance was good ... It was a long shot, because they needed time to find their strength ... but I was prepared to make that commitment". Genesis had een nieuw onderdak gevonden. Het eerste album voor Charisma is ‘Trespass’ (1970). Duidelijk is
meteen dat de stukken langer zijn, en de klank anders is. De
twaalfsnarige gitaren van Phillips en Rutherford staan meer in het
audiobeeld, net als het – nieuwe – orgel van Banks. Ook al hangt
de muziek vanwege die akoestische elementen soms richting folk,
het is zeker géén folk. In ieder geval was het anders dan de
muziek die op dat moment gemaakt werd. King Crimson was ook bezig
in die richting, net als Yes, maar elke groep klonk toch weer
anders. Ook al was de muziek was goed ingestudeerd, de opnames
liepen minder vlot dan verwacht. Mayhew, een persoon met een heel
andere, sociale achtergrond, was een stuk ouder en voelde zich
niet helemaal thuis bij het ‘elitaire’ viertal, hij werd er zelfs
onzeker van. Het kostte dan ook enige moeite zijn partijen goed
uitgevoerd te krijgen. Voor die hoes was Paul Whitehead gevraagd. Hij had de muziek gehoord en een landschappelijke afbeelding afgebeeld met daarin iets van een Middeleeuwse sfeer met kastelen, een heer met jonkvrouw en een kleine cupido achter het gordijn. Mooie hoes, maar met de toevoeging van het wat wildere nummer paste de afbeelding niet helemaal meer. Whitehead bedacht een rigoureuze oplossing door zijn afbeelding met een mes door te snijden en het mes op de achterkant van de hoes als foto af te beelden. “Prachtig!”, vond iedereen. Het was net dát kleine extra om de hoes en daarmee het album interessant te maken. In de boerderij was heel wat werk verzet, er bleef dan ook van alles ongebruikt voor het album. Een reeks songs die ze voor een BBC-Nightride programma gespeeld hadden: ‘Shepherd’, ‘Pacidy’ en ‘Let Us Know Make Love’ haalden het album niet. Die nummers doken later ook op de ‘Archive’-box (2005). Het leidde zelfs tot enige speculaties over een ‘lost album’. Dat ging zelfs zo ver dat iemand het verloren album samenstelde met resttracks: ‘Shepherd’. Om de gekkigheid compleet te maken werd het door sommigen zelfs als bootleg uitgebracht: “The Lost Album’. Net als met de voorganger liep het niet echt met ‘Trespass’, maar met meer dan zesduizend verkochte exemplaren verkocht het al beter dan hun eerste openbaring. Onze zuiderburen hadden de oren al meteen goed open, ‘Trespass’ kwam daar op nummer één (!) in de albumlijst. Awel zunne! In stijl met het eerste album werd Genesis’ toekomst opnieuw onzeker. Phillips had aangekondigd te willen opstappen. Hij gaf aan dat er door de diverse tournees te weinig tijd was om complexere werken te schrijven, maar ook dat er teveel componisten in de groep zaten en zijn werk niet altijd goed naar voren kwam. Dat was al genoeg, maar ook zijn gezondheid speelde een rol, Phillips had flink last van bronchitis en dat hinderde hem enorm. Hij wilde, moest bijna, de zaken in zijn eigen tempo doen. Dat deed hij voortaan, met als gevolg een inmiddels aardige reeks albums op zijn naam. Omdat het met Mayhew ook live niet lekker liep werd gezocht naar
een nieuwe drummer die niet alleen qua drumstijl beter zou passen,
maar vooral sociaal. ‘We’re not a group that goes out smashing up
hotel rooms, Rolls Royces and TV sets. For gigs, we used to travel
around with a picnic basket of hard boiled eggs, pots of tea and
scones.” Met een nieuwe, stabiele samenstelling vindt Stratton-Smith het tijd om zijn bands van het Charisma-label meer te promoten en organiseert een tournee met Lindesfarne, Van Der Graaf Generator en Genesis, waarbij de bands om de beurt de ‘hoofdact’ zijn. Door de strakke planning een vreselijke tournee om te doen, maar leerzaam voor de musici onderling. Nieuwe samenstelling, nieuw album. ‘Nursery Cryme’ (1971) is het
derde album van Genesis, het eerste wat de sound van de groep het
best laat horen. Hackett speelt natuurlijk heel anders gitaar dan
zijn voorganger, meer op de voorgrond, Rutherford heeft wat meer
speelruimte gekregen en Banks is helemaal weg van de Mellotron.
Hij heeft er, op advies en aandringen van Hackett die
vooruitstrevend op zoek was naar nieuwe klanken, een overgenomen
van King Crimson en leeft zich daar behoorlijk op uit. ‘The
Musical Box’ laat dat meteen in alle glorie horen. Met ruim tien
minuten is dit het langste nummer van het album. Het zou voor
lange tijd het populairste blijken bij de concertgangers,
overigens net als ‘The Return of the Giant Hogweed’. Met Collins
in de band had de groep niet alleen een nieuwe drummer, maar ook
een zanger erbij. Zijn stem is te horen op ‘For Absent Friends’.
In 1971 kon nog niemand vermoeden dat hij later dé zanger van de
band zou worden. ‘Nursery Cryme’ was niet heel populair, het album haalde geen enkele hitlijst. Met terugwerkende kracht kwam het, na het succes van de opvolgers, in 1974 alsnog op een 39e plek in de Engelse albumlijst. Het werd populair in Italië, daar kwam het album tot een 4e plek. In België waar de groep al behoorlijk wat fans had werd Genesis gevraagd voor een tv-optreden van een half uur. Dat het album niet goed verkocht was – volgens de band – te wijten aan het feit dat Charisma druk was met vooral Lindesfarne’s album. “Jammer, want ‘The Musical Box’ had net zo populair kunnen worden als Led Zeppelin’s ‘Stairway to Heaven’”, zo vond men. Nou denk ik dat dát wel meevalt, maar het is goed als je zo’n enthousiasme tentoonspreidt, toch? Moedig voorwaarts dan ook. Het Italiaanse publiek was massaal toegestroomd voor de concerten daar. Dat was een opsteker. Met vier, voornamelijk zittend, spelende muzikanten krijgt de staande de voorman logischerwijs wat meer aandacht. Gabriel bediende zich live van een enkele basdrum, waar hij te pas en te onpas het pedaal van bediende. Op de achtergrond was licht en waren er wat dia’s; Hackett zag er met zijn donkere bril en baardmarkant uit, maar hij was druk met zijn spel. Dat was het dan wel. Er moest méér gebeuren. In mei stond Gabriel plotseling op het podium met een flinke laag witte schmink, donkere ogen en een in driehoek teruggeschoren haargrens. Gabriel; ‘I think showmanship is justifiable if it adds drama and doesn’t swamp the music.” De band, lees Gabriel, kreeg er nogal wat aandacht door in de pers. En aandacht betekent natuurlijk dat er meer mensen komen. Maar de diverse, lange tournees schrokken Hackett nogal af en hij dacht er zelfs over de groep te verlaten. Gelukkig gebeurde dat – nog – niet. In de zomer wordt in een dan leegstaande dansschool gerepeteerd
voor toch weer een nieuw album. In augustus zit de band weer in de
studio, maar het vlot niet zo goed meer met producer Anthony. Hij
wordt vervangen door technicus Dave Hitchcock. Tijdens de
repetities wordt er veel gespeeld, oud werk, nog uit de tijd met
Phillips dat uiteindelijk niet uitgebracht wordt, een stuk muziek
dat later opduikt op Hackett’s eerste soloalbum en de basis van
’Firth of Fifth’ dat pas op het album na dit zou komen te staan.
‘Foxtrot’ (1972) heet het nieuwe album, de naam komt niet terug in
de diverse tracks erop. Meest in het oor springend is het 23
minuten lange ’Supper’s Ready’ op lp-kant B. Het wordt
voorafgegaan door een kort instrumentaal gitaarwerkje. Daarmee
zijn beide lp-kanten met rond vijfentwintig minuten elk goed
gevuld. De openingstrack ‘Watcher of the Skies’ begint met
Mellotronklanken. De titel komt van schrijver John Keats, de tekst
van Banks en Rutherford. Zij vroegen zich af hoe een alien de
aarde zou zien als er geen mensen meer zouden leven. ‘Get ‘Em Out
by Friday’ is een volgens Gabriel “comic opera” die gaat over
huurders die voor vrijdag hun huis uit moeten. Gabriel gebruikt
allerlei stemmetjes om in het stuk de diverse karakters te duiden.
‘Supper’s Ready’ is opgebouwd uit zeven onderdelen en gaat over
het aloude thema goed versus slecht. De tijd én de band waren rijp
voor lange tracks, het werd dan ook een succes. Bij de tournees verraste Gabriel zelfs zijn eigen bandleden door zich tijdens het pauzestuk in ‘The Musical Box’ even terug te trekken en vervolgens op te komen in een rode jurk en een vossenhoofd als masker. Ze konden nog net doorspelen. Het was het begin van vele verkleedpartijen en een Gabriel die steeds vaker de theatrale kant opzocht. Het was ook het begin van nogal wat artikelen in de pers met als gevolg een verdubbeling van het aantal concerten. Om even op adem te komen en nieuw werk te kunnen schrijven werd
een beproefd recept gebruikt: een live-album. ‘Genesis Live’
(1973) is een album samengesteld uit diverse opnames, dus niet één
bepaald concert. Het aantrekkelijke was de prijs, het werd als
‘midprice’ of ‘budget price’ verkocht en trok daarmee veel kopers
over de streep: 9e in Engeland en 105 in Amerika. Er is een
test-persing in omloop gebracht met een live-versie van ‘Supper’s
Ready’, het lange stuk, maar die heeft het uiteindelijk album niet
gehaald. De track is wel te vinden in de box ‘Genesis Archive
1967-75’ (1998). Het zijn vooral live-successongs die we wel op
staan: ‘Watcher of the Skies’; ‘Get’ Em Out by Friday’; ‘The
Return of the Giant Hogweed’; ‘The Musical Box’ en ‘The Knife’. Lang voor de Brexit kwam Genesis met het album ‘Selling England
by the Pound’ (1973). Een van de populairste van de fans en de
favoriet van Hackett. De groep was nog steeds ‘stabiel’ ook al had
Collins een uitstapje gemaakt met een andere Banks (geen familie),
namelijk Peter Banks, voormalig gitarist van hun collegaband Yes.
Collins was fan van de muziek van jazzrockgroep The Mahavishnu
Orchestra’. Wat daar op drums (en dat niet alleen) gebeurde voerde
hij tot op zekere hoogte door in Genesis en later nog meer in zijn
‘hobby-jazzrockband’ Brand X. Die laatste groep gebruikte hij als
‘uitlaatklep’ als Genesis even een rustperiode had. Na de ‘teleurstelling’ in de hoes voor ‘Foxtrot’ werd iemand anders gezocht voor het hoesontwerp. Ada ‘Betty’ Swanwick was kunstenares, schrijfster en docente. Ze had vanaf de jaren dertig tot begin jaren vijftig menig poster ontworpen voor London Transport, de overkoepelende organisatie van het openbaar vervoer. Haar stijl beviel de band, dus vroegen ze haar om de hoes te schilderen. Helaas had ze geen tijd, maar nog wel een kant-en-klaar werk liggen. Op speciaal verzoek schilderde ze er de grasmachine in. Het is een verwijzing naar de grasmachine in de track ‘I Know What I Like (In Your Wardrobe)’: “Me, I'm just a lawnmower, you can tell me by the way I walk… “ ‘Selling England by the Pound’ kwam tot een derde plek in de
Engelse albumlijst; 70e in Amerika. In Italië kwam het album tot
drie en in Australië tot de 52e plek. De bijbehorende single 'I
Know What I Like (In Your Wardrobe)/Twilight Alehouse' (1973) kwam
tot een 21e plek in de singlelijst. Een optreden voor BBC’s
populiare tv-programma ‘Top of the Pops’ werd afgewezen, omdat dat
niet bij hun ‘image’ paste… Het was ook lastig. Gabriel vloog bij
de laatste optredens als een Peter Pan aan draden door de lucht.
Dat kan bij een ‘plat’ programma als Top of the Pops natuurlijk
niet. Het idee van een conceptalbum of een album met een meeslepend
epos is niet nieuw. Genesis kwam met het verhaal rondom Rael.
Gabriel: “The Lamb is a hymn to the integral innocence of the
human spirit meeting the bacon slicer of a corruptive society.”
Juist! In het kort: Rael woont in New York en is een
Amerikaans/Puerto- Ricaanse tiener die allerlei avonturen beleefd
op de grens van realisme en fictie. Rael ontdekt zijn vrouwelijke
kant, maar tegelijkertijd is het het verhaal van mythologie,
seksualiteit, overleving en sterven. Of Real aan het eind echt
sterft wordt in het midden gelaten. Feit is dat er op de dubbel-lp
nogal wat gebeurt. Het verhaal is op de binnenhoes geschreven, de
teksten van de songs bijgevoegd. Ondanks dat is het lastig het
verhaal te volgen en naarmate het album vordert zakt zowel het
verhaal, als e muziek – vind ik - wat in. Of dat komt door de
spanningen in de studio wordt in het midden gelaten. Feit is dat
Gabriel niet alleen druk was met zowel schrijven van teksten voor
regisseur Friedkin, als voor dit nieuwe project van Genesis, maar
ook zijn eerste kind verwachtte. Genesis kreeg daarbij het minste
aandacht. Weliswaar schreef Gabriel alle teksten, maar de muziek
liet hij over aan de anderen. Dat was nieuw en veroorzaakte een
soort splitsing in de band. De bevalling van Gabriel’s vrouw
verliep zwaar en gedurende de nasleep was Gabriel dan ook vaak
weg. Zowel Rutherford als Banks lieten later weten “horribly
unsupportive” richting Gabriel geweest te zijn. Maar het was al te
laat, het gedoe zette iedereen aan het denken. Uiteindelijk werd
de samenwerking met Friedkin niets en kon Gabriel zich focussen op
‘The Lamb Lies Down on Broadway’, zoals het nieuwe album genoemd
werd. Hij had echter al wel bedacht dat dit zijn laatst album met
de groep zou zijn. Niemand wist daar nog van, maar hij had zijn
besluit genomen. Overdag nam de band muziek op, later voegde
Gabriel er zijn stem aan toe. Soms liep dat anders dan verwacht en
klonk op instrumentaal bedoelde stukken plotseling tekst.
Uiteindelijk kwam het geheel toch tot een goed en bevredigend
eind. Brian Eno die in de studio ernaast bezig was met zijn album
‘Taking Tiger Mountain by Strategy’ werd gevraagd om her en der
wat synthesizer-stukken te spelen. In ruil speelde Collins mee op
Eno’s album. Eno’s bijdragen zijn aardig, maar hadden niet per sé
gehoeven denk ik. Ik twijfel na jaren nog steeds of zijn bijdrage
nu iets wezenlijks toevoegt. Niet dat ik tegen Eno ben,
integendeel, zijn albums, juist ná ‘Talking Tiger’ zijn erg
interessant. Ook Banks had – terecht – zo zijn twijfels. ‘The Lamb Lies Down on Broadway’ werd uitgebracht op 18 november 1974. De reacties waren verdeeld. Sommigen vonden het verhaal te lang, of te ingewikkeld. Over het algemeen vond men de muziek uitstekend. Ook het publiek had wat moeite met het album. In thuisland Engeland kwam het dit keer maar tot een tiende plek en Italië tot een veertiende en in Canada tot een vijftiende. Maar zo door de jaren heen werd het album steeds meer gewaardeerd. Uiteindelijk werd het in Canada, Frankrijk, Engeland én Amerika een gouden album, toch niet slecht. Na het album volgde een lange tournee. De tournee begon onder een slecht gesternte, want kort voor de start viel Hackett met zijn hand in een wijnglas. De hand moest gehecht en Hackett kon even niet spelen. Een vervanger regelen voor zo’n project was niet te doen, dus de shows werden uitgesteld. Dat kostte geld. Maar dat was niet het enige. Bij de shows werd gebruikt gemaakt van drie grote projectieschermen, acht projectoren, 1450 dia’s, een flink uitgebreid drumstel, nieuwe instrumenten als dubbel-hals-gitaren en -basgitaren én een reeks kostuums voor Gabriel. Een technisch complexe show die niet altijd vlekkeloos verliep. Het werk werd in zijn geheel gespeeld, niet altijd tot genoegen van de fans in de zaal die graag ‘The Musical Box’, bijvoorbeeld, wilden horen. Die kregen ze dan soms in de toegift, de andere toegift was ‘Watcher of the Skies’. Helaas zagen de heren, meestal die, alleen het spel van Gabriel en niet dat van de rest. Hij werd bedankt. Dat gaf scheve gezichten. Tegen het eind van de tournee liet Gabriel zijn bandmaten weten na de tournee uit de band te stappen. Het werd lang strikt geheim gehouden, ook om het viertal de kans te geven stappen te ondernemen om zonder hem verder te gaan. Nadat alles geregeld was plaatste Gabriel een artikel, “Out , Angels Out”, in diverse muziektijdschriften met de mededeling dat hij teleurgesteld was in de muziekindustrie en graag thuis wilde zijn, bij zijn vrouw en kind. Banks vertelde later dat Gabriel te ‘groot’ werd, niet alleen voor de groep, maar voor zichzelf. Hij had rust en afstand nodig. Dat hij ging was voor iedereen een goede stap en eigenlijk een opluchting. Gabriel begon een succesvolle solocarrière, Genesis ging als viertal verder met Collins als nieuwe zanger. Een verwachte live-uitvoering van ‘The Lamb Lies Down on Broadway’ kwam er niet totdat in 1998 de al eerder genoemde box ‘Genesis Archive 1967-75’ werd uitgebracht. Op de eerste twee cd’s is het hele werk te horen, opgenomen in the Shrine Auditorium, Los Angeles. Het overgrote deel is zoals het was, maar zowel Hackett als Gabriel hebben in hun partijen wat toegevoegd. In 2007 verscheen een speciale editie in Super Audio en 5.1 Surround mix met daarbij op de extra dvd een scala aan foto’s uit de show. Hackett die door het vertrek van Gabriel begon te twijfelen aan het voortbestaan van Genesis begon voorzichtig aan een eerste eigen album, ‘Voyage of the Acolyte’ (1975), maar na een vergadering werd besloten alsnog door te gaan. De optie van Collins om alleen instrumentaal, beetje à la Brand X, te gaan spelen haalde het niet. Er werd wel gezocht naar een goede zanger, maar niet gevonden. Uiteindelijk besloot Collins zelf maar te zingen. Dat beviel iedereen. Probleem opgelost. Collins: "My real worry was actually what to say to the audience, because Peter had always had this offbeat charisma that gave the band a strange aura. I was much more friendly and approachable ... I spent more time ... worrying about what to say between songs than I did about what I was going to do once the songs started." (citaat: Wikipedia). Ik was benieuwd, de voorzanger weg, wat zou het worden? Het werd wat. ‘A Trick of a Tail’ (1976) vind ik verrassend goed en opvallend sterk qua klank. Het geluid klonk vol, dat kende ik nog niet van Genesis en dat Collins zong viel niet eens heel erg op, soms leek het zelfs op dat van Gabriel. In een song als ‘Robbery, Assault and Battery’ laat hij net als Gabriel verschillende stemmetjes horen. Gabriel laatste kwam zelfs luisteren bij de opnames en zag dat het goed was. Wij zagen en hoorden het ook, net als de meeste recensenten. Voor het eerst komt een Genesis-album in ons land in de lp-lijst voor en wel op een zevende plek; in Engeland wordt het album derde en in Nieuw Zeeland vierde. Uiteindelijk wordt het goud in Engeland en Amerika. De samenwerking met Hipgnosis was goed bevallen, want de hoes van
‘A Trick of a Tail’ werd opnieuw door de heren verzorgd. Een niet
eens heel typische Hipgnosis hoes, want daar staat de
‘afwezigheid’ vaak centraal. Voorganger en -zanger zijn én tegelijkertijd drummen is best lastig, daarom werd besloten voor de op het album volgende tournee een drummer in te huren. Dat werd tot ieders verrassing de ex-drummer van Yes en King Crimson: Bill Bruford. Collins, die altijd al een flinke dosis humor over zijn bandmaten uitstrooide, deed dat nu over het publiek. Dat vond het prachtig. De tournee was dan ook uiterst succesvol. Van twee shows, die in Glasgow en Stafford, werd een film gemaakt: ’Genesis in Concert’. Winden en woeste hoogtes, het klinkt als het boek van Emily
Bronte en het zag er ook zo uit. De sombere, grijze hoes van ‘Wind
& Wuthering’ (1976) deed al iets vermoeden en na luisteren
wist ik het ook, het gaat niet goed met Genesis. Meestal heb ik
ergens in de carrière van een groep een afhaakplaat, zo noem ik
dat dan maar. Het is een album dat tegenvalt en waarvan je weet
dat wat er nog gaat volgen niet meer het niveau van eerder haalt.
Dat gebeurde hier, bij Yes had ik dat bijvoorbeeld na ‘Relayer’.
Helaas en dat ondanks alle zorgvuldige aandacht én zelfs opgenomen
in Hilvarenbeek. Dat laatste bleek een simpele geldkwestie. Bij
opnames in een ander land hield de groep zelf meer geld over. Toch kwam er nog een ‘truc van de staart’. De band ging op tournee, Bruford werd opnieuw gevraagd, maar die was met andere dingen bezig. Collins was op dat moment nogal onder indruk – wie niet? - van het album ‘Roxy & Elsewhere’ van Frank Zappa en met name de bijdrage van drummer Chester Thompson: "It floored me completely ... I had never met him. I rang him up and said, 'Hi Chester, I've heard your stuff, would you like to play with Genesis?' ... He didn't even audition!" Met Thompson begon de grootste en meest omvangrijke tournee van Genesis tot dan. Het verslag van de tournee is te vinden op ‘Seconds Out’ (1977),
een dubbel-live-lp. De foto op de hoes trok me als eerste over de
streep, de tracklijst daarna. Het is -gelukkig vond ik - veelal
ouder werk en zelfs een complete versie van ‘Supper’s Ready’. Van
het jongste album was slechts één track, ‘Afterglow’ opgenomen.
Ook bijzonder toch? Het klonk ook nog eens beter. Collins: “A live
album is a very valid statement. And we seem to cut it a lot
better live, even now, than on record.” De opnames vonden plaats
in juni 1977 in het Palais du Sports, Parijs. ‘The Cinema Show’ is
eerder opgenomen n het Pavillion de Paris, ook in Parijs dus. Hij bleek goed genoeg, net als Genesis, die met het album ‘… And Then There Were Three’ (1978) en ‘hit’ had, met name door de track ‘Follow You, Follow Me’. Dat niemendalletje werd op single uitgebracht en meteen de grootste hit van Genesis tot dan. Ik hoorde het aan, het bevestigde mijn mening alleen maar. Er kwamen nog meer hits en meer wisselingen. Collins verliet de groep in 1996. Met vervanger Ray Wilson werd in 1997 nog één album gemaakt, daarna was het voorbij met de schepping. Ondertussen is het wel wereldwijd een van de ‘grotere bands’ geworden met talloze prijzen en Awards. In 2010 werd de groep opgenomen in ‘The Rock and Roll Hall of Fame’. De oorsprong, de genese, Genesis, is door het zoeken, het
avontuur, vaak in aanvang het boeiendst. Nadat alles zijn plek
gevonden heeft en tot wasdom is gekomen is wordt het verhaal
minder spannend. Zeer weinigen hebben het vermogen zichzelf steeds
opnieuw uit te vinden en daarmee boeiend te blijven. Genesis was
spannend om te volgen in het begin, een vat vol verhalen, maar na
enkele jaren en diverse wisselingen was het gedaan met die
spanning. Ik zag dat het goed was geweest, want, ook al ben ik
geen grasmachine: “I Know What I Like and I Like What I Know.” |
||
tekst: Paul Lemmens, mei
2021 plaatjes: © Decca/Chrysalis/Virgin citaten: Uncut Magazine, Genesis Special |