Françoise
Hardy: les années Vogue 1962-1968 Le renouveau de la jeune chanson
Française
Françoise Hardy, een 17jarige zangeres
met gitaar, werd ondanks haar verlegenheid, een muzikaal,
modieus icoon van de Yé-Yé musique, oftewel de Franse
beatmuziek.
Hardy maakte in eerste instantie albums onder leiding van
anderen, ze was daar zelden tevreden over, maar ze verkochten
wel.
Met haar looks/uitstraling veroverde ze vele harten, waaronder
die van Mick Jagger en Bob Dylan. Wie was er eigenlijk niet, al
dan niet stiekem, verliefd op haar?
Lees het verhaal van Françoise Hardy, de maakster van prachtige
chansons, maar die zelf gek was op muziek van Karlheinz
Stockhausen en zelfs goed bevriend met hem was.
Françoise Madeleine Hardy werd geboren in Parijs op 17 januari
1944. Haar vader, Étienne Dillard, kwam uit een welgestelde
familie, haar moeder Madeleine Hardy, was van eenvoudig komaf.
In haar memoires schrijft Hardy dat ze snapte dat de welgestelde
Dillard viel voor de razendknappe Madeleine. Maar van een
normaal gezin was geen sprake. Dillard was er in feite nooit en
steunde het gezin mondjesmaat. Dat betekende dat Madeleine Hardy
er alleen voor stond. Het werd nog iets lastiger na de geboorte
van een tweede dochter, Michèle Hardy. Dillard kwam een aantal
keer per jaar langs. Het stel was niet getrouwd, maar dat werd
niet zo aan de grote klok gehangen, Hardy geloofde lang dat haar
ouders gescheiden waren. De opoeding, moeder aan het werk vaak,
was eenvoudig. Er was weinig vertier, alleen poppen en lezen,
heel veel lezen. Nadat er een radio kwam gaf de muziek die
daaruit kwam enig vertier. Op school was Hardy onzeker over
alles. Zo onzeker dat ze keihard werkte om alles onder controle
te houden. Ze haalde dan ook de hoogste cijfers. Sociaal was ze
niet ervaren, onhandig. Het liefst trok ze zichzelf terug met
een boek.
De bezoeken aan oma hielpen haar ook al niet. Oma kon niet goed
overweg met Hardy en liet haar onomwonden weten dat zij niks
wist, slecht was en er niet uit zag. Dan kruip je wel in je
boeken. Iets beter ging het met een nieuwe liefde van moeder,
een heuse baron. Die had door dat Hardy muzikaal was en regelde
een pick-up voor de familie én pianolessen voor haar. Hardy vond
de lessen geweldig, maar toen ze te horen kreeg dat ze daarmee
moest optreden was het einde verhaal, dat kon ze niet aan.
Singles, lp’s sparen is dan wat makkelijker. De baron vond ook
dat de Hardy-kinderen Duits moesten leren. Daarom gingen ze elk
jaar naar een Oostenrijkse familie. Moeder zette haar twee
dochters in de trein en in Innsbruck werden ze opgehaald. De
conducteur hield tijdens de reis een oogje in het zeil. ‘Tante
Hedi’ was een vriendelijke vrouw, maar sprak geen woord Frans,
ze noemde Hardy ‘Franziska’. Een keer per week ging Hardy naar
Innsbruck om boeken te lenen.
Rond haar dertiende kreeg Hardy plotseling de hoofdrol kreeg in
een toneelstuk dat op school werd uitgevoerd. Het toneelstuk
werd vooral opgevoerd voor ouders. Ondanks alle zenuwen gebeurde
er die avond iets met Hardy. Na afloop had haar leven plotseling
minder kleur. Zo’n optreden bracht ondanks alles wel iets.
Hardy bleek een slim kind, maar vanwege haar inzet werd dat niet
gezien. Men dacht dat ze slim was doordat ze zo hard werkte. Dat
was meer haar onzekerheid. Hoe dan ook racete ze door de
middelbare school en sloeg daarbij twee klassen over. Met haar
zestiende was ze klaar. Haar vader wilde haar een cadeau geven.
Hardy had inmiddels een nieuw radiostation ontdekt, daar hoorde
ze countrymuziek en muziek van Paul Anka. Hardy verkocht een
groot deel het gespaarde vinyl om te kunnen ruilen voor een heel
album van Anka. Daar bleef het niet bij. Hardy hoorde ook muziek
van Eddie Cochran, The Everly Brothers, Neil Sedaka en Cliff
Richard. Muziek inspireerde haar en tot haar eigen verbazing
vroeg Hardy een gitaar aan haar vader. Waar de vraag vandaan
kwam wist ze zelf niet eens, maar ze wilde zelf iets met muziek
doen. Het zat blijkbaar in haar. Ze leerde zichzelf gitaar
spelen en begon met het schrijven van liedjes. Maar die voerde
ze alleen thuis uit, in de keuken, want daar klonk haar stem
goed.
Op advies van moeder begon Hardy met een studie richting
politiek, maar daar ze voelde zich er niet thuis. Haar
medestudenten waren zonder uitzondering van ‘betere’ komaf en
sociaal veel sterker. Zij voelde zich er maar een eenvoudig
meisje bij en dat vergrootte haar onzekerheid weer. Ze stapte
dan ook snel over naar de Sorbonne om daar Frans en Duits te
gaan studeren. Daar voelde Hardy zich thuis, maar belangrijker
nog, zo had ze voldoende tijd voor haar muziek, want dat was
waar ze het liefst mee bezig was. Ze schreef elke week wel een
aantal liederen.
Een advertentie in de krant viel op: Pathé-Marconi, de grootste
platenmaatschappij in Frankrijk toen, zocht nieuwe artiesten en
vroeg of mensen auditie kwamen doen. Hardy maakte ondanks haar
onzekerheid een afspraak en werd uitgenodigd. Ze beschrijft de
reis alsof het er een is naar het slachthuis. Ze werd echter
goed ontvangen en hoorde voor het eerst haar stem over een
geluidsinstallatie. Het gaf haar voldoende moed om zich aan te
melden bij het Petit Conservatoire. Hardy voelde zichzelf daar
weer net zo als vroeger en twijfelde over alles. Enige voordeel
was, zo schrijft ze in haar boek, was dat je kans had op de tv
te komen.
Maar toch, ze had de eerste stappen gezet, een tweede kon nu
ook. Dus zocht ze in mei 1961 contact met Disques Vogue. Die
hadden niemand minder dan Johnny Hallyday onder contract. Bij de
auditie vertelde André Bernot, de geluidstechnicus, dat Vogue op
zoek was naar de vrouwelijke tegenhanger van Hallyday en stelde
Hardy voor zoveel mogelijk rock’n roll in haar muziek te
brengen. Hardy gooide er dus veel “Yeah, Yeah’s” en “Oh Oh’s”
in. Na afloop werd haar gevraagd de song ’24.000 baisers’ in te
studeren, dan een hit van Hallyday. Ze studeerde het in, maar
kreeg te horen dat ze beter door kon gaan met haar studie en
muziekles moest gaan nemen omdat ze steeds uit de maat was.
Bernot echter had iets in Hardy gehoord. Na de zomervakantie
stelde hij Hardy voor haar zangles te willen geven. Ook
stimuleerde hij haar nog eens auditie te doen bij Vogue, omdat
ze wel degelijk indruk gemaakte had. Voor de tweede auditie koos
Hardy werk van Elvis Presley: ‘I gotta Know’. Artistiek
directeur Jacques Wolfsohn hoorde het aan en bood haar (november
1961) meteen een contract aan. Omdat Hardy nog minderjarig was,
ze was toen 17, moest haar moeder tekenen.
De EP, verlengde single, was op dat moment erg populair. In
feite een single met meer liedjes, kort, elk twee minuten. Met
Wolfsohn koos Hardy vier liedjes uit. Wolfsohn kwam met ‘Oh Oh
Chéri’, “een fris, nieuw liedje”. Het is geschreven door Bobby
Trammell, een Amerikaanse zanger. Voor Hardy werd het bewerkt
door Jill et Jan, de tekstschrijvers van Hallyday. Hardy kwam
zelf met de andere drie songs: ‘El est parti un jour’, ‘J’suis
d’accord’ en ‘Tous les garçons et les filles’. De opname was in
een paar uur klaar. Hardy verliet de studio in dubio. Ze vond de
orkestratie van Roger Samyn middelmatig, net als de aanwezige
muzikanten van Roger Samyn et son orchestra. Dat kon een stuk
beter. Maar aan de andere kant had ze net vier nummers gemaakt
voor haar eerste single! De EP werd uitgebracht in 1962.
In de keuken thuis luisterde Hardy naar een nieuw programma:
Salut les copains, hét programma voor nieuwe muziek,
gepresenteerd door Daniel Filipacchi. En daar, tussen de nummers
van Hallyday en Sylvie Vartan hoorde ze haar eigen nummer ‘Tous
les garçons et les filles’. Na de zomervakantie bleek dat er al
2000 singles verkocht waren. Ondertussen was Hardy voorgesteld
aan de programmamakers van Europe1 en Radio Luxembourg. Haar
eerst Tv-optreden is in februari 1962 in een programma van het
Petit Conservatoire. Hardy zingt en speelt “La fille avec toi.
Het programma wordt gepresenteerd door haar zanglerares Mireille
Hartuch. Volgens kenners is dit het meest populaire tv-fragment
van de Franse televisie ooit. Hardy draagt een trui met v-hals
achterstevoren. Dat was een tijdlang ‘in’. Hardy spreekt met
zachte stem, bijna fluisterend. Ze maakte nog niet veel indruk,
maar dat veranderde bij het tweede optreden. Dat viel samen met
de uitslag van een referendum om de president rechtstreeks te
laten kiezen en werd heel goed bekeken. Hardy zong ‘Tous les
garçons et les filles’, begeleid door een 4-mans combo: orgel,
gitaar, basgitaar en drums. Het resultaat? Een paar weken later
waren van de single al meer één miljoen exemplaren verkocht! En
het aantal liep rap op. Claude Lelouch maakte voor Scopitone een
video bij het nummer. Die is opgenomen in een kermisattractie.
De twee dames waarbij de rokken wel heel hoog opwaaien zijn het
decorum. Het hielp, de verkopen gingen over de twee miljoen.
Hardy was in één klap populair en dat met een eigen song, een
waarvan Wolfsohn gezegd had dat die het niet zou doen, omdat hij
nu eenmaal ingezet had op ‘Oh! Oh! Chéri’. Zo ie je maar weer.
Vogues sprong meteen in actie, hier was iets te halen. Bijna
meteen werden nog twee EP’s uitgebracht, heet op de hielen
gevolgd door een lp. De lp werd simpelweg ‘Françoise Hardy’
(1962) genoemd, maar gaat ook door het leven als ‘The Yeh-Yeh
Girl from Paris’ (Amerika, 1966) en tegenwoordig als ‘Tous les
garçons et les filles’. Dat moet bijna ook wel, want, zoals je
in de kolom rechts kunt zien, hebben Hardy’s albums allemaal
dezelfde naam. Meestal worden de albums dan ook met
terugwerkende kracht genoemd naar het meest populaire nummer van
een album.
Het eerste album, in glorieus mono, is een samenstelling van de
drie eerder uitgebrachte EP’s en bevat 12 composities, waarvan
slechts twee niet van Hardy. De eerste is natuurlijk ‘Oh Oh
Chéri’, de tweede is ‘Le temps d’amour’ van André Salvet,
Jacques Dutronc en Lucien Morisse. Dutronc zou (veel) later
Hardy’s man worden. Ondanks eerdere teleurstelling wordt Hardy
op het hele album begeleid door Roger Samyn et son orchestre.
Samyn verzorgde tevens alle arrangementen. Dat orkest moet je
ruim interpreteren. Vaak zijn het studiomusici die onder leiding
van iemand, in dit geval Samyn, muziek leveren. Voor het gemak
werd de naam van de persoon voor de groep gekoppeld aan die van
het ‘orkest’. Zo deden ze dat in Amerika en dat werd hier
overgenomen.
Op de voorkant van de hoes zien we een winderige Hardy onder een
paraplu, een foto van Jean-Marie Périer. Hoezo een lelijk kind?
Hardy had de looks, juist het eenvoudige maakte haar bijzonder
Ondanks het feit dat Hardy omarmd werd door de Yé-Yé’s was haar
een album er allesbehalve een met pittige beatmuziek, het was
eerder folkachtig, een tikje jazzy zelfs met een vleugje blues.
Met de verkoop in Amerika onder de titel ‘The Yeh-Yeh Girl from
Paris’ sloeg men de plank dan ook faliekant mis. Het enige Yé-Yé
element was de 18jarige Hardy zelf, haar jeugdige uitstraling en
haar zachte, bijna verlegen stem. Door zo te zingen kwam ze heel
dichtbij de luisteraar. Meer bijzonder was het feit dat ze haar
eigen werk schreef, dat deed eigenlijk niemand van haar
collega’s in die tijd. Daar waren tekstschrijvers voor, teams
zelfs. Het maakte haar uniek en dat werd overal gezien. De
nieuwe, frisse, jonge popster werd omarmd door de wereld van de
mode, maar ook door talloze collega’s. Omdat Hardy overal optrad
en de muziekwereld toen veel kleiner en overzichtelijker was,
kwam ze dan ook allerlei popsterren tegen als Bob Dylan, Mick
Jagger, Eric Burdon en The Beatles. Het leek of het mensen uit
een andere planeet waren. Ze had er weinig binding mee. Jagger
die ze een keer spontaan tegen het lijf liep kon slechts
glimlachen en liep daarna schielijk door. Was hij ook zo
verlegen?
Na ‘Tous les garçons et les filles’ had Hardy hits met ‘J'suis
daccord’ en ‘Le temps de l’amour’. Ze sierde menig magazine,
vaak met een grote foto op de voorzijde. Hardy’s eerste toen nog
naamloze album werd beloond met zowel de ‘Trophée de la
Télévision’ als de ‘Grand Prix du Disque’. Dat is fijn
natuurlijk, maar voor Hardy hadden de prijzen een beetje een
bijsmaakje. Ze vond het album immers niet heel geweldig
gearrangeerd en gespeeld en daar kreeg ze een prijs voor? Latere
albums waar ze wel tevreden over was hadden die prijs meer
verdiend. Helaas zit de geschiedenis zo niet in elkaar. Sterker,
ondanks de prachtige en inderdaad betere albums die ze later
maakte zal Hardy vermoedelijk herinnerd blijven door haar eerste
succes, de single ‘Tous les garçons et les filles’.
Het succes zorgde wel voor een 5-jaren contract met Vogue.
Niet alleen ging Hardy naar Engeland, België, Duitsland, er
volgde ook een tournee door Italië, de Cantagiro. Een caravaan
van populaire artiesten op rondreis door het land. Disques
Vogues bracht speciaal voor die gelegenheid een album uit (1963)
waarop Hardy in het Italiaans zong. Het album bestaat voor het
grootste deel uit de songs van haar eerste album. ‘Quelli Della
Mia Età’ is de Italiaanse variant van single. Het nummer
verkocht zo goed dat ze daarmee op de 1e plek van de Italiaanse
hitlijst terecht kwam.
Het werd een druk jaar, met optredens in Frankrijk, drie weken
in Engeland In Savoy Hotel, tv-optredens, een concert in
l’Olympia voor een groot publiek, een vergelijkbare met de
Italiaanse Cantagiro door Frankrijk voor het programma ‘Salut
les copains’ en zelfs een optreden voor het
Eurovisiesongfestival, uitkomend voor Monaco. Het ingezonden
werk, ‘L’amour s’en ya’. Ze werd 5e en het nummer kwam op
dezelfde plek in de Franse hitlijst (1963).
Je snapt bijna niet dat Hardy nog tijd had voor nieuw werk, maar
op een of andere manier slaagde ze erin nieuwe songs/chansons te
schrijven, maar ook nummers waar ze iets mee had te vertalen en
te bewerken. Het tweede album uit 1963, nu heet het ‘Le premier
bonheur du jour’, bestaat dan ook uit een mix van eigen en
vertaald werk. Dit keer geen Samyn, maar Marcel Hendrix et son
Orchestre. De weer winderige hoesfoto is wederom van Jean-Marie
Périer. Op de achterzijde staat een kleurenportret. In de
binnenhoes, Hardy kreeg een luxe klaphoes, een grote
zwart-witfoto van Hardy met – alweer- wapperend haar en haar
gitaar en enkele kleinere, zwartwit foto’s, waaronder een met
artistiek directeur Wolfsohn. Opnieuw ging het mediacircus, toen
ook al, los en was Hardy op de tv te zien in onder anderen
‘Melody Variétés’. Er is weinig over van het verlegen meisje,
Hardy kijkt frank en vrij de camera in, lacht en praat luchtig
met haar gastheer. Wat blijft is haar zachte stem, de “stem van
een engel”. Het zijn niet allemaal zo’n rustige nummers. ‘Toi je
ne t’oublier pas’ is meer up-tempo, bijna beat, maar dan wel met
een strijkje. Op ‘Va pas prendre un tambour’ is de muziek van
Dutronc, ‘Think About It’ is van Paul Anka. Hardy bewerkte de
song tot ‘Avant de t’en aller’. Ook bewerkte ze ‘The Love of a
Boy’ van Hal David/Burt Bacharach tot ‘L’amour d’un garçon’.
In Engeland werd het album gepresenteerd onder de naam
‘Françoise Hardy in Vogue’, met een heel andere hoes natuurlijk.
In oktober 1963 is Hardy in Nederland, Scheveningen. Uit handen
van niemand minder dan Godfried Bomans (wie kent hem nog?)
ontving ze een Edison tijdens het Grand Gala du Disque. Bomans
sprak de onvergetelijke woorden: “U behoudt uw eigen stijl, U
schrijft uw eigen teksten, U componeert uw melodieën. Kortom, u
bent een creatief kunstenaar. Dat komt niet veel voor. Voor dat
alles bied ik u ons oprechte blijk van bewondering aan.”
Ondertussen staat Hardy flink te glunderen. De zoen die ze aan
Bomans geeft, na het overhandigen van de Edison, doet Bomans
zowat blozen.
in dezelfde maand stond ze op een ander gala, het Gala van de
Sedería Española in Barcelona.
Hardy kreeg weinig rust, want als boegbeeld van de Yé-Yé
generatie werd ze overal gevraagd. Economisch gezien, want daar
gaat het helaas toch vaak om, was ze natuurlijk een uitstekend
Frans exportproduct. Haar populaire single, ‘Tous les garçons et
les filles’ werd vertaald in de talen van de landen waar ze al
regelmatig optrad, Italiaans (die was er al), Duits en Engels.
Dat geeft aan hoe talentvol ze was. Ook werd ze gevraagd voor
films. Daar kon ze niet onderuit, maar ze vond het maar niks.
Voor het derde album (1964) stelde Hardy meer eisen. Hoe goed
haar eerste twee ook verkocht waren en werden, zijzelf was er
niet heel tevreden over. Door de contacten die ze via het Savoy
Hotel in Londen had opgedaan met Charles Blackwell (componist,
arrangeur) vroeg ze Vogue hem te vragen de arrangementen te
doen. Bovendien wilde ze de opnames in Engeland doen. De
studio’s waren weliswaar hetzelfde, maar wat de Engelse technici
daarmee konden bereiken was heel anders dan de Fransen.
Overigens is dit niet heel vreemd, in Nederland speelde precies
hetzelfde. Technici waren bekend met eenvoudige liedjes of
orkesten. De jongens en meisjes van de beat of Yé-Yé stelde
andere eisen en die werden vaak niet begrepen. Én, ook niet
onbelangrijk, artiesten hadden begin jaren zestig weinig in te
brengen. Liedjes, arrangementen, uitvoering, het werd voor je
bepaald en daar had je niets tegenin te brengen. Zo ook qua
techniek, de heren wisten hoe het moest en jij, de artiest, wist
niets. Dat Hardy zich daaraan kon onttrekken zegt heel wat over
haar persoonlijkheid en gedrevenheid. Door het succes mocht ze
haar gang gaan en dat is voor die tijd best bijzonder. De
opnames vonden dus plaats in Londen, Pye Studios. Blackwell
dirigeerde het Chris Blackwell Orchestra, maar hij was niet
alleen. Mickey “Guitar” Baker, een Amerikaanse jazzgitarist en
schrijver van “The Complete Course of Jazz Guitar” werkte ook
mee aan het album. Zijn eigen stijl, een mix van rhythm &
blues, rock’n roll en jazz sprak Hardy erg aan en dus werd hij
ook ingezet, samen met zijn ‘orkest’.
Net als op haar tweede album is het derde, dat heer nu ‘Mon amie
la rose’ een mix van eigen en vertaald werk. Van ’Dans le monde
entier’ maakte Hardy een Engelse versie: ‘All Over the World’.
De song kwam in de Engelse Top50 en bleef daar maar liefst 15
weken staan. 4 weken daarvan stond het lied in de Top20 en is
daarmee Hardy’s meest populaire Engelstalige song.
De hoes, kleur buitenkant, zwartwit foto’s in de binnenhoes is
wederom van Périer. De achterzijde van de Franse hoes, Hardy in
een krat, werd de voorkant voor de Amerikaanse uitgave.
Dat Hardy’s gehoor verder ging dan alleen rock, country of
rhythm & blues, beschrijft ze in haar boek. Ze bleek
namelijk gek op moderne klassiek en kocht talloze albums met
muziek van Luciano Berio, Iannis Xenakis, Pierre Henry én
Karlheinz Stockhausen. Toen die laatste een concert in Parijs
gaf haastte Hardy zich ernaartoe. Zij hoorde meer in zijn muziek
en vond hem een uitzonderlijk mens, een schepper. Een deel van
het publiek gooide van alles richting het podium en jouwde
Stockhausen uit. Een vreemde manier van reageren als je zelf
niet iets begrijpt. Bij een latere gelegenheid sprak ze
Stockhausen aan en bleek er een soort ‘klik’ te zijn. Daarna
correspondeerden ze veelvuldig met elkaar en spraken elkaar
wanneer het mogelijk was. Dat Stockhausen voor Hardy belangrijk
was blijkt uit de brief die ze in haar boek opgenomen heeft. Het
is brief die ze van hem kreeg na de geboorte van haar enige
zoon, Thomas, de zoon van Jacques Dutronc.
Voor het volgende twee albums volgde Hardi hetzelfde pad als
haar vorig album. Het album uit 1965, nu “L’Amitié’ en uit 1966,
nu ‘La maison où j'ai grandi‘ werden opgenomen in Engeland, Pye
Studios. Ze zocht ook weer de samenwerking met Charles Blackwell
(and his Orchestra). Beide albums werden samengesteld uit eigen
en vertaald werk. Hardy koos voor het 1965-album songs van onder
anderen Blackwell en Mick Jones. Songs die Hardy opgevallen
waren door de uitvoeringen van Samantha Jones, Patsy Cline en
P.J. Proby. Voor het 1966-album werk van o.a. Ennio Morricone,
André Popp, Andriano Celentano en Edoardo Vianello. Voor beide
albums werkt ze met andere orkesten, het eerste met Blackwell,
het 66-album met Johnny Harris en diens Orchestra.
De uitvoering van de hoezen is inmiddels een klassieke, kleuren
buiten, zwartwit binnen en allemaal van Périer. Een vreemd
dualisme hier in de foto’s. Op de voorzijde van het 65-album
staat Hardy als een soort fee in een wat groenig licht, op de
achterzijde in een witte outfit, leren jack en gitaar als een
stoere rock-chick. Grappig is dat deze foto de voorkant wordt op
de Canadese versie van haar Engelstalig gezongen album.
Gezien het Engelse succes en haar meertaligheid is het niet
vreemd dat Vogue/Hardy in 1966 komt met een album getiteld:
“Françoise Hardy Sings in English”. Hiervoor koos ze uit eerder
werk en wederom voor Pye Studios en Blackwell. Het album werd
ook in Frankrijk uitgebracht, maar dan wel in een andere hoes.
Tussen alle muziek door is Hardy steeds actiever als astrologe.
Daar is ze bij toeval in terecht gekomen, maar het fascineert
haar enorm. Ze volgt er studies in en steekt er bijna net zoveel
energie in als in haar muziek.
Op 12 april 1966 wordt de “photo du siècle” genomen. 64
artiesten uit de Yé-Yé generatie komen samen als symbool van het
programma Salut les Copains. Périer maakt deze iconische foto.
In één oogopslag een stroming gevangen.
Tot nu toe verkopen de albums goed, maar langzaamaan is Hardy
verder gegroeid. Tevens staat de muziekwereld niet stil. De
grote tijd van de beat, biet of Yé-Yé is dan wel geweest en
overal zijn musici op zoek naar iets nieuws. Hardy voelt dat
feilloos aan en zoekt naar meer diepgang in haar eigen werk én
vooral nog meer zeggenschap. Misschien een trekje nog uit haar
jeugd waar ze alles onder controle wilde hebben? Aan de andere
kant niet verkeerd, er werd veel voor haar beslist en daar was
ze niet altijd blij mee. Een van de zaken die ze aanpakte was
het opzetten van een eigen productiemaatschappij, die noemde ze
‘Asparagus’. Ze bracht haar maatschappij op advies van de
directie onder bij Vogue, maar later betreurde ze die
beslissing. Het kostte haar later nogal wat rechtszaken om die
weer onder eigen hoede te krijgen.
Het eerste album voor Asparagus kreeg als eerste Hardy-album
meteen een titel mee: ‘Ma Jeunesse fout le camp’ (1967). Op het
eerste oog lijkt er niets veranderd in de aanpak, klaphoes,
foto’s van Périer. Maar de veranderingen zijn verborgen in de
kleine lettertjes: opnames in Frankrijk en Engeland, diverse
orkesten en arrangeurs: Chris Blackwell Orchestra, Orchestre de
Jacques Denjean, L ‘orchestre de Jacques Dutronc en The
John-Paul Jones Orchestra. Die laatste kennen we als bassist van
Led Zeppelin. Jones deed nogal wat werk buiten die band. Op dit
album schrijft Hardy ook de meeste nummers weer zelf, zeven van
de twaalf.
‘Ma Jeunesse fout le camp’ wordt gezien als een overgangsalbum,
de titel geeft het al aan. Het betekent zoveel als “mijn jeugd
is aan het uitsterven”. De wilde jaren van Yé-Yé, voor zover er
bij Hardy al sprake van was, zijn nu wel voorbij, ze zoekt het
nu meer in de diepgang, introspectief.
Op advies van producer Noel Rodgers maakte Hardy een tweede
album in het Engels. Bijzonder dan weer is dat dit album een
Franse titel krijgt: ‘En Anglais’. Het verschijnt in 1968 als
Asparagus/Vogue. Geen enkel nummer op het album is van Hardy
zelf, ze zing hier werk van Carole King, Tim Hardin, Dave Davies
(Kinks), Gilbert Bécaud, Buddy Holly, Phil Oches en anderen. Het
zijn stuk voor stuk songs waar Hardy gek op is en die ze hier
graag laat horen. Voor de arrangementen tekenen Chris Blackwell,
Simon- Napier-Bell en Arthur Greenslade. Niet de geringsten dus.
De opnames vonden dit keer plaats in Olympic Studios, Londen.
Kortom een album met het oog op succes en een die er mag wezen.
Natuurlijk verzorgde Périer de foto’s voor de hoes.
Het laatste album voor Vogue heeft precies dezelfde naam als de
eerste: Françoise Hardy (1968). Maar.. het album gaat nu door
het leven als ‘Comment te dire adieu’. Opvallend is de voorkant
van het album, dit keer geen foto, maar een tekening. Die is
gemaakt door Jean Paul Goude. De andere foto’s op de hoes zijn
wel weer van Périer. Dit keer geen Engelse studio, maar CBE in
Parijs. Wel keert Greenslade terug en zien we opduiken:
Jean-Pierre Sabar, John Cameron en Mike Vickers voor orkestratie
en orkesten. Slechts twee van de twaalf songs zijn van Hardy, de
anderen van onder anderen Serge Gainsbourg, Joan Baez, Leonard
Cohen, George Brassens en Antonio Carlos Jobim. Net als bij haar
album ‘En Anglais’ koos Hardy hier voor songs die haar iets
deden en/of die ze altijd al eens graag zelf had willen
uitvoeren. Dat lukte. Wat niet lukte was een herhaling van het
succes. Hoe persoonlijker Hardy’s albums werden, hoe minder de
verkopen waren. Voor Vogue betekende dat het contract niet
verlengd werd. Zou ze dat la door hebben gehad? Koos ze daarvoor
de song ‘Comment te dire adieu’, “Hoe kan ik je vaarwel zeggen”?
Soms…
Hardy was na Vogue vrij om andere wegen te bewandelen. Dat deed
ze zeker, met de nodige ups-and-downs. Ze had een roerig
persoonlijk leven, niet even gemakkelijk en een hoop gedoe met
haar partners. Zo’n beetje na de Vogue-periode stopte Hardy met
tournees en beperkte zich tot haar astrologie en het schrijven
van songs.
In 2009 verscheen een mooie box, ‘La Collection 62-66’, zes cd’s
en een mooi boekwerk. Weliswaar in het Frans, maar ze is
tenslotte groot in Frankrijk. De box betreft de Vogue-periode,
maar vreemd genoeg zitten daarin niet alle cd’s uit die periode.
Hoe de keus tot stand gekomen is onduidelijk. Je zou hem kunnen
aanvullen met de eveneens Frans uitgevoerde ‘Le Coffret
Essentiel’ (2017) met daarin 10cd’s en een boek. Daarin zitten
de Vogue-cd’s die niet in de eerste box zijn opgenomen, maar ook
recenter werk tot 2006.
Want na de Vogue-jaren trok Hardy zich dan wel terug, maar
onregelmatig verschenen er nog albums van haar. Haar laatste,
‘Personne d’autre’ is uit 2018. Maar al sinds 2004 heeft Hardy
problemen met haar stem vanwege keelkanker. Ze heeft de nodige
behandeling gehad, maar zingen is er niet bij. Ook heeft ze zich
na 2021 teruggetrokken in eigen kring en zich uitgesproken voor
euthanasie. In Frankrijk is dat niet toegestaan, maar door haar
uitspraken daarover staat Hardy op een andere manier weer voor
het voetlicht.
In 2006 ontving Hardy de “Grande médaille de la chanson
Française”. In 2008 verscheen haar autobiografie: ‘Le désepoir
des singes… et autres bagatelles’… “de wanhoop van de apen en
andere kleine dingen”. Die titel komt niet aan in een vertaling,
dat werd dan ook “Een Roemrijk vrouwenleven”. Geen slechte keus.
In het boek laat Hardy zich zijn van een heel persoonlijke kant,
maar er is weinig aandacht voor haar muziek en de historie
daarachter. Daarvoor heb je dan weer andere bronnen nodig.
Wat Françoise Hardy nalaat is een schat aan muziek én een
inspirerende voorbeeld voor veel nieuwe, jonge zangeressen.
Hardy wordt gezien als een van de Grote Franse Artiesten ooit en
tegelijkertijd een van de best verkopende. Het icoon van een
generatie, niet alleen voor wat betreft muziek, maar ook voor
wat betreft uitstraling en mode. Haar grootmoeder had dat eens
moeten weten. Met Hardy begon een nieuwe periode in het Franse
lied. Dat hadden ze bij Vogue toch wel goed gezien blijkend de
tekst op haar eerste album: “La jeunesse chante la jeunesse…
Françoise Hardy’, c’est le renouveau de la jeune chanson
Française!”