![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
---|---|---|---|
![]() |
![]() |
![]() |
Finch Het kompas van de innerlijke kracht |
||
---|---|---|
Drie albums, veel wisselingen in de bezetting, muziek in een ‘verkeerde’ tijd, het uitblijven van de doorbraak maakte het voor Finch moeilijk om door te gaan en was het na drie albums over. Door kenners, de connaisseurs, wordt de band, anno nu, geprezen voor hun muziek, zeker die van het derde album dat meer symfonisch dan jazzrock is. Lees het verhaal van Finch, de band die de naam ontleende aan de achternaam van twee leden ervan.
Voor Finch gaan we naar Den Haag, naar die groep met het zogenaamd ‘lelijke’ geluid, Q65. Q65 bestond vanaf 1965, maar was door meningsverschillen, dienstplicht en druggebruik steeds lastiger voort te zetten. De ‘Q’ of, meer, Nederlands fonetisch, ‘Kjoe’, werd in feite nooit opgeheven, maar loste zo’n beetje op in de band Finch. In de laatste bezetting van Q65 spelen onder anderen Peter Vink (1949- /basgitaar), Beer Klaasse (1944- /drums) en Joop van Nimwegen (?/gitaar). De drie heren zoeken een nieuwe zanger, maar vinden niemand die geschikt is. Het trio besluit dan maar door te gaan als instrumentale band, die waren er begin jaren zeventig volop. Daarnaast luisterden ze zelf graag naar muziek van The Cream (de band met Eric Clapton, Ginger Baker en Jack Bruce), The Mahavishnu Orchestra (o.a. met John McLaughlin, Billy Cobham, Jan Hammer en Rick Laird) en Return to Forever (o.a. met Chick Corea, Stanley Clarke, Al DiMeola, Airto Moreira en Flora Purim). Allemaal zogenaamde ‘powerbands’ met veel vertoon van virtuositeit, techniek en daardoor lange nummers en lange, technisch vaardige solo’s. Het laatje waarin de bands opgeborgen werden heette toen jazzrock, nu fusion. Nimwegen, Vink en Klaasse hadden ervaring en kennis genoeg en deze richting leek hun wel wat. Er kwam daarom geen zanger, maar een keyboardspeler, Paul Vink (?/keyboards/ex-o.a. Swinging Soul Machine). Of beide Vinken familie zijn kan ik nergens vinden, de archieven van de muziekhistorie in Nederland zijn in feite nog nauwelijks opgezet of ontwikkeld. De muziek die de nieuwe groep ging maken had weinig te maken met het bluesy, rockachtige geluid van Q65. Beter was een nieuwe naam, Met twee Vinken in de band werd dat Finch en dat is Engels voor Vink. Finch oefende gedurende een jaar en stond in die tijd regelmatig ergens in Nederland op het podium. Hun optredens leidden tot enthousiaste reacties van het publiek, daarom werd het tijd voor een album, voor singles waren de nieuwe composities simpelweg te lang. Kort voordat de opnames voor dat beoogde album zouden beginnen verliet Paul Vink de groep. Hij werd opgevolgd door een student aan het conservatorium, Cleem Determeijer (1950- /keyboards). Tussen december 1974 en februari 1975 werd Determeijer ingewerkt. De druk was hoog, want in februari waren de eerste opnames in de EMI Intertone Studio, Heemstede, gepland. De verrassende producer is Roy Beltman. Beltman is meer van het genre van o.a. BZN, Saskia & Serge, Connie (Ieder Meisje Droomt van Liefde) en het Urker Mannenkoor. Maar niets ten nadele van de man, hij heeft het me Finch prima gedaan. Finch’s eerste album is ‘Glory of the Inner Force’ (1975). De naam zou
afgeleid kunnen zijn van het eerste album van The Mahavishnu Orchestra, ‘The
Inner Mounting Flame’, maar dat kan ook mijn eigen fantasietje zijn. Zoals
een goed jazzrock-album betaamt worden er meer instrumenten uit de kast
getrokken: baspedalen, een reeks gitaren, orgel, Mellotron, synthesizer,
vleugel en elektrische piano. Heerlijk! Die vier nummers duren allemaal rond
de tien minuten en brengen afwisselende, verhalende muziek. Dat er niet
gezongen wordt merk je niet eens. Er is veel ruimte voor gitaren en
keyboards. Als je mij de muziek indertijd blind had laten horen had ik
gezegd dat dit waarschijnlijk een Amerikaanse of Engelse band was.
Compliment dus voor Finch. Ik moet daarbij opmerken dat de muziek van
‘Register Magister’, ‘Paradoxical Moods’, Pisces’ en ‘A Bridge to Alice’
veel meer is dan jazzrock, je hoort in alle nummers al een flinke dosis van
wat toen, jaren zeventig, ‘symfonische rock, genoemd werd. Muziek met een
imaginair verhaal. ‘Glory of the Inner Force’ werd in Europa en Amerika uitgebracht en
vooral positief besproken. De hoes is ontworpen door Beer Klaasse. Klaasse
was vooral ‘into leather’ en had in eerste instantie het idee de hoes in
leer uit te voeren. Na wat pogingen moest hij toch erkennen dat het anders
werd dan hij voor ogen had en bovendien te arbeidsintensief was. De hoes met
de tekens uit de dierenriem/astrologische tekens en andere symbolen was in
Europa op een lichtgele ondergrond met stiksels aan de zijkant. Beetje
‘leather-look’. In Amerika raakten ze met de symboliek letterlijk in de
wolken. Na ‘Glory of the Inner Force’ trok Finch vooral het eigen land in, stond
in zowat elke zaal en op elk festival(letje). Soms staken ze de ooster- en
zuidergrens over, maar het accent lag in eigen land, Amerika was nog een
oceaan te ver. In Duitsland speelde de band in het voorprogramma van Jan
Akkerman. Akkerman vertelde aan de pers dat hij hemzelf nogal onder de
indruk was van het gitaarspel van Joop van Nimwegen. Finch speelde in
Paradiso, Amsterdam in het voorprogramma van een van hun ‘favo-bands’, Soft
Machine. ‘Beyond Expression’ (1976) is Finch’ tweede album, met dezelfde bezetting
dus nog als het eerste. De producer, Beltman, was goed bevallen en dus duikt
hij hier opnieuw op. Het album werd opgenomen gedurende twaalf dagen in
januari en februari 1976. Op het originele album, de lp, staan maar drie
nummers: ‘A Passion Condensed’, ‘Scars on the Ego’ en ‘Beyond the Bizarre’.
Het eerste nummer is met net over de twintig minuten het langst. De aandacht
wordt vastgehouden door de vele wisseling in tempo, klankkleur, instrumenten
en solo’s. Je hoort dat de band meer ervaring heeft. Het album is, doordat
er meer tijd was, beter opgenomen, want het geluid is een stuk beter, meer
transparant. Misschien was dat ook wel de reden dat het album bij Radio
Veronica ‘zomaar’ gekozen werd tot “lp van de week”. Dat gaf in ieder geval
wat ‘airplay’, al werden die lange nummers nooit helemaal gedraaid. De
bijkomende bonus: het leverde ook meer concerten in den lande op. Determeijer ging nu de opnames aan de studie, zijn vervanger werd Ad Wammes (1953- /keyboards, dwarsfluit). Wammes is niet zomaar vervanging, hij had gestudeerd bij Theo Loevendie, Ton de Leeuw en Klaas de vries, maar ook elektronische muziek gestudeerd bij Ton Bruynèl. Dat beloofde wat. Finch ging opnieuw flink op tournee, maar aan het eind van het jaar, 1976, verliet Klaasse de groep. Met Wammes in de groep werd de muziek wat ‘klassieker’, zo je wil, wat rijker qua kleur en minder in het ‘jazzrock-genre’. De nieuwe ‘stijl’ gaat veel meer richting symfonische en nijgt daardoor meer naar de muziek van Yes, Genesis en Camel. Door Finch’ aanpak en bezetting met name naar die laatste. Klaasse voelde zich niet zo happy bij die richting, bovendien wilde hij zich meer toeleggen op zijn leerhandel. Exit Klaasse dus. De nieuwe drummer werd Hans Bosboom (?/drums/ex Blues Session). Klaasse nam in alle vriendschappelijkheid afscheid, hij nam zelfs de tijd Bosboom wat in te werken. Het contract met Negram/EMI is met twee albums voldaan en EMI ziet geen reden, lees: er was onvoldoende succes, om het contract te verlengen. Om een nieuw album ook in Engeland goed te kunnen verkopen wordt daarom een nieuw contract getekend met Rockburgh Records. De opnames zouden plaatsvinden onder leiding van producer en eigenaar van Rockburgh Records, Sandy Roberton. Roberton had tot dan vooral folk-achtige muziek geproduceerd, zoals die van Steelye Span en Ian Matthews. Daarmee is hij een producer die je ook niet meteen bij Finch zou bedenken, maar onder zijn paraplu en opgenomen in de Soundpush Studios in Blaricum, maakt Finch misschien wel het mooiste album in hun korte carrière: ‘Galleons of Passion’ (1977). De indeling is zo’n beetje hetzelfde als het vorige album, drie tracks op lp-kant-A en twee, langere nummers op kantje B. ‘Unspoken is the Word’, het openingsnummer, klinkt als… Camel, inderdaad. De keyboards- en drumpartij zorgen daarvoor. Eenzelfde link leg je met ‘Remembering the Future’, een wat rustiger nummer met prachtige gitaarsolo. Je hoort zo Andy Latimer, de gitarist van Camel, spelen. Het lange nummer, ‘With Love as the Motive’ is niet alleen onderverdeeld in drie delen, het is behoorlijk melodieus en afwisselend: akoestische gitaar, een stormachtige, elektrische gitaar en een flinke dosis keyboards. Elke van de drie delen kent een eigen sfeer. ‘Reconciling’ is de afsluiter. Liefhebbers van de meer symfonische muziek vonden en vinden dit album prachtig. Dan heb je een mooi album, verkoopt het nauwelijks. Dat heeft vooral te
maken met de geest van de tijd die in 1977 en omstreken behoorlijk zwartwit
denkt en heerst. Punk ‘rules’ en daarmee de simpele, korte muziek, waarbij
je vooral je lijf , al dan niet met spelden doorstoken, moest voelen en niet
teveel aan je hoofd moest hebben. Finch maakt in die zin, moeilijke muziek,
muziek waarbij je je hoofd wel moest gebruiken. Los daarvan, je kon op de
muziek van Finch niet op dansen. Dat hoefde eerst ook niet, nu plotseling
wel. De muziektijdschriften stonden bol van de Punk en hadden geen oog en
oor meer voor andere muziekstromingen en zeker niet als die uit het
‘dinosuarustijdperk’ kwamen. Het gerommel begon met het vertrok van Bosboom. Hij werd vervangen door Fred van Vloten. Vervolgens stapte Joop van Nimwegen op, hij had inmiddels thuis nogal wat muziek opgenomen en koos voor een solocarrière. Doordat hij uit de groep stapte, viel Finch van het vinkentouw. Einde Finch. De groep gaf in goede traditie een afscheidstournee. Het laatste concert was op 14 november 1978 in het Congresgebouw in thuisstad, Den Haag. Tot teleurstelling van velen is Finch tot op de dag van vandaag niet meer bij elkaar gekomen. In 1999 bracht Pseudonym Records ‘Stage ‘76/The Making of… Galleons of
Passion’ uit. Een dubbel-cd met een liveconcert uit 1976, opgenomen op 3
december 1976 in De Rotonde, Berkel en Rodenrijs (off al places). Het is
Finch met Klaasse en Ad Wammes. Finch speelt werk, vijf nummers, vooral van
hun eerste twee albums. ‘Necronomicon’ is helemaal nieuw , het nummer staat
niet op een studioalbum. ‘Necronomicon’ is een compositie van bijna achttien
minuten! Alleen die al maakt deze uitgave de moeite waard. In 2013 bracht hetzelfde Pseudonym Records de 3cd-set ‘Mythology’ uit. Daarin de drie studio-albums, ‘The Making of… Galleons of Passion’ én zomaar drie nieuw live-opnamen. Die zijn opgenomen in de Tagrijn, Hilversum, op 21 december 1975. Die drie stukken zijn: ‘Register Magister’, ‘Paradoxical Moods’ en ‘Pisces’. Dan hoor je nogmaals hoe goed die groep live was. Het bij Pseudonym’s vorige uitgave gevonden nummer, ‘Necronomicon’ is hier ook te vinden. ‘Mythology’ biedt daardoor bijna het volledige werk van Finch, maar is inmiddels een prijzig setje dat je niet vaak tegenkomt. Finch’ muziek werd in de jaren zeventig door een handvol mensen
gewaardeerd, maar met het klimmen der jaren en met terugwerkende kracht door
meerdere, gevulde handen. De groep blijkt vooral populair in Japan: “One of
the finest examples of Dutch instrumental progressive music”. Nou moet ik
eerlijk zeggen dat er in de Nederlandse Canon van Instrumentale,
progressieve muziek niet heel veel groepen uit de woelige baren opduiken,
maar dat Finch een van de fijnste bands uit dat genre is, staat als een paal
boven water. Een groep die vooral voer op het kompas van de innerlijke
kracht. |
||
tekst: Paul Lemmens, juli
2021 plaatjes: © Negram/Rockburgh Records/Pseudonym |