Example
Christian Fennesz
Romantische, filmische ruissss



De Oostenrijker Christian Fennesz houdt van het jaren zestig gitaargeluid, maar dan wel ‘verstoord’ door een reeks effectpedalen en een laptop met daarop geluidbewerkingsprogramma’s.

Met zijn album ‘Endless Summer’ (2001) doorbrak Fennesz de grenzen van de elektronische muziek door er melodielijnen aan toe te voegen. Voor heel wat luisteraars ging er een wereld open.

Fennesz maakte slechts een kleine reeks soloalbums, maar menig album met anderen, zoals Peter Rehberg, Jim O’Rourke, Keith Rowe, Mark Linkous en Ryuichi Sakamoto.

Lees het verhaal van Christan Fennesz, de man die de wereld van elektronische muziek verrijkte met filmische, symfonische en zelfs romantische geluiden.


Christian Fennesz (1962- /gitaar, elektronica, laptop, producer) gaat meestal door het leven met alleen zijn achternaam, Fennesz. Al in zijn kindertijd, hij was toen rond 8, 9 jaar, begon hij gitaar te spelen. Na zijn middelbare school studeerde hij gitaar en etnologische muziek. Net als zovelen speelde hij in een bandje. De “underground rockband” Maische bestond naast Fennesz uit Harald Adrian (basgitaar, blaasinstrumenten) en Siegfried Schmid (drums, percussie, zang). Hun eerste album, ‘In Gold’ (1990) werd uitgebracht in eigen beheer. Het is een lp in een witte hoes met over de opening een gekleurde A4 geplakt. Op het album is Christof Kurzman (saxen, sampler) te gast. Het tweede album, ‘Brand’ (1992), opgenomen in Wenen, ligt in het verlengde. Gast hier is Max Nagi (bariton- en altsax), Fennesz is nu de man van de samples. De term “underground rockband” komt natuurlijk niet zomaar uit de lucht vallen. De muziek die Maische laat horen is onderzoekend, vrij, experimenteel, maar kent ook songs met vaste structuren. Beide albums zijn niet of nauwelijks verkrijgbaar.

Nadat Maische uiteen is gevallen gaat Fennesz solo verder. Hij is inmiddels fan van techno en onder de indruk van de vele mogelijkheden die sampling, maar ook computerprogramma’s bieden. Het zet hem aan om verder te experimenteren en de laptop te gaan gebruiken als onderdeel van zijn instrumentarium. De aanpak vraagt wel om een andere spelbenadering. In plaats van de diverse effectpedalen op de grond te zetten komen die nu naast de laptop op een tafel te staan. Soms ligt de gitaar ernaast, net zoals de van Fred Frith (Henry Cow) bekende “the guitar laying on the table approach”. Fennesz staat of zit achter de tafel en stuurt het geluid afkomstig uit zijn gitaar door de pedalen en de laptop.

Het eerste resultaat van Fennesz’ geluidsonderzoeken is de instrumentale, 12” single ‘Instrument’, uitgegeven door Mego. Mego is een Weens technolabel, opgezet in 1994 door Ramon Bauer, Peter Meininger en Andreas Pieper. In 1995 verliet Meininger Mego en werd verangen door Peter ‘Pita’ Rehberg. Fennesz zou later enkele albums met Rehberg maken.
Op ‘Instrument’ staan vier tracks, respectievelijk genummerd van 1 tot 4. Met het album gaat Fennesz een flinke stap verder vergeleken met Maische. Hier weinig referenties van drums of structuren, maar veelal geluiden die niet te plaatsen zijn, soms repetitief, soms ‘zwevend’. Ondanks dat wordt je – tenminste als je je ervoor openstelt - de muziek ingezogen. Alle abstracte geluiden hebben iets magisch, hypnotiserends. Je luistert op een andere manier, kleine geluidjes, ruisen, kraken, trillen en stiltes komen in deze opzet naar de voorgrond en worden daarmee belangrijker.
De hoes van ‘Instrument’ is verzorgd door de Oostenrijkse Tina Frank. Frank, professor grafisch design aan de universiteit van Linz, is bekend geworden door haar hoezen en ontwerpen voor experimentele muziek.
‘Instrument’ werd in 2002 gebundeld met ander werk van Fennesz en als ‘Field Recordings 1995:2002’ uitgebracht op Touch. Touch, een Engels label, werd opgericht in 1982 door Mike Harding en Jon Wozencroft. De laatste verzorgt tevens de vormgeving en andere visuele uitingen. Touch wordt vanaf 1999 de uitgeversbasis voor Fennesz, maar dat wil niet zeggen dat hij geen albums voor andere labels maakt. ‘Field Recordings’ bestaat uit opnames voor Mego, Ash International en Mille Plateaux. Maar er staat ook nieuw en bewerkt werk op. Het is tot nu toe Fennesz enige ‘verzamelaar’, maar dan ook, gezien het gebodene, weer niet.
Fennesz’ eerste album is ‘Hotel Paral.lel’ (1997) voor Mego. De hoes is opnieuw van Tina Frank. ‘Hotel Paral.lel’ is niet minder dan een statement, want tot dit album was het niet gebruikelijk in de wereld van de radicale, elektronische muziek dat er een ‘groove’ en nog erger, een melodie’ in de elektronische geluiden te horen was. Fennesz rekent daar mee af. Natuurlijk horen we hier ook vergaand geruis en gekraak, maar dan, in ‘Nebenraum’, zowaar een – overigens – prachtige melodie.  ‘Blok M’ laat na onderzoekende geluiden een heuse beat in vierkwartsmaat horen. Die beat wordt weliswaar aangevallen door vervormde gitaargeluiden, maar toch, hij is er wel. In ‘Fa’ gebeurt dat ook. Het is een donker geluid als drums uit de verte of een soort hartslag onder de geluiden door.  Zo zijn er meer verrassingen te horen op Fennesz’ eerste album. De laatste track, ‘Aus’, laat al meer de richting horen die Fennesz uit zou gaan. ‘Aus’ heeft donkerdere klanken over soms fragmentarische ritmiek en abstracte geluiden. Prachtig laatste nummer. Misschien dat daarom Tina Frank er een video bij maakte. Op een van de re-releases van dit album (remaster, 2007) komt die video als bonus bij de cd.

Een kleine stap verder, maar voor sommigen een grote, is ‘Plays’ (1998), een vinyl single op lp-snelheid (33 1/3). Op de single staan twee tracks: ‘Paint it Black’ en ‘Don’t Talk (Put My Head On My Shoulder)’. Die eerste kennen we van Eric Burdon en nog meer van The Rolling Stones, de tweede van The Beach Boys. Maar verwacht geen meezingbare popsongs hier. De songs worden aan flarden getrokken en de auditieve rafels voorzien van ruis en andere geluidsbewerkingen. Ergens hoor je op de achtergrond een loop waarin je de tekst ‘paint it black’ kan herkennen. Eenzelfde benadering geldt het prachtige Beach Boys-lied. Zelfs als je beide songs goed kent roepen de Fennesz’ versies geen enkele herkenning op ook, het zijn composities op zichzelf geworden. Zelfde titel weliswaar, maar dat is dan ook het enige dat rest. Inmiddels worden ze gezien als een hommage aan, maar uiteindelijk zijn ze in feite Fennesz’ “originals”.

In 1998 is Fennesz in Nederland te vinden, Gallery Keller, Den Haag. Daar treedt hij op met zijn twee platenbazen, Mike Harding (Touch) en Peter Rehberg (Mego). Ash International, een zelfstandige platenmaatschappij, maar met een publicatielijn naar Touch, brengt een éénzijdige vinylverslag uit. Het is een van de vele samenwerkingen die Fennesz op zijn muziekpad aangaat. Teveel om hier allemaal op in te gaan.

Fennesz’ volgende solo-release is een 3”, mini-cd-single: ‘Il Libro Mio – Recherchen zum Manierismus’ (1998). De compositie van net iets meer dan twintig minuten, verdeeld in vier delen, is bedoeld voor een chorografie van Bert Gstettner. Hij maakte die ter ere van het werk van de 15e Eeuwse Italiaanse schilder Jacopo Carrucci, oftewel Pontormo. “Het is mijn boek”, de vertaling van de titel, is veel experimenteler en ontoegankelijker dan ‘Hotel Paral.lel’. De dans zal, moet haast wel, net zo experimenteel geweest zijn als de muziek. Maar ondanks dat alles heeft Fennesz’ muziek hier iets dat je wil blijven volgen, een spanningsboog vol details.

'plus forty seven degrees 56' 37" minus sixteen degrees 51' 08"'. Het is een aanduiding, de coördinaten, van een plek hier op aarde. Als je gaat inzoomen op waar dat is kom je terecht in de achtertuin van Fennesz. Het is precies de plek waar het gelijknamige album opgenomen is met daarbij ook geluiden uit de directe omgeving. Ze werden ingevoerd in zijn laptop en aldus bewerkt tot wat we nu kunnen horen. Het is Fennesz’ tweede album, uitgebracht op Touch met een hoes van Wozencroft. Wozencroft laat in de meest van zijn hoezen afbeeldingen zien van de natuur om hem heen. Zo is de afbeelding met trekker op ‘Field Recordings’ ook van hem. Vaak bestaat zijn werk uit landschappen, wandelpaadjes, velden, bossen of elementen daaruit. Het reflecteert het contrast tussen technologie, de muziek op het album, versus de natuur, de afbeeldingen op de hoes. Wozencroft doet dat voor alle releases op het Touch-label. Het maakt het label meteen herkenbaar.
Op de voorkant van 'plus forty seven degrees 56' 37" minus sixteen degrees 51' 08"' komt een trein ons op een wat mistig en verlaten station tegemoet, op de binnenzijde staan twee afbeeldingen van grotere hoogte, een van een bosrijk gebied, de ander van een boer die met zijn trekker hooibalen binnenhaalt. De muziek daarentegen is donker, vol met laagjes compacte geluiden, opdoemende en weer verdwijnende ritmemotieven en… ‘drones’. Er is geen vertaling voor dit woord. ‘Dreun’, de letterlijke vertaling doet het woord geen recht, immers een dreun is even, kort, terwijl een drone voortduurt en voort blijft duren. Je kunt in de muziek uit Fennesz’ achtertuin verdwalen als je je laat meeslepen door alle ruis en vervormde gitaartonen. Soms kom je tot de ontdekking dat deze muziek gewoon ‘mooi’ is, voor wat dat dan ook betekent. Net als op ‘Instrument’ zijn er geen titels aan de diverse tracks, op de hoes staan ze zelfs niet eens vermeld. Misschien maar goed ook, want deze muziek heeft niets met tijd, maar vooral met zijn.

Na allerlei samenwerkingen, waaronder die met Werner Dafeldecker, Christof Kurzman, Peter Rehberg, Jim O’Rourke, Oren Ambarchi en Keith Rowe brengt Fennesz in 2001 voor Mego zijn derde album uit: ‘Endless Summer’. Het zou zijn meest bekende album worden. De hoes is weer van Tina Frank. Kort kwam het album uit in een hoes met zonsondergang van Wozencroft, maar latere edities grijpen toch weer terug naar de hoes van Frank.
‘Endless Summer’ werd, naar zeggen van Fennesz, redelijk primitief opgenomen met laptop, gitaren, effectpedalen, een microfoon (Shure M57) en nieuwe software voor de laptop: Max/MSP. Met dat laatste programma zou Fennesz blijven werken. Het is een geluidsbewerkingsprogramma op basis van visuele/grafische vormen. Het is ontwikkeld door Max Matthews, vandaar de naam ook. Met ‘Endless Summer’ sloeg Fennesz een nieuwe weg in: “I think I was inspired at that time, it was a good period of my life and ideas came so easily. Many of my colleagues, the people around me, were doing really abstract electronic music – melody was forbidden. I didn’t agree with that at all, I wanted to bring back things I’d been fascinated with in the past, [...] I wanted to combine that with new digital technology Max/MSP.” (citaat, Red Bull Music Academy, 2008). De Editions Mego website melt het als volgt: "Endless Summer brought the guitars more to the front, the electronics shimmered more, and the melodies shined more brightly.” En dat is precies wat het album doet, zonder Fennesz’ uitgangspunt te verliezen, want nog steeds hebben we te maken met abstracte/experimentele elektronische (gitaar-)muziek, alleen iets toegankelijker. Het leverde hem veel bewondering op, ook door mensen die nog nooit met dit soort muziek bezig geweest waren. Hij sloeg daarmee een brug tussen twee werelden. Met de titel verwijs hij naar een gelijknamige documentaire over surfen, je zou het je zomaar kunnen voorstellen bij deze muziek. Hij wist toen overigens niet dat The Beach Boys een verzamelalbum hadden met exact dezelfde titel. Dat Fennesz fan van die band en hun geluid was, was al duidelijk geworden met ‘Plays’.
Er zijn van ‘Endless Summer’ verschillende edities in omloop, de remaster met twee extra tracks: ‘Badminton Girl’ en ‘Endless’ en de 2lp-versie met daarop ‘Ohne Sonne’ en ’47 Blues’. Die laatste twee stonden alleen op de Japanse versie. En dan is bij het vinyl nog toegevoegd een vier minuten langere versie van ‘Happy Audio’.  Er is een Japanse versie waar alle vier de bonustracks op staan, maar dan weer wel de kortere versie van ‘Happy Audio’. Het is wat met al die releases.

‘Live in Japan’ (2003) werd aanvankelijk alleen in gelimiteerde cd-editie in Japan uitgebracht door Headz 10/Dat-1, later (2008) echter ook op vinyl, maar daarvoor moest de ruim 43 minuten lange track wel in twee delen gesplitst worden. ‘Live in Japan’ is opgenomen op 9 februari 2003 in Shibuya Nest. Fennesz laat één lange improvisatie horen met herkenbare elementen van diens vorige albums. Het is niet het naspelen van zijn ‘greatest hits’, nee, het is een nieuw onderzoek naar geluid en werken met de laptop. Vergeleken met ‘Endless Summer’ is ‘Live in Japan’ losser, vrijer, maar ook vaak dichter en donkerder. Tegen het eind wordt de muziek bijna vrolijk en eindigt met enkele herkenbare gitaargeluiden en ruis. De opname komt direct van de mixer, er is dus geen publiek te horen.

Naast een reeks van samenwerkingen komt al in 2004 een nieuw soloalbum uit: ‘Venice’, Fennesz’ vierde. Nu hij zijn weg gevonden lijkt te hebben gaat hij daar op ‘Venice’ mee verder. Een deel van het album is daadwerkelijk in Venetië opgenomen, een deel in Wenen. Kijk je naar de hoes dan weet je meteen dat die van Wozencroft is. Spreek je maker en albumnaam snel achter elkaar uit, dan zeg je bijna twee keer hetzelfde met een minieme klankverandering. Het zegt iets over de muziek op het album. De openingstrack ‘Rivers of Sand’ is typisch Fennesz, maar klinkt bijna als een symfonie. Het zou zo de openingstrack van een film kunnen zijn. Bijzonder is dat Fennesz dit album niet helemaal solo doet. Op ‘Circassian’ speelt en componeert Burkhard Stangl mee, op ‘Laguna’ draagt die bij met zijn gitaar. Stangl is net als Fennesz Oostenrijker en idem bezig met gitaar en elektronica in de ‘wereld’ van de elektro-akoestische improvisaties. Wie daar dan langzamerhand ook in terecht gekomen is, is zanger David Sylvian. Hij vindt een Fennesz een gelijkgestemde geest en werkt regelmatig met hem samen. Op ‘Transit’ is zijn unieke en meteen herkenbare stem te horen. Ondanks het succes van ‘Endless Summer’ is ‘Venice’ Fennesz’ meest verkochte fysieke album. Misschien wel omdat dit een menselijk album is? Op de site van Touch staat het zo: "Venice is the true heir to that album’s ascendant pop. Venice is not as unabashedly poppy as its predecessor (the lack of Beach Boys references can attest to that), but still mines much the same vein. It was marked by critics at the time as a move away from the relatively robotic music spawned by the IDM craze of the late nineties. Instead, its melodic, emotive tracks foresaw an electronic music that could be purely human.”
Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van ‘Venice’ werd er in 2014 een uitgebreide versie als download aangeboden. Aan het begin en aan het eind zijn twee tracks toegevoegd: ‘The Future Will Be Different’ en ‘Tree’.

Na ‘Venice’ werkte Fennesz opnieuw samen met talloze andere musici en maakte daarmee diverse albums. Zijn volgende soloalbum komt vier jaar na ‘Venice’ uit: ‘Black Sea’ (2008). De vinylversie kwam als eerste, de cd twee weken later, maar dan wel met een andere hoes en twee tracks meer. De wat sombere hoes is van Wozencroft, maar die moet je meer zien in het geheel van natuurfotografie dan verklarend voor het album. Kijkend naar de tijden zijn de composities op ‘Black Sea’ langer geworden, maar zijn niet gesplitst en lopen in elkaar over. Daarmee wordt het in feite één, lang werkstuk. ‘Glide’ is live opgenomen in Parijs. Fennesz trad daar op met de Nieuw Zeelandse Rosy Parlane. Parlane verhuisde naar Oostenrijk en hij bracht enkele albums uit voor Touch. Op ‘The Colour of Three’ is een door Anthony Pateras geprepareerde piano te horen die door Christoph Amann (technicus van Amann Studios) opgenomen werd. Pateras krijgt voor zijn bijdrage compositie-credits. Op ‘Back Sea’ zijn veel gitaren te horen, maar geen enkel klinkt zoals we die kennen. Soms klinkt het instrument als ruis, soms als een compleet orkest. Voor ‘Black Sea’ werkt Fennesz nu ook met ‘lloopp’. Het is een uitbreiding van max/SMP: ”.. essentially, ppooll is a modular network of max patches with an internal mode of communication”, aldus de website. Tegenwoordig heet het programma ppooll (!?).
‘Black Sea’ kent een enorme rijkdom aan klankkleuren, geluiden, ontwikkelingen en experimenten. Je blijft het album geboeid volgden. Fennesz heeft al vanaf de start zo zijn manier om je als luisteraar te vangen in zijn web en het is moeilijk je daarvan los te scheuren.

Heel wat muziek van Fennesz komt als download of op vinyl, maar in 2011 was er gelukkig nog een EP (extended play) op CD: ‘Seven Stars’. De EP werd uitgebracht door Touch met een hoes van Wozencroft en is opgenomen in de inmiddels bekende studio Amann. Op ‘Seven Stars’ staan vier composities, samen ongeveer twintig minuten. Op het titelnummer speelt Steven Hess mee op drums. Het gemangelde jaren zestig gitaargeluid in ‘Liminal’ is bijna een nostalgisch soort romantiek, een ode aan een voorbije tijd. Maar die tijd is voorbij en er wordt geknaagd aan de muzikale randjes, het geluid wordt verstoord. ‘July’ is in contrast daarmee een Fennesz die de grenzen opzoekt, hier weer de donkere, experimentele geluiden die we nog kennen uit zijn begintijd. ‘Shift’ is zonder meer filmisch, uitermate geschikt voor landschappen. Het slotstuk, ‘Seven Stars’ sluit aan bij de opening, langzaam, romantisch, mooi, slome drums. Prachtig en ook al iets voor een film, maar dan eerder richting Film Noir. ‘Seven Stars’ is een korte, maar zeer welkome aanvulling op Fennesz’ solowerk.

Het volgende soloproject komt pas in 2012 met de soundtrack voor  de film ‘AUN, the beginning and the end of all things’ van regisseur Edgar  Honetschläger. De film gaat over de geschiedenis van de mensheid en diens zoektocht, queeste zo je wil, naar zijn toekomst. Bij zijn vorige albums, net zoals bij zijn vele samenwerkingsprojecten, had Fennesz al blijk gegeven van een haast filmische, symfonische aanpak van zijn muziek. Zeker niet alledaags, maar zeker menselijk in een fascinerend mooi geluidslandschap. Het is dan ook niet vreemd dat Fennesz gevraagd werd muziek voor een film te maken. De soms breed uitwaaierende gitaarklanken in echo’s gehuld worden gedragen door allerlei geluiden die niet meteen duidelijk te herleiden zijn. De gitaar staat hier weer meer op de voorgrond en de nummers, het is filmmuziek, zijn overwegend kort. Honetschläger koos tevens ervoor drie stukken van Fennesz en Ryuichi Sakamoto in de soundtrack op te nemen: ‘Aware’, ‘Haru’ en ‘Trace’. Die staan ook op het duoalbum ‘Cendre’ (2007). De klanken van de vleugel passen wonderwel goed in de ambience die Fennesz hier creëert. In het cd-boekje is een flink aantal filmbeelden opgenomen zodat je een indruk krijgt van de beelden waarbij Fennesz zijn muziek maakte. Je ziet dan meteen dat de film niet alleen over techniek gaat, maar ook over natuur en een vorm van spiritualiteit.

Onverwacht luxueus is ’17.02.12’ (2013), uitgebracht door Song Cycle Records. Het is een box met daarin 2lp’s, 2 dvd’s, 1 cd en een 12 pagina’s tellend lp-formaat boek. De titel verwijst naar de opnamedag, het gaat hier om een optreden, opgenomen in Museo Marini in Florence op 17 februari 2012 ter gelegenheid van de eerste editie van “International Feel”. De box werd uitgebracht in een gelimiteerde oplaag van 500 stuks. Separaat werd alleen de muziek uitgebracht op 2 lp’s met een andere hoes. Op de dvd’s staan respectievelijk de film ‘Die Symphonie Der Großstadt’ van regisseur Walter Ruttman met muziek van Fennesz en een reeks foto’s van het optreden en de omgeving, gemaakt door Dario Lasgni. Op de cd horen we vooral muziek uit de film ‘AUN’, maar omdat het live is, is dat slechts bij benadering. Hier geen korte stukken, maar vier delen, respectievelijk ‘part 1’ tot en met ‘part 4’ genoemd. De aanprijzing van de box is helder: “This opulent boxset features documentary evidence of the spellbinding show in the form of two LPs and CD, featuring the one-man symphony orchestra rendering a hypnotic, convective and richly evocative soundtrack from his guitar and improvised electronic treatments. We shouldn't need to tell you, but it's really quite special and thoroughly recommended to fans of Fennesz's noisy romanticism.” Dat maakt alles meteen duidelijk toch?

Pas zes jaar na het vorige studio-album, ‘Black Sea’, komt een volgende: ‘Bécs’ (2014), spreek uit als  “baeetch”. ‘Bécs’ is de Hongaarse naam voor Fennesz’ thuisstad Wenen. Als eerste herken je onmiddellijk de hand van Tina Frank in de hoes en daarmee lijkt Fennesz terug te keren naar ‘Endless Summer’ (2001). Het zouden broer en zus kunnen zijn, maar de goede luisteraar ervaart dat anders. ‘Endless Summer’ was indertijd een schok voor luisteraars van muziek aan het verre eind van de elektronische muziek omdat er melodische lijnen te horen waren. Het werd vervolgens een heuse hype en heel wat collega’s gingen Fennesz’ pad op. Sterker nog, die richting werd korte tijd zelfs zo populair dat sommige mensen die muziek al niet meer konden horen. Fennesz laat op ‘Bécs’ horen wat hij de afgelopen jaren al vaker liet horen, elektronische klanken als ondergrond voor heldere, zweverige gitaarklanken. Het geeft de als vaak ‘kil’ omschreven muziek een extra dimensie, namelijk die van warmte en menselijkheid. Fennesz is daar een meester in en kan zijn composities prachtig uitbalanceren al dan niet met een verstild of juist daverend slotakkoord. Dat alles is te horen op ‘Bécs’: “Bécs is not just an album or a series of songs, it's a world to inhabit, a landscape ripe with sounds, songs and that esteemed Fennesz signature”, aldus Editions Mego. Klopt allemaal, maar toch blijft die eindeloze zomer maar door het hoofd spoken, want, hoe mooi dit album ook is, er was al zoiets…
Op ‘Bécs’ treden enkele gastmusici aan: Cédric Stevens (modulaire synthesizer, die grote kasten), Werner Dafeldecker (bas), Martin Brandlmayr (drums) en Tony Buck (drums).

‘Mahler Remix’ (2014) is een optreden uit het Radiokulturhaus in Wenen in mei 2011. De naam geeft al aan dat we hier te maken hebben met iets van de Weense componist Gustav Mahler (1860-1911). Fennesz wilde zijn stadgenoot eren met een uitvoering van diens muziek, maar dan wel op eigen wijze. Fennesz maakte samples van Mahler’s stukken en gebruikte die voor zijn voorstelling. Daarbij werd hij ondersteund door de Berlijnse, visueel kunstenaar Lilevan: "The aesthetics of the image are not to be found in its beauty, density and completeness, but in its transparencies and potentials."
Het gesponsorde werkstuk werd slechts drie keer uitgevoerd, in Wenen dus en verder in Carnegie Hall, New York en The Istanbul Boruson Art Centre in Istanbul, Turkije. In Europa moeten we het doen met een 2lp-uitvoering (Touch Records), de cd-versie is alleen in Japan uitgebracht op Commmons. De warme, wollen hoes is van Jon Wozencroft.
Het optreden voor 230 mensen was op zijn minst bijzonder te noemen:  Fennesz:"It was incredibly difficult to work with music that was already perfect. I have the greatest respect for the composer, but ultimately could not improve the music. I only had to pick out parts here and there." Vervolgens werd Mahler’s muziek bewerkt met effectapparatuur, loops, laptopprogramma’s en uiteindelijk ook door gitaarklanken die op hun beurt verscheurd werden tot dissonanten. Zo had je Mahler nog niet eerder gehoord. Maar er gebeurde hier, live, wel iets. The Vienna Review (citaten in het stukje hiervoor komen daar vandaan) schreef dat de twee in het zwart gehulde heren bezweet bogen voor het publiek dat staande een ovatie bracht. Dank heren in zwart.
Overigens werd een deeltje van het optreden – later – gebruikt voor ‘Liminality’ en die staat op ‘Bécs’.

Na het Mahler-project wordt het wat stiller rondom Fennesz. Hij werkt nog wel met anderen, maar de hoeveelheid werk die er eerder liet horen werd minder. Pas in 2019, vijf jaar later dus, laat Fennesz solo weer van zich horen met ‘Agora’. Het album is opgenomen in 2018. Fennesz: : “It’s a simple story. I had temporarily lost a proper studio workspace and had to move all my gear back to a small bedroom in my flat where I recorded this album. It was all done on headphones, which was rather a frustrating situation at first but later on it felt like back in the day when I produced my first records in the 1990s. In the end it was inspiring. I used very minimal equipment; I didn't even have the courage to plug in all the gear and instruments which were at my disposal. I just used what was to hand.”
We horen naast Fennesz: Katharine Cecilia Fennesz (stem), Mira Waldmann (stem) en de veldopnamen van Manfred Neuwirth. Het album telt maar vier composities, elk rond de twaalf minuten. De eerste heet toepasselijk ‘In My Room’. En wat er uit die kamer komt is typisch Fennesz, maar dan toch weer met een ander accent. Hier ligt de nadruk minder op de gitaar, maar meer op de opbouw van klanken. Zonder enige twijfel haalt Fennesz hier uit met zijn rijke palet aan klangfarben. Het nummer opent met diepe bastonen om over te gaan in een aanhoudende drone. Daaronder de donkere tonen van een ritmisch patroon. Langzaamaan ontvouwt het werk zich en gefascineerd blijf je dan weer luisteren. ‘Rainfall’ moet je vooral lezen/horen als het dichte ruisen van elektronica en de sterk vervormde klanken van Fennesz’ gitaar. Ook hier een prachtige opbouw van klanken en ritmiek, maar dat alles onder een flinke sluier, tegen het eind houdt de regen op en is het nummer afgelopen. In ‘Agora’ is nauwelijks een gitaar te herkennen. Deze compositie bestaat vooral uit lagen elektronische geluiden. ‘We Trigger the Sun’ sluit weer mooi aan op het openingsnummer, na een rustige opening, gitaren, maar ook weer die donkere ritmiek en sluiers van geluid. Tussendoor klinken nog synthesizer-glissando’s. Dit album grijpt gelukkig niet terug op ‘Endless Summer’ of ‘Bécs’, maar slaat weer een andere, nieuwe (?), richting in. Fennesz neemt de tijd voor zijn soloalbums, het volgende zal nog wel even op zich laten wachten, maar voorlopig mogen we blij zijn met de ontwikkeling die zich aandient op ‘Agora’.

Dat elektronische muziek mooi, filmisch en zelfs romantisch kan zijn wisten sommige liefhebbers van het genre al wel. Fennesz, met een voorliefde voor de jaren zestig gitaarmuziek, zorgde er zo ongeveer in zijn eentje voor dat een veel groter publiek dat nu ook kon ontdekken. ‘Endless Summer’ was indertijd hét album dat menig oor opende. Het staat nog steeds, maar je kunt je nu al moeilijk voorstellen wat een betekenis daaraan toen gegeven moest worden. Fennesz stond niet stil en ging onverdroten door met zijn klankverkenningen. Je geraakt met zijn muziek in een fascinerende wereld die moeilijk in woorden te vatten is. Misschien komt “romantische, filmische ruis” een beetje in de richting. Je zou er zo wel nieuwsgierig naar kunnen worden, toch?

 
tekst: Paul Lemmens, oktober 2022
afbeeldingen: © Maische/Ixthuluh/Mego/Touch/Tanz Hotel/Headz 10, Dat-1/Ash International/Song Cycle Records/Editions Mego/Ninja Tune/Commmons=