Example
Eric Burdon & War
Prachtige kleuren... overal!

omschrijving afbeelding

Het samengaan van de soul/funk-band Nightshift met voormalig Animals-zanger Eric Burdon leverde naast de nieuwe bandnaam, War, twee prachtige studioalbums op, uniek in muziekstijl.

De album-opnames, net als de optredens, waren vaak lange jamsessies waar iedereen doorging tot het niet meer kon.

Zes jaar na de splitsing kwam er een live-album van War mét Burdon. In 2021 volgde een tweede, die is zelfs nog beter. Wat een vuur, wat een passie.

Lees het verhaal van War met Eric Burdon, de groep met een prominente rol voor percussie, blazers én… mondharmonica.

Howard E. Scott (1946- /gitaar, zang) speelde in zijn jeugd basgitaar. Hij leerde de kneepjes van het basvak van zijn neef. In zijn tienertijd schakelde hij over naar gitaar en al snel vormde hij samen met Harold Brown (1946- /drums) een groep: The Creators. In die band speelde ook Lonnie Jordan (1948- /keyboards, zang); Morris ‘B.B.’ Dickerson (1949 -2021/bas, zang) en Charles Miller (1939-1980/sax, fluit, klarinet, zang). De naam van de band klinkt bijna als een reggaegroep, maar op het menu stond vooral veel soul, muziek waarop je kon dansen. De teksten waren een vertaling van het leven van alledag, “the street vibe”. The Creators spraken zich uit over racisme, straatbendes, crimineel gedrag, maar ook over armoe en honger lijden. Omdat Scott zijn dienstplicht moest vervullen werd het vervolg van The Creators wat grilliger. Desondanks namen ze als begeleidingsband van zanger Johnny Hamilton en vervolgens saxofonist Tjay Contrelli (van de band Love) een tweetal singles op en gingen door het leven als The Romeos of als Señor Soul. In 1968 was Scott terug en werd de naam veranderd in Nightshift. Daarin speelde Peter Rosen basgitaar. Die laatste speelt een korte, maar belangrijke rol in de band. Rosen was namelijk geld schuldig aan ene Bruce Garfield. Rosen vertelde dat Garfield meer geld kon verdienen met de band Nightshift, hij moest maar eens komen luisteren.
Garfield kwam, luisterde en was meteen enthousiast. En dat ondanks het feit dat de groep in een Topless Beer Bar speelde als begeleiders van ex-voetballer Deacon Jones. Sterker nog hij kende Eric Burdon en wist dat die dringend toe was aan een nieuwe band. Eén en één is twee. Dus nodigde Garfield Burdon uit om te gaan luisteren. Rosen overleed kort daarna als gevolg van zijn drugsgebruik, waarop B.B. Dickerson weer terugkeerde in Nightshift.

Eric Burdon (1941- /zang) was wereldberoemd van zijn zangwerk in The Animals, de groep van en met Alan Price. The Animals had een reeks hits waarvan ‘The House of the Rising Sun’ (1964, nummer één-hit) de meest bekende is. Burdon viel op door zijn krachtige, maar ook doorleefde en “soulfulle” stem. Andere successen van The Animals zijn ‘We Gotta Get Out of This Place’; ‘It's My Life’; ‘Don't Bring Me Down’; ‘I'm Crying’; ‘See See Rider’; ‘Don't Let Me Be Misunderstood’; ‘San Francisco Nights’; ‘Monterey’ en ‘Sky Pilot’. Maar de groep speelde ook graag werk van anderen zoals ‘Paint It Black’, bekend van The Rolling Stones. Burdon had iets met dat nummer. Door mismanagement, talrijke personeelswisselingen en een rampzalig verlopen tournee door Japan viel de groep uit elkaar. Burdon was helemaal klaar met de muziekwereld en wilde terug naar Engeland en iets anders gaan doen.

Gelukkig kon Garfield hem overtuigen en dus ging ook Burdon luisteren en was minstens net zo enthousiast. In zo’n groep zingen leek hem wel wat en dat niet alleen, het was totaal anders dan The Animals en gaf hem energie. Hij sprong op het podium en begon mee te doen. Nightshift vond het leuk, maar wist niets van Burdon of The Animals. Ondertussen werd Nightshift uitgebreid met ex Dizzy Gillespie percussionist Thomas ‘Pape Dee’ Allen (1931-1988/percussie, sax). Een tijdje later keerde Burdon terug met in zijn gezelschap de Deen Lee Oskar (1948- /mondharmonica). Burdon had Oskar op staat in Los Angeles horen spelen en was onder de indruk van zijn spel. Er ontstond een spontane jamsessie en na drie kwartier wist iedereen dat er iets bijzonders gebeurd was. Dit móest op een of andere manier vervolg krijgen.

Dat vervolg kwam nogal onverwacht. Burdon leefde op dat moment met zijn vriendin Caroline. Ze hadden nauwelijks geld. Caroline maakte ‘kussens met psychedelische patronen’ en verkocht die op straat. Op een dag werd ze aangesproken door twee mannen, Jerry Goldstein en Steve Gold, die haar aanboden haar manager te worden. De heren hadden een maatschappij, Far Out Productions, en verkocht vooral posters. Maar daar wilden ze het niet bij laten. Het werd niet Caroline, maar Eric. Burdon ging met Nightshift naar de twee heren en vroeg of zij niet hun manager wilde worden. Goldstein en Gold, “one brain with two mouths” waren, zoals Burdon het later noemde, ‘Meedogenloos en gemeen…”. Dat wel, maar op dat moment noodzakelijk voor enige vorm van inkomsten. Er kwam dus een deal: Burdon zou Nightshift coachen en met zijn bekend talent vooruitbrengen, Nightshift zou Burdon bijstaan als diens nieuwe band. Maar, zo vonden Goldstein & Gold, dan moest de naam wel anders.

De naam, WAR/War, lijkt te komen van een optreden in Japan. Nightshift viel daar namelijk nogal op. De grote groep met idem grote Afro’s, de bolvormige kapsels, en wat militante kleding bezorgden menigeen een schrikreactie. Iemand zei tegen Goldstein dat het maar goed was dat hij wist wie die jongens waren, ze leken zo afkomstig van het slagveld…. Daarop noemde Goldstein de groep War. Eerst een geuzennaam, maar later omarmd door eenieder. De naam klopte precies met de teksten waarmee Nightshift al bezig was, de ‘war’ tegen de leefomstandigheden, maar ook tegen die in Vietnam. Als een wat vriendelijkere promotiecampagne bracht het management de slogan “War Is Music” naar buiten.

Het eerste optreden van Eric Burdon & War, de nieuwe naam, was in oktober 1969 voor een Tv-optreden bij Delia! Delia Reese, een Afrikaans-Amerikaanse vrouw, was een voorloopster op haar gebied. Haar talkshow, met muzikale gasten, een statement. Die avond liet War ‘Tobacco Road’ en ‘Bright Lights, Big City’ horen. Beide songs zijn te horen op het album ‘Spill the Wine… Live’ (2021). De optredens waren weliswaar gebaseerd op ‘bekende’ songs, maar er werd volop geïmproviseerd. Soms zette War in met een ‘groove’ en begon Burdon te zingen en gaandeweg teksten te vormen. Die sessies konden wel een half uur duren. Korte songs werden zo opgerekt tot behoorlijk lange, waarop Burdon de band meetrok tot ze niet meer konden. Jordan: “Sometimes we’d play for 45 minutes nonstop on stage. We’d strike up a groove and from there we’d go through different dimensions musically and lyrically without talking a break. And anytime someone would throw in a curve, we would step aside and let that person go ahead.” (citaat cd-boekje). Wat een ervaring zal dat geweest zijn.

Eind 1969 werd begonnen aan de opnames voor het eerste album in Wally Heider’s Studios, San Francisco. Het waren feitelijk live-opnames die in één weekend plaatsvonden. De groep speelde in de studio, Burdon zong in een zangcabine met de lichten uit. Het album kwam uit als ‘Eric Burdon Declares “War”’ (april 1970), een geinige woordspeling. Op de achterzijde van de hoes is te lezen: "We the People, have declared War against the People, for the right to love each other." War is Peace dus.
De hoes is bedacht door Burdon. ‘The Visual Thing’, de afbeelding voorop, bestaat uit een witte en zwarte arm, gespiegeld weergegeven tegen een opkomende zon; de vingers in de “w”-vorm, van “war”. Goldstein zou later op zijn eigen LA Records het album opnieuw uitbrengen onder de naan ‘Spill the Wine’, maar bij de diverse reissues werd gelukkig de oude naam weer gebruikt.

De meeste composities waren van de band, behalve de al genoemde ‘Tobacco Road’ (John D. Loudermilk) en ‘Mother Earth’ (Peter Chatman, oftewel Memphis Slim). De songs waren lang en vaak in stukken onderverdeeld. ‘The Vision of Rassan’, een ode aan jazzmuzikant Rahsaan Roland Kirk, duurt bijna acht minuten, ‘Tobacco Road’ bijna vijftien. Op de oude lp-kant B zijn drie songs te horen: ‘Spill the Wine’ (naar een fles wijn die over de mixing console ging - bijna 5 minuten); ‘Blues for Memphis Slim’ (13 minuut) en het extreem korte: ‘You’re No Stranger (net geen twee minuten). Die laatste was nieuwe tekst op een bestaande song. Vergeten was van wie. Rechtszaken zorgden ervoor dat de song snel verdween van het album. In het cd-tijdperk kwam die alsnog weer terug.

En de muziek? Soul, jazz, blues, rock en Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse ritmes. De combinatie saxen-mondharmonica was en is een bijzondere. Juist deze mix maakt het zo specifieke en unieke geluid van War en dan hebben we het niet gehad over Burdon’s fantastische stem. De diverse songs klinken inderdaad bijna live of als halve sessies, maar er gebeurt daar wel iets. Dat hoorde een groot deel van het publiek ook. ‘Eric Burdon Declares “War”’ kwam weliswaar niet in een of andere hitlijst, maar werd uiteindelijk wel goud. Dat kwam dan wel mede door het succes van de eerste single: ‘Spill the Wine’/’Magic Mountain’ (mei 1970). De single werd eerste (US Cash Box Top100), derde (US Billboard Hot100), 2e (Australia Go-Set), 3e (Canada RPM Top Singles) en 5e (Mexico). Niet slecht toch? In Nederland werd de single 15e. Album en single kwamen uit bij MGM Records, maar de band zat onder contract bij Goldstein en Gold. Beide heren vonden dat MGM niet hun contract mocht overnemen en daarmee was War de eerste band ooit met een gouden album en zonder platencontract.

Natuurlijk volgde er tournees in Amerika en in Europa. In Engeland stond de groep een aantal avonden in Ronnie Scott’s (jazz-)Club met onder de gasten een aantal van Burdon’s vrienden, George Harrison, Jimi Hendrix en Billy Preston. Hendrix speelde mee met ‘Mother Earth’. De volgende dag hoorde de groep dat Hendrix de nacht daarvoor overleden was… Een heftige schok voor iedereen. Ondanks dat stond de groep daarna bij Beat Club op het podium. Het werd een fenomenale show vol vuur en passie. Vier songs werden er op 26 september 1970 gespeeld: ‘Paint it Black’; ‘Spill the Wine’; ‘Tobacco Road’ en ‘Bear Back Rider’. Allemaal te horen op ‘Spill the Wine… Live’ (2021).
De tournee liep niet helemaal volgens plan. Burdon was uitgeput en op het podium ingestort. Vermoeidheid, longontsteking. Van dat laatste had hij helaas vaker last, vanaf kinds af aan al. De tournee ging verder zonder Burdon, maar hij zou ook nooit meer live met de band samen.

War terug van de tournee, Burdon hersteld, Tijd voor een nieuw album. Opnames vonden net als eerder plaats in Heider’s Studios. ‘The Black Man’s Burdon’ (december 1970) is net als bij het eerste album een dubbelzinnige. Hij is direct te herleiden naar het boek van E.D. Morel: ‘The Black Man’s Burden’ (1920) waarin het thema slavernij, “de last van de zwarte man” centraal staat. Een dan en nu nog steeds actueel thema en passend in de teksten van War. ‘The Black Man’s Burdon’ is net als het vorige bijna in een aantal lange sessies opgenomen, misschien nog een tikkeltje intenser zelfs. Als je begint te luisteren wordt je het album ingezogen en komt daar nauwelijks meer van los. Dat zegt natuurlijk meteen iets over de kwaliteit van het gebodene. Alle muziek is van de band zelf, met uitzondering van ‘Paint It Black’ is natuurlijk geschreven door Jagger/Richard (die van The Rolling Stones), maar we horen ook ‘Nights in White Satin’ (Justin Hayward) dat bekend is van The Moody Blues, al is de vertolking van War behoorlijk anders.

‘The Black Man’s Burdon’, een dubbel- album, bestaat uit een soort suites, waarbij de ‘Paint It Black (Medley)’ met bijna veertien minuten de langste is. ‘Sun/Moon’ is net wat korter (tien minuten). De andere songs zijn tussen de twee en negen minuten. Tussen de tracks is geen pauze. Door de opbouw lijkt het of je naar één lange, vier lp-kanten-lange track aan het luisteren bent. De groep was al enige tijd bij elkaar, men wist wat men aan elkaar had en er werd veel meer losjes en relaxt geïmproviseerd als een jazzband. Fascinerend én hypnotiserend plaatje, een album dat je nooit meer vergeet als je het een keer gehoord hebt.

Dit keer geen grote hit, de enige single ‘They Can’t Take Away Our Music’/Home Cookin’’ deed het niet best. ‘The Black Man’s Burdon’ werd uiteindelijk goud in Europa.
Er was nog wel een rel om de hoes, niet de voorkant, maar de achterkant. Daarop zit een shirtloze Burdon tussen de dijen van een wijdbeens zittende, zwarte vrouw. De vrouw is gekleed, het zou zo een vakantiefoto kunnen zijn, maar dat was het natuurlijk niet. De binnenhoes ging nog een stapje verder. Daarop liggen twee witte, naakte vrouwen en zit War, zonder Burdon, met ontblote bovenlijven in het gras. De enige staande man heeft in zijn hand een riem en lijkt op de twee vrouwen af te stappen. Een omgekeerde uitbeelding van de albumtitel? Aan de andere kant ziet het er allemaal niet heel dreigend uit, maar wel behoorlijk suggestief. War is Love? De voorkant is daarmee het meest onschuldig en wellicht het sterkste beeld hier. Bij de eerste oplage zat een tegoedbon, een “War-bond” voor $1 korting bij een War-concert.

Gezien het gerommel van Goldstein en Gold en MGM verliet Burdon War, maar gaf wel mee dat ze sterk genoeg waren hun eigen weg te gaan. De diverse leden hadden veel geleerd van Burdon en waren vol zelfvertrouwen. Met ‘The World is a Ghetto’ (1972) en de single ‘The Cisco Kid’ (1972) hadden ze twee nummer één hits. Daar bleef het niet bij. War zou het goed blijven doen, al bleef de originele bezetting niet meer heel lang bij elkaar en volgde ar regelmatig wisselingen.
Burdon stortte zich op een nieuw avontuur met Blues Image en bracht daarmee ook oude Animals-songs. We zouden nog regelmatig van Burdon blijven horen, maar steeds in andere settings.
Burdon en War stonden pas in 2008 weer samen op het podium. Dat was voor een speciaal concert ter ere van de re-issue-campagne van Rhino om War’s oude albums opnieuw uit te brengen, mar nu op cd’s.

In 1976, zes jaar na het laatste album van War met Burdon, bracht ABC Records ‘Love is All Around’ uit, een live-album van War ‘featuring Eric Burdon’. Het in een krant-achtige hoes verpakte album bracht daarmee de meest bekende songs, zoals Tobacco Road’ en ‘Paint It Black’ in een live-setting. Nieuw is dan ‘A Day in the Life’, de song die we kennen van The Beatles. Daarmee zijn Stones en Beatles op één album te vinden. Het is niet één concert op één plek, maar een bundeling live-opnames uit de geschiedenis van de band en dan vooral nog uit de beginfase. De samenstelling is gedaan door Goldstein. Het is een mooi album en geeft goed de sfeer van de band live weer. Maar als je echt goede live-opnames wil horen, de band in topvorm, dan is de wat dubieuze (legaal of niet?) ‘Spill the Wine…Live’ een veel betere keuze.

Eric Burdon & War maakte twee albums. Daarna was het over. Zowel qua klank als qua muziek zijn ze bijzonder. Ik noem ze gerust onvergetelijk. Het zijn van die albums die langzaam bij je binnensluipen en je dan niet meer loslaten. Dan weet je dat je te maken hebben met sterke muziek, oftewel “pretty colors, everywhere”.

 

tekst: Paul Lemmens, februari  2022
plaatjes: © MGM/Liberty/ABC Records/Rox Vox