![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
---|---|---|---|
![]() |
![]() |
![]() |
Edward Vesala Spel zonder grenzen |
||
---|---|---|
Edward Vesala (1945-1999) wordt geboren als Martii Juhani Vesala, maar
verandert al vroeg in zijn carrière zijn naam in Edward. Hij studeert van
1965-1967 muziektheorie en orkestrale percussie aan de Sibelius Academie in
Helsinki en speelt met Finse muzikanten Eero Koivistionen en Seppo
Paakkunainen. U weet wel. In 1972 doet hij mee op Triptykon, een plaat met
de Noorse saxofonist Jan Garbarek en bassist Arild Andersen voor ECM. ECM
wordt daarna min of meer zijn 'thuishaven', alhoewel hij ook elders platen
opneemt. Gedurende de jaren zeventig werkt Vesala veel met free-jazz- en
'experimentele' muzikanten, waaronder Peter Brötzmann, Terje Rypdal en
Charlie Mariano. Dat was vooral goed voor hem zelf. De samenwerking met
landgenoten Juhani Aaltonen, Eero Koivistoinen en Pekka Sarmanto zorgde voor
een enorme impact in de Finse free jazz-scene. In dezelfde periode maakt hij
kennis met de Poolse trompettist Tomasz Stanko en werkt veelvuldig met hem
in diverse jazz gerelateerde kwartetten. Bij zijn volgende plaat, Satu (1977), spelen meer muzikanten buiten Finland mee: de eerder genoemde Stanko, de Noorse gitarist Terje Rypdal en Deense trompettist Palle Mikkelborg. Maar ook Aaltonen is weer present. Satu ligt qua klank in het verlengde van Nan Madol en het is daarom niet vreemd om meteen na een experimenteel stuk als Satu een bijna tranentrekkende tenorsaxsolo te horen in Ballade for San. Alleen die begeleiding, die is dan weer onrustig, dwingend. Vesala staat overigens als trotse vader met zijn kinderen op de hoesfoto. Zijn muziek doet soms denken aan de Engelse free jazz uit de jaren zestig (Soft Machine-achtigen), soms aan Zappa, maar ook aan Albert Ayler en John Coltrane. Boeiende muziek. In 1978 richt Edward een eigen platenfirma op: Leo (niet te verwarren met die andere Leo). Daarop verschijnen platen van onder andere Stanko en Mariano. In 1980 reizen Vesala en Stanko naar New York. Daar nemen ze Heavy Life op met onder andere Reggie Workman (bas) en Bob Stewart (tuba). In Amerika speelt hij als slagwerker mee met mensen als Chick Corea, Gary Burton en Archie Shepp. Een opmerkelijk project is de muzikale begeleiding van dichter Arto Melleri. Begin jaren tachtig spendeert Vesala veel tijd aan de begeleiding van workshops, die opereren onder de naam Sound & Fury. Daarnaast geeft hij percussie workshops en -clinics. In 1984 kiest hij uit die workshops de beste musici en start een eigen band onder de naam Sound & Fury. Die groep neemt vier platen op voor ECM. De bekendste daarbij is de eerste Lumi (1986) die door het muziekblad Wire wordt genomineerd als een van de meest belangrijkste jazzplaten uit de jaren tachtig en door Richard Cook en Brian Morton in The Penguin Guide to Jazz een zeldzame kroon krijgt. Op Lumi zijn invloeden te horen van tango tot minimale muziek. Meest prominent lid, als staat ze gewoon in de rij, is Iro Haarla, Vesala’s vrouw. Zij zou op alle volgende platen ook present zijn. Steve Lake, schrijver van de hoestekst, noemt Vesala’s werk van ‘pictorial quality’; het is inderdaad een soundtrack met ongekende spanning. Al vanaf de eerste tonen word je gegrepen door de muziek, die zich net zo langzaam ontvouwt als het Scandinavische landschap. Daarbij gebeurt er steeds van alles tegelijk, waardoor de muziek niet gemakkelijk op te pakken is, je moet er echt moeite voor doen en dat is zonder meer positief. Met de titel van de tweede Sound & Furyplaat, Ode to the Death of Jazz
(1989), refereert Vesala aan de conservatieve en dominante krachten binnen
de jazzmuziek. Gelukkig weten we dat Jazz niet dood is, alleen vreemd ruikt
(Zappa). Vesala doelt met zijn plaat aan het feit dat jazz inmiddels door
alles en iedereen geslikt wordt, een glad glijmiddel bijna, en nauwelijks de
uitdaging meer heeft die de muziek ooit had. Daar brengt hij met zijn groep
enige verandering in. Dubieus is dan meteen of dat publiek zijn dwarse,
lastige muziek te verteren vindt. Steve Lake, hij weer, schrijft in de
hoestekst dat Vesala’s gedrevenheid om de jazz, of anders zijn visie daarop,
van de grond te krijgen doet denken aan Ornette Coleman of Sun Ra. De
diverse bandsessies, ware uitputtingsslagen, hebben daar vast mee te maken,
zijn ietwat dictatoriale neigingen idem; een harde regel: Never Copy!”.
Vesala speelt bijna alle instrumenten zelf, niet supergoed, maar genoeg om
duidelijk te maken wat hij wil. Regel twee: “Play as if playing for the
first time!”. Vesala probeert zijn band te smeden tot een organisch geheel
dat reageert op zijn spel en andere verbale uitingen. De Ode is sterk
wisselend in ritmiek, klankkleur en sferen, maar altijd boeiend en op
meerdere lagen tegelijk gebouwd. Het is vitale muziek; er is weinig doods
aan. In 1997 toert hij met zijn groep een maand lang door het verre oosten.
Bij terugkeer doet hij als gastspeler mee tijdens twee radio-optredens voor
RinneRadio; naast slagwerk zorgt hij voor de elektronische elementen in de
muziek. In december 1999 overlijdt de dan vierenvijftig jarige Vesala
plotseling door hartfalen. Vesala was een van Finlands' meest prominente
muzikanten; iemand die de grenzen van de muziek opzocht en bewust doorbrak
daarbij een balans zoekend tussen organisatie en vrijheid. Zijn
belangrijkste motto: "Als je muziek maakt moet je dat doen met 100%
overtuiging, zo niet, dan laat maar." Iets dat zijn vrouw, weduwe dan, Iro
Haarla In 2001 ten uitvoer brengt; ze maakt haar eerste eigen plaat; een
beetje in het verlengde van Vesala’s werk, met een tikje meer Noorse folk in
de muziek. Na enkele platen ontvangt ze voor Penguin Beguine (2005) een Emmy
Award, met als gevolg dat een van haar sterkste platen, Northbound (2005)
uitkomt op… ECM. Ze is terug waar ze met Edward begon. Northbound ligt meer
dan haar andere albums in het verlengde van Storm & Fury. Haar tweede
groepsalbum, Vespers (2011) laat een wat andere kant van Haarla zien,
opener, lichter, intiemer. |
||
tekst: Paul Lemmens, maart 2013 plaatjes: © ECM Records |