![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
---|---|---|---|
![]() |
![]() |
![]() |
Earth
& Fire Maakt één weekend wat uit voor je herinneringen? |
||
---|---|---|
De groep had successen met singles als ‘Memories’ en ‘Weekend’ en met name één album: ‘Song of the Marching Children’. Die successen volhouden bleek een lastige klus waardoor langzaamaan het vuur doofde en de groep ter aarde viel. Maar er speelde veel meer in deze topband van eigen bodem. Een groep die ondanks alle successen nog te weinig aandacht krijgt. Oftewel: ‘Maakt één weekend wat uit voor je herinneringen?’
De naam had niet beter gekozen kunnen zijn: Earth and Fire, aarde
en vuur, bij elkaar passend, maar vol tegenstrijdigheid. Dat geldt
ook voor de muziek, symfonische rock aan de ene kant, hitsingles
aan de andere kant. Meestal gaan die twee niet samen, hier lukte
dat wel. Tegelijkertijd gaf dat bij de luisteraars een gespleten
‘gevoel’. Als je, ik heb het nu over eind jaren zestig, begin
jaren zeventig, voor de symfonische rockkant was, was je bijna
automatisch tegen singels, die waren te commercieel. Was je voor
singles, dan kon je de moeilijke, uitgesponnen en lange thema’s
maar moeilijk slikken. Allemaal hokken natuurlijk, maar met de
beperkte gedachtegang van toen was dat ‘gewoon’ zo in die periode.
En toch, er stonden, net als ik, meer liefhebbers te balanceren op
dat irreële, gespannen koord. Ik hoorde het liedje ‘Seasons’ in
1969 en wist meteen dat dat goed was en dat zelfs nog voordat ik
de zangeres gezien had. Dat goede, gold voor een reeks volgende
singles en de eerste albums, daarna sloeg bij mij de twijfel toe.
Halverwege de jaren zeventig vond ik de singles nog best wel
leuk/aardig, maar de albums onder de, mijn – hoge – maat. De wortels van Earth and Fire liggen in Voorburg in huize Koerts.
De tweeling Chris (1947- /gitaar) en Gerard (1947-2019/keyboards,
enz.) gaf onder de naam ‘The Singing Twins’ al voorstellingen in
de huiskamer. In hun tienertijd traden ze toe tot ‘The Young
Ones’. Die groep speelde vooral werk van de dan populaire bands
als “The Shadows’. De bezetting wisselde nogal eens, net als de
naam, die nu werd veranderd in ‘The Swinging Strings’. Weer
populaire deuntjes, maar inmiddels van groepen als The Beatles,
The Byrds enzovoorts. Tot de redelijk vaste kern behoorde Walter
Andringa en Marten Weesjes. Later kwam daar Willem de Mooy (orgel)
bij. De heren Koerts waren toen allebei van de gitaar. ‘The
Swinging Strings’ trad elk weekend op in een steeds groter gebied.
Mét succes. Door een strenge opvoeding van thuis was het echter
wel steeds: studie eerst heren! Een week optreden in Parijs werd
dan ook om die reden niet gehonoreerd. Beide Koertsen waren nogal introvert en stil, behalve als het om
de muziek ging, dan waren ze heel duidelijk én vooral
perfectionistisch. Dat leidde tot strubbelingen in ‘The Swinging
Strings’. De Koertsen wilden verder met muziek, dieper erin. Als
eerste werd de naam veranderd in ‘Opus Gainfull’ en als tweede
werd de rest van de groep min of meer aan de kant gezet. Niet tot
ieders genoegen. Chris had inmiddels een bassist op het oog en
vroeg hem om in hun band te komen spelen. Die bassist was
weliswaar wat ouder en speelde in een andere band, ‘The Soul’,
maar dat maakte niet uit. Hans Ziech (1943- ) kwam en nam in zijn
kielzog de drummer uit ‘The Soul’, Cees Kalis (1949-2006) mee.
Soms speelde een oude vriend van Ziech mee, gitarist Eric Wenink.
Diens bijdrage was vooral zijn lp-kast met albums als die van
Jefferson Airplane, Jimi Hendrix, Moby Grape, Family en andere
‘underground-bands’. Die muziekkast opende nogal wat
luistervensters van de Koertsen. Daarnaast veranderende de wereld
om hen heen met rasse sprongen. Er was ruimte voor andere
zienswijzen, flower power, peace man weg met het establishment,
love-inn’s, happenings; de jaren zestig dus. Enne, die nette
pakken bij optredens hoefde eigenlijk ook niet meer. Kortom, er
moest iets nieuws gebeuren. Iemand, waarschijnlijk naar analogie
van de bewonderde Jefferson Airplane, kwam met het idee een
zangeres te zoeken. Die werd al snel gevonden in de persoon van
Manuela Berloth. Zij had onder de naam Lyseth, al een hitje gehad
had: ‘I Know’ (1966). Berloth kon goed uit de voeten met het live
zingen van ‘White Rabbit’ en ‘Somebody to Love’; allebei tracks
van Jefferson Airplane. Net als eerder en zoveel anderen doet de band mee aan
talentenjachten om zichzelf meer ‘in the picture’ te spelen. In
1969, 3 juli, winnen ze en mogen ze bij platenmaatschappij Negram
een single opnemen met eigen composities: ‘Love Depression’/’My
World is on Fire’. Eenmaal ter plekke vindt Negram de kwaliteit
toch niet wat ze verwacht hadden en blaast de deal af. Niet heel
veel later had de groep een contract met Polydor en had Negram
spijt. Spijt was er misschien ook om het snelle vertrek van
Berloth. Zij stapte op wegens een oogziekte. Achteraf was ze
misschien ook te netjes voor de band, ‘geen echte rock ’n
roll-vrouw’. Berloth genas redelijk snel en vertrok naar Amerika.
De broeders Koerts, vooral Chris, namen nu de zang voor hun
rekening. Haar eerste optreden was in het voorprogramma van de Golden Earring. Earth and Fire werd zowel door die band als door het publiek gewaardeerd. Wat ze deden was nieuw in Nederland, in feite waren ze erg bezig de underground te vertalen naar het polderlandschap en dat werkte. Niet in het minst door Kaagman, die van een nette secretaresse steeds uitdagender en schaarser gekleed ging en van haar haar een enorme wilde haardos maakte. Hele kuddes jongens waren indertijd verliefd op haar, of moet ik zeggen op haar uitstraling? Inmiddels was ene Freddy Haayen van Red Bullit Productions, een productiemaatschappij van Haayen en Willem van Kooten, op zoek naar talent. Die van Kooten kennen de ouderen nog wel als Dj Joost de(n) Draaijer. Ik had het toen niet zo op die man, die had te veel praatjes ern te weinig belangstelling voor muziek. Ik luisterde liever naar AFN, met name naar het programma King Kong met Marc Moulin. Daar hoorde je échte muziek. Dit even terzijde. Haayen hoorde de muziek van Earth and Fire, stelde hitpotentie vast en nam de groep mee naar van Kooten. Die hoorde dat de ritmesectie rammelde, maar zag eveneens potentie, vooral in de Koerts-broers. Den Draaijer en Haayen vroegen of de band zelf nummers had, of dat zij iets moesten zoeken. Dat zoeken duurde nooit lang, meestal ging de vraag naar George Kooymans die zich vermoedelijk rotschreef, want die had altijd iets voor iemand liggen. Ze nu ook. De Koertsen aarzelden nog, maar je zet als beginner ook geen Kooymans aan de kant. De song die ze kozen werd ‘Seasons’. De band nam de track op, maar Kooymans voegde, zo ging dat toen, enkele gitaarpartijen toe. Daar was Chris Koerts niet heel blij mee, want zo was het niet zijn werk, bovendien hield hij er niet van werk uit handen te geven. Deze gang van zaken zorgde ervoor dat de tweeling later het heft strak zelf in handen zou nemen. Sterke punten van de single waren naast het gebruikte instrumentarium de afwisselende solo- en samenzang van Kaagman en Chris Koerts. ‘Seasons’ klonk uitstekend én vooral: anders. Red Bullit had een lijntje met Polydor, dus dat werd meteen hun
platenmaatschappij. Het duurde even voordat ‘Seasons/Hazy
Paradise’ (1969) iets ‘deed’, maar na een optreden in het vrij
nieuwe tv-programma ‘Jam‘ met de hippe Engelsman Robbie Dale als
presentator kwam het nummer plotseling terecht op de tweede plek
in de top40. Er was succes en dat smaakt naar meer. De volgende
single werd na de leerschool hierboven in ieder geval wél een
eigen compositie: ‘Ruby is the One/Mechanical Lover’ (1970). Die
kwam tot de vierde plek. Iedereen opgelucht. Iedereen? Eerder was
al opgevallen dat de ritmesectie niet feilloos speelde. Kalis had
vaker moeite met zijn partijen. Nu de band ‘professioneler’ werd,
werden de eisen hoger en eigenlijk voldeed Kalis niet aan die
eisen. Hij werd daarom tot groot ongenoegen van hemzelf, uit de
band gezet. Er kwamen zelfs nog advocaten aan te pas en
uiteindelijk een schikking. De nieuwe drummer werd Ton van der
Kleij (1949-2015), de drummer van de band ‘Summer’. Dat album is een eerste indicatie van wat de band kan. Behalve
‘Seasons’ zijn alle tracks gecomponeerd door Chris en Gerard.
Ex-drummer Kalis doet nog mee op vier tracks, de rest wordt
gedrumd door van der Kleij. Natuurlijk staan de drie hits erop,
maar ook ‘Vivid Shady Land, het B-kantje van ‘Wild and Exciting’.
Het album staat qua geluid en thematiek met één been/noot in het
verleden, maar kijkt vooruit. De sferen worden goed gekleurd
aangebracht; het album wordt gedomineerd door orgel- en
gitaarpartijen. Het is, qua klankkleur, een album geheel in stijl
van de tijd. Experimenteel, beetje Jefferson Airplane, scheutje
King Crimson, maar dan toch meteen heel eigen draai. En dat
laatste komt vooral door de zangpartijen van Kaagman én de eerder
geroemde samenzang met Chris Koerts. Wat je live vooral moest zien was de lichtshow die de band
gebruikte. Ook die was naar analogie van die van Jefferson
Airplane. Die hadden ze gezien in Amsterdam en dát wilden zij ook.
Na enige experimenten kwamen ze terecht bij ‘Ellen Space
Lightshow’ van Martin Smit. Denk hierbij aan projecties van
beelden, maar ook de bekende vloeistofprojecties die eind jaren
zestig door meer bands gebruikt werden. De meest bekende is die
van Mark Boyle die zijn lightshows liet zien in UFO Club, Londen.
Ufo was de thuisbasis van groepen als Soft Machine en Pink Floyd.
In 1967 stond Boyle met The Soft Machine in Amsterdam op het
podium, maar een jaar eerder had hij een speciale lichtshow
gegeven in Londen: “The Son et Lumière for Earth, Air, Fire and
Water.” Dat zijn leuke weetdingen in dit historisch kader. Het zal duidelijk zijn dat met hits én een album de groep flink op tournee ging. Die bleef vooral beperkt tot eigen land met soms kort uitstapje naar de oosterburen. Ondanks de releases van singles en album in Engeland en de onverwachte populariteit van de groep in Japan kwam de band niet tot daar; concerten werden om onduidelijke redenen niet geregeld. Daar zijn allerlei meningen, roddels en theorieën over, maar die zijn voor hier niet zo interessant. De vierde single wordt: ‘Invitation/Song of the Marching
Children’ (1971). Ook die single doet het met een vijfde plek in
de Top40 goed. Maar met name de B-kant vraagt om meer, zo vindt
Haayen. Dat kregen we: het werd een lp-kant lange track op het
tweede album ‘Song of the Marching Children’ (1971). Het episch,
want dat is het, nummer bestaat uit zeven delen, met, zoals ze dat
in Engeland zo mooi zeggen ‘twists and turns’. Met dit album
treedt Earth and Fire toe tot het symfonische rockkamp. Dat kwam
niet alleen door de lengte en de vele wisselingen binnen de song,
maar ook door het gebruik van dat prachtige instrument; de
Mellotron. Dat is in feite een soort verzameling taperecorders in
een kist, waarbij met elke tape, via een toets als een piano een
aantal seconden geluid gehoord kan laten worden. Vaak richting
fluiten en/of violen, waardoor het net is of er een orkest
meespeelt. Het instrument is op tal van albums in het genre
‘progrock’ te horen. De meest bekende zijn King Crimson, The Moody
Blues, maar ook bij Pink Floyd, Yes en Genesis enzovoorts. De mellotron zeilt meteen je kamer binnen bij de volgende single
‘Memories/From the End ‘til the Beginning’ (1972). Ondanks dat, de
sfeerwisselingen, de gitaarsolo wordt dit een grote hit voor Earth
and Fire: twee weken op de eerste plek. Achteraf is dit een van de
twee nummers (het andere is ‘Weekend’) waar de band het meest mee
geassocieerd wordt. Het past perfect bij het album, ook al staat
het er niet op, het hoort er wel bij. Dan heb je succes én een goed album, maar wat dan? Nog maar zo
een? Dat werd ‘Atlantis’ (1973), voorafgegaan door ‘Maybe
Tomorrow, Maybe Tonight/Theme from Atlantis’ (1973). Succes! Het
album kwam tot de zesde plek, de single tot de derde. Opnieuw volgde lange tournees, nu zelfs tot in Turkije, waar zich Beatlemania-achtige taferelen afspelen. Eenmaal terug in Nederland ontving de groep de ‘Zilveren Harp’, de aanmoedigingsprijs van de Stichting Conamus. Die Stichting, opgericht door John de Mol, hield zich, samen met auteursrechtenorganisatie Buma/Stemra, bezig met de ondersteuning en promotie van muziek uit Nederland. De stichting heet nu Buma Cultuur en organiseert evenementen als ‘ADE’, het Amsterdam Dance Event en het Noorderslag Festival. Kaagman werd in 2006 directeur en bleef dat tot 2009. Overigens is de gouden harp voor artiesten die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de Nederlandse muziek. Je zou dus kunnen zeggen dat het goed gaat, maar schijn bedriegt,
want achter de doorgaans stille wereld van de Earth and Fire
gelederen, men hield niet van kletsen en interviews, rommelt het
behoorlijk. Jerney Kaagman, toch wel de frontvrouw van de band,
heeft soms moeite met het zingen van haar partij. Dat wordt in de
studio allemaal netjes opgelost, maar met ’Maybe Tomorrow, Maybe
Tonight’ had ze zoveel moeite dat het nogal wat inzet en extra
takes kostte. ‘Love of Life/Tuffy the Cat’ (1974) is de laatste single waarop Ziech meedoet. Die single geeft een draai aan het groepsgeluid. De mellotron is er nog wel, maar de beat gaat eerder richting disco dan complex. Het argeloze publiek slikte het gretig: nummer twee in de Top40. ‘Love of Life’ was de single waarbij de liefhebbers van het langere, complexe werk zich eens achter de oren krabde. Wat moest men hiermee? Het nummer klonk nog wel als Earth and Fire, maar moest er nu gedanst worden in plaats van zittend genieten? Is Earth and Fire wel een albumgroep of toch meer een single groep? Langzaamaan was de beweging eerder richting singles leek het. ‘Only Time Will Tell/Fun’ (1975) heeft het antwoord misschien in de titel besloten? Gitaar, Mellotron, lekker ritme, maar geen disco. Komt toch goed dus. Het danspubliek van ‘Love of Life’ heeft het wat moeilijker. De single komt niet meer in de top10, maar blijft hangen op een twaalfde plek. “Only Time Will Tell’ is de aankondiger van een nieuw album: ‘To the World of the Future’ (1975). Een album waaraan iedereen compositorisch bijdroeg, meer dan op de vorige albums. Het is een album met een wat andere klank, meer synthesizers en meer richting de dan populaire jazzrock, denk daarbij richting Weather Report, Chick Corea, Herbie Hancock. Gelukkig doet Earth and Fire dat wel in eigen stijl met dank aan vooral Chris voor zijn geweldige gitaarpartijen; de man was een sterk onderschatte gitarist in Nederland. Het album verkocht ondanks de jazzy accenten goed en kwam tot de zevende plek in de hitlijst. Nederland wordt aangedaan middels een zogenaamde theatertournee, de zalen en achterafhokken hadden ze inmiddels wel gehad. Eind van het jaar komt er weer een nieuwe single: ‘Thanks for the Love/Excerpts From "To The World Of The Future" (1975). Ook die lift mee op het recente succes en komt weer in de top10 en wel op de achtste plaats. Maar misschien komt dat toch meer, omdat het weer een redelijk dansbaar nummer is? Of komt het door het blazersarrangement, beetje in stijl van Earth, Wind and Fire om die naam er maar eens in te gooien. Die groep duikt namelijk altijd op als je ‘Earth and Fire’ zoekt. Hoe dan ook het is best een funky nummer en daar is niets mis mee, tenminste als je het een beetje los ziet van die andere kant van de band. In 1976 maakt de band even een ‘Neerlands’-talig uitstapje: ‘De tijd zegt niets’, dat wordt gemaakt voor het album ‘Zing in je moerstaal’, uitgegeven ter gelegenheid van de boekenweek. Andere participanten zijn: Kayak, Lucifer, Bots, Alexander Curly, Maggie McNeal, Boudewijn de Groot, Fungus, Peter Koelewijn, focus, Drs. P. en Robert Long. Met name Focus, Kayak en Earth and Fire vallen in deze lijst op, de rest zong al soms of vaak in het Nederlands. Een single in het Engels is dan toch fijner: ‘What Difference Does it Make/What Difference Does it make (instrumental)’ (1976). Opnieuw staan funk en disco voorop én een hele horde strijkers. Echte dit keer, de Mellotron is geparkeerd. Maakt het wat uit? Ja toch wel, want met dit plaatje lijkt een periode afgesloten. Esoteric Records, uitgever van historische progrock en aanverwante muziek, gaf de eerste vier albums van Earth and Fire opnieuw uit in 2011 en trok hier de grens, alhoewel het singletje nog wel als bonus werd toegevoegd aan de cd ‘To the World of the Future’ (2011). De single kwam tot een twaalfde plek. Er volgt opnieuw een flinke tournee door het vaderland en nu zelfs naar Polen. Ton van der Kleij is net geopereerd en op de reserve kruk zit dan Ab Tamboer. Van der Kleij is echter weer helemaal op de been voor het volgende album ‘Gate to Infinity’; een album dat muzikaal gezien in het verlengde ligt van ‘To the World of the Future’ (1977). Goed geproduceerd, opnieuw, door Jaap Eggermont. Misschien soms te goed, want Kaagman’s stem is soms niet herkenbaar als de hare. Ook dit album is meer een groepsalbum, maar wel met ondersteuning van Hans Hollestelle en Jaap Eggermont voor sommige arrangementen. Ook draven er wat percussionisten op: Pieter Jan Blauw en Raoul Blauw. De titeltrack is een lange, over de zeventien minuten. Op kant B een vijftal andere tracks. Het is een lastige periode voor veel wat oudere bands met langer werk, punk is in opmars en de ‘moeilijkere’ muziek wordt beschouwd als muziek van en voor fossielen. Daar sta je dan met je aarde en vuur. Nu hadden de heren al vaak meer ijzers in het (disco)vuur en konden aardig mee met de getijden, maar het werd lastiger. ‘Gate to Infinity’ was daar een voorbeeld van, het album stond voor de band kort in de hitlijsten en kwam niet hoger dan nummer twintig. Dat gold ook voor de single van het album ‘78th Avenue/Dizzy Raptures’ die ‘slechts’ kwam tot een achttiende plek en dat ondanks de lekker lopende bas op de ondergrond. Was het de 7/8 maat (titel van het nummer)? Het klonk toch echt als een goede Earth and Fire track. De critici waren verdeeld, maar hoorden een band in transitie. Het wachten was op de volgende stap. Dat werd er niet één, maar een hele reeks. Ton van der Kleij had
er geen zin meer in, misschien wel omdat hij teveel met alcohol
bezig was en minder met zijn subtiele drumwerk. Hij vertrok, kwam
op straat terecht en later in de brillenzaak van zijn broer. Pas
na jaren pakte hij de sticks weer op en speelde in de band ‘Flight
505’ oude Rolling Stones songs. Hij overlijdt plotseling in 2015.
De drumkruk wordt ingenomen door de man op de reservebank, de
ex-conservatorium-drummer Ab Tamboer (1950-2016). Met van der
Kleij stapt ook Theo Hurts uit de groep. Stappen is een aardig
woord; de samenwerking, met name die met Kaagman, verliep
behoorlijk stroef. Het ging niet meer en in feite werd hij eruit
gegooid. In zijn plek komt Kaagman’s partner Bert Ruiter (1946- ).
Zowel Tamboer als Ruiter zijn van een andere aanpak als de
voorgangers, minder zweverig, minder jazzy, gewoon gaan, spelen en
liefst in vierkwartsmaat. Het Grote Publiek is echter blij, in Nederland, maar ook in Duitsland, Denemarken, Zwitserland en zelfs Portugal; allemaal landen met een ‘Weekend’ op nummer één. De band ontvangt in Schotland (!) gouden en platina platen voor de verkopen in Nederland, de Gouden Leeuw in Duitsland voor de verkopen daar en uiteindelijk ook de Gouden Harp én de Exportprijs van Conamus. Tijdens de live tournee bij dit album stond Johan Slager als
gitarist op het podium, omdat Chris Koerts zijn studie musicologie
weer had opgepakt. Dat deed hij niet zomaar, hij had een beetje
genoeg van zijn eigen band. Misschien omdat de muziek zich anders
ontwikkelde, misschien door de andere mensen met andere dynamiek
in de band. Hij vond het niet makkelijk, maar stapte er
uiteindelijk uit (1980). Zijn broer begreep het, maar vervolgens
kreeg die het moeilijk. In 1981 verschijnt een ‘speciale’ versie van ‘Weekend’ ter gelegenheid van de Rally van Monte Carlo… Zowel Earth and Fire als Kayak sponsorde daar het Opel-team en ter promotie werd ‘Weekend’ met een aangepast tekst uitgebracht. Ook een manier om van een weekend te genieten toch? In september van het jaar komt een nieuw album, omgeven door
nieuwe singles. De eerste single hierbij is ‘Dream/Jerney’s
Day-Off’ (1981). Het nummer hakt lekker door. Kaagman’s heeft haar
blauwe pak verruilt voor een rondborstig roze. Gerard Koerts lijkt
inmiddels een anachronisme in zijn eigen nu vooral kortharige
popband. De droom eindigde op de zevenentwintigste plek. Vreemd
genoeg deed het album, ‘Andromeda Girl’ (1981) het beter: een
twaalfde plek. Het album heeft vooral korte stukken, maar de
titeltrack is dan toch nog twaalf minuten. Het is best een aardige
track, maar niet bepaald een hoogtepunt in het œuvre van de band.
Het stuk begint wat zweverig met strijkers en een hemels gezang,
maar na de break is de sfeer weg en komt de ritmesectiehouthakker
langs. Weg sfeer. De andere tracks zijn helaas vooral
niemendalletjes, ondanks de blijvende inzet van Chris Koerts en
Hans Ziech. Chris arrangeert de strijkers en speelt hier en daar
zelfs wat gitaar. De andere twee singles zijn ‘Love is an
Ocean/You’(1981) en ‘Tell Me Why/What More Could You Desire’
(1981). Alle vier die songs staan ook op het album. Dat zegt in
mijn optiek wel iets over een teruglopende creativiteit. Beide
singles kwamen alleen tot de tipparade en niet in hitlijsten. ‘State of Flux’ (1982) is het laatste album van de band. Het gaat verder op de voor ‘Adromeda Girl’ ingeslagen weg, alleen bij een andere platenmaatschappij. De musici zijn te goed om slecht te spelen, maar dit album ‘spreekt’ nog minder dan het vorige. Dat heb je er nu van als je het eenmaal behaalde succes, denk hierbij aan ‘Weekend’, wil uitmelken; de muziek wordt een maniertje in plaats van een creatief proces. Jaap Eggermont zag het al aankomen: “Je gaat de verkeerde kant op!” Dat had hij goed gehoord. Er waren natuurlijk weer singles op de markt: ‘Twenty Four Hours/Strange Town’ (1982), ‘Jack is Back/Hide Away’ (1982) en ‘The Two of Us/Love is to Give Away’ (1983). Opnieuw allemaal op het album te vinden. Ze kwamen wel in een hitlijst, maar ‘slechts’ dertiende respectievelijk negenentwintigste en tweeëndertigste. Niet bepaald het gedroomde succes. De conclusie lag voor het oprapen: earth had ‘toegeslagen’, de
‘fire’ was eruit, uit de muziek dan. In 1983 was het voorbij met
de groep. Het laatste optreden, zonder enige vorm van ophef of
afscheidstranen, was in Lemele, ‘of all places’. Wonderwel en heel vreemd komt er na zeven jaar een nieuw album
van Earth and Fire op de markt: ‘Phoenix’ en ook wat nieuwe
singles: ‘French Word for Love/Gemini’ (1989) en ‘Good
Enough/Under a Burning Sky’ (1990). Daarmee komt er een vreemd tweede eind aan de historie van Earth and Fire, een band die ergens een verkeerde afslag nam, uit de bocht vloog en verzandde in de aarde, omdat het vuur ontbrak. Echter, in de muziekwereld is een eind nooit een eind. In 2017 brengt Universal een bijzondere 10-cd’s tellende box uit: ‘Earth And Fire – Memories (Complete Album Collection)’. Die was in no-time uitverkocht. Verder zijn er van Earth and Fire tot nu toe twee-en-twintig verzamelalbums uitgebracht (!) en één dvd met clips en interviews. Die verzamelalbums doen het goed, de allereerste, Superstarshine (1972), werd zelfs goud. Het zijn allemaal albums met single-verzamelingen, slechts incidenteel staat er een langere track op. Alle singles en B-kantjes staan op de 2cd ‘The Golden Years Of Dutch Pop Music’ (2015). Al die single-verzameldingen maakt de groep achteraf toch eigenlijk meer een singlegroep dan een lp-groep, terwijl de start anders deed vermoeden. In de wereld van de progrock worden de eerste albums beschouwd als ‘horend bij dat hok, later raakten de fans uit dat hok het spoor bijster. Het tekent de ambivalentie van Earth and Fire. Was het nu Earth of was het nu Fire? Maar aan de andere kant, maakt één weekend wat uit voor je herinneringen? Earth and Fire maakte voor het grootste deel van hun carrière prima muziek en dat mag best even gememoreerd worden met mooie herinneringen, al dan niet in een weekend. |
||
tekst: Paul Lemmens, april
2020 plaatjes: © Polydor/Vertigo/Dureco/CNR/Universal/Eart & Fire |