![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
---|---|---|---|
![]() |
![]() |
![]() |
Doo Wop Some Kind of Wonderful |
||
---|---|---|
Tieners, vooral zwarte jongeren met weinig mogelijkheden om instrumenten te kopen, deden die instrumenten verbaal na met geluiden als “doowop”; “sheboom”; ahahahhaha”; “bopbopbop”. A capella met vurige overtuiging. Doowop was in aanvang vooral langzaam met – vanwege al die liefde – ‘slow dancing’. Met de opkomst van de rock ’n roll werden Doo Wop-songs ook ietsje sneller. Bij Doo Wop draait het veelal om singles, bands wisselden constant van leden en platenmaatschappijen; een naam was maar een naam en tijd en geld om hele albums op te nemen was er niet. Tijd voor een verhaal over deze emotionele en meeslepende muziekstijl.
Zingen kun je altijd en overal. Je hebt er niets anders voor nodig dan je
stem. Mensen hebben altijd gezongen, al vanaf de oertijd. Tenminste dat
denken de deskundigen, we waren er niet bij immers. Voor de Doo Wop moeten
we terug naar een donkere tijd in de geschiedenis, de slavernij. De zwarte
medemens die, verstoken van alles en nog wat, onder erbarmelijke
omstandigheden moest werken. Zingen verlichtte de harde arbeid soms wat. Dat
zingen was vaak een vraag/roep en antwoordzang. Die ‘stijl’ zette zich
vervolgens door in de kerken in de vorm van gospel. De voorganger riep/zong
een zin en de gemeenschap reageerde met antwoorden. Klappen, voetstampen en
dansen waren daar een vast onderdeel van. Soms werd het een behoorlijk
levendige dienst. In 1863 werd de ‘Emancipation Proclamation’ uitgevaardigd;
zwarte musici mochten voortaan vrij reizen en optreden. Dat laatste viel
niet altijd mee, want er waren nogal wat plaatsen waar dat nog steeds niet
mocht en de rassen bleven strikt gescheiden. Via de kapper en de jazz komen we vervolgens bij The Mills Brothers en
The Ink Spots. The Mills Brothers was een a capella groep bestaande uit de
broers John, Herbert, Harry en Donald. Met wortels in de Barbershop
enerzijds en jazz, swing, anderzijds. Het eerste optreden was in 1930. Het
viertal werd weliswaar begeleid door een gitarist, maar alle andere
instrumenten deden ze zelf. Verbaal dan wel te verstaan: John (gitaar,
tuba); Herbert (saxofoon, tenorstem), Harry (trompet, tenorstem) en Donald
(saxofoon en tenorstem). Het was zo bijzonder dat op hun eerste albums een
speciale ‘boodschap’ was opgenomen: “No musical instruments or mechanical
devices used on this recording other than one guitar”. The Mills Brothers
deden die instrumenten dus na door geluiden te maken. Ze konden dat zo goed
dat het publiek soms dacht dat ergens achter een gordijn de echte muzikanten
stonden. The Mills Brothers verkochten miljoenen platen. Hun grootste hit:
‘Paper Doll’ (1943) met zes miljoen verkochte exemplaren. The Mills Brothers en The Ink Spots hadden meer grote successen. Ze vormden door hun aanpak en stijl de basis voor wat later Doo Wop zou worden genoemd. De naam ‘Doo Wop’ komt pas in 1961, als het hoogtepunt van die ‘stroming’ eigenlijk al voorbij is. DJ Gus Gossert brengt onbewust – hij wil er ook geen credits voor – de naam ter sprake bij het aankondigen van ’Blue Moon’ van The Marcels. Doo Wop is in dat nummer te horen, dus… Anderen zeggen dat de naam al eerder rondzong, Harde bewijzen voor beide verhalen zijn er niet, maar dit soort verhalen zijn altijd leuk toch? Wel een feit is dat in 1945 in de song ‘Just A Sittin' And A Rockin’ van The Delta Boys wordt gezongen: "doo doo doo doo-wop". Het succes van The Mills Brothers en The Ink Spots kreeg – natuurlijk – navolging, maar ook de platenmaatschappijen werden wakker. Hier was geld te verdienen, ook al waren al die artiesten zwart. Helaas was de rassenscheiding nog steeds een feit. Een sterk voorbeeld: in platenzaken was een hoekje met ‘race-music’. Dan weet je het wel. We maken even een sprong naar de Tweede Wereldoorlog. Om het moreel hoog te houden kregen de troepen veel muziek over zich heen. Meestal warme, wollige, zachte muziek om ze niet alleen een fijn gevoel te geven, maar ook dat ze een thuis hadden waar het behaaglijk en gezellig was. Muziek van The Andrew Sisters, Bing Crosby, Doris Day en jazz van Benny Goodman en Glenn Milller. En bij al die muziek werden instrumenten vocaal nagebootst. Na de oorlog wordt bijna elk land opnieuw opgebouwd. In Amerika bouwen The Ravens iets bijzonders. De groep begint in 1946 en bestaat dan uit: Jimmy ‘Ricky’ Ricks, Warren ‘Birdland’ Suttles, Leonard ‘Zeke’ Puzey en Henry ‘Oliver ‘Ollie’ Jones. Ze noemen zichzelf wat gekscherend ‘de raven’. Het succes van The Raven leidde tot een heuse hausse aan groepen met vogelnamen: The Orioles; The Crows; the Larks; The Penguins, The Robins, enzovoorts. Anders dan bij The ink Spots en The Mills Brothers wordt de baspartij meer op de voorgrond geplaatst en dat basgeluid meer richting het plukken van de (contra-)bas uitgevoerd in plaats van gezongen of gesproken. De muziek klinkt daardoor anders, meer percussief. Jones was al snel uit de groep en werd vervangen door Maithe Marshal. Zijn tenorstem en Ricks’ basstem bleken de basis voor het succes. De eerste single was een ‘oude bekende’: ‘Ol’ Man River’ (1947). De tweede ‘Write Me a Letter’ kwam zelfs in de blanke hitlijst terecht. Door de oorlog was de rassenscheiding ietsje minder geworden, men stond meer open voor de ander en daarmee ook de muziek van de ander. Met hun aanpak zette The Ravens de toon voor toekomstige zanggroepen. Veel single-successen hadden The Ravens niet, maar ze waren wel mateloos populair bij concerten en konden dan voor de tijd ongekend hoge gages vragen. Raven versus Wielewalen. Wie kent niet het oude lied: “Kom mee naar
buiten allemaal dan zoeken wij de wielewaal. En horen wij die muzikant, dan
is zomer weer in ’t land. Dudeljo, klinkt zijn lied. Dudeljo, klinkt zijn
lied. Dudeljo, en anders niet.” Zelfs de wielewaal is ‘into’ Doo Wop. The
Orioles (de wielewalen) zijn nog meer dan The Ravens de grondleggers van Doo
Wop. Het was vooral de zoete zang, de romantische ballades, de ‘slow songs’.
Net als bij The Ravens werd de baspartij ‘plukkend’ gebracht met daar
tegenover een hoge, eerste stem met steun van twee tenoren. Vooral die
romantische, langzame nummers werden de belangrijkste bouwstenen in de Doo
Wop. Met The Ravens en The Orioles was de toon gezet. Er volgde een stortvloed aan andere groepen, zoals The Flamingos, The Moonglows, The Dominoes, The Drifters, The Crows, The Clovers enzovoorts, enzovoorts. Nolan Strong, de zanger van The Diablos krijgt de eer de eerste zanger in het genre te zijn met een falsetstem, ook falsetto, genoemd. In Nederland noemen we dat ‘kopstem’. Die term komt uit de muziekhistorie, waarbij men ook spreekt van borststem en middenstem. Het gaat om de plek waar de zanger in het lijf de trillingen voelt. Omdat de kopstem vooral hoge klanken produceert voel je dat niet in middenrif of borst, maar meer in het hoofd. Vandaar. Bij een groep met falsetzang blijft er letterlijk meer in te vullen ruimte over tussen die kopstem en de bas. Die wordt ingevuld door de twee andere zangers, vaak een tweede tenor of bas. Dat kan door geluiden te maken als “doo-wah”. Vanwege dat “wah’ worden die geluiden “blow harmonies” of soms “wash sounds” genoemd. The Moonglows worden bekend door die “blow harmonies”. Hun hits “Most of All’ (1955) en ‘When I’m With You’ (1959) laten dat goed horen. Niet alleen in het hoog worden de stembanden gerekt, ook in het laag. Er ontstaat een soort wedstrijd in wie het laagste kan zingen. De song ‘Mr. Bass Man’ (1962) van Johnny Cymbal gaat daarover. De zanger vraagt of de basman, de baszanger, hem niet ook zo kan leren zingen. Ronnie Bright, dé basman, laat dan horen wat hij kan. Bright zong in allerlei groepen, waaronder The Valentines en The Cadillacs. Essentieel bij Doo Wop zijn de redelijks simpele, mee te zingen teksten en de ’break’ in het lied. Dat kan een refrein zijn, waarbij de emoties de luisteraar overspoelen, of een net afwijkend stuk muziek in de vorm van een gitaar- of saxsolo. De hartenpijn, de hartverscheurende niet ontluikende liefde moet uitgedragen en gevoeld worden. Lukt dat niet, dan klinkt zo’n lied niet authentiek en ‘gemaakt’. Doo Wop is vooral gevoelige muziek, doorleefd met fijne, goed in het gehoor liggende klanken. Naast zwarte zangers, zongen opvallend veel New Yorkse Italiaans-Amerikanen in Doo Wop-bands Beide groepen leerden het zingen vaak in de kerk al dan niet in het koor. Daarna was het zingen op straathoeken. De kosten voor een band waren laag. Soms nam een a-capellagroep een pianist of gitarist mee, maar dan had je het wel gehad. Nummers zat om te laten horen. Langzaamaan doken de platenmaatschappijen op deze muziekstijl. Dat ging op een behoorlijk amateuristische manier. Vaak een mondelinge afspraak en een handdruk. Opnemen in primitieve (huis-)studio’s, nauwelijks geld. Voor een paar duizend dollar had men al een studio en kon men wat plaatjes, we hebben het dan alleen over singletjes, laten maken. Die werden gedumpt in de platenzaak in de bak ‘race records’ en vervolgens hoopte men dat het wat zou worden. Meestal niet of slechts een zogenaamde ‘eendagsvlieg’. Daarbij speelde een rol dat groepen onder een naam werkte, maar leden als bijen uitvlogen naar andere groepen, andere samenstellingen, groepen net zo makkelijk stopten als begonnen, lastig te volgen dus. Dealtjes waren voor een single, daarmee was er ook nog eens een constante wisseling van platenmaatschappijtjes. Komt best chaotisch over toch? Dan had je wel plaatjes, maar de muziek van zwarte musici werd niet op de
radio gedraaid. Radio was een wit bolwerk voor witte luisteraars, punt! Ja,
er waren radiozenders van zwarten voor zwarten, maar dat waren er maar heel
weinig. Daar kwam in 1951 verandering in met Alan ‘Moondog’ Freed
(1921-1965). Freed was de eerste disc jockey die voorblij huidskleur keek,
luisterde eigenlijk, en koos voor wat hij goede muziek vond. Het werkte,
zijn show bij WJW, Cleveland, werd mateloos populair. Het zette menig
radiostation (en platenmaatschappij) aan het denken. Om al zijn favoriete
muziek te promoten gaf Freed in 1952 een ‘Ball’, het “Moondog Coronation
Ball” met live-optredens van een reeks artiesten. Wat niemand verwacht had
gebeurde: er kwamen 20.000 fans op af. Ze braken door de deuren heen om
binnen te komen. Je zou het kunnen zien als het eerste ‘rock-concert’. Al dan niet met een ‘bonus’ voor de DJ komen in 1951 de eerste Doo
Wop-groepen in (vooral) de R&B lijst: The Cardinals met 'Shouldn't I Know’
met prachtig gitaarwerk; The Five Keys met ‘The Glory of Love’ (nummer één);
The Mello-Moods met ‘How Could You/Where Are You Now That I Need You) ?’
(Top10/met pianobegeleiding en die typische, bijna kinderlijke stem) en
Billy Ward and his Dominoes met ‘Sixty Minute Man’. Die laatste kwam op één
en gaat eerder pop dan Doo Wop. In 1955 nam het aantal Doo Wop songs in de
algemene hitlijst flink toe. De ‘ballads’ met hun diepe bassen en rijke
zangstemmen lagen nu voor velen, denk aan de radio, aangenaam in het gehoor.
Hits zijn het prachtige ‘Sincerely’ van The Moonglows; ‘Earth Angel’ van The
Penguins met als bijzonderheid de componist, ene Frank Zappa; ‘Gloria’ van
The Cadillacs; ‘A Thousend Miles Away’ van The Heartbeats; ’Daddy’s Home’
van Shep & the Limelites; ‘My True Story’ van The Jive Five; ‘The Great
Pretender’ van The Platters en de mooiste, zachtste en meest rakende: ‘I
Only Have Eyes For You’ van The Flamingos. Met zo’n sfeer heb je ook alleen
nog maar oog voor die ander en vergeet je alles om je heen, toch? Heerlijk
zwijmelen. En dan is het tijd voor teenagers. De maatschappij maakt grote stappen op
alle gebieden, welvaart, techniek, landbouw, enzovoorts. Jongeren, met name
de teenagers, krijgen meer tijd, verdienen soms wat geld, kunnen de
beschikking hebben over een eigen radio(tje) en ontwikkelen langzaamaan een
eigen cultuur met muziek, kleding, haardracht, die zich afzet tegen die van
de ouderen. Ze willen het vaak anders en vaak ook sneller. Enne.. die muziek
van hun ouders mag daarom ook wel wat vlotter. We zitten nu, qua tijd, na
1955. The Clovers hebben een hit met ‘Devil or Angel’ (1956). In die song is
het tempo al iets opgevoerd en dat geldt ook voor de “domdidudidom” van
‘Come Go With Me’ (1956) van The Del-Vikings. Als de sax begint te spelen
gaan we al bijna richting rock ’n roll. ‘Little Girl of Mine’ (1956) van The
Cleftones is ook al een stuk vlotter en helemaal bont maken de El Dorados
het met ‘At My Front Door’ (1955). Meer rock dan wop is ‘What’cha Gonna Do’
(1955) van The Drifters. De toon was gezet, het roer moest om, gas geven. Groepen die dat niet
deden vielen al gauw buiten de boot. Bill Haley, Elvis Presley brachten
nieuw muziek, wilder, ruiger. Hun platen werden mateloos populair en
verkochten als een tierelier. Het is de tijd van auto’s, motoren, James
Dean, T-shirts en de eerste spijkerbroeken. In tegenstelling tot het anonieme groepsgebeuren van eerder komt door de opkomst van rock’n roll de zanger met de falsetstem meer in de spotlights te staan. Doorgaans vielen zangers van Doo Wop-groepen niet op. Ze zagen er allemaal ongeveer hetzelfde uit: het kapsel, pak met overhemd en stropdas of een vlinderdasje. The Turbans vielen al iets meer op vanwege de tulbanden op hun hoofd. De meest in het oor en oog springende ‘nieuwe’ zanger is de New Yorkse Frankie Lymon met The Teenagers. De naam zegt genoeg. Lymon, geboren in 1942, was veertien jaar toen hij zijn eerste hit had: ‘Why Do Fools Fall in Love’ (1956). De groep bestond naast Lymon uit Jimmy Merchant, Sherman Games en Joe Negroni en Herman Santiago. De laatste twee leden zijn Puerto Ricanen, waarmee de groep ook een ‘racial crossover’-groep is. De single was hun grootste hit, een jaar later, 1957, ging Lymon solo en viel The Teenagers uit elkaar. In 1967, Lymon was toen 25, overleed hij aan een overdosis. Lymon zag er jong en goed uit en had een hoge stem. Zijn geluid viel op, net als zijn teksten. Hij schreef die niet allemaal zelf, want de tiener had nauwelijks ervaring op het gebied van de liefde. Een wat ouder meisje uit de buurt wist er wel meer van en die hielp hem. Ondanks alles was Frankie Lymon and the Teenagers een voorbeeldband voor velen, maar met name voor The Jackson 5, met Michael in de rol van Frankie natuurlijk. 1958 is, zo vinden de deskundigen, het jaar waarin Doo Wop hoogtij viert. Om alle namen te noemen gaat in dit stuk wat te ver, maar opvallend populair zijn The Platters, The Silhouettes, The Drifters, Danny and the Juniors. Maar ondertussen blijft ook rock ’n roll populair bij de jongeren. DJ Art Laboe helpt onbewust mee om het proces van rock ’n roll te
versnellen. Laboe heeft in Los Angeles een radioprogramma: ‘Oldies, but
Goodies’. Daarbij stelt hij compilatie-albums samen van diezelfde gouwe ouwe
(die naam komt regelrecht van Laboe). Die verkopen goed. Zo goed zelfs dat
‘vergeten’ hits als ‘Earth Angel’ van The Penguins en ‘Still of the Night’
van The Five Satins opnieuw hits worden. Laboe’s programma werd vooral
beluisterd door witte teenagers en die wilden hem maar al te graag live
ontmoeten. Om dat te realiseren sloot Laboe een dealtje met Scrivner’s
Drive-In restaurant. Na de show konden ‘fans’ hem daar zien. Die
ontmoetingen waren zo in trek en tegelijkertijd zo aangenaam dat Laboe
besloot zijn programma live at Scrivner’s te doen. Leuk, maar het liep wat
uit de hand. De menigte werd te groot, de politie moest te vaak ingrijpen om
de op hol geslagen tieners in hun gareel te houden. Daarop verplaatste Laboe
de show naar El Monte Legion Stadium. Dat stadion lag net buiten het centrum
van Los Angeles, met bijkomend voordeel dat er door de tieners gedanst mocht
worden. Dat mocht namelijk niet binnen de centrumring. Nog een voordeel, de
overwegend zwarte muziek trok nu ook zwart publiek en jongeren met andere
achtergronden, Mexico, Puerto Rico. Dat zorgde voor een gemengd publiek. Dat
publiek stond daar voor open, werd steeds toleranter naar elkaar toe, maar
de bestuurders van Los Angeles waren minder blij: “ínterracial dating was
unacceptable”. Vooralsnog konden ze er echter weinig tegen beginnen. Laboe
bleef nog geruime tijd zijn shows presenteren. Later beperkte hij zich weer
tot het radiostation alleen. Hij ging nog door tot 2015, hij was toen al 85
jaar! De tijd staat niet stil, muziek ontwikkelt door en in allerlei richtingen, zoals de al vaker genoemde rock ’n roll, surf, pop. Begin jaren zestig is het muzikale landschap alweer heel anders dan halverwege de jaren vijftig. Doo Wop ontwikkelt mee, met hits als ‘Come Go With Me’ van The Del-Vikings; ‘The Lion Sleeps Tonight’ van The Tokens; ‘Blue Moon’ van The Marcels en ‘Zip-A-Dee_doo-Dah’ van The Blue Jeans. Langzaamaan brak ook het mannenbolwerk, de dames waren zich al beginnen te roeren: The Chantels, The Chiffons, The Bobettes, The Chantels, The Royalettes, The Cordettes en The Shirelles. The Shirelles worden in Rolling Stone’s lijst (het blad) van ‘Greatest
Artists of All Time’ geplaatst op een 76e plek; ze zijn geëerd met de
‘Pioneer Award’ voor hun bijdrage aan muziek en zijn opgenomen in de ‘Rock’n
Roll Hall of Fame. De groep is in 1957 opgericht en bestond toen uit:
Shirley Owens, Doris Coley, Addie ‘Micki’ Harris en Beverly Lee. Bij een
talentenjacht op de middelbare school wonnen ze een platencontract bij Tara
Records. Dat werd de single: ‘I Met Him on a Friday’ (1958). Die werd vooral
een lokaal succes(je). De single werd vervolgens overgenomen door Decca en
opnieuw gepromoot. Dat levert een nationale 50e plek op. Daarop volgt een
rommelige periode die wordt doorbroken met de single ‘Tonight’s the Night’,
die terecht komt op een 39e plek. The Shirelles kwamen daarmee meer in beeld
en traden vaker op, zoals in het voorprogramma van niemand minder dan Little
Richard. ‘Will You Love Me Tomorrow’ (1960), geschreven door Gerry Goffin en
Carole King, werd een regelrechte nummer één hit. De eerste voor een wat ze
toen noemden: ‘African-American Girl Group’. Het was zelfs de eerste nummer
één hit van een vrouwengroep. Er volgden nog een reeks hits. Live werden
Owens en Coley, inmiddels getrouwd, regelmatig vervangen door Dionne
Warwick. Volgens het contract zouden de dames op hun 21e verjaardagen de
opbrengsten van hun succes uitgekeerd krijgen, maar op het moment suprême
kwam ze erachter dat het fonds dat die zou moeten beheren niet bestond. Geen
geld dus. Dat leidde tot een contractbreuk en rechtszaken. In 1965 kwam men
tot een overeenkomst met de platenmaatschappij. Maar toen waren The Beatles
al flink bezig met de Britse invasie, de dames getrouwd en bezig met
kinderen krijgen of al hebben. Hun mannelijke tegenhangers in die tijd, The Drifters, bleken bijna kameleontisch te zijn in muzikale aanpassingen. Tussen 1960 en 1963 hadden ze hits als ‘This Magic Moment’; ‘Some Kind of Wonderful’; ‘Up on the Roof’ en ‘On Broadway’. Stuk voor stuk klassiekers. ‘The Drifters’ bestaan vooral uit Clyde McPhatter met daaromheen een scala aan zangers in verschillende samenstellingen en periodes. The Drifters zijn opgenomen in ‘The Rock’n Roll hall of Fame’; ‘The Vocal Group Hall of Fame’ en met een tweede vermelding in de ‘Vocal Group Hall of Fame’, maar dan wel als: Ben E. King and the Drifters. Rolling Stone noemt The Drifters de minst stabiele van de bekende vocale groepen met als reden onderbetaling. Er is een lijst te vinden op het internet met alle leden die ooit in The Drifters gezongen hebben, het zijn er 67! Ondanks al die onrust hadden ze maar liefst dertien Top30 hits waaronder: ‘Money Honey’ (1953); ‘Honey Love’ (1954); ‘Adorable’ (1955); ‘There Goes My Baby’ (1959); ‘Save The Last Dance For Me’ (1960) en ‘Under The Boardwalk’ (1964). In Engeland hadden ze en nummer twee-hit met ‘Kissin' in the Back Row of the Movies’ (1975). Dat jaartal ligt ver buiten de hoogtepunten van Doo Wop, er is in dat jaar sprake van een kleine ‘revival’. Zowel The Shirelles als The Drifters gebruikten invloeden van meerdere
muziekstijlen, Doo Wop, R&B en soul. Dat bleek een goede greep, want het
hoogtepunt van pure Doo Wop is begin jaren zestig langzaam voorbij. ‘Under
the Boardwalk’ van The Drifters is zo’n beetje het laatste succes. We zijn
dan in 1964 beland en dan gelden andere muzikale regels: The Beatles Rules!
Met de komst van het Britse viertal en daarmee de al genoemde ‘Britse
invasie’, verandert het hele muzieklandschap. Dit keer drastisch. Echter,
menig rock’n roll-, beat- of rockgezelschap was hoorbaar schatplichtig aan
Doo Wop. Zelfs The Beatles met hun meerstemming gezang, net als The Four
Seasons, The Temptations, The Byrds, The Mamas & the Papas en vele anderen.
Misschien nog wel de meeste herkenbare groep met Doo Wop-invloeden: The
Beach Boys. En wat te denken van Diana Ross & the Supremes? Die volgden het
door The Shirelles geplaveide pad. Terug naar de historie: er zijn honderden Doo Wop groepen, met evenzovele
grote of minder grote hits. Terugkijkend zie je dat het merendeel van de Doo
Wop-scene, als die er al was, zich afspeelt in steden als New York,
Philadelphia, Chicago, Baltimore, Newark, Detroit en Washington DC. De
essentie van al die prachtige muziek is gevangen in The Doo Wop boxen van
Rhino Records, aangevuld met een onofficiële vierde van Rockbeat. Dan heb je
17cd’s met tegen de vijfhonderd songs, met voor elke song een korte uitleg.
In aanvang was er alleen de eerste box (1993), maar daar werden er zoveel
van verkocht dat die een gouden plaat/box(?) kreeg. Gevolg nummer twee
(1996). Zelfde verhaal en dan volgt – wegens groot succes – nummer drie
(2000). Wat al te lezen was in de boekjes bij nummer één en twee is dat veel
muziek vanwege rechten of ander gedoe niet opgenomen kon worden. Met nummer
drie wordt dat enigszins goed gemaakt. Die derde is iets anders qua
samenstelling: één cd met ‘The Hits’; één met ‘Should-Have Been Hits’; één
met The Celebrity Picks’ en de laatste met ‘Modern Doo Wop’. Hoe dan ook, van elk nummer in de boxen of serie hierboven kun je een al
dan niet lang verhaal schrijven. Teveel voor hier. In het kort komt het erop
neer dat Doo Wop vrolijk is, meezingerig maakt. Langzaam of iets sneller,
het is heerlijke muziek die het niet verdient vergeten te worden. Soms raakt
een stijl of stroming je meer dan anderen. Dat is bij mij zo met Doo Wop.
Misschien omdat de songs uit het leven gegrepen zijn? Zeker is dat Doo Wop
‘Some Kind of Wonderful’ (The Drifters, 1961) is. En nu maar gauw gaan
luisteren. |
||
tekst: Paul Lemmens, maart
2021 plaatjes: © Rhino/NOT NOW Music/Rockbeat/Bear Family Records |