Kluster
1970-1971/Cluster 1971-1981 "Es war Einmal..."
Een van de eerste, experimentele, elektronische
‘popgroepen’ in Duitsland is Kluster. Hun twee originele
albums zijn collectors items, ondanks de behoorlijk religieuze
teksten.
Na een splitsing ging twee-derde Kluster, Dieter Moebius en
Hans-Joachim Roedelius, door als Cluster. Conrad Schnitzler,
die inmiddels samengewerkt had met Tangerine Dream, zocht zijn
eigen weg.
Cluster’s muziek en aanpak trok Brian Eno naar het dorp Forst
in Duitsland, net als Neu!’s Michael Rother. Hun bezoek had
nogal wat gevolgen voor Cluster’s muziek, maar ook voor die
van David Bowie.
Lees het verhaal van C/Kluster, de groep die de tijd ver
vooruit was en nu gezien wordt als staande aan de basis van
wat “krautrock” genoemd wordt.
HHet Kluster-verhaal begint begin jaren zestig in de Kunst
Akademie, Düsseldorf. Daar geeft kunstenaar Joseph Buys les
(1921-1986) les. Buys is “visueel artiest”, beeldhouwer,
vormgever, “performance artist”, een kunsttheoreticus. Buys was
een van de grondleggers van “Fluxus” en de zogenaamde
“Happenings”. De kunstenaars (schilders, dichters, muzikanten,
ontwerpers) die zich herkenden in der Fluxus-beweging vonden het
artistieke proces belangrijker dan het eindproduct. Dat proces
was experimenteel van aard en maakte vaak gebruik van
verschillende media. Fluxus wordt gezien als een van de
radicaalste en experimenteelste kunstbewegingen van de jaren 60.
De Happenings ontstonden, aangezet door Allan Kaprow (een
leerling van John Cage), eind jaren 50 in Amerika. De term wordt
voor van alles en nog wat gebruikt en is daarom niet eenduidig.
Een “gebeurtenis” is het, maar alternatief, anders, vernieuwend,
oogopenend, kunstzinnig. Een happening kon zijn dat een naakt
persoon beschilderd werd al dan niet onder begeleiding van
muziek. Of dat iemand een uur lang dezelfde noot speelde, of een
experimentele dans zonder muziek, of het nieuws lezen in een
‘jas’ van krantpapier, een ei bakken en het opeten. Eigenlijk
kon alles en gebeurde er veel. Buys droeg dit tijdens zijn
‘lessen’ in Düsseldorf uit. Twee van zijn leerlingen waren
Conrad Schnitzler (1937-2011/kunstenaar, musicus) en Dieter
“Moebi” Moebius (1944-2015/musicus). Schnitzler: “Buys made me
rethink every idea I ever had.”
Schnitzler kwam na zijn studie en net als veel andere kunstenaar
terecht in Berlijn. Schnitzler ontmoette er Hans-Joachim “Achim”
Roedelius (1934- /musicus, producer). Roedelius die als
10-jarige jongen wettelijk verplicht was geweest mee te doen met
de Hitler Jugend had het geluk dat zijn moeder en hij konden
vluchten naar Ostpreussen. Na de oorlog probeerde Roedelius naar
West-Duitsland te vluchten, maar belandde twee jaar in de
gevangenis. Uiteindelijk lukte het hem wel. In West-Duitsland
ging hij aan de slag als fysiotherapeut en masseur, maar koos
vervolgens voor de muziek. Samen met Boris Schaak (geen verdere
gegevens) en Schnitzler richtte hij in 1969 het Zodiac Free Arts
Lab op. Dat ‘Lab’ stond ook bekend als de Zodiac Club of de
Zodiak (met K) Club. De club was de thuisbasis van een
experimentele theatergroep en kon alleen na hun voorstellingen
gebruikt worden. Er waren twee ruimtes, de een helemaal wit, de
ander helemaal zwart. In de zwarte ruimte stonden
muziekinstrumenten klaar om gebruikt te worden voor wie die
wilde gebruiken. Onder die gebruikers waren Klaus Schulze en
Edgard Froese. Froese, Schulze en Schnitzler zouden Tangerine
Dream beginnen. Vaak speelde mensen in verschillende ‘bands’
tegelijkertijd, het was allemaal nog niet heel afgebakend.
Roedelius en Schnitzler maakte muziek onder de naam Gerausche
(geluiden/klanken), maar ook als Plus/Minus. Er waren in het Lab
ook bands te horen als The Agitation (later Agitation Free) en
Ash Ra Tempel (soms met Schulze).
Schnitzler kwam in Berlijn ‘toevallig’ Moebius tegen in een
steak-restaurant. Moebius werkte daar als kok. Niet lang daarna
stond Moebius met Roedelius en Schnitzler in de Zodiac Club
onder de naam Kluster, soms ook als Die Klusters. Voor wat ze
lieten horen hadden ze net zo goed kunnen werken onder de
eerdere naam Gerausche, want dat was het: geluiden,
elektronisch, vervormd, feedback, ruis, met tussendoor cello,
dwarsfluit, piano, orgel en percussie, allemaal elektronisch
bewerkt. De vrije jaren zestig in vrije geluiden ‘gevangen’. Het
was vooral radicaal en radicaal anders. Gezien de vooropleiding
van Moebius en Schnitzler moest dat haast ook wel.
Het Zodiac Arts Lab bestond maar enkele maanden, maar genoeg om
tot op de dag van vandaag indruk achter te laten.
In de hectische, Berlijnse tijd zag Schnitzler ergens een
advertentie waarin uitgenodigd werd een album te laten opnemen.
De advertentie was geplaatst door Gottlieb Blarr, organist van
de Neanderkirche, Düsseldorf. Blarr had zijn oren open en had al
orgelmuziek van Olivier Messiaen laten horen. Nu was hij op zoek
naar nieuwe muziek. Een album, dat leek de heren Kluster wel
iets. Er was wel een ‘dingetje’. Het label, Schwann, was een
label voor kerkmuziek. Men vond het prima als Kluster een
vernieuwend album wilde maken, mits er aandacht was voor
religie… Onder het motto “Why should the devil have all the
best music” ging men akkoord.
Kluster’s eerste album ‘Klopfzeichen’ (1970) is opgenomen in
december 1969 in Rhenus-Studio, Gondorf onder leiding van Conny
Plank (1940-1987/producer/technicus). Plank zou zo’n beetje de
“godproducer” voor de nieuwe, Duitse muziek (lees Krautrock)
worden. Nog even over de afbakening, In dezelfde periode nam
Schnitzler samen met Schulze en Froese het eerste Tangerine
Dream album op: ‘Electronic Meditation’. Dat verscheen in juni
1970. ‘Klopfzeichen’ werd uitgebracht in november 1970. Schwann
perste 300 albums en daar bleef het bij. Op het album staan twee
nummers: ‘Kluster 1 (Electric music( und Texte)’ en ‘Kluster 2
(Electric Music)’. Wat we horen ligt in het verlengde van wat
Kluster in Zodiac Lab liet horen: elektronische, experimentele
muziek met weinig houvast voor de luisteraars. Naast bekende,
maar elektronisch vervormde instrumenten als gitaar, drums,
orgel, cello en fluit worden oscillatoren gebruikt, tape-decks,
echo en allerlei ander ‘gevonden’ gemanipuleerd geluid. Sommigen
vatten Kluster’s uiting samen als “een nachtmerrie”. Je kunt het
ook zien/horen als een auditieve ontdekkingsreis, een reis over
de grenzen heen. Tussendoor zijn religieuze teksten te horen.
Schnitzler daarover: “Als je geen Duits spreekt/verstaat klinkt
het goed, als je dat wel doet klinkt het verschrikkelijk.” Je
hoort op lp-kant 1 de stem van Christa Runge
(spreekster/vertelster) die teksten van jonge dichters als
Dorothy Solle, Eva Zeller, Liselotte Rauner, Rudolf Otto Wiemer,
Uwe Seidel en Wilhelm Willms citeert.
Het album werd verpakt in een gesealde, zware, plastic hoes met
twee opgevouwen postertjes. Op het label en de postertjes is te
lezen dat het hier gaat om Ensemble Kluster.
‘Klopfzeichen’ werd een aantal keren opnieuw uitgebracht, zowel
op lp als cd. Schwann AMS Studio bracht in 1980 het album
opnieuw uit, oplaag 2000 én een nieuwe hoes. Op die hoes een
uitleggende tekst over de “progressieve Pop-Gruppe” met “die
redikalste deutsche underground-music”. Ook wordt de
verwantschap aan de muziek van Karlheinz Stockhausen benoemd. De
1996-cd-versie heeft een extra, live track van een latere
bezetting van Kluster.
Voor een origineel album, met plastic dus, en zelfs beschadigd,
betaal je al gauw een euro of duizend.
Het tweede en laatste (Ensemble) Kluster-album in de originele
bezetting is ‘Zwei-Osterei’ (1971). De twee paaseieren worden
naar analogie van de ‘kloptekens’ uitgebracht. Het album wordt
opgenomen op 23 februari 1970 in de Rhenus-Studio met als
technicus Conny Plank. Lp-kant 1 kent één track: ‘Electric Music
und Tekst’. De verteller/spreker is dit keer Manfred Paethe, de
teksten zijn van Dorothy Solle, Hilde Domin, Kurt Marti,
Liselotte Rauner, Rudolf Bohren en Rudolf Otto Wiemer. Lp-kant 2
heet ‘Kluster 4’, waarmee kant 1 in feite ‘Kluster 3’ is. Net
als het eerste album is dit verpakt in plastic, roze, heeft twee
opgevouwen postertjes en een oplage van 300. De
muziekstijl/aanpak is vergelijkbaar met ‘Klopfzeichen’.
In 1980 wordt ‘Zwei-Osterei’ opnieuw uitgebracht op lp met een
nieuwe hoes, oplage 2000, en verklarende tekst op de achterzijde
van de hoes, met als openingszin: “Kluster ist die neue Form der
Musik.” Er staat nog meer wervends, zoals dat “… Klustermusik
door niets dan de eigen ervaring gemanipuleerd wordt”.
De cd-versie uit 1996 heeft een extra live-track van een latere
Kluster-bezetting.
Na de twee albums scheidden de wegen van het trio. Schnitzler
ging en nam de naam Kluster mee, Moebius en Roedelius bleven bij
elkaar en opereerden voortaan onder de naam Cluster, met C dus.
Nog in 1971 bracht Schnitzler in eigen beheer en in een oplage
van 200 stuks een Kluster live-album uit: ‘Eruption’. Op dit
album staat een verslag van het laatste optreden van het
klassieke trio, opgenomen en later bewerkt door Klaus
Freudigmann. Op lp-kant 1 staat ‘Eruption One’ en volgens de
gangbare logica op lp-kant 2 ‘Eruption Two’. Kant A duurt 31
minuten, kant B ruim 25. Veel Kluster dus. Hier geen
noodgedwongen religieuze teksten en zelfs wat meer coherentere
klanken. Daarmee is ‘Eruption’ voor velen een iets
toegankelijker album, maar dat toegankelijke moet je ruim horen,
het is en blijft experimentele, elektronische muziek
Schnitzler bracht ‘Eruption’ later onder eigen naam opnieuw uit
als ‘Schwarz’.
Het Amerikaanse label Water bracht in 2008 een verzamelbox uit:
’1970-1971’, met daarin de drie hierboven genoemde cd’s en een
12 pagina’s tellende boekje.
Schnitzler had parallel aan Kluster een tweede band, Eruption,
met daarin Freudigmann. De verwarring over naam en titel van het
album hierboven is duidelijk. In 2007 hervatte Schnitzler
Kluster, maar zonder Moebius en Roedelius. Tot 2012 verscheen er
zo af en toe een album. Nadat Schnitzler in 2011 overleed was
het gedaan met Kluster met K.
Na de splitsing lukte het Moebius en Roedelius om bij Philips
een contract voor één album te krijgen. Philips was eind jaren
zestig zoekende hoe ze met alle nieuwe muziek moesten omgaan. Zo
boden ze in deze periode bijvoorbeeld ook Kraftwerk een contract
aan.
Het eerste Cluster-album wordt opgenomen in januari 1971 in
Star-Musik-Studios, Hamburg. Opvallend is dat technicus Conny
Plank hier wordt genoemd als mede-componist. Moebius speelt:
organ, Hawaiian guitar, audio-generator, amplifier, hellas (?),
Roedelius: organ, electronically treated cello, audio-generator,
amplifier. Plank wordt genoemd als soundengineer en producer.
Voor wat betreft Muziek gaat Cluster door waar ze met Kluster
mee bezig waren, het ‘onderzoeken’ van geluid. De muziek is
elektronisch, abstract. Afhankelijk van je perceptie een
ontdekkingsreis of een nieuwe nachtmerrie.
Het eerste album wordt simpelweg ‘Cluster’ genoemd, maar gaat al
vrij snel door het leven als ‘Cluster ‘71’. De minimalistische
aanpak voor wat betreft namen blijft gehandhaafd, de tracks
krijgen de lengte/duur mee als ‘titel’. Op lp-kant A wordt dat
dan: ‘7:42’ en ’15:43’, kant B: ’21:32’. Philips laat voor het
album een luxe klaphoes maken met aan de voorzijde een
rood/oranje vorm die overgaat in een blauwe ‘bliksemflits’. De
zwartwit binnenzijde is er een met knipoog, een zogenaamde
Moebiusring of Möbiusband of Möbius. Dat is: “is een
tweedimensionale topologische structuur: een ruimtelijke figuur
die slechts één vlak en één rand heeft. De band bestaat
weliswaar uit een vlak, maar kan alleen in drie dimensies
bestaan. Vanuit elk punt van de figuur ziet men ogenschijnlijk
twee zijden en twee randen, maar volgt men vanuit een punt een
rand of een zijde, dan blijkt bij terugkeer dat men ook de
ogenschijnlijk andere rand of zijde heeft doorlopen.”
(Wikipedia). In de ring zijn foto’s opgenomen van Moebius en
Roedelius.
Om onduidelijke redenen worden bij de lp-rerelease in 1980 door
Sky Records de beide tracks van kant A omgewisseld en krijgt het
album een nieuwe hoes. Bij de eerste cd-versie, ook voor Sky,
1995, krijgt het album weer een nieuwe hoes, derde dus, en
verdwijnen de ‘titels’ om plaats te maken voor ‘untitled’. In
2010 herstelde Bureau B bij hun cd-versie alles weer zoals het
in den beginne was. Hartelijk dank.
‘Cluster’, het album, verkocht niet heel erg. Reden voor Philips
het contract niet te verlengen. Het Duitse label Brain zag het
wel zitten. Brain werd opgericht door Bruno Wendel en Günther
Körber, allebei ex-Ohr, het ‘kosmische’ label van Rolf-Ulrich
Kaiser. De eerste groep die Brain contracteerde was Guru Guru.
In feite namen ze die mee van Ohr. De tweede was Cluster. Daarna
volgde de bekende zondvloed: Klaus Schulze, Edgar Froese,
Novalis, Embryo, Popol Vuh, Scorpions, Neu! enzovoorts. Kortom,
een mooi label voor mooie, nieuwe muziek.
Er was meer nieuw, Cluster kwam voor ‘Cluster II’ (1972) met
titels voor de composities: ‘Plas’; ‘Im Süden’; ‘Für die Katz’;
‘Live in der Fabrik’; ‘Georgel’ en ‘Nabitte’. Niet alleen namen,
maar dit keer ook korte nummers. ‘Nabitte’ bijvoorbeeld duurt
‘slechts’ 2:40 minuut. De langste track, ‘Live in Der Fabrik’ is
inderdaad live in de Fabrik (een ‘concertzaal’) in Hamburg, het
is een gedeelte van het opgenomen concert. In 2017 zou het hele
stuk uitgebracht worden als ‘Konzerte 1972/1977’. Het is ruim
vijf minuten langer. De auditieve kwaliteit van het live concert
is matig, tenminste naar de huidige maatstaven. Hier geldt
echter dat de amateuristische geluidsaanpak meer charme heeft
dan een perfect afgeleverd geluid.
‘Cluster II’ is net als het eerste cluster-album opgenomen in
Star-Musik-Studios, Hamburg met Plank als technicus/producer.
Opnames vonden plaats in januari 1972. Net als bij het eerste
album wordt Plank genoemd als mede-componist in alle nummers. Al
in het eerste nummer, ‘Plas’ gebeurt er iets bijzonders, we
horen een sequens met een soort melodielijn waardoor de muziek
meer ‘grijpbaar’ is. ‘Im Süden’ opent met elektrische gitaar in
een repeterend motief en een ‘minimal’-achtige begeleiding. Een
traag basgeluid werkt zich naar voor als een ritme en tussendoor
hoor je flitsen elektronische geluiden. Het nummer ontwikkelt
zich verder, wordt dan weer wat rustiger met een niet vervormde,
elektrische gitaar en bouwt vervolgens weer op naar de geluiden
van het begin om weer rustig te eindigen. Het is allemaal goed
te volgen wat Cluster hier laat horen. ‘Für die Katz’ is meer
elektronisch en bracht Cluster, tot hun ergernis, voor zover ze
dat nog niet waren onder de noemer ‘kosmische muziek’. ‘Live in
Der Fabrik’ is een mix van oude en nieuwe Cluster: elektronische
muziek, maar met aan en af ‘spoelende’ sequensen als een
ritmetrack. ‘Georgel’ is elektronisch, abstract en het slotstuk
‘Nabitte’ kent weer een ritme-achtige structuur met daaroverheen
een scala aan klangfarben.
Met ‘Cluster II’ slaat Cluster duidelijk een nieuwe weg in en ik
moet zeggen, geen onaangename weg. De reden voor de verandering
is wellicht de verhuizing in 1971 van Moebius en Roedelius van
Berlijn naar het platte land, Wesenbergerland. In Forst, een
dorp aan de Weser, betrokken ze een oude boerderij. Die bestond
uit een reeks gebouwen. Eén ervan werd als studio ingericht. De
rust in de omgeving heeft wellicht zo zijn weerslag op de muziek
die Cluster maakt. Meer tijd voor overpeinzingen en minder de
hectiek van de grote stad, want, zelfs als je geen muziek maakt
heeft zo’n wisseling invloed op je doen en laten.
De muziek van Kluster/Cluster was niet onopgemerkt gebleven.
Neu! gitarist Michael Rother laadde na het eind van Neu! (elders
op de LemonTree) zijn gitaar in de auto en vertrok naar Forst om
de heren Cluster te vragen of ze samen een nieuwe versie van
Neu! konden opzetten. Dat liep anders. Rother had al snel door
dat Cluster geen nieuw Neu! zou worden, sterker nog, Moebius en
Roedelius hadden zo’n muzikale invloed op hem, dat hij terug
naar huis ging, zijn spullen ophaalde en introk in een deel van
de boerderij. Het trio vormde een nieuw groep: Harmonia (elders
op de LemonTree) . Voor Brain maakte ze twee albums: ‘Musik von
Harmonia’ (1974) en ‘Deluxe’ (1975), daarna ging Rother solo
(elders op de LemonTree). De muziek van Harmonia is ritmisch,
melodieus, soms minimal, soms experimenteel, maar bovenal heel
toegankelijk.
Neu! had echter nog een contractuele verplichting waardoor
Rother voor enige tijd terug moest. In zijn afwezigheid maakten
Moebius en Roedelius een nieuw Cluster-album: ‘Zuckerzeit’
(1974).
Je mag je afvragen of ‘Zuckerzeit’ een heus Cluster-album is.
Het is namelijk geen samen-album. Zowel Moebius als Roedelius
werkten apart aan een aantal composities. Vijf van elk werden
samengevoegd tot het album. Rother wordt genoemd als producer,
maar, zoals hierboven te lezen, was hij niet aanwezig bij de
sessies. Wel liet hij zijn apparatuur staan, waaronder een
tapedeck, Farfisa-orgel en een drummachine, de Elka Drummer One.
Door de aanpak wordt dit het eerste album zonder Plank. Als je
Cluster’s geschiedenis volgt is ‘Zuckerzeit’ een logische
volgende stap. Beide heren waren op ‘Cluster II’ al een wat
melodieuzere weg ingeslagen, een weg die onder invloed van
Rother verbreed werd en nu uitrolt in ‘Zuckerzeit’. Ondanks de
ritmes en de melodieën is Cluster’s muziek niet meteen te
bestempelen als ‘pop’, er blijft genoeg elektronisch over. Even
een plastische vergelijking, ‘Zuckerzeit’ lijkt op een
Napoleon-snoepje, zoet van buiten en aangenaam zuur van binnen.
De Engelse componist Brian Eno (1948- /musicus, producer) was na
zijn bijdragen aan Roxy Music op zoek naar nieuwe wegen in
muziek. Dat leidde in 1975 tot een ambient-achtig album:
‘Discreet Music’. Op zijn album ‘Another Green World’ (1975)
experimenteerde Eno met klanken, geluiden, structuren. Hij
herkende iets in het werk van Harmonia, "the world's most
important rock band" en Cluster. Op weg naar Berlijn/David
Bowie besloot hij een tussenstop te maken in Forst om de heren
te ontmoeten en wellicht samen muziek te maken. Eno nam zelfs
blanco tapes mee voor de eventuele mogelijkheid. Maar goed ook,
anders was er niets opgenomen van de bijzondere ontmoeting. Want
inmiddels was ook Rother terug in Forst. De samenwerking van het
viertal is te horen op ‘Tracks & Traces’ (2009), een album
van Harmonia met Eno.
Vruchtbare ontmoetingen dus. Roedelius: Michael, as well as Eno,
gave a lot and had a certain focus regarding our common work...
Obviously working with Michael changed my and Moebius' focus, I
don't know if Michael got the same benefit from working with us
as we did working with him."
Eno’s bezoek leverde uiteindelijk twee albums op met de heren
Cluster. Maar dat niet alleen, het had zo zijn uitwerking op de
muziek waar David Bowie op dat moment mee bezig was. De Duitse
invloed is heel goed te horen op diens Berlijnse trilogie:
‘Heroes’ (1977), ‘Low’ (1977) en ‘Lodger’ (1979). Drie albums
waarin Eno essentiële bijdragen aan het geluid levert. Luister
maar eens naar ‘Warszawa’ of ‘Moss Garden’.
Voordat de albums van Cluster met Eno uitgebracht werden kwam
Cluster met een ‘gewoon’ Cluster-album: ‘Sowiesoso’ (1976). Het
is hun eerste album voor Sky Records. Dat zou tot het einde van
Cluster in 1981 zo blijven.
‘Sowiesoso’ is een ouderwetse samenwerking. Het album is
opgenomen in Forst en gemixt in de studio van Conny Plank.
Daarmee is die terug, maar niet als producer, dat konden de
heren nu wel zelf. De muziek op ‘in het verlengde van
‘Zuckerzeit’, maar is nog iets fijner, melodieuzer, maar ook
warmer Sowiesoso’ ligt, intiemer en straalt, melodieus gezien,
een soort rust uit die je terug zou kunnen vinden in het
omgevende landschap. Dat laatste uit zich dan ook in de hoes van
het album. Moebius en Roedelius geleund tegen bomen met aan hun
voeten de kabbelende Weser. Een wat donkere foto, maar dat moest
toen kunnen. Later (1986) werd de achterzijde met een iets
helderdere foto de voorzijde, maar vanaf 2006 is de originele
voorzijde weer terug.
“Sowiesoso’ werd in ‘slechts’ twee dagen in de eigen
‘Forst’-studio opgenomen, de eindmix vond plaats in de studio
van Plank. De zeven muziekstukken zijn met maximaal iets meer
dan 8 minuten niet extreem lang. Het langste stuk is het
titelnummer ‘Sowiesoso’. Het stuk begint met een driftige
drummachine, maar de minimalistische melodie is traag en
ontvouwt zich langzaam. ‘Halwa’ heeft iets van het begin van een
‘Krimi’. ‘Dem Wanderer’ (de wandelaar) begint wat aarzelend aan
de wandeling, maar dan komt het tempo er alsnog in en wordt stug
doorgelopen. De ‘Umleitung’ (omleiding) is een luchtige, maar
dan wordt het toch even zoeken naar de goede weg. ‘Zum Wohl’
(proost) is allesbehalve een drinklied, eerder een overdenking.
‘Es war einmal’ (er was eens) is precies wat de titel belooft,
een feeëriek stuk. Slotstuk, ‘In Ewigkeit’ (in eeuwigheid) is
langzaam, meditatief, prachtig.
In juni 1977 komen Cluster en Eno weer bij elkaar in de Keulse
studio van Plank met de bedoeling een album op te nemen. Dat
zouden er twee worden. De eerste heet simpelweg ‘Cluster &
Eno’ (1977). De tweede gaat onder de namen van Eno, Moebius,
Roedelius – Cluster dus – en heet ‘After the Heat’. Dit album
verschijnt in april 1978. Waarom gekozen is voor de aanpak van
de tweede is mij altijd een raadsel geweest. En nu nog. Je kunt
er van alles bij verzinnen, maar dat maakt uiteindelijk niets
uit.
“Cluster & Eno’ is gevat in een symbolische hoes, een
microfoon in een landschap met struiken en wolken. Een idee van
Cluster zelf. Negen muziekstukken op dit album én gasten. Op de
openingstrack, ‘Ho Renomo’ doet Can-bassist Holger Czukay mee,
op ‘One’ geluidskunstenaar, synthesizerspeler Asmus Tietchens en
diens vaste producer Okko Bekker (sitar) mee.
Het resultaat van de samenwerking is een prachtig kleinood.
Kleine thema’s, minimal music, omgevings(ambient)geluiden,
zachte pianoklanken. De combinatie Cluster/Eno blijkt een goede,
waarbij ze elkaar goed aanvullen. Je hoort heel goed Eno’s
invloed, de muziek waar hij in deze periode mee bezig was op
basis van wat Cluster op eerdere albums had laten horen. Een
mooie, impressionistische plaat die alles in zich heeft van de
verstilling van de natuur.
Dat Eno, bekend van Roxy Music, ervoor koos met Cluster te
werken pakte niet alleen goed uit voor beider muziek, daarbij
werd Cluster ‘plotseling’ meer internationaal gehoord/gezien.
Het tweede album uit de sessies is ’After the Heat’ (1978) met
een even stemmige, maar minder sprekende blauwe hoes. Waar de
titels op ‘Cluster & Eno’ op één na in het Duits zijn, zijn
ze op ‘After the Heat’ op één na in het Engels. Je zou het
eerste album kunnen zien als Cluser+Eno en het tweede als
Eno+Cluster. In de lijn van Eno-albums klopt het in de zin van:
hier zingt hij ook en de muziek lig meer in het verlengde van
zijn recente albums ‘Another Green World’ (1975) en ‘Before and
After Science’ (1977). Voor Clusterbegrippen is zang helemaal
nieuw. Zijn stem is onder anderen op ‘The Belldog’ en op ‘Tzima
N'arki’ te horen. Op ‘Tzima N'arki’ voegt Czukay wat baswerk
toe. Overigens, voor de kenners, Eno zingt hier een bekende
partij, namelijk die van ‘King’s Lead Hat’ van zijn album
‘Before And After Science’, maar dan wel achterstevoren. Op dat
laatste album staat misschien wel het mooiste nummer afkomstig
van dit trio: ‘By This River’. Het is een song met eenvoudige
keyboardbegeleiding: "Here we are, stuck by this river. You and
I, underneath a sky that's ever falling down, down, down. Ever
falling down. Through the day as if on an ocean. Waiting here,
always failing to remember why we came, came, came. I wonder why
we came. You talk to me as if from a distance. And I reply with
impressions chosen from another time, time, time. From another
time." Het is een mijmerend lied, gezongen met de nodige rust.
Eenvoudig, niet opdringerig, filmisch, mooi. Net als ‘Julie
with…’ van hetzelfde album, maar beide songs zijn voor een ander
verhaal. De song zegt genoeg over de samenwerking met Cluster en
de invloed die die heeft achtergelaten.
Op de cd-versie van ‘After the Heat’(1989) is de volgorde van de
tracks veranderd. Bij meer recente cd-versies va Bureau B, is de
volgorde weer als bij de lp.
Tijdens het maken van beide laatste albums koos Roedelius ervoor
een solo-album te maken: ‘Dürch die Wüste’ (1978). Er zijn
bijdragen van Conny Plank, Moebius en Jaso Christo (basgitaar,
gitaar). Er zou nog een hele reeks albums volgen, waaronder de
serie ‘Selbstportraits’, albums met als ondertitel: “Sanfte
Musik”.
Moebius ging ook solo, maar iets later. Zijn eerste album maakte
hij met Plank: ‘Rastakraut Pasta’ (1980).
Dat ik ze hier noem heeft te maken met de weg die Cluster ging.
Na de samenwerking met Eno maakte Cluster namelijk nog slechts
één album, hun zevende: ‘Grosses Wasser’ (juni, 1979). Het
album met de minimalistische hoes van Moebius had als producer
Peter Baumann, dan ex-Tangerine Dream. Het album is opgenomen
in Baumann’s Paragon Studio, Berlijn. En daarmee zijn de heren
terug in de drukke stad. Met ‘Grosses Wasser’ lijkt Cluster,
achteraf, afscheid te nemen. Het album lijkt een terugblik op
hun periode, qua muziek lopend van de zachte, verstilde muziek
die ze recent lieten horen tot de experimentele uit de begintijd
van Kluster met de K. Lp-kant A bestaat uit vijf wat kortere
nummers, lp-kant B uit één lang werk, het titelnummer. Met name
in dat nummer gaan de heren elektronisch los. Het album klinkt
fantastisch, maar dat is het werk van Baumann denk ik. De
openingstrack ‘Avanti’ heeft zelfs wel iets van Tangerine Dream.
Kant A is de ‘melodieuze’ kant, kant B de ‘experimentele’. In
het Grote Water gebeurt nogal wat, van kabbelend tot
stormachtig.
Na ‘Grosses Wasser’ werd het stil rondom Cluster. Er kwam nog
een soloalbum van Roedelius, ‘Jardin au Fou’ (1979) en
‘Selbstportrait’ (1979), ‘Selbstportrait, Teil 2’ (1980),
‘Selbstportrait Vol. III’ (1980). Van Cluster hoorde ik niets
meer. Achteraf bleek dat in 1981 voor YHR (York House Records,
het label van het Britse muziekblad Neumusik) een cassette van
een live-concert met Joshi Farnbauer (percussie) uitgegeven was.
Opgenomen op 12 juni 1980 voor de “Wiener Festwochen
Alternativ”. Het concert werd in 2010 uitgebracht in de USA als
dubbelcd voor Important Records. Pas in 2017 werd het op lp/cd
uitgebracht in Europa door Bureau B als ‘Live in Vienna’. Om
alles op één cd te krijgen werd er – door Moebius- hier en daar
wat ingekort.
Het concert, het boekje bij de cd spreekt zelfs van een
“happening”, was vooral erg luid en experimenteel. Kluster minus
Schnitzler, maar dan wel die muziek. Zoiets. Het grootste deel
dan, want met ‘Piano’ en ‘Ausgang’ hoorde je nog wel iets van de
Cluster van recentere jaren. Bij Cluster was inmiddels wel
duidelijk dat je eigenlijk nooit wist waar je aan toe was. Het
houdt de luisteraar bij de les. Met de oren uit 2017 vond ik het
wel aardig, maar de releases ervoor een stuk interessanter.
‘Curiosum’ (1981) is het laatste album voordat de heren uit
elkaar gingen. Pas acht jaar later zouden ze weer iets samen
doen. Anno 1981 had ik het album gemist. Over Cluster werd
sowieso(so) niets geschreven en albums vond je ‘spontaan’ in de
winkel of niet. Deze vond ik niet en van het bestaan ervan wist
ik niets. Dat werd (veel) later, in het cd-tijdperk zelfs,
goedgemaakt. Nou ja, goed? ‘Curiosum’ is inderdaad een
curiositeit. Op de hoes van Möbi is weinig meer te lezen als
“aufgenommen in Mai 81 auf den Hamet Hof bei Wien. Cluster had
inmiddels Forst verlaten. Overigens bleef Michael Rother daar
wonen en werd het zijn huis en studio.
‘Curiosum’ opent met een bijna kinderlijk en zelfs irritant
deuntje ‘Oh Odessa’ en verder is het van alles wat, meer
experimenteel, elektronisch op machinale beats. ‘Helle Melange’
is wat ingetogener.
Met ‘Curiosum’ grijpt Cluster terug op de periode voor Eno en
ook klinkt het primitiever dan ‘Grosses Wasser’.
Na elf jaar samen, inclusief de jaren met Kluster, hadden
Moebius en Roedelius het wel gezegd, gehoord en gezien.
Roedelius zocht meer de verstilling op en Moebius was nog
zoekende naar zijn eigen weg en zocht die vooral in een
samenwerking met Plank. Zij gingen elk hun eigen weg. Pas 1989
kwamen ze voor het eerst weer samen, daarna weer in 1995 en
vervolgens met een nog langere pauze pas weer in 2007. In 2010
lieten Moebius en Roedelius via social media weten dat ze er mee
op hielden. Tot dan kwam er nog een album uit, maar die misten
de kracht van de beginperiode. Bureau B bracht in 2017 een mooi
overzichtsboxje uit met 9 cd’s en twee boekjes: ‘Cluster
1971-1981’.
Hierboven schreef ik al dat Cluster via Brian Eno invloed had
gehad op de muziek van David Bowie, maar Cluster had ook invloed
op de zogenaamde synthi-pop groepen ui begin jaren ’80, bands
zoals Ultravox. Ook The Orb’s Alex Petterson liet bij een
interview weten beïnvloed te zijn door Cluster. Het kan bijna
niet anders én het moet gezegd, voor Kluster/Cluster was er
helemaal niets in deze richting. Schnitzler, Moebius, Roedelius
en hun Duitse collega’s waren pioniers op het gebied van de
elektronische muziek al dan niet verrijkt met drummachine’s.
Bijna logisch dat men daarna verwijst, want iedereen die op deze
wijze werkt is schatplichtig aan de muziek die eind jaren 60,
begin jaren 70 uit Duitsland kwam. Dus ook de muziek van
Kluster/Cluster. “Es war Einmal… “