Example
Claude Debussy: La Mer
De zee: fascinerend in beeld en geluid



In 2012 schreef ik een verhaal over ‘La Mer’ van Claude Debussy (zie onderaan de voorpagina van de LemonTree). Dat was aan het prille begin van mijn site. De insteek en inhoud van de verhalen was toen behoorlijk anders. In de afgelopen dertien jaar is er zowel iets veranderd aan de inhoud als aan mijn schrijfstijl. Als ik het oude verhaal over ‘La Mer’ nu lees vind ik dat het weinig inhoudelijk is. Omdat Debussy een voor mij belangrijk componist heb ik besloten een geheel nieuwe versie te maken

Lees daarom het nieuwe verhaal van ‘La Mer’, een van de essentiële composities in de klassieke muziek.


Ergens rond mijn veertiende – dus nog voordat ik in het echt de zee gezien had - kocht ik de lp La Mer/Nocturnes (1960), gecomponeerd door Claude Debussy (1862-1918), uitgevoerd door het Concertgebouw Orkest en gedirigeerd door Eduard van Beinum. Waarom kocht ik die lp? Heel simpel: ik vond de hoes mooi en was benieuwd hoe de zee klonk. Het had iets magisch, aantrekkelijks om daar achter te komen. Ik had op dat moment geen enkele muziekkennis of muziekachtergrond en wist dus niets van Klassieke muziek. Desondanks nam de muziek mij vanaf de eerste, zachte klanken mee. Waarheen? De zee natuurlijk.
Mijn verbeelding van de zee werd in mijn slaapkamer (daar stond mijn stereo) omgezet in muziek én het paste! Debussy verklankte mijn beeld perfect. Ik hoorde de golfjes, de wind, het spel van de wind met de golven. Prachtig. Aan het eind van het eerste deel zit een passage (7’43”) waar ik kippenvel van kreeg. Zomaar, spontaan. Ik zag de zon boven de horizon opkomen en statig naar de hemel rijzen. De muziek komt op dat punt bijna tot stilstand, om je adem bij in te houden. Steeds weer als ik naar ‘La Mer’ luister komt die ervaring naar boven. Ik koester daarom warme herinneringen aan deze uitvoering van ‘La Mer’.
Claude Debussy zelf had minder warme herinneringen aan de zee. Eerst vond hij de zee prachtig en was hij er graag. Later, toen hij door armoe noodgedwongen moest verblijven in Houlgate (tussen Caen en Le Havre) kreeg hij een hekel aan het strand, de vele mensen daar en de ‘banale’ muziek die hij in de plaats hoorde.

Voor het ontstaan van wat wellicht Debussy’s belangrijkste compositie is moeten we terug naar het begin van vorige eeuw. Het is de tijd waarin spoorlijnen uitgebreid worden, de eerste vliegtuigen vliegen, Ford zijn eerste auto verkoopt, de eerste ronde van Frankrijk plaatsvindt, kleurenfotografie mogelijk geworden is, de ECG uitgevonden is (Willem Einthoven), Japan en Rusland in oorlog zijn met elkaar, de eerste metrolijn in New York geopend wordt, de 10-urige werkdag ingevoerd wordt, Noorwegen onafhankelijk wordt van Zweden en Einstein zijn Relativiteitstheorie publiceert.
Op muziekgebied zijn er begin vorige eeuw premières van: ‘Shéhérazade’ (Maurice Ravel), 'Résurrection' (Albert Roussel), 'Appalachia' (Frederick Delius), 'Pelleas und Melisande' (Arnold Schönberg), de opera 'Salomé' (Richard Strauss) en de operette 'Die lustige Witwe' (Franz Lehár). En dan ‘La Mer’ natuurlijk.

Debussy begint aan ‘La Mer’ in 1903. Hij is dan 41 jaar, woont in Parijs en is en gehuwd met Rosalie ‘Lilly’ Texier. Het paar heeft het echter niet breed. Debussy stond niet voor niets bekend als “Monsieur le pouvre”. Maar dat was aan het veranderen. In 1902 was voor het eerst Debussy's‘opera’ ‘Pelléas en Mélisande’ uitgevoerd. Dat werk werd zeer enthousiast onthaald en gezien als een meesterwerk. Debussy was ‘plotseling’ niet alleen populair maar kreeg ook meer aanzien. In 1903 ontving hij zelfs een onderscheiding: Chevalier de la Légion d’Honneur.

Al enige jaren kende Debussy Emma Bardac, zij was gehuwd met bankier Sigismond Bardac. Het echtpaar had een zoon, Raoul. Emma was fan van Debussy’s werk. Daarom waarschijnlijk had ze gevraagd of Raoul leerling van Debussy mocht worden. Na enige tijd begonnen Emma en Debussy elkaar vaker te zien. Emma was even oud als Debussy, gevat, grappig, intelligent en cultureel onderlegd. Langzaamaan veranderde de vriendschap in een relatie.

Lilly ging, net als anders, in de zomer naar haar ouders in Bichain. Ze verwachtte dat manlief haar later achterna zou reizen, maar die vertrok echter met Emma naar het eiland Jersey. Daar voelde Debussy zich op zijn gemak en vrij om te doen wat hij wilde, ook op compositorisch gebied. De zee om het eiland heen en de amoureuze sfeer zal ongetwijfeld een rol gespeeld hebben bij het latere ontstaan van ‘La Mer’. Op Jersey schrijft Debussy in ieder geval ‘L’isle joyeuse’, een werk voor piano.

Bij terugkeer naar Parijs kreeg Debussy een storm van kritiek over zich heen. Dat betrof vooral zijn gedrag. Vrienden bekritiseerden hem en verwijderden zich van hem. Lilly deed een aantal (mislukte) zelfmoordpogingen. Al met al is dit alles voer voor de krant en levert het Debussy een deuk op in zijn populariteit.
Maurice Ravel, een van Debussy’s vrienden, regelde overigens een fonds voor Lilly en ontfermde zich over haar.

Debussy, ondertussen, had inmiddels genoeg geld verdiend om een groot pand aan de Avenue du Bois de Boulogne te betrekken. Dat deed hij met Emma. In 1905 werd hun dochter Claude-Emma geboren, Debussy noemde haar liefkozend ‘Chou-Chou’. In hetzelfde jaar is de scheiding met Lilly een feit. Debussy huwde Emma echter pas in 1908. Emma was vaak ziek, gewend aan luxe en Debussy deed alles om haar die luxe te geven. Het gevolg was echter wederom dat hij meestal geld tekort kwam.

Voor zover de achtergrond. Tussen 1903 en 1905 werkte Debussy aan ‘La Mer’. Het was nogal een bevalling. Soms werkte hij er meer dan een half jaar niet aan, dan weer heel geconcentreerd. Na flink doorploeteren was het stuk af en wel op 5 maart 1905 om 18 uur. Dat is bekend, want Debussy schreef dat voorop het manuscript. Het leek op deze wijze wel een verzuchting, alsof een steen van hem af was gevallen.

Debussy hield van het strand en de zee: “Ik hou van de zee en heb naar haar geluisterd met een verdiend, toegewijd respect.” Het spel van de golven, het licht op het water. Het geluid van de golven sprak hem zo aan dat hij die indrukken op muziek had gezet. Dat niet alleen, zijn vader had altijd gewild dat Debussy matroos werd. Zo schreef hij aan vriend André Messager: “Misschien weet je niet dat de bedoeling was dat ik matroos zou worden, maar dat kans en toeval mij in een andere richting geduwd hebben. Maar ik heb altijd een gepassioneerde liefde voor de zee gehouden. Je kunt misschien wel opmerken dat de zee niet bepaald de heuvels van de Bourgogne wast en dat mij zeezichten meer lijken op studiozeezichten, maar ik heb een eindeloze stroom herinneringen in mijn hoofd. Die zijn meer waard dan de realiteit, waar schoonheid vaak verloren gaat.”

In juli ging hij met het eindresultaat op vakantie naar Eastbourne in East-Sussex. Opnieuw was hij onder indruk van de zee: “The sea behaves with British politeness. What a good place to work! No noise, no pianos, no musicians talking about painting, no painters talking about music.”
In Eastbourne schaafde hij ‘La Mer’ her en der nog wat bij en zette uiteindelijk de laatste puntjes op de bekende ‘i’. In Eastbourne schreef hij tevens een versie voor piano, maar wel ‘qautre mains’ (vier handen - twee spelers).

Debussy noemde ‘La Mer’ “Trois esquisses symphoniques pour orchestre; drie symfonische schetsen (esquisses) voor orkest. De drie dele noemde hij: De l'aube à midi sur la mer (Van de ochtend tot de middag op zee); Jeux de vagues (Spel van de golven) en Dialogue du vent et de la mer (Dialoog tussen de wind en de zee).
Tijdens het werken aan de compositie paste hij de namen van de drie delen enigszins aan. Het eerste deel heette aanvankelijk ‘Mère belle aux Îles Sanguinaires’ en het laatste ‘Le vent fait danser la mer’. De eerste titel was naar aanleiding van het gelijknamig boek, geschreven door Camille Mauclair, Later vond Debussy de titel te beperkt voor wat hij met zijn muziek wilde vertellen. De tweede titel werd ook veralgemeniseerd, omdat Debussy de oorspronkelijk titel te veel richting een ballet vond gaan.

Debussy noemde de drie onderdelen van zijn symfonie ‘esquisses’, schetsen. De toevoeging ‘schetsen’ kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Debussy wilde heel bewust geen symfonie schrijven en ook al geen symfonisch gedicht. Door het woord ‘schetsen’ te gebruiken werd het stuk bijna net zo vloeibaar als de zee zelf en daarbij niet in een hok te passen. Daarmee bevrijdde Debussy het werk meteen ook van een vaste indeling en vorm.

Debussy bouwde 'La Mer' subtiel op, met laagjes muziek in vele klankkleuren. Debussy’s muziek kabbelt voort zoals de golven van de zee. Dat was nieuw, want tot Debussy’s aanpak had muziek een duidelijk begin, middenstuk en eind met een duidelijke indeling en rolverdeling. Debussy liet dat los en kwam met een eigen, nieuwe benadering. Het is een benadering die qua aanpak lijkt op die van de impressionistische schilders.

Waar een ‘gewone’ compositie een vaste vorm heeft met herkenbare en terugkerende onderdelen is dat bij ‘La Mer’ niet het geval. De muziek verandert steeds, net als de zee, waardoor er geen vaste structuur in te ontdekken is. Dat maakt dat ‘La Mer’, vergeleken met andere composities tot dan, echt in het hier en nu beluisterd moet worden. Er is geen houvast. Als je niet goed luistert is er weer een muzikale golf voorbij die je gemist hebt. En die keert niet meer terug.

Intermezzo: Het Impressionisme ontstond door de uitvinding van de tube. Daardoor kon je de verf voortaan makkelijk ergens mee naartoe nemen. Voor het eerst konden schilders schilderen op plekken waar ze eerder nooit konden komen, zoals bijvoorbeeld de zee. Maar waar in een atelier het licht steeds hetzelfde is, verandert dat buiten constant. Dan moet je dus snel schilderen om dat licht of die sfeer te vangen. Schilderijen worden daardoor veel minder precies. Het worden weergaven van indrukken, impressies. Vandaar de naam.

Dat Debussy’s kleurrijke muziekschetsen daardoor ‘impressionistisch’ genoemd werden beviel hem allerminst. Hij had een hekel aan de benaming, want, zo stelde hij: “Alle muziek ontstaat door indrukken en zou daarmee dus impressionistisch zijn.”  Aan de andere kant legde hij uit: “Verzamel indrukken (impressies), maar haast je niet om ze op te schrijven. Muziek kan veel beter dan schilderkunst variaties in kleur en licht vangen in één enkel beeld.”

De drie symfonische schetsen zijn mede geïnspireerd op een houtsnede van de Japanner Katsushika Hokusai: “In de holte van een golf voor de kust van Kanagawa”, ook wel ‘De Grote Golf’ genoemd. Het zogenaamde ‘Japonisme” was begin vorige eeuw populair en is ook terug te zien n de schilderkunst van bijvoorbeeld Monet, Gauguin en Degas.
Debussy wilde graag dat zijn partituur er goed uit zag en daarom die afbeelding aan de buitenkant ervan. Het liefst had hij hem overal op gezien, maar helaas is dat bij latere lp- als cd-uitvoeringen niet vaak het geval.

‘La Mer’ is geschreven voor 2 dwarsfluiten, 1 piccolo, 2 hobo’s, Engelse hoorn (Cor Anglais), 2 klarinetten, 3 fagotten, contrafagot, 4 hoorns, 3 trompetten, 2 cornetten, 3 trombones, 1 tuba, pauken, grote trom, bekkens, triangel, tamtam, klokkenspel, 2  harpen en een strijkerssectie (violen, altviolen, celli, contrabassen).

'La Mer' duurt rond de 23 minuten. Het eerst deel dient “heel langzaam en een heel klein beetje vrolijk gespeeld’, het tweed deel “allegro (levendig) op een heel soepel ritme” en het laatste deel “vrolijk, tumultueus en heel licht soepel”.

De première van ‘La Mer’ vond plaats in Parijs op 15 oktober 1905. De compositie werd uitgevoerd door het  Orchestre Lamoureux met als dirigent Camille Chevillard. Vriend Erik Satie was bij de repetitie aanwezig en gaf op geheel eigen wijze zijn visie over het geheel. Hij zei: “Ik heb bijzonder genoten van het gedeelte rond half tien.”

Na de eerste uitvoering was het tien minuten lang rumoerig in de zaal. Boegeroep werd afgewisseld met "bravo’s’”  en gesis. Voor- en tegenstanders van Debussy’s muziek lieten goed horen wat ze ervan vonden. De onrust ging zelfs door tot het tweede stuk dat op het programma stond, Bach’s Chaconne. Het werd zelfs zo erg dat de muziek gestopt moest worden en het publiek tot stilte gemaand.

Debussy had lak aan de mening van het publiek. Wat hij wel moeilijk vond was de reactie van Pierre Lalo, muziekcriticus van Le Temps en fan van Debussy’s werk: “Ik hoorde, zag en rook geen zee.” Muziekcriticus Louis Schneider schreef: “Het publiek leek teleurgesteld, ze verwachtten iets groots als de oceaan, meer ze kregen slechts bewogen water in een kop.”
De lauwe ontvangst in Frankrijk had wellicht te maken met het dramatische, persoonlijke leven van de componist dat als schandaal breed uitgemeten in de kranten terecht was gekomen.
Opmerkelijk was dan weer de reactie van M. Calvocoressi, van origine Grieks: “La Mer laat zich horen als een nieuwe fase in Debussy’s evolutie. De inspiratie is robuuster, de kleuren krachtiger, de lijnen helderder. De mooie bewegingen hebben alles van een meesterwerk.”

Ook bij de eerste opvoering in Amerika, maart 1907 onder leiding van Karl Muck, waren de reacties lauw. Daar werd het werk vergeleken met “…een kikkervijver, waarvan sommige bewoners het aan de keel hebben.”

Debussy dirigeerde 'La Mer' zelf bij de eerste uitvoering in Engeland (1908). Daar ontdekte men “enkele prachtige momenten”, maar vond men dat het werk te lang was en te vaag. The Times: schreef: “Zolang hij niet in slaap valt, kan de luisteraar veel genoegen beleven aan vreemde geluiden die zijn oren binnendringen, maar dan moet hij wel afzien van alle gedachten aan een duidelijke constructie en een logische ontwikkeling.” Het grootste deel van het 'gewone' publiek vond ‘La Mer’ echter prachtig.

In 1908 dirigeerde Debussy zijn werk in Parijs. Het was de tweede uitvoering in Frankrijk en die was stukken beter dan de eerste. Chevillard bleek achteraf niet de beste dirigent voor dit werk, hij had weinig binding met deze ‘moderne’ muziek. Voor velen is daarom de 1908-uitvoering de eerste echte. En dát werd gehoord, het publiek was nu wél razend enthousiast.

Wat maakt ‘La Mer’ nu zo boeiend? Het is een spel met licht en geluid, met zon, zee en strand, met een zuchtje wind en de rimpeling van het water, de lichtval van de zon op de golven, het kabbelen van de golven die af en aan spoelen. Debussy kon zeer lichtvoetig omgaan met klanken. Geïnspireerd door het Indonesisch klanktapijt van gamelan en Gong Kebyar zei hij: ‘Klanken zijn een impressie, een indruk van wat het oog ziet. Maar elke keer verandert de situatie, dus ook de klank”. Debussy was duidelijk visueel ingesteld. Het goede, voor ons, is dat hij dat ook vertaalde naar muziek.
De muziek in ‘La Mer’ is constant in beweging, kabbelt, is vluchtig, schittert; je hoort de zon opkomen, je ziet bijna voor je hoe de wind met de golfjes speelt; de muziek illustreert dat weergaloos. Anders dan andere klassieke werken is de vorm niet meteen duidelijk, je moet er moeite voor doen en je hoofd en oren erbij houden. Maar als je dat doet krijg je iets prachtigs te horen.

Debussy’s muziek was in ieder geval anders dan de muziek daarvoor. Soms wordt gezegd dat bij hem de nieuwe, ook wel 20e-eeuwse muziek begint. Vreemd is eigenlijk dat zijn muziek maar zelden wordt uitgevoerd. Er zijn hele series met klassiek en de modernere klassiek, maar Debussy valt wat tussen de wal en het schip. Jarenlang heb ik concertreeksen bezocht, maar ‘La Mer’ heb ik zelden gehoord. Toch geldt dat algemeen erkend is dat ‘La Mer’ een van essentiële werken in de klassieke muziek is.

Gelukkig is ‘La Mer’ veel opgenomen en op lp en/of cd uitgebracht. Technisch allemaal goed uitgevoerd, maar een dirigent zet zo zijn eigen stempel op de uitvoering. Daarom zijn er natuurlijk, soms kleine, verschillen in bijvoorbeeld kleuring, aandacht en accenten. En dan is het vervolgens een kwestie van smaak. Welke vind je mooier of smaakt naar meer? Hieronder een tiental (niet in een bepaalde volgorde) die mij hebben aangesproken en waar ik graag vaker naar luister.

‘La Mer’ werd voor het eerst opgenomen in 1928. Dat gebeurde door het Orchestre de la Société des Concerts du Conservatoire, onder leiding van Piero Coppola. Debussy leefde toen niet meer, maar toch vind ik die uitvoering heel dicht bij de bron staan. Daarmee bedoel ik dat de muziek klinkt zoals die in origine uitgevoerd was onder leiding van Debussy zelf. Dat klankbeeld was toen nog net aanwezig. In zekere zin is het daarmee een referentie-opname. De mono-uitvoering is zowel op lp als cd te vinden, soms ontdaan van tikken en ruis, maar eenmaal in de muziek valt dat niet eens meer op. Ik vind het een prachtige opname waarbij de zee misschien wel meer te zien, horen en ruiken is voordat die werd gladgestreken door ‘perfectere’ en digitale opnames. Deze uitvoering heeft wat ‘ruws’, tegelijkertijd iets ‘puurs’ en dat hoor ik zelden in andere opnames. Essentieel dus.

In 1942 dirigeerde Charles Munch het Orchestra de la Sociéte des Concerts du Conservatoire, een symfonieorkest uit Parijs. Diens uitvoering van ‘La Mer’ is een energieke, enthousiaste, al neemt hij wel de tijd voor de dialoog tussen wind en zee.

Minstens even essentieel zijn de ‘vintage’- uitvoeringen door het NBC Symphony Orchestra onder leiding van Arturo Toscanini (1950) en die door het Czech Philharmonic Orchestra onder leiding van Roger Desormière (1950). De laatste neemt er de meeste tijd en rust voor. Ik merk dat dat niet verkeerd is, snel is niet altijd beter. Muzikanten van nu zijn vaardiger dan hun collega's vroeger. Dan wordt een compositie 'snel' weggespeeld. Maar of dat dan met de goede intentie is? Ik hou wel van traag heb ik gemerkt.

De eerste Debussyplaat die ik kocht met daarop ‘La Mer’ (en Nocturnes) was op Fontana (1960) in hun gouden reeks. De uitvoering is door het Concertgebouworkest en Collegium Musicum onder leiding van Eduard van Beinum. Een prachtige uitvoering, die ik nu hier en daar misschien iets te snel vind, maar ik kreeg er toen vaak kippenvel van. Ik was toen een jaar of veertien en wist weinig van klassieke muziek, maar dat deze muziek mij iets deed was mij meteen duidelijk. Hierna volgde meer Debussy, veel meer, zoals de box hieronder.

Franser dan Frans wordt het niet met de uitvoering door het Orchestre National De L'ORTF onder leiding van Jean Martinon. In 1973-1974 nam Martinon alle orkestwerken van Debussy op in Salle Wagram, Parijs. De opnames werden in 1974 uitgebracht door EMI in een 5lp-box met prachtig boek. Tientallen keren heb ik dat tot in detail bestudeerd natuurlijk. Door het kijken naar de foto’s geprobeerd een voorstelling te maken van hoe de muziek in die tijd geklonken moet hebben, hoe de setting was waarin Debussy zijn muziek schreef.
Vreemd genoeg werd dezelfde box met een extra lp en dezelfde uitvoering ook uitgebracht in 1974. Op de zesde lp staat de ‘Fantasie voor piano en orkest’ en ‘Dansen voor harp en orkest’ Waarom die verschillen?
Martinon weet hoe Franse muziek moet klinken en hoe hij elegant en met enige zwier Debussy’s muziek uitvoeren. Daarom mocht Martinon van mij blijven.

Nog een prachtige uitvoering komt ook uit Nederland. Dirigent Bernard Haitink bleek ‘plotseling’ een behoorlijk kenner van Debussy’s werk. Zijn uitvoering met het Koninklijk Concertgebouworkest uit 1977 is een mooie, verfijnde uitvoering. Helder, sprankelend als de zon die weerkaatst op het water. Wilde Debussy dat ook niet? Deze uitvoering staat overigens in menig toplijstje als het gaat over 'goede' uitvoeringen van ‘La Mer’.

Minstens net zo mooi en prachtig is die van Herbert von Karajan, uitgevoerd door het Berliner Philharmoniker in 1986. Dan blijkt dat ook de ‘zware’ Duitsers (denk aan Wagner) heel lichtvoetig kunnen spelen. De opname kwam als cd in de serie ‘Karajan Gold’ op de markt. En ja hoor, het plastic waarin de cd ligt is van goud (nou, zo lijkt het dan). De gouden zon schittert op het wateroppervlak Zelfs zonder al dat goud is het een schitterende uitvoering.

Nog een mooie Franse (en ook Amerikaanse) bijdrage komt van Pierre Boulez en het Cleveland Orchestra (1993). Boulez is iemand die met twee benen op de grond staat en precies is in de uitvoering. Daarom weinig zweverige indrukken hier, maar to the point uitgevoerde muziek. Componist Bruna Maderna schreef ooit: ”Dirigeer Debussy nooit bij Franse orkesten, want ze spelen alles pianissimo (heel zacht).” Daar wilde Boulez ook vanaf, waardoor zijn uitvoering klinkt alsof een laaghangende mist optrekt en de muziek daardoor helderder klinkt. Tegelijkertijd hou ik best van pianissimo, maar zo heeft elke uitvoering een eigen karakter. Net als de zee.

De laatste in de rij is de uitvoering door The Chicago Symphony Orchestra met als dirigent Fritz Reiner. De opname dateert uit 1960. Dit wordt wel eens Reiner’s beste album ooit genoemd. Precies, subtiel, versnellend als het moet, scherp en helder. Je voelt bijna de golven over je heen gaan, maar dat voelt tegelijkertijd aangenaam warm aan. Het is een vooral doorvoelde uitvoering.

Er zijn nog veel meer uitvoeringen. Enkele hier genoemd zijn terug te vinden in diverse box-sets die o.a. door Deutsche Grammophon, Sony, Naxos, EMI en Warner zijn uitgebracht. Het is echter uiteindelijk aan degene die luistert er iets van te vinden en dan hebben we het vooral dus over smaak.

Voor mij is ‘La Mer’ een van de composities die bij mijn leven horen en blijft horen. Ook al woon ik niet aan zee, als ik er ben is de zee fascinerend in beeld en geluid. Dat geldt ook voor ‘La Mer’. Ik kom niet vaak bij de echte zee, maar ik heb de beelden ervan in mijn hoofd, net als Debussy dus…

 
tekst: Paul Lemmens, maart 2025
afbeeldingen: © HMV/Dutton/Warner Classics/Andante/Fontana/EMI/Philips/Deutsche Grammophon/RCA Victor
grote afbeelding:
© Katsushika Hokusai: In de holte van een golf voor de kust van Kanagawa