Claude
Debussy: La Mer De zee: fascinerend in beeld en geluid
In 2012 schreef ik een verhaal
over ‘La Mer’ van Claude Debussy (zie onderaan de voorpagina
van de LemonTree). Dat was aan het prille begin van mijn
site. De insteek en inhoud van de verhalen was toen
behoorlijk anders. In de afgelopen dertien jaar is er zowel
iets veranderd aan de inhoud als aan mijn schrijfstijl. Als
ik het oude verhaal over ‘La Mer’ nu lees vind ik dat het
weinig inhoudelijk is. Omdat Debussy een voor mij belangrijk
componist heb ik besloten een geheel nieuwe versie te maken
Lees daarom het nieuwe verhaal van ‘La Mer’, een van de
essentiële composities in de klassieke muziek.
Ergens rond mijn veertiende – dus nog voordat ik in het echt de
zee gezien had - kocht ik de lp La Mer/Nocturnes (1960),
gecomponeerd door Claude Debussy (1862-1918), uitgevoerd door
het Concertgebouw Orkest en gedirigeerd door Eduard van Beinum.
Waarom kocht ik die lp? Heel simpel: ik vond de hoes mooi en was
benieuwd hoe de zee klonk. Het had iets magisch, aantrekkelijks
om daar achter te komen. Ik had op dat moment geen enkele
muziekkennis of muziekachtergrond en wist dus niets van
Klassieke muziek. Desondanks nam de muziek mij vanaf de eerste,
zachte klanken mee. Waarheen? De zee natuurlijk.
Mijn verbeelding van de zee werd in mijn slaapkamer (daar stond
mijn stereo) omgezet in muziek én het paste! Debussy verklankte
mijn beeld perfect. Ik hoorde de golfjes, de wind, het spel van
de wind met de golven. Prachtig. Aan het eind van het eerste
deel zit een passage (7’43”) waar ik kippenvel van kreeg.
Zomaar, spontaan. Ik zag de zon boven de horizon opkomen en
statig naar de hemel rijzen. De muziek komt op dat punt bijna
tot stilstand, om je adem bij in te houden. Steeds weer als ik
naar ‘La Mer’ luister komt die ervaring naar boven. Ik koester
daarom warme herinneringen aan deze uitvoering van ‘La Mer’.
Claude Debussy zelf had minder warme herinneringen aan de zee.
Eerst vond hij de zee prachtig en was hij er graag. Later, toen
hij door armoe noodgedwongen moest verblijven in Houlgate
(tussen Caen en Le Havre) kreeg hij een hekel aan het strand, de
vele mensen daar en de ‘banale’ muziek die hij in de plaats
hoorde.
Voor het ontstaan van wat wellicht Debussy’s belangrijkste
compositie is moeten we terug naar het begin van vorige eeuw.
Het is de tijd waarin spoorlijnen uitgebreid worden, de eerste
vliegtuigen vliegen, Ford zijn eerste auto verkoopt, de eerste
ronde van Frankrijk plaatsvindt, kleurenfotografie mogelijk
geworden is, de ECG uitgevonden is (Willem Einthoven), Japan en
Rusland in oorlog zijn met elkaar, de eerste metrolijn in New
York geopend wordt, de 10-urige werkdag ingevoerd wordt,
Noorwegen onafhankelijk wordt van Zweden en Einstein zijn
Relativiteitstheorie publiceert.
Op muziekgebied zijn er begin vorige eeuw premières van:
‘Shéhérazade’ (Maurice Ravel), 'Résurrection' (Albert Roussel),
'Appalachia' (Frederick Delius), 'Pelleas und Melisande' (Arnold
Schönberg), de opera 'Salomé' (Richard Strauss) en de operette
'Die lustige Witwe' (Franz Lehár). En dan ‘La Mer’ natuurlijk.
Debussy begint aan ‘La Mer’ in 1903. Hij is dan 41 jaar, woont
in Parijs en is en gehuwd met Rosalie ‘Lilly’ Texier. Het paar
heeft het echter niet breed. Debussy stond niet voor niets
bekend als “Monsieur le pouvre”. Maar dat was aan het
veranderen. In 1902 was voor het eerst Debussy's‘opera’ ‘Pelléas
en Mélisande’ uitgevoerd. Dat werk werd zeer enthousiast
onthaald en gezien als een meesterwerk. Debussy was ‘plotseling’
niet alleen populair maar kreeg ook meer aanzien. In 1903
ontving hij zelfs een onderscheiding: Chevalier de la Légion
d’Honneur.
Al enige jaren kende Debussy Emma Bardac, zij was gehuwd met
bankier Sigismond Bardac. Het echtpaar had een zoon, Raoul. Emma
was fan van Debussy’s werk. Daarom waarschijnlijk had ze
gevraagd of Raoul leerling van Debussy mocht worden. Na enige
tijd begonnen Emma en Debussy elkaar vaker te zien. Emma was
even oud als Debussy, gevat, grappig, intelligent en cultureel
onderlegd. Langzaamaan veranderde de vriendschap in een relatie.
Lilly ging, net als anders, in de zomer naar haar ouders in
Bichain. Ze verwachtte dat manlief haar later achterna zou
reizen, maar die vertrok echter met Emma naar het eiland Jersey.
Daar voelde Debussy zich op zijn gemak en vrij om te doen wat
hij wilde, ook op compositorisch gebied. De zee om het eiland
heen en de amoureuze sfeer zal ongetwijfeld een rol gespeeld
hebben bij het latere ontstaan van ‘La Mer’. Op Jersey schrijft
Debussy in ieder geval ‘L’isle joyeuse’, een werk voor piano.
Bij terugkeer naar Parijs kreeg Debussy een storm van kritiek
over zich heen. Dat betrof vooral zijn gedrag. Vrienden
bekritiseerden hem en verwijderden zich van hem. Lilly deed een
aantal (mislukte) zelfmoordpogingen. Al met al is dit alles voer
voor de krant en levert het Debussy een deuk op in zijn
populariteit.
Maurice Ravel, een van Debussy’s vrienden, regelde overigens een
fonds voor Lilly en ontfermde zich over haar.
Debussy, ondertussen, had inmiddels genoeg geld verdiend om een
groot pand aan de Avenue du Bois de Boulogne te betrekken. Dat
deed hij met Emma. In 1905 werd hun dochter Claude-Emma geboren,
Debussy noemde haar liefkozend ‘Chou-Chou’. In hetzelfde jaar is
de scheiding met Lilly een feit. Debussy huwde Emma echter pas
in 1908. Emma was vaak ziek, gewend aan luxe en Debussy deed
alles om haar die luxe te geven. Het gevolg was echter wederom
dat hij meestal geld tekort kwam.
Voor zover de achtergrond. Tussen 1903 en 1905 werkte Debussy
aan ‘La Mer’. Het was nogal een bevalling. Soms werkte hij er
meer dan een half jaar niet aan, dan weer heel geconcentreerd.
Na flink doorploeteren was het stuk af en wel op 5 maart 1905 om
18 uur. Dat is bekend, want Debussy schreef dat voorop het
manuscript. Het leek op deze wijze wel een verzuchting, alsof
een steen van hem af was gevallen.
Debussy hield van het strand en de zee: “Ik hou van de zee en
heb naar haar geluisterd met een verdiend, toegewijd respect.”
Het spel van de golven, het licht op het water. Het geluid van
de golven sprak hem zo aan dat hij die indrukken op muziek had
gezet. Dat niet alleen, zijn vader had altijd gewild dat Debussy
matroos werd. Zo schreef hij aan vriend André Messager:
“Misschien weet je niet dat de bedoeling was dat ik matroos zou
worden, maar dat kans en toeval mij in een andere richting
geduwd hebben. Maar ik heb altijd een gepassioneerde liefde voor
de zee gehouden. Je kunt misschien wel opmerken dat de zee niet
bepaald de heuvels van de Bourgogne wast en dat mij zeezichten
meer lijken op studiozeezichten, maar ik heb een eindeloze
stroom herinneringen in mijn hoofd. Die zijn meer waard dan de
realiteit, waar schoonheid vaak verloren gaat.”
In juli ging hij met het eindresultaat op vakantie naar
Eastbourne in East-Sussex. Opnieuw was hij onder indruk van de
zee: “The sea behaves with British politeness. What a good place
to work! No noise, no pianos, no musicians talking about
painting, no painters talking about music.”
In Eastbourne schaafde hij ‘La Mer’ her en der nog wat bij en
zette uiteindelijk de laatste puntjes op de bekende ‘i’. In
Eastbourne schreef hij tevens een versie voor piano, maar wel
‘qautre mains’ (vier handen - twee spelers).
Debussy noemde ‘La Mer’ “Trois esquisses symphoniques pour
orchestre; drie symfonische schetsen (esquisses) voor orkest. De
drie dele noemde hij: De l'aube à midi sur la mer (Van de
ochtend tot de middag op zee); Jeux de vagues (Spel van de
golven) en Dialogue du vent et de la mer (Dialoog tussen de wind
en de zee).
Tijdens het werken aan de compositie paste hij de namen van de
drie delen enigszins aan. Het eerste deel heette aanvankelijk
‘Mère belle aux Îles Sanguinaires’ en het laatste ‘Le vent fait
danser la mer’. De eerste titel was naar aanleiding van het
gelijknamig boek, geschreven door Camille Mauclair, Later vond
Debussy de titel te beperkt voor wat hij met zijn muziek wilde
vertellen. De tweede titel werd ook veralgemeniseerd, omdat
Debussy de oorspronkelijk titel te veel richting een ballet vond
gaan.
Debussy noemde de drie onderdelen van zijn symfonie ‘esquisses’,
schetsen. De toevoeging ‘schetsen’ kwam niet zomaar uit de lucht
vallen. Debussy wilde heel bewust geen symfonie schrijven en ook
al geen symfonisch gedicht. Door het woord ‘schetsen’ te
gebruiken werd het stuk bijna net zo vloeibaar als de zee zelf
en daarbij niet in een hok te passen. Daarmee bevrijdde Debussy
het werk meteen ook van een vaste indeling en vorm.
Debussy bouwde 'La Mer' subtiel op, met laagjes muziek in vele
klankkleuren. Debussy’s muziek kabbelt voort zoals de golven van
de zee. Dat was nieuw, want tot Debussy’s aanpak had muziek een
duidelijk begin, middenstuk en eind met een duidelijke indeling
en rolverdeling. Debussy liet dat los en kwam met een eigen,
nieuwe benadering. Het is een benadering die qua aanpak lijkt op
die van de impressionistische schilders.
Waar een ‘gewone’ compositie een vaste vorm heeft met herkenbare
en terugkerende onderdelen is dat bij ‘La Mer’ niet het geval.
De muziek verandert steeds, net als de zee, waardoor er geen
vaste structuur in te ontdekken is. Dat maakt dat ‘La Mer’,
vergeleken met andere composities tot dan, echt in het hier en
nu beluisterd moet worden. Er is geen houvast. Als je niet goed
luistert is er weer een muzikale golf voorbij die je gemist
hebt. En die keert niet meer terug.
Intermezzo: Het Impressionisme ontstond door de uitvinding
van de tube. Daardoor kon je de verf voortaan makkelijk ergens
mee naartoe nemen. Voor het eerst konden schilders schilderen
op plekken waar ze eerder nooit konden komen, zoals
bijvoorbeeld de zee. Maar waar in een atelier het licht steeds
hetzelfde is, verandert dat buiten constant. Dan moet je dus
snel schilderen om dat licht of die sfeer te vangen.
Schilderijen worden daardoor veel minder precies. Het worden
weergaven van indrukken, impressies. Vandaar de naam.
Dat Debussy’s kleurrijke muziekschetsen daardoor
‘impressionistisch’ genoemd werden beviel hem allerminst. Hij
had een hekel aan de benaming, want, zo stelde hij: “Alle muziek
ontstaat door indrukken en zou daarmee dus impressionistisch
zijn.” Aan de andere kant legde hij uit: “Verzamel indrukken
(impressies), maar haast je niet om ze op te schrijven. Muziek
kan veel beter dan schilderkunst variaties in kleur en licht
vangen in één enkel beeld.”
De drie symfonische schetsen zijn mede geïnspireerd op een
houtsnede van de Japanner Katsushika Hokusai: “In de holte van
een golf voor de kust van Kanagawa”, ook wel ‘De Grote Golf’
genoemd. Het zogenaamde ‘Japonisme” was begin vorige eeuw
populair en is ook terug te zien n de schilderkunst van
bijvoorbeeld Monet, Gauguin en Degas.
Debussy wilde graag dat zijn partituur er goed uit zag en daarom
die afbeelding aan de buitenkant ervan. Het liefst had hij hem
overal op gezien, maar helaas is dat bij latere lp- als
cd-uitvoeringen niet vaak het geval.
‘La Mer’ is geschreven voor 2 dwarsfluiten, 1 piccolo, 2 hobo’s,
Engelse hoorn (Cor Anglais), 2 klarinetten, 3 fagotten,
contrafagot, 4 hoorns, 3 trompetten, 2 cornetten, 3 trombones, 1
tuba, pauken, grote trom, bekkens, triangel, tamtam,
klokkenspel, 2 harpen en een strijkerssectie (violen,
altviolen, celli, contrabassen).
'La Mer' duurt rond de 23 minuten. Het eerst deel dient “heel
langzaam en een heel klein beetje vrolijk gespeeld’, het tweed
deel “allegro (levendig) op een heel soepel ritme” en het
laatste deel “vrolijk, tumultueus en heel licht soepel”.
De première van ‘La Mer’ vond plaats in Parijs op 15 oktober
1905. De compositie werd uitgevoerd door het Orchestre
Lamoureux met als dirigent Camille Chevillard. Vriend Erik Satie
was bij de repetitie aanwezig en gaf op geheel eigen wijze zijn
visie over het geheel. Hij zei: “Ik heb bijzonder genoten van
het gedeelte rond half tien.”
Na de eerste uitvoering was het tien minuten lang rumoerig in de
zaal. Boegeroep werd afgewisseld met "bravo’s’” en gesis. Voor-
en tegenstanders van Debussy’s muziek lieten goed horen wat ze
ervan vonden. De onrust ging zelfs door tot het tweede stuk dat
op het programma stond, Bach’s Chaconne. Het werd zelfs zo erg
dat de muziek gestopt moest worden en het publiek tot stilte
gemaand.
Debussy had lak aan de mening van het publiek. Wat hij wel
moeilijk vond was de reactie van Pierre Lalo, muziekcriticus van
Le Temps en fan van Debussy’s werk: “Ik hoorde, zag en rook geen
zee.” Muziekcriticus Louis Schneider schreef: “Het publiek leek
teleurgesteld, ze verwachtten iets groots als de oceaan, meer ze
kregen slechts bewogen water in een kop.”
De lauwe ontvangst in Frankrijk had wellicht te maken met het
dramatische, persoonlijke leven van de componist dat als
schandaal breed uitgemeten in de kranten terecht was
gekomen.
Opmerkelijk was dan weer de reactie van M. Calvocoressi, van
origine Grieks: “La Mer laat zich horen als een nieuwe fase in
Debussy’s evolutie. De inspiratie is robuuster, de kleuren
krachtiger, de lijnen helderder. De mooie bewegingen hebben
alles van een meesterwerk.”
Ook bij de eerste opvoering in Amerika, maart 1907 onder leiding
van Karl Muck, waren de reacties lauw. Daar werd het werk
vergeleken met “…een kikkervijver, waarvan sommige bewoners het
aan de keel hebben.”
Debussy dirigeerde 'La Mer' zelf bij de eerste uitvoering in
Engeland (1908). Daar ontdekte men “enkele prachtige momenten”,
maar vond men dat het werk te lang was en te vaag. The Times:
schreef: “Zolang hij niet in slaap valt, kan de luisteraar veel
genoegen beleven aan vreemde geluiden die zijn oren
binnendringen, maar dan moet hij wel afzien van alle gedachten
aan een duidelijke constructie en een logische ontwikkeling.”
Het grootste deel van het 'gewone' publiek vond ‘La Mer’ echter
prachtig.
In 1908 dirigeerde Debussy zijn werk in Parijs. Het was de
tweede uitvoering in Frankrijk en die was stukken beter dan de
eerste. Chevillard bleek achteraf niet de beste dirigent voor
dit werk, hij had weinig binding met deze ‘moderne’ muziek. Voor
velen is daarom de 1908-uitvoering de eerste echte. En dát werd
gehoord, het publiek was nu wél razend enthousiast.
Wat maakt ‘La Mer’ nu zo boeiend? Het is een spel met licht en
geluid, met zon, zee en strand, met een zuchtje wind en de
rimpeling van het water, de lichtval van de zon op de golven,
het kabbelen van de golven die af en aan spoelen. Debussy kon
zeer lichtvoetig omgaan met klanken. Geïnspireerd door het
Indonesisch klanktapijt van gamelan en Gong Kebyar zei hij:
‘Klanken zijn een impressie, een indruk van wat het oog ziet.
Maar elke keer verandert de situatie, dus ook de klank”. Debussy
was duidelijk visueel ingesteld. Het goede, voor ons, is dat hij
dat ook vertaalde naar muziek.
De muziek in ‘La Mer’ is constant in beweging, kabbelt, is
vluchtig, schittert; je hoort de zon opkomen, je ziet bijna voor
je hoe de wind met de golfjes speelt; de muziek illustreert dat
weergaloos. Anders dan andere klassieke werken is de vorm niet
meteen duidelijk, je moet er moeite voor doen en je hoofd en
oren erbij houden. Maar als je dat doet krijg je iets prachtigs
te horen.
Debussy’s muziek was in ieder geval anders dan de muziek
daarvoor. Soms wordt gezegd dat bij hem de nieuwe, ook wel
20e-eeuwse muziek begint. Vreemd is eigenlijk dat zijn muziek
maar zelden wordt uitgevoerd. Er zijn hele series met klassiek
en de modernere klassiek, maar Debussy valt wat tussen de wal en
het schip. Jarenlang heb ik concertreeksen bezocht, maar ‘La
Mer’ heb ik zelden gehoord. Toch geldt dat algemeen erkend is
dat ‘La Mer’ een van essentiële werken in de klassieke muziek
is.
Gelukkig is ‘La Mer’ veel opgenomen en op lp en/of cd
uitgebracht. Technisch allemaal goed uitgevoerd, maar een
dirigent zet zo zijn eigen stempel op de uitvoering. Daarom zijn
er natuurlijk, soms kleine, verschillen in bijvoorbeeld
kleuring, aandacht en accenten. En dan is het vervolgens een
kwestie van smaak. Welke vind je mooier of smaakt naar meer?
Hieronder een tiental (niet in een bepaalde volgorde) die mij
hebben aangesproken en waar ik graag vaker naar luister.
‘La Mer’ werd voor het eerst opgenomen in 1928. Dat gebeurde
door het Orchestre de la Société des Concerts du Conservatoire,
onder leiding van Piero Coppola. Debussy leefde toen niet meer,
maar toch vind ik die uitvoering heel dicht bij de bron staan.
Daarmee bedoel ik dat de muziek klinkt zoals die in origine
uitgevoerd was onder leiding van Debussy zelf. Dat klankbeeld
was toen nog net aanwezig. In zekere zin is het daarmee een
referentie-opname. De mono-uitvoering is zowel op lp als cd te
vinden, soms ontdaan van tikken en ruis, maar eenmaal in de
muziek valt dat niet eens meer op. Ik vind het een prachtige
opname waarbij de zee misschien wel meer te zien, horen en
ruiken is voordat die werd gladgestreken door ‘perfectere’ en
digitale opnames. Deze uitvoering heeft wat ‘ruws’,
tegelijkertijd iets ‘puurs’ en dat hoor ik zelden in andere
opnames. Essentieel dus.
In 1942 dirigeerde Charles Munch het Orchestra de la Sociéte des
Concerts du Conservatoire, een symfonieorkest uit Parijs. Diens
uitvoering van ‘La Mer’ is een energieke, enthousiaste, al neemt
hij wel de tijd voor de dialoog tussen wind en zee.
Minstens even essentieel zijn de ‘vintage’- uitvoeringen door
het NBC Symphony Orchestra onder leiding van Arturo Toscanini
(1950) en die door het Czech Philharmonic Orchestra onder
leiding van Roger Desormière (1950). De laatste neemt er de
meeste tijd en rust voor. Ik merk dat dat niet verkeerd is, snel
is niet altijd beter. Muzikanten van nu zijn vaardiger dan hun
collega's vroeger. Dan wordt een compositie 'snel' weggespeeld.
Maar of dat dan met de goede intentie is? Ik hou wel van traag
heb ik gemerkt.
De eerste Debussyplaat die ik kocht met daarop ‘La Mer’ (en
Nocturnes) was op Fontana (1960) in hun gouden reeks. De
uitvoering is door het Concertgebouworkest en Collegium Musicum
onder leiding van Eduard van Beinum. Een prachtige uitvoering,
die ik nu hier en daar misschien iets te snel vind, maar ik
kreeg er toen vaak kippenvel van. Ik was toen een jaar of
veertien en wist weinig van klassieke muziek, maar dat deze
muziek mij iets deed was mij meteen duidelijk. Hierna volgde
meer Debussy, veel meer, zoals de box hieronder.
Franser dan Frans wordt het niet met de uitvoering door het
Orchestre National De L'ORTF onder leiding van Jean Martinon. In
1973-1974 nam Martinon alle orkestwerken van Debussy op in Salle
Wagram, Parijs. De opnames werden in 1974 uitgebracht door EMI
in een 5lp-box met prachtig boek. Tientallen keren heb ik dat
tot in detail bestudeerd natuurlijk. Door het kijken naar de
foto’s geprobeerd een voorstelling te maken van hoe de muziek in
die tijd geklonken moet hebben, hoe de setting was waarin
Debussy zijn muziek schreef.
Vreemd genoeg werd dezelfde box met een extra lp en dezelfde
uitvoering ook uitgebracht in 1974. Op de zesde lp staat de
‘Fantasie voor piano en orkest’ en ‘Dansen voor harp en orkest’
Waarom die verschillen?
Martinon weet hoe Franse muziek moet klinken en hoe hij elegant
en met enige zwier Debussy’s muziek uitvoeren. Daarom mocht
Martinon van mij blijven.
Nog een prachtige uitvoering komt ook uit Nederland. Dirigent
Bernard Haitink bleek ‘plotseling’ een behoorlijk kenner van
Debussy’s werk. Zijn uitvoering met het Koninklijk
Concertgebouworkest uit 1977 is een mooie, verfijnde uitvoering.
Helder, sprankelend als de zon die weerkaatst op het water.
Wilde Debussy dat ook niet? Deze uitvoering staat overigens in
menig toplijstje als het gaat over 'goede' uitvoeringen van ‘La
Mer’.
Minstens net zo mooi en prachtig is die van Herbert von Karajan,
uitgevoerd door het Berliner Philharmoniker in 1986. Dan blijkt
dat ook de ‘zware’ Duitsers (denk aan Wagner) heel lichtvoetig
kunnen spelen. De opname kwam als cd in de serie ‘Karajan Gold’
op de markt. En ja hoor, het plastic waarin de cd ligt is van
goud (nou, zo lijkt het dan). De gouden zon schittert op het
wateroppervlak Zelfs zonder al dat goud is het een schitterende
uitvoering.
Nog een mooie Franse (en ook Amerikaanse) bijdrage komt van
Pierre Boulez en het Cleveland Orchestra (1993). Boulez is
iemand die met twee benen op de grond staat en precies is in de
uitvoering. Daarom weinig zweverige indrukken hier, maar to the
point uitgevoerde muziek. Componist Bruna Maderna schreef ooit:
”Dirigeer Debussy nooit bij Franse orkesten, want ze spelen
alles pianissimo (heel zacht).” Daar wilde Boulez ook vanaf,
waardoor zijn uitvoering klinkt alsof een laaghangende mist
optrekt en de muziek daardoor helderder klinkt. Tegelijkertijd
hou ik best van pianissimo, maar zo heeft elke uitvoering een
eigen karakter. Net als de zee.
De laatste in de rij is de uitvoering door The Chicago Symphony
Orchestra met als dirigent Fritz Reiner. De opname dateert uit
1960. Dit wordt wel eens Reiner’s beste album ooit genoemd.
Precies, subtiel, versnellend als het moet, scherp en helder. Je
voelt bijna de golven over je heen gaan, maar dat voelt
tegelijkertijd aangenaam warm aan. Het is een vooral doorvoelde
uitvoering.
Er zijn nog veel meer uitvoeringen. Enkele hier genoemd zijn
terug te vinden in diverse box-sets die o.a. door Deutsche
Grammophon, Sony, Naxos, EMI en Warner zijn uitgebracht. Het is
echter uiteindelijk aan degene die luistert er iets van te
vinden en dan hebben we het vooral dus over smaak.
Voor mij is ‘La Mer’ een van de composities die bij mijn leven
horen en blijft horen. Ook al woon ik niet aan zee, als ik er
ben is de zee fascinerend in beeld en geluid. Dat geldt ook voor
‘La Mer’. Ik kom niet vaak bij de echte zee, maar ik heb de
beelden ervan in mijn hoofd, net als Debussy dus…