In het rijtje der ‘groten’ van de symfonische rock (denk
daarbij aan Pink Floyd, King Crimson, Genesis, Yes, Gentle
Giant, Jethro Tull) ontbreekt er – onterecht - altijd één:
Camel. Oh ja, Camel…
Camel maakte een reeks schitterende albums, geheel in het
stramien van de bands hierboven: uitgebreide thema’s, lange
solo’s, tempowisselingen, afwijkende maten, conceptalbums.
‘The Snow Goose’ (1975), het album naar het boek van Paul
Gallico, wordt gezien als Camel’s meest succesvolle album,
maar het album ervoor, ‘Mirage’ (1974), leverde de meeste
concertsuccessen.
Lees het verhaal van Camel, de band die ‘iets’ had met
Caravan, King Crimson, Supersister en Kayak, maar helaas
noodgedwongen het soloproject werd van Andrew Latimer en
daarmee toch minder Camel.
Eind jaren zestig, begin jaren zeventig speelde in hun thuisstad
Guildford (Surrey) de groep The Phantom Four. De vooral blues
spelende band bestond uit de broers Latimer, Andrew (1949-
/gitaren, dwarsfluit, zang) en Ian (?) en hun vrienden Alan
Butcher (drums) en Richard Over (?). Na een tijd werd de naam
veranderd in Strange Brew, maar stapten broer Ian en Over op.
Via een advertentie kwam Doug Ferguson (1947- /basgitaar) de
band in en werd de groepsnaam verkort tot The Brew. Nu was het
tijd voor Butcher om iets anders te gaan doen en zocht men een
nieuwe drummer. Ferguson had eerder met drummer Andy Ward (1962-
/drums, percussie) in de band Misty gespeeld en beval hem
dwingend aan. Ward, toen veertien jaar, werd dus de nieuwe
drummer.
The Brew ging fris van start en maakte zelfs enkele
demo-opnames. Die opnames kwamen terecht bij Dick James van DJM
Records. James was op zoek naar een begeleidingsband voor
Phillip Goodhand-Tait (1945- /keyboards, zang, schrijver,
producer). Tait speelde in een aantal bands zoals Phil Tone and
The Vibrants (1957), The Stormsville Shakers (1961), Circus
(1967) mét ene Mel Collins als blazer in de band en vervolgens
solo. Tait schreef een aantal klassiekers voor Roger Daltrey
(The Who), Euson, Zoot Money en Gene Pitney. In 1971 schreef hij
de filmmuziek voor de film ‘Universal Soldier’ en produceerde
later voor bands als Climax Blues Band en Kid Creole and the
Coconuts. Dit alles om even aan te geven dat Tait niet zomaar
iemand was. Hij ging met The Brew in zee en maakte met de drie
heren het album ‘I Think I’ll Write a Song’ (1971). Aardig
album, maar de meeste aandacht trekt Latimer met zijn
gitaarspel. Luister maar eens naar ‘Silverwing’, een heuse
rock-ballad. Helaas leverde het niet het verwachte succes op en
werd The Brew weer aan de kant geschoven.
Als eerder ging men moedig alleen voorwaarts, maar wel met het
idee een keyboardspeler aan de band toe te voegen. In die zin
hadden ze wel wat opgestoken van het werken met Tait en
plaatsten dus een advertentie in het blad Melody Maker.
Peter Bardens (1945-2002/keyboards). Bardens is geboren in
Westminster, Londen. Bardens studeerde kunst en speelde piano.
Diep onder indruk van jazzorganist Jimmy Smith stapte hij over
naar een Hammond B3-orgel. Bardens speelde kort bij Them, de
band met zanger Van Morrison en vormde daarna zijn eigen groep:
Peter B’s. Die groep werd eerst Peter B’s Looners, vervolgens
Shotgun Express. In die groep speelden Rod Stewart, Peter Green
en Mick Fleetwood. Die laatste twee bekend uit de oude Fleetwood
Mac. In 1970 maakte Bardens zijn eerste album voor Transatlantic
Records, ‘The Answer’, met als gast Peter Green. In 1971 maakte
Bardens de opvolger: ’Peter Bardens’. De hoes daarvan werd
verzorgd door Hipgnosis, de hoezenmakers van Pink Floyd. Als je
luistert naar het ruim dertien minuten lange ‘Homage to the God
of Light’ krijg je al een aardig Camelgevoel. Bardens was dus al
een druk man, live liep het best, maar het verkoopsucces bleef
uit. Reden voor Bardens te denken het maar eens in Amerika te
gaan proberen. Dan leest hij echter een advertentie van The Brew
in Melody Maker en besluit contact op te nemen. Dat contact
verliep zo goed dat The Brew een kwartet werd. Vanwege lopende
concertverplichtingen deed Bardens met The Brew onder de naam
Peter Bardens’ On een aantal concerten in Ierland. Daarna ging
het viertal verder met de nieuwe groepsnaam: Camel.
Camel’s eerste opreden is op 4 december 1971 in Waltham Forest
Technical College. Ze staan daar in het voorprogramma van
Wishbone Ash. Niet onverdienstelijk toch? Daarna was het een
kwestie van gestaag doorgaan en zorgen dat je bekend wordt. Om
wat extra inkomsten te genereren werden Latimer, Ferguson en
Ward tevens sessiemuzikanten bij EMI. Dat zegt wel iets over hun
vakkundigheid in ieder geval. Via dit pad komen ze in contact
met producer Mickie Most. Most ziet en hoort ook kwaliteit en
biedt Latimer een contract aan bij RAK Publishers. Vervolgens
brengt hij Camel onder aandacht van Geoff Jukes,
concertpromotor. Die promoot Camel zo goed dat hij uiteindelijk
de manager van de band wordt. In 1972 bezorgt hij Camel een
contract voor één album voor MCA Records. Het is niet veel, maar
het is beter dan niets.
Camel staat voor de opnames van het album in Morgan Studios
onder leiding van de nog jonge en onervaren producer Dave
Williams. Bardens breidde voor de opnames zijn instrumentarium
uit met een VCS3 Synthesizer en een Mellotron. De opnames
duurden langer dan verwacht. Niet alleen omdat het hele proces
voor bijna iedereen, inclusief Williams, nieuw is, ook omdat
Camel ‘tussendoor’ een fikse tournee deed met Barclay James
Harvest. Bovendien vond Williams dat de groep een zanger nodig
had, maar die kon men zo snel niet vinden. Uiteindelijk werd
besloten de zangpartijen te verdelen tussen Bardens en Latimer.
Ondanks al die hindernissen op hun muziekpad werd Camel’s eerste
album, simpelweg ‘Camel’ genoemd, in februari 1973 op de
muziekmarkt gebracht.
Op ‘Camel’ staan zeven composities, de meeste van Latimer en
Bardens, maar allemaal nog individueel. De gemiddelde lengte van
de songs ligt rond de zes minuten. ‘Never let Go’ met een
prachtige Mellotron-partij, werd samen met ‘Curiosity’
uitgebracht als single, maar zowel single als album kregen
weinig aandacht en succes. Toch is ‘Never Let Go’ een van
meer/meest bekendere werken van Camel. Het nummer is veelvuldig
live gespeeld en duikt maar liefst op drie live-albums op.
Ondanks het gebrek aan succes is ‘Camel’ meteen een sterk album
en meteen een goed ook om de sound van de band te leren kennen.
Die sound zou nog wat bijgeschaafd worden, maar in essentie
hebben we hier al te maken met de echte Camel. He geluid wordt
vooral bepaald door harmonische klanken, soms wat aan de ‘softe’
en/of romantische kant en een fraaie balans in de
keyboard-gitaar-partijen. Bardens en Latimer zijn daarbij zowel
aan elkaar gewaagd zijn als vullen elkaar goed aan. Met de
openingstrack ‘Slow Yourself Down’ van Latimer en Ward beginnen
we met een heerlijk orgel en wat gedempte zang. Na dat intro
krijgen we zowel tempo- als sfeerwisselingen en een eerste
prettige solo van Latimer, gevolgd door een van Bardens op de
Hammond. Latimer zingt unisono (tegelijkertijd) met zijn
gitaarspel. Dat zou ook een typisch kamelentrekje worden.
‘Mystic Queen’ is langzaam met veel orgelgeluid, heftige
wisselingen en een mooi, ingetogen gitaarsolo. ‘Six Ale’ is een
instrumentaal werk, overigens net als ‘Arabaluba’. Opvallend
over de hele lijn is het soepele, subtiel swingende drumwerk van
Ward. Die blijkt een uitstekende drummer, maar hij had het niet
makkelijk. Daarover later meer. ‘Curiosity’ is een jazzy, snel
wisselend nummer met wederom veel orgel en gitaar.
Weinig aandacht dus in 1973, anno nu wordt er veel positiever
tegen Camel’s eerste album gekeken en wordt het gezien als een
meer dan verdienstelijk begin.
Na ‘Camel’ volgden tournees en een concert samen met Gong, Henry
Cow en The Global Village Company voor de Greasy Truckers, een
undergroundclub. Dat concert werd uitgebracht op een dubbel-lp,
‘Greasy Truckers Live at Dingwall’s Dancehall’ (1973), waarbij
de vier bands elke één plaatkant mochten vullen. Camel liet
hier geen werk horen van ‘Camel’, maar Barden’s ‘God Of Light
Revisited’. Het stuk dat we al eerder hoorde op zijn gelijknamig
soloalbum en dat live op het Camel-menu stond.
Ondertussen deed Camel diverse tournees met Wishbone Ash en
Barclay James Harvest en in ons land met Supersister.
Ondanks het feit dat het album, voor een eerste, goed verkocht
besloot MCA niet verder te gaan met Camel. Manager Jukes
geloofde echter heilig in de band en zocht andere wegen om
‘zijn’ band aan de mens te brengen. Inmiddels had hij samen met
Richard Thomas en Max Hole een eigen platenlabel opgericht: Gama
Records. Het label sloot een deal met Decca Records voor het
fysiek uitbrengen van de diverse albums. Het lag voor de hand
Camel op het eigen label op te nemen.
Voor het tweede album werd niemand minder dan de bekende
producer David Hitchcock (Genesis, Curved Air, Caravan)
gevraagd. In november 1973 werden opnames gemaakt. Zowel Latimer
als Bardens schreven nieuw werk voor het album, maar er werd nu
ook door de hele groep bijgedragen. ‘Mirage’ (1974) telt slechts
vijf songs: ‘Freefall’, ‘Supertwister’, ‘The White Rider’,
Earthrise’ en het lange ‘Lady Fantasy’. Na de aftrap door de
fanfare voor een juichend publiek zet een majestueuze
Mellotron-partij in, gevolgd door melodieus gitaarspel met een
tikje echo. Dan ben je eigenlijk al verkocht en dan komt er nog
een hobo-partij ook. "I'm in a freefall like a snowflake
falling, Down, down, down, down, down. I close my eyes, inside
my head I stumble helpless to the ground." Het werk gaat in een
versnelling met een gemeen scheurend orgel, synthesizer en
gitaarsolo en nog meer wisselingen. In 5:55 gebeurt er nogal wat
en daarmee geeft Camel een excellent visitekaartje af. Het
tweede werk, ‘Supertwister’, heeft een Nederlandse basis.
Luister eens goed naar het werk en denk daarbij aan Supersister.
Inderdaad! Camel deed eerder een tournee met Supersister en de
heren hadden goede contacten, maar ook waardering voor elkaars
muziek. Bardens componeerde daarop een kleine ode aan
Supersister, maar dan met een draai, een twist, vandaar de naam
‘Supertwister’. Bij een binddoektest zou je het zo voor een
vergeten werk van Supersister kunnen horen.
‘The White Rider’, met als subtitels ‘Nimrodel’ en ‘The
Procession’, wijst natuurlijk naar J.R.R. Tolkien’s boek ‘The
Lord of the Rings’. Nu kent iedereen die boeken vooral door de
films, toen werden die veel gelezen in ‘kringen’ en veelvuldig
vertaald naar muziekstukken. “When he rides my fears subside for
darkness turns once more to light. Through the skies his white
horse flies to find a land beyond the night. Once he wore grey,
he fell and slipped away from everybody's sight. The wizard of
them all came back from his fall this time wearing white.” Dan
hebben we het natuurlijk over Gandalf, de wijze tovenaar. Het
nummer kent vele ‘twists and turns’, thema’s, solo’s en past
helemaal in de traditie van de progressieve rock. Lp-kant twee
begint met ‘Earthrise’. Het instrumentale werk van Latimer en
Bardens start winderig en blijkt een pittig werk. ‘Lady Fantasy’
is het laatste werk en is door iedereen in de band samen
gecomponeerd. Ook dit stuk bestaat uit meerder delen:
‘Encounters’, ‘Smiles Like You’ en ‘Lady Fantasy’. ‘Lady
Fantasy’ werd in de Camel-historie zo’n beetje hét nummer van de
band, veelvuldig gespeeld en uiteindelijk gegroeid als
concertafsluiter. Dat zegt wel iets, toch? Het stuk gaat over
een wat dromerig beeld van iemand die verliefd is: "Saw you
sitting on a sunbeam in the middle of my daydream. Oh my Lady
Fantasy I love you." Het is wel verbeelding, maar
tegelijkertijd: “…she reminds me of you.“ Het fantasievolle
nummer wordt met veel klankkleuren, tempowisselingen en solo’s
omkleed en heeft inderdaad een wat romantisch (gitaar-)tintje.
Er is wel iets ‘vreemds’ met ‘Lady Fantasy’. Bij de
2002-remaster werd de originele mix toegevoegd. Daarin zijn
andere Mellotron- en orgelpartijen te horen. Dat is nog niet
raar, maar het nummer duurt iets langer. In praktijk blijkt dat
het hele nummer bij de tweede mix iets versneld is…
Met ‘Mirage’ zet Camel een sterk album neer, volgens diverse
kenners en critici het beste album van de band. Feit is dat de
stukken van dit album nog lang gespeeld zouden blijven worden.
In Europa werd het album door Decca’s progressieve sublabel
Deram uitgebracht. Het label ook van The Moody Blues, Cat
Stevens, The Move, Procol Harum, Ten Years After en vele
anderen. Een goed label voor Camel, ze zouden er dan ook tot aan
het eind in 1985 blijven. Opmerkelijk is dat het album kwam in
een hoes die exact leek op die van een pakje Camel-sigaretten.
Ja, het gaat over een kameel in de woestijn met palmen en
piramides, dus waarom niet? De afgebeelde dromedaris (1 bult,
kameel 2) is wel flink heen-en-weer geschud en wat
fragmentarisch afgebeeld. Hoe dan ook, er werden wel wat
wenkbrauwen gefronst over deze verpakking en het zou de band
zelfs in problemen brengen bij het opvolgende album.
“Mirage’ kwam in Engeland niet in de albumlijst, echter wel in
Amerika’s Billboard200: 149e plek. Niet al te hoog, maar toch
bleek hier aandacht voor Camel.
‘Mirage’ werd in Amerika en Canada uitgebracht door Janus
Record. Na dreigementen uit de hoek van de Amerikaanse
tabaksindustrie werd snel een andere hoes in elkaar geflanst,
een draak met een edelsteen in de bek. Ondanks mijn aversie
tegen roken vind ik de Europese hoes toch beter.
Niet beter was de deal die het management sloot met de Europese
tak van Camel sigaretten. Daar werden pakjes uitgedeeld bij
concerten en werden doeken met het Camel-logo over de
versterkers gehangen. Dit dan weer tot verbijstering van de band
die van niets wist.
Na het album de bekende tournees. Opnieuw in het voorprogramma
van Wishbone Ash, maar dit keer dan wel door Amerika en Europa.
Ook stond Camel op de planken bij BBC’s Radio One. Het drukke
tourschema bracht met zich mee dat nieuw werk tijdens het reizen
geschreven moest worden. Eenmaal terug in Engeland, drie maanden
na het uitkomen van ‘Mirage’, zat Camel alweer in de studio voor
een vervolg. Het werken met een thema zoals naar het boek van
Tolkien was iedereen goed bevallen, waarom dat dan niet
doortrekken naar het nieuwe album? Wat wordt dan het thema? Alle
Camelleden waren fervente boeklezers. Bardens kwam met
‘Siddhartha’ van Herman Hesse, in die periode een veelgelezen
boek. Prima plan en men begon meteen aan de uitwerking. Er werd
gewerkt aan het introductie-thema en een mogelijke single, maar
toen begon het te knagen en werd het boek op het schap gezet.
Wat dan? ‘Steppenwolf’, ook van Hesse? Hm… te ingewikkeld.
Ferguson stelde vervolgens ‘The Snow Goose’ (1941) voor, een
novelle van Paul Gallico (1897-1976). Het originele verhaal
verscheen in wekelijkse edities in The Saturday Evening Post en
is het meest succesvolle verhaal van Gallico. Omdat het een dun
boekje was hadden veel scholieren van de middelbare school het
op hun boekenlijst staan. Het was inderdaad tevens een geschikt
verhaal om op muziek te zetten.
Het boek in het kort: Philip Rhayader leeft alleen in een
vuurtoren aan de kust van Essex. Hij heeft een gehavend gezicht,
een arm die niet recht is en loopt krom. Rhayader is dan wel
alleen, hij houdt enorm van de dieren om hem heen. Op een dag
staat een twaalfjarig meisje voor de deur met in haar handen een
gewonde vogel. Het meisje komt uit Saksen, Duitsland en heet
Fritha. Rhayader vertelt haar dat het hier gaat om een
sneeuwgans, een zeldzame vogel die in Canada broedt. De gans
herstelt goed en als het tijd is voor de vogeltrek vliegt het
dier richting Canada. Dan wordt het verhaal wat sentimenteel,
want elk jaar keert het dier, La Princesse Perdue (de verloren
prinses), terug naar de vuurtoren. Fritha komt dan ook weer. Als
Rhayader in de oorlog met zijn bootje de in Duinkerken gestrande
Engelsen gaat ophalen moet Fritha in de vuurtoren blijven, want
de sneeuwgans vliegt met Rhayader mee. Rhayader wordt geraakt
door vijandelijk vuur en zinkt met boot en al. De enorme gans
blijkt na afloop een mysterieuze redder voor velen te zijn
geweest. Die vliegt uiteindelijk terug naar the Great Marsh, de
plek van de vuurtoren, vliegt langs Fritha en verdwijnt. Fritha
heeft meteen door wat er gebeurd moet zijn, ervaart da de enorme
genegenheid voor Rhayader en schreeuwt het uit tegen de
inmiddels opgestoken storm. In de vuurtoren vindt ze een
schilderijtje van haar als twaalfjarige met de gans, het is
gemaakt door Rhayader. Ze blijft in de vuurtoren en verzorgt de
dieren, maar nadat ze er een dag eropuit getrokken is komt ze
terug bij een compleet verwoeste vuurtoren, gebombardeerd door
de Duitsers. Alles weg en einde verhaal.
Latimer en Bardens trokken zich terug op het platteland om de
muziek voor het nieuwe album te schrijven. Delen ervan werden
soms al live gespeeld, want de tournees gingen gewoon door. De
populariteit in Amerika nam toe en ook daar waren
verplichtingen. In januari 1975 was de band met producer
Hitchcock en technicus Rhett Davies (Roxy Music, Eno, Genesis,
Dire Straits, etc.) in de studio om het werk op te nemen. Daar
zat ook een orkest met dirigent David Bedford. Die zou je kunnen
kennen van zijn werk met Mike Oldfield en Kevin Ayers. Bedford
had arrangementen geschreven bij de muziek voor het album. Dat
zou volledig instrumentaal worden, met geciteerde passages uit
het boek. De tekst zou op de hoes afgebeeld worden. Zou, want de
uitgever verbood dat plan. Zij hadden al toestemming gegeven aan
componist Ed Welch die op hetzelfde idee gekomen was. Paul
Gallico ondertussen had ook van Camel’s plan gehoord en verbood
op zijn beurt het gebruik van zijn boek als basis voor het
album. Gallico was fervent anti-roker en had Camel’s
‘Mirage’-hoes gezien. Ondanks uitleg en enkele presentaties van
de band bleef hij bij zijn besluit en dreigde zelfs met het
stappen naar een rechter.
Wat doe je dan? De oplossing bleek simpel, de titel van het
album werd aangepast naar: “Music INSPIRED by The Snow Goose”.
Daar kun je weinig tegen inbrengen immers.
Het album verscheen in april 1975 en steeg tot een 22e plek in
de UK Albums-lijst. Na dertien weken was het met meer dan 60.000
verkochte exemplaren goed Zilver. In juli werd het album in
Amerika uitgebracht en kwam daar tot een 162e plek.
Door het Engelse succes werd Camel gevraagd voor diverse
Tv-optredens, waaronder een voor de BBC. Het werk werd met een
kleine groep musici, vooral houtblazers, live uitgevoerd.
Tijdens de tournees, volgend op ‘Music Inspired by The Snow
Goose’, werd het album voor de pauze gespeeld, ouder werk erna.
Het publiek reageerde echter veel enthousiaster op het oudere
werk (!). De conclusie was dat het werkstuk eigenlijk niet
zonder orkest kon. Let wel, we leven dan nog in een tijd dat
muziek echt gespeeld werd door echte muzikanten en niet
ingeblikt geplaybackt wordt. De twee componisten gingen daarop
aan de slag om het album te bewerken voor live-shows. Die versie
werd met meer enthousiasme ontvangen. ‘The Snow Goose’ werd in
oktober zijn geheel met het London Symphony Orchestra onder
leiding van Bedford, uitgevoerd in een uitverkochte Royal Albert
Hall. Pers en publiek razend enthousiast. Het muziekmagazine
Melody Maker schreef over Camel: “Britain’s Brightest Hope”.
Delen van dat concert kwam later terecht op Camel’s ‘A Live
Record’ (1978). Decca bracht op de golven van succes gauw een
single uit: ‘Flight of the Snow Goose’/ ‘Rhayader’, maar dar was
weinig animo voor.
in 2009 bracht Universal een Superdeluxe Edition van ‘Music
Inspired by The Snow Goose’ uit, met daarop een geremasterde
versie van het origineel en live-uitvoeringen uit The Marquee en
de opnames van de BBC. Het zijn mooie toevoegingen.
In 2013 nam een door ziekte aan de dood ontsnapte Latimer het
werkstuk opnieuw op, een eerbetoon aan zijn oude band en de
inmiddels overleden Bardens. Veel veranderde hij daarbij niet.
Meest opvallend is het wegvallen van het stukje tekst op de hoes
“inspired by”. Het werkstuk was inmiddels erkend als zijnde
goed.
Dat het volgende album een ‘concept’ moest hebben was wel
duidelijk, maar ook dat het geen duplicaat moest worden.
Bovendien wilde Camel terug naar muziek met zang. Er kwam nog
wat bij. Decca zette Camel behoorlijk onder druk muziek te maken
met single-potentie. Ja, het ging goed met Camel, maar het moest
nog beter. Camel weerstond de druk en ging door waar ze mee
bezig waren. Voor het nieuwe album werd het karakter van de
eigen bandleden centraal gesteld. Zo weerspiegelt ‘Lunar Sea’
het karakter van Ward, ‘Chord Change’ dat van Bardens, ‘Another
Night’ dat van Ferguson en ‘Air Born’ dat van Latimer. Een mooie
ear-opener dus. ‘Lunar Sea’ en ‘Chord Cange’ zijn instrumentale
werken. Verder worden de karkaters aangevuld met drie stukken,
het heel korte ‘Aristillus’ van Latimer, de wat jazzy ‘Song
within a Song’ van Latimer en Bardens en ‘Another Night’ van de
hele groep. Losjes daaromheen hangt een maan-thema. ‘Aristillus’
is een van de twee enorme maankraters dichtbij de ‘Lunar Sea of
Imbrium’. De tweede krater is ‘Autolycus’. Het is de plek waar
het Apollo15 project hun landingsplek had.
Bij sommige vinyl-persingen eindigt het winderige slot van
‘Lunar Sea’ in de uitloopgroef. Als je geen platenspeler had die
automatisch afsloeg ging de wind door totdat iemand de plaat
afzette.
‘Moonmadness’ werd in januari en februari ’76 opgenomen en
verscheen in maart 1976. Het album is geproduceerd door Rhett
Davies, de technicus van ‘The Snow Goose’. De sfeervolle hoes
werd gemaakt door ‘Field’, het Camel-logo door David Anstey. Het
album deed het goed: 15e in de UK Albums (zilver weer hier), 16e
in onze Album Top100, 21e in Spanje en 48e in Zweden. In Amerika
kwam het album tot een fraaie 118e positie. Bijzonder is dan wel
weer dat de originele hoes daar niet mocht of niet begrepen
werd, Janus Records koos ervoor die aan de binnenkant af te
beelden. Op de voorzijde stond een wat fantasieloze kameel in
een ruimtevaartpak op de maan. Op de achterzijde een bandfoto.
Tsja.
Nieuw album, nieuwe tournees, want uitrusten is er niet bij.
Onverdroten ging Camel voort. Een rustmoment wordt vaak
gecreëerd door een live-album uit te brengen. Met dat idee werd
het concert in Hammersmith Odeon opgenomen, maar dat werd toch
maar niet gebruikt, het weerspiegelde niet wat de groep voor
ogen/oren had. Een klein deel ervan komt terecht op de remaster
van ‘Moonmadness’ (2002).
Met een band in “full swing” worden nieuwe ontwikkelingen in
gang gezet. Zowel Ferguson als Ward sturen de groep nog iets
meer in een meer jazz-georiënteerde richting. Niets nieuws, want
dat jazz-element zat er al in, maar de jazz mocht meer nadruk
hebben. Iets daarvan was al te horen op ‘Song Within’ a Song’.
Op suggestie van Ferguson komt tegen het eind van de lopende
tournee Mel Collins de groep versterken. Mel Collins (1947-
/saxen, fluiten, hobo, klarinet) is bekend van Circus, de oude
band met Phillip Goodhand-Tait (!) maar nog bekender van zijn
bijdragen aan King Crimson, Alexis Corner en talloze andere
bands. Het bleek een schot in de roos. Ward kon nu veel
complexere thema’s spelen. Voor Ferguson, note bene de
aandrager zelf, pakt het rampzalig uit. Hij kon deze hoeveelheid
complexiteit niet aan en vond bovendien dat Camel hiermee teveel
afweek van hun roots. Natuurlijk was dit voer voor discussies in
de band. Daar waren wel meer tegenstellingen in visie, maar dat
bracht altijd het beste van eenieder naar boven. Nu schoot de
groep echter door, vond Ferguson, met als gevolg dat hij uit de
band stapte. Helaas was daar ook de druk van Decca (alweer) om
een nieuw album te maken en er waren tournees. Kortom te weinig
tijd en geen rust om de zaak uit te praten en Ferguson te
behouden. Veel later had men er spijt van, maar ja, toen had men
wel de tijd gehad om alles eens te overdenken. Nu was er vooral
druk en haast. Allebei slechte raadgevers. Het trio besloot in
eerste instantie als trio door te gaan en zo een nieuw album op
te nemen. Latimer kon immers ook de baspartij spelen. Al snel
bleek dat het minder prettig was zo te werken. Enter: Richard
Sinclair. Sinclair (1948- /basgitaar, gitaar, zang) had gespeeld
in Caravan en Hatfield & the North (allebei elders op de
LemonTree) en is kortom een uitstekend muzikant. Bovendien heeft
Sinclair een goed en heel herkenbaar stemgeluid. Ward was blij
met zijn komst, hiermee kon hij door met zijn complexere
drumstijl.
Hoe Camel nieuwe stijl en met twee nieuwe leden klinkt is te
horen op ‘Rain Dances’ (1977). Het is dezelfde band, maar toch
ook weer niet. Zowel de blaaspartijen van Collins en de zang en
baspartijen van Sinclair maken dat het nogal anders klinkt dan
de vorige vier albums waarbij vooral keyboards-gitaar-dwarsfluit
de boventoon voeren. Daarnaast ligt de aandacht meer op
synthesizers dan op orgel en piano. In die optiek is er zelfs
een gastoptreden van niemand minder dan Brian Eno. Er is nog
wat, het album heeft geen overlappend thema en de nummers zijn
zonder uitzondering een stuk korter. Kijk maar eens naar het
jaartal. Het is de tijd van punk en korte, krachtige muziek.
Bands als Pink Floyd, Yes, Genesis en dus ook Camel hadden
plotseling afgedaan. De groepen uit de zogenaamde progressieve
hoek waren daardoor niet meer relevant, “dinosaurs”, vonden de
Punkers. Die dino’s moesten geforceerd zoeken naar aansluiting
en bestaansrecht. Zo ook Camel. Het is even wennen, maar ‘Rain
Dances’ is een minstens net zo goed album als die uit het
recente verleden. Als fan van Caravan, Hatfield en Eno was ook
ik blij met deze ontwikkeling. Het opnieuw door Davies
geproduceerde album klinkt helder en fris. Het is dan ook niet
verwonderlijk dat het album het ondanks de voor hen negatieve,
muzikale tijdgeest, het goed doet: Uk Albums (20e), Spanje
(18e), Duitsland (49e), Finland (29e), Noorwegen (19e), Zweden
(30e) en Amerika (136e). Nederland zit er helaas niet meer bij,
maar opvallend is de aandacht vanuit Scandinavië en Spanje.
Camel ging op de bekende tournee-na-een-album. Het werd een
lange, intensieve reeks optredens, de meest succesvolle van de
band tot dan. Hoezo Punk Rules? Opnieuw werden diverse concerten
opgenomen met het idee een live-album uit te brengen. In plaats
van een live-album in de nieuwe bezetting werd ‘A Live Record’
(1978) een samengesteld geheel van diverse concerten uit heden
en verleden. Latimer: “We wanted the double album to be more or
less a history if Camel rather than a great sounding live
record.” Zo staat de complete ‘Snow Goose’, opgenomen in The
Royal Albert Hall, op ‘A Live Record’, met Ferguson dus, net
als werk uit 1977 met hem. Sinclair is maar op vier tracks te
horen. Welke keus dan ook, het geeft een mooi overzicht van
Camel-optredens. Alleen die hoes… Ik heb hem nooit begrepen en
die armzalige fotootjes in de binnenhoes doen de band ook al
weinig eer aan. Beetje mislukt die verpakking.
Vreemd genoeg kwam ‘A Live Record’ alleen in Duitsland (34e) in
een albumlijst, zelfs in eigen land niet. Blijkbaar was men niet
zo van een levende geschiedenisles. In Amerika was het contract
met Janus na dit album afgelopen. Daar werd Camel voortaan
uitgebracht door Arista Records.
In 2002 werd een geremasterde 2cd-versie van ‘A Live Record’
uitgebracht met daarop maar liefst zeven nieuwe tracks: ‘First
Light’, ‘Metrognome’, ‘Unevensong’, ‘Rain Dances’en ‘Chord
Change’.
Met ‘Rain Dances’ had Camel al ingezet op kortere tracks, die
‘ontwikkeling’ wordt doorgetrokken naar ‘Breathless’ (1978).
Ondanks het live-album kreeg Camel van Decca weinig tijd, lees
rust, een nieuw album te maken, men moest door en liefst meer
pop, dan rock én een single graag. Platenmaatschappijen snappen
zelf nauwelijks waar ze mee bezig zijn. Maar de al jaren
aanhoudende druk gaf nogal wat spanning in de band. De twee
belangrijkste schrijvers Latimer en Bardens konden het niet meer
eens worden met elkaar en vonden allebei dat zij elk betere
inzichten hadden over de te volgen weg. In plaats van er samen
uit te komen raakten ze steeds meer van elkaar verwijderd met
als gevolg een breuk. Sinclair en Ward wilden het liefst verder
met Latimer. Dat betekende dat Bardens alleen kwam te staan en
dus besloot de band te verlaten. Dit alles gebeurde voor de
opnames van het nieuwe album. Men kwam overeen dat Bardens nog
zou blijven totdat het album klaar zou zijn. Je zou verwachten
dat hij zich dan ook wat terugtrok uit het opnameproces, maar
zijn naam staat maar liefst achter zeven van de negen
composities. Hij speelt ook de meeste keyboardpartijen in, met
uitzondering van twee bijdragen door respectievelijk Dave
Sinclair (1947- /keyboards), de broer van, en Jan Schelhaas
(1948- /keyboards). Allebei Caravan en/of ex- Caravan leden.
Latimer speelt synthesizers op het album.
‘Breathless’ verscheen in september 1978. Het album deed het
beter dan ‘A Live Record’, maar dan toch weer wat minder dan
‘Rain Dances’: Engeland (26e), Spanje (26e), Duitsland (40e) en
Amerika (134e). Men had er meer van verwacht denk ik. Jammer,
want ‘Breathless’ is een prima album met uitstekend werk en een
echt Camel-album, maar wel met een grotere ‘vleug’ Caravan, dat
dan weer wel. Met Caravan is overigens helemaal niets mis,
integendeel. En waarom ‘Summer Lightning’ geen hit geworden is?
Het pakkend nummer met koortjes (!) paste perfect in de
hitmuziek van 1978. Beetje inkorten het tussenstuk dan dat wel.
De opvolgende tournee ging dus zonder de vertrokken Bardens,
maar met twee keyboardspelers; Jan Schelhaas en Dave Sinclair.
Daarmee werd Camel een soort Camelvan. Het werd opnieuw een
succesvolle tournee die Camel zelfs tot in Japan bracht. Aan het
eind van de intensieve tournee verliet Dave Sinclair de groep,
maar bleek Richard uitgeput en wilde vooral rust. Ook hij
verliet de band, net zo als Mel Collins. Nieuwe bassist werd
Colin Bass (1951- /basgitaar). Bass kwam uit de band van Steve
Hillage. Het werken met twee keyboardspelers gaf meer
mogelijkheden, dus kreeg Schelhaas assistentie van Kit Watkins
(1953- /keyboards). Daarmee had Camel voor het eerst een
Amerikaan in de band.
Met nog slechts twee oud-leden in Camel ging de groep de studio
in voor het volgende album. De afgehaakte Collins deed nog even
mee als gast. Dat deed hij trouwens ook op het nieuwe album van
Caravan. Er was nog andere gast, Genesis-drummer Phil Collins
(geen familie) speelde mee op percussie. Simon Jeffes, wellicht
bekend van het Penguin Cafe Orchestra, verzorgde de orkestrale
arrangementen. Gavin Wright dirigeerde nu het orkest. De
werktitel voor het nieuwe album was ‘Endangered Species’, maar
werd uiteindelijk een andere, een lange: ‘I Can See Your House
from Here’. Het album verscheen in 1979 in een wat vreemde
verpakking van een astronaut zwevend in de ruimte boven de aarde
en hangend aan een kruis. In mijn optiek wederom een mislukte
hoes die de plank compleet missloeg. Bedoeld als grap, maar
helaas alleen voor intimi.
Met hulp van producer Rupert Hine werd een album gemaakt, maar
wel meer in diens stijl en dat is niet bepaald Camel’s stijl. De
nadruk ligt meer op een wat Amerikaans aandoend rock-geluid met
een dominante gitaar en ondersteunende keyboards. Ik mis hier de
balans, de balans die er eerder was tussen Latimer en Bardens.
Dat maakt het ook al minder een echt Camel-album. Daarbij lijkt
de groep, Latimer, gevoeliger voor de tijdgeest en houdt te
weinig vast aan Camel’s eigenheid. ‘I Can See Your House from
Here’ is in mijn optiek een relatief zwak album met weinig
uitschieters, op één na, de lange gitaarsolo genaamd ‘Ice’.
Prachtig, betoverend. Maar daar redt je geen heel album mee. Ik
wist nu al, het gaat erom spannen wat het volgende album gaat
worden, wordt het tijd om met Camel te stoppen of niet? Bij de
nieuwe, lange tournee, liet Latimer zich ontvallen dat deze
Camel-versie beter muzikaal beter was dan ooit. Dat kan best,
maar dat hoeft zich niet in de kwaliteit van muziek te uiten.
Maar toch, deze Camel stond voor uitverkochte zalen en
enthousiast publiek. Vooral in Japan, dat dan weer wel.
Het grote publiek waardeerde ‘I Can See Your House from Here’
met slechts een 45e plek (UK). Merkwaardig genoeg vonden de
eerder afwezigen Noordelijke landen het wel weer een mooi album;
Zweden (36e) en Noorwegen (18e). Komt vast door het ijs (Ice).
Of Camel/Latimer zelf ook twijfelden aan waar ze mee bezig
waren? Nieuw werk werd onder de bandschuilnaam Desert Song
gepresenteerd in een aantal zalen in Nederland (1980). Men keek
heel goed hoe het publiek reageerde. Eigenlijk zegt dat weinig,
maar het bood voldoende aanknopingspunten om door te gaan, maar
dan wel weer in een gewijzigde bezetting. Naar analogie van
Genesis had Latimer het nieuwe album best ‘And Then There Were
Three’ kunnen noemen, want er waren nog meer drie musici over:
Latimer, Ward en Bass. Collins en Schelhaas doen nog wel mee op
het nieuwe album, maar als gast. Latimer speelt op het nieuwe
album ‘Nude’ (1981) alle gitaar- en keyboardpartijen overwegend
zelf. Hij wordt daarin bijgestaan door Duncan Mackay (o.a.: The
Alan Parsons Project, 10CC, Kate Bush en Steve Harely &
Cockney Rebel). ‘Nude’ is een overwegend instrumentaal album met
teksten van Susan Hoover, Latimer’s vrouw. Latimer grijpt met
dit album terug naar de beginperiode van conceptuele albums.
‘Nude’ gaat over het waargebeurde verhaal van een Japanse
soldaat, Hiroo Onoda (1922-2014), die alleen, op een afgelegen
eiland leeft. Hij wordt gevonden en komt dan aan de weet dat de
2e Wereldoorlog 29 jaar geleden geëindigd is. Mooi verhaal, maar
dan moet uitgedrukt worden in vooral woordloze muziek. Latimer
deed een aardige poging en eerlijk gezegd is het album qua klank
en visie al meer een Camel-album dan ‘I Can See Your House from
Here’. ‘Nude’ werd beloond met goede verkoopcijfers: Nederland
(11e), Noorwegen (12e), Zweden (34e), Spanje (33e), UK (34e) en
Duitsland (65e). Anno toen was ik een beetje Camel-moe, het was
niet het omverwerpende album waarop ik gehoopt had. Anno nu vind
ik beter dan toen, maar eerlijk gezegd is het ook niet het
hoogtepunt van Camel. Daarvoor moeten we toch zijn in de eerste
periode, zo tot en met Breathless.
Bij de opvolgende tournee waren Schelhaas en Watkins weer
present. Camel trok opnieuw volle zalen en stond in een
uitverkocht Hammersmith Odeon. Maar donkere wolken hingen boven
de groep. Andy Ward had steeds meer moeite gekregen het hoge
tempo bij te houden. Hij was er vanaf het begin bij, had talloze
wisselingen meegemaakt en de almaar voortdurende druk en stress
ervaren. Dat uitte zich in drank- en druggebruik. Daar was nog
mee te dealen, maar het werd erger. Hij trok het niet meer en
werd door al het gebruik een onbetrouwbaar groepslid. Het was
duidelijk dat er iets moest gebeuren, maar eigenlijk was het al
te laat. Camel-concerten werden afgezegd vanwege “hand injuries”
van Ward. Maar wat dan geheim gehouden werd, was dat Ward een
zelfmoordpoging gedaan had. Latimer eiste van Decca rusttijd,
zodat Ward kon herstellen en hulp kreeg, maar al na veel te
korte tijd stond de platenmaatschappij weer dwingend op de stoep
met de eisen voor een nieuw album, contract is contract. En de
nieuwe songs moesten vooral kort én krachtig zijn! Hup aan de
slag! Latimer had dus weinig keus en moest wel door. Dat Ward
niet mee kon doen was duidelijk, dus werd het nieuwe Camel-album
eigenlijk een Latimer-soloalbum met veel gastmusici. Hoover
zorgde voor teksten en verder horen we op de gepast genoemde
‘The Single Factor’ (1982): David Paton (bas, zang/ook Alan
Parsons), Graham jarvis (drums), Chris Rainbow (zang), Dave
Mattacks (drums), Haydn Bendall (synthesizers), Anthony Phillips
(bekend van Genesis, gitaar, keyboards), Tristan Fry
(percussie), Francis Monkman (bekend van Curved Air,
Synclavier), Simon Phillips (drums) en Jack Emblow (accordion).
De meest bijzondere gast is zonder meer Peter Bardens die op
‘Sasquatsch’ orgel en Mini-Moog speelt.
Na ‘Nude’ was ik afgehaakt en hoorde dit album pas vele jaren
later. Ik vond het niet eens heel slecht, maar het was beter
geweest als ‘The Single Factor als Latimer-soloalbum door het
leven was gegaan. De muziek hierop had weinig nog met Camel te
maken. Datzelfde geldt meteen ook de opvolger: ‘Stationary
Traveller’ (1984). Latimer grijpt daarop toch weer terug op het
idee van een conceptalbum. Het draait rondom het thema
vluchtelingen van Oost- naar West-Berlijn. Oost-Berlijn was
gescheiden door muren, prikkeldraad, achtposten en ideologie.
Songs weer van Hoover, muziek van Haydn Bendall (keyboards,
synthesizers), Paul Burgess (drums/ex-10 CC), David Paton (bas),
Chris Rainbow (zang), Mel Collins (saxen) en niemand minder dan
onze eigen Kayak-keyboardspeler Ton Scherpenzeel. Volgens de
omschrijving bestaat Camel hier slechts uit Latimer, Burgess en
Scherpenzeel, de anderen zijn gastmusici.
Beide, laatste albums, deden het aardig in de lijsten: UK
(allebei 57e), Spanje (30e en 33e), Nederland ((10e en 16e).
Met name ‘Stationary Traveller’ werd goed ontvangen door de
Camel-fans van dat moment. Daarop besloot Latimer met een nieuw
samengestelde Camel op tournee te gaan: Colin Bass, Ton
Scherpenzeel, Chris Rainbow en Paul Burgess. De tournee bracht
Camel door en groot deel van Europa en sloot af in Hammersmith
Odeon met gastoptredens van Mel Collins én… Peter Bardens. Dat
concert werd gefilmd en opgenomen en verscheen als ‘Pressure
Points – Camel Live in Concert’ (1984). Filmbeelden verschenen
op DVD. Het was Camel’s laatste album voor Decca, was het
stressvolle contract was nu voldaan. Met het management
verliepen de relaties inmiddels ook niet meer heel soepel en dat
gaf een enorm gedoe. Reden voor Latimer om Camel stil te leggen
totdat de zaken geregeld waren en dat betekende nu het einde van
Camel.
Vanaf 1991 keerde Latimer terug met diverse albums onder de
Camelvlag. Hij bracht die in eigen beheer uit, maar dat is een
heel ander verhaal. Tussendoor moest hij vechten voor zijn leven
vanwege een zeldzame vorm van beenmergkanker. Latimer ontving in
2014 een Lifetime Achievement Award, uitgereikt tijdens de
Progressive Music Awards.
In 2010 kwam Universal Music, dan eigenaar van Decca, met een
goed overzicht van Camel’s geschiedenis in de vorm van een
4cd-box: ‘Rainbow’s End (An Anthology 1973-1985). In de box een
mooi boek met foto’s en de historie van deze toch wat
ondergewaardeerde band. Misschien was Camel iets te melodieus of
te soft of te jazzy of zelfs te romantisch voor een
progrockband. Collega’s als Yes en zeker King Crimson hadden
lieten meer muzikale agressie horen en Genesis had een frontman
die zich in allerlei kostuums hulde en wat te denken van de op
één been staande fluitist in een versleten jas? Elke band had zo
wel ‘iets’, maar Camel deed daar niet aan, die maakte gewoon
goede muziek en daar hielden ze het graag bij. Dat maakt de band
een aangename – om in stijl te
blijven - oase.