Turks Fruit (1969) van Jan Wolkers was zo’n boek dat menig scholier met
rooie oortjes las, liefst een beetje stiekem, want niet iedereen mocht
het weten, maar tegelijkertijd wel weer zo opvallend dat men wist dat je
het las. Er zat een flinke portie seks in het boek en daar draaide het
toen allemaal om. Het kon niet en het mocht allemaal niet, dit was veel
te vrij voor de maatschappij van toen. Tegelijkertijd ging bijna
iedereen voorbij aan het eigenlijke trieste verhaal van liefde en dood;
Turks Fruit is een hard, eenzaam en tragisch boek.
Paul Verhoeven maakt
in 1973 een film naar het boek, met in de hoofdrollen Monique van de Ven
en Rutger Hauer. Producent Rob Houwer dacht dat het niets werd gezien de
voor die tijd expliciete seksscènes, maar Verhoeven zette door.
Eigenlijk zouden Willeke van Ammelrooy en Hugo Metsers de hoofdrollen
spelen, maar na een casting voor de diverse rollen in de film sprong Van
de Ven eruit. Verhoeven maakte met haar en Hauer een testopname; die
beviel zo goed dat Houwer besloot dat de hoofdrollen naar deze twee
personen zouden gaan. Het was Van de Ven’s start voor een lange
filmcarrière, Hauer bleek meer te kunnen dan voor Floris te spelen.
Filmer Jan de Bont had na het lezen van het boek bedacht dat hij alle
opnames uit de hand ging draaien om daarmee de film een dynamiek te
geven die paste bij het boek, maar daar dacht Verhoeven aanvankelijk anders over. Later gaf hij de Bont meer dan gelijk. De
uiteindelijke film werd enthousiast onthaald door Wolkers zelf, de pers
en het grote publiek. Het was én de meest besproken Nederlandse film én
tegelijkertijd met drie-en-een-half-miljoen bezoekers de succesvolste
ooit.
De muziek in de film is gecomponeerd door Rogier van Otterloo -
het is zijn eerste speelfilm - en Trio Louis van Dijk., maar wat
iedereen bijbleef waren de stukken met de mondharmonica van Jean ‘Toots’
Thielemans en dat ene liedje met het fluitje. Bij mij was dat ook nog de
Fender Rhodes van Rob Franken. De soundtrack verkocht goed en stond
daarom vier maanden in de lp-lijst. Verhoeven vond het in eerste
instantie deprimerende muziek en hij hield al helemaal niet van ‘dat
geveeg’ – hij doelde daarmee op de brushes van Trio-drummer John Engels.
De soundtrack bestaat door de opzet – Otterloo – Trio – Thielemans in
feite uit drie bouwstenen. De drie stukken door Trio Louis van Dijk (van
Dijk: piano; Jacques Schols: bas; John Engels: slagwerk) zijn best
aardig, het zijn zonder meer topmusici, maar in deze setting beklijven
ze niet en achteraf vind ik eigenlijk dat Verhoeven indertijd gelijk had
om deze stukken met al dat geveeg wat minder te vinden. Minder in de zin
van ‘minder dynamisch’en minder passend bij een film als deze. We hebben
het tenslotte over 1973 en dan had Verhoeven ook kunnen kiezen voor
popmuziek of jazzrock of de muziek van muzikanten die in het boek
genoemd worden: Miles Davis, Charlie Parker en Sonny Rollins. De
orkeststukken door Van Otterloo doen wat ze filmisch moeten doen, maar
echt indrukwekkend zijn ze ook weer niet, behalve als Thielemans en Rob
Franken mee gaan doen; dan gebeurt het iéts.
Met zowel van Otterloo als
Franken verliep het leven tragisch. Rogier
van Otterloo (1941-1988) is de zoon van dirigent Willem van Otterloo en
speelt in zijn jeugd in het Gold Coast Combo. Tijdens zijn dienstjaren
is hij tamboer en later dirigeert hij het Metropool Orkest. Hij schrijft
muziek voor Nederlandse grootheden als de eerder genoemde Louis van
Dijk, maar ook voor Rita Reys, Jasperina de Jong, Gerard Cox en Thijs
van Leer (voor diens succesvolle plaat Introspection). Voor Turks Fruit
schreef hij een van de meest succesvolle soundtracks uit Nederland ooit,
een paar jaar later (1977) gevolgd door een tweede: Soldaat van Oranje.
Ook die film is onder regie van Verhoeven. Muzikaal gezien is de
populariteit omgekeerd beweert men, maar daar ben ik het niet mee eens.
In 1986 staat Van Otterloo met het Metropool Orkest voor het eerst op
North Sea Jazz, maar pas nadat van hij er de bezem door heeft gehaald.
Hij plaatste veel nieuwe en vooral jonge musici en bedacht een dubbele
ritmesectie: een voor jazz en lichte muziek en een voor populaire
muziek. Later dat jaar
constateert men kanker bij hem en na een lang
ziekbed overlijdt hij in 1988 op zesenveertig jarige leeftijd.
Een
leeftijd die Rob Franken (1941-1983) niet eens haalde. Rob Franken is in
Nederland nog steeds ondergewaardeerd, zelfs Turks Fruit hielp daar niet
aan mee. Franken begon als pianist bij het folk-duo Esther en Abi
Ofarim. In 1967 richt hij zijn eigen modern gespelde jazzgroep op: Rob
Franken Organ-Ization
met drummer Louis Debij, gitarist Ingo Cramer en op bas Piet-Hein
Veening. Franken was technisch erg goed en begreep eerder dan wie ook in
Europa het Hammond Orgel, maar net als veel anderen werd hij later
gegrepen door het geluid van de Fender Rhodes
elektrische piano. In die
hoedanigheid werd hij pianist bij Toots Thielemans, maar speelde ook als
sessiemuzikant op honderden platen, was lid van Peter Herbolzheimer
Rhythm Combination, werkte voor het bekende programma Sesjun en had
daarbij nog tijd over voor een eigen trio. In 1976 richtte hij The
Keyboard Circle op; een groep waarin hij zijn voorliefde voor jazzrock
(denk aan Miles Davis) kwijt kon. Franken was ontzettend gedreven en de
techniek altijd bij of vooruit en soms danig gefrustreerd door
onmogelijkheden van instrumenten. Hij vergreep zich daarom bijna aan elk
nieuw instrument als de Clavinet of Synthesizer, omdat hij daarmee
andere klanken kon maken of de mogelijkheden kon
verruimen.
Begin december 1983 speelde hij de solopartijen voor een lp van
Herbolzheimer, drie dagen later overleed hij aan een inwendige bloeding.
Met Louis van Dijk (1941- ) ging het in die zin beter. Van Dijk,
artiestennaam was enige tijd van Dyke, studeerde piano en orgel. In 1964
studeerde hij af, maar al drie jaar eerder (1961) won hij het
Loosdrecht’s Jazzconcours. Tijdens de studie had van Dijk jazzpianisten
als Oscar Peterson, Bill Evans en Bud Powell ontdekt en dat betekende
een ommezwaai in de carrière. Van Dijk werkte jarenlang met Ramses
Shaffy en Liesbeth List en daarna met Pim Jacobs en nog weer later met
de veiligheidsman bij uitstek; Pieter van Vollenhoven. Zijn bijdrage aan
Turks Fruit had hij te danken aan de connectie met van Otterloo, met wij
hij regelmatig speelde. Beide heren waren vaker gast bij het
TV-programma van Pim Jacobs: Music All In. En daar speelde dan ook weer
Rob Franken en Toots Thielemans. Toeval bestaat niet natuurlijk.
Jean
Baptiste Frédéric Isidor baron Thielemans (1922- ) tot slot is de meest
succesvolle van de hele soundtrack en eigenlijk zet hij die helemaal
naar zijn hand. De Belg leert op zijn derde accordeon spelen, maar
ontdekt ook de gitaar, het fluiten en op zijn zeventiende de
mondharmonica. In 1951 is Thielemans gitarist bij Bobbejaan Schoepen
(die van Bobbejaanland), het jaar daarop verhuist hij naar de VS en
speelt er met uiteenlopende artiesten als Charlie Parker en George
Shearing. Naast die twee werkte hij samen met onder anderen: Benny
Goodman, Peggy Lee, Ella Fitzgerald, Quincy Jones, Bill Evans, Elis
Regina, Pat Metheny, Billy Joel en Paul Simon. Tijdens een dip in zijn
leven na een beroerte in 1981, hielp ex-Weather Report bassist Jaco
Pastorius hem aan een job in diens band. Daarna bleef Toots – de bijnaam
had hij te denken aan twee andere jazzmuzikanten Toots Mondello en Toots
Caramata – weer op het goede pad, tot op de dag van vandaag. Thielemans
is vooral bekend geworden door zijn chromatische mondharmonica, hij
noemt het liefdevol zijn ‘broodje’ en daarmee is hij eigenlijk als enige
verantwoordelijk voor het feit dat het handzame instrument een
volwaardig instrument is geworden. Zijn typische, wat melancholieke en
bluesy toon, is herkenbaar uit duizenden - alhoewel er waarschijnlijk
maar een handvol echt goede mondharmonicaspelers op de wereld zijn. Ik
denk hierbij even aan landgenote Hermine Deurloo. Het is niet vreemd dan
ook dat Toots voor allerlei muziek
gevraagd werd, van commercials tot intro’s voor films en soundtracks;
een greep: Midnight Cowboy, Dunderklumpen, Sesamstraat, Baantjer en
recent de serie Witse. Zijn nummer Bluesette is wereldberoemd en door
velen opgenomen. In 2001 werd Thielemans verheven tot baron, maar
belangrijker is de prijs die hij in 2009 kreeg: de NEA Master Award, de
meest prestigieuze jazzprijs in de Verenigde Staten. Hij speelt nog
steeds, maar het wordt wat stiller rondom deze charmante persoon. Dat
mag ook wel, want hij is al aardig op leeftijd; onlangs kwam er een
compilatie uit met een overzicht van zijn leven en werk: Toots 90.
Turks
Fruit hoort bij zijn hoogtepunten en dat geldt met name voor ‘Dat
mistige rooie beest’, de titeltrack ‘Turks Fruit’ en ‘Rosa Turbinata’.
‘Dat mistige rooie beest’ begint met wat donkere Fender-klanken van
Franken gevolgd door de mondharmonica van Thielemans die zo je ziel
binnensnijdt. Meteen is de toon van eenzaamheid en treurnis gezet. Het
is een nummer dat je onmogelijk niet kan beroeren en is daarna niet meer
uit je hoofd te krijgen. Na een paar minuten versnelt de track en mag
Franken soleren, maar dan lopen de emoties alleen maar meer op, zijn
toetsen lijken ervan te smelten. ‘Requiem voor een dooie mus’ is ondanks
de titel een vrolijk fluitend stuk. De ‘Variatie op Dat mistige rooie
beest’ wordt gespeeld door Trio Louis van Dyke, maar zonder Toots is dat
een beetje leeg. ‘Moord met geduld’ is een stuk voor Fender Franken.
Toots fluit ook weer lustig mee op “Turks Fruit’, daarna is het weer de
beurt aan Van Dyke. Franken en Toots zetten de sfeer neer voor ‘Rosa
Turbinata’, maar dat eindigt in het specifieke geluidsscherm van Van
Otterloo. Nog eenmaal Van Dijk en dan dan pakt Thielemans zijn broodje
op om tranen te plengen in ‘Wat Zonde’. Rob Franken verzorgt hierbij de
ondergrond. En dan is de complete soundtrack van vijfendertig minuten
voorbij, maar mensenlief wat een emotie komt er los in zo’n korte tijd.
Het is door een handvol nummers een van de mooiste soundtracks die ik
ken, vooral vanwege juist die emotie. Soms wordt die clichématig,
opgewekt door kennis van akkoorden en wolken van violen; hier komt het
‘recht uit het hart’ Het is een plaat die je niet te vaak moet draaien,
daarvoor is de muziek te mooi, te breekbaar, te verdrietig ook. Ook al
is alle ophef over het boek allang weer achterhaald, de soundtrack is
een kostbaar kleinood geworden. Muziek om met rode oortjes te
beluisteren en een beetje voor jezelf te houden. |