Pioniers

Van Der Graaf Generator geldt als een van de meest extreme live-bands in de wereld met een donker geluid en dito teksten. “Dacht je dat jij problemen had? Na het luisteren van deze band vraag je je dat nooit meer af.”
Van Der Graaf Generator brengt je muziek met fuzz-orgel, elektrische wah-wah saxen, sub-bas, een heftige drummer en de opvallend stem van een gekwelde zanger. Niet alledaagse en zeker niet om zo maar even te luisteren.
De groep was in eigen land niet populair in tegenstelling tot Italië, daar was het leger nodig om bij hun concerten de uitzinnige en massaal toegestroomde menigte in het gareel te houden. Het leidde indirect wel tot de ondergang van Van Der Graaf Generator.
Van der Graaf Generator maakte zonder de Generator een geweldige doorstart, maar ging vitaal ten onder om jaren later uit de as te herrijzen. Tijd voor een verhaal over een niet te missen band.
1967, het jaar van de Zomer der Liefde. Chris Judge Smith (1948-
/schrijver, performer, drummer, typemachine) studeert aan de
University of Manchester. Smith speelde in een groep die vooral jazz
en blues op het repertoire had staan. Na een reis naar het hart van de
flower power, San Francisco, wilde hij zijn grenzen verleggen en
andere muziek gaan spelen. Op zoek naar een band ontmoet hij
medestudent Peter Hammill (1948- /keyboards, gitaar, zang). Die blijkt
al vanaf zijn vroeg jeugd teksten te schrijven. Smith is onder de
indruk en vraagt of ze niet samen een band kunnen beginnen. In
Engeland worden de grenzen van de muziek inmiddels al aardig verlegd
met groepen als The Beatles, The Kinks, The Who, Pink Floyd en Cream
en natuurlijk de nieuwe gitaarheld Jimi Hendrix. Dat lijkt de heren
ook wel wat. Het duo gaat optreden en heeft een naam nodig, iets als:
‘Zeiss Manifold and the Shrieking Plasma Exudation’. Een keus van
Smith, maar die valt af in het voordeel van ‘Van Der Graaf Generator’.
Later vertelde Smith dat ze die naam kozen omdat in dat jaar Robert
van de Graaff (dubbel ‘ff’) overleden was. Van der Graaff is de
uitvinder van de ‘Van der Graaff Generator’; een machine die statische
elektriciteit kan opwekken en vervolgens vonken produceert. De meeste
mensen die natuurkunde hebben gedaan hebben ongetwijfeld zelf aan zo’n
machine gedraaid, want elke middelbare school had er wel een. Voor de
naam van de band was de tweede ‘f’ bewust verwijderd.
De muziek was niet bepaald alledaags. Smith: “We were making very
peculiar music not particularly well played.” (citaat boek bij The
Aerosol Grey Machine, 50th). Niet dat ze zich daar iets van
aantrokken, je bent jong en staat voor wat je doet. Met hetzelfde
jeugdige elan en overmoed bezocht Hammill het pand van Mercury Records
om daar live op te treden. Lou Reizner hoorde wel iets in het spel en
vooral de zang van Hammill en bood hem een contract aan. Even in het
goede perspectief: veel bands kregen een contract.
Platenmaatschappijen waren op zoek naar talent in een snel wisselend
muzieklandschap. Ze hadden nauwelijks kijk op, of verstand van, wat er
gebeurde. Wie weet contracteerde je zomaar een nieuwe topband, toch?
Een oude vriend van Hammill, Nick Pearne (?/orgel), besluit ook in
Machester te gaan wonen en wordt het derde lid. Tijdens een busreis
naar Londen om daar demo-opnames te gaan maken ontmoeten ze toevallig
Hugh Banton (1949- /orgel, keyboards, technicus). Die bleek op
dezelfde muzikale golflengte te zitten. In Londen kunnen ze oefenen in
een oud warenhuis. In datzelfde warenhuis ontmoeten ze Graham Bond’s
band, The Graham Bond Organisation. In die groep zitten dan Jack
Bruce, Ginger Baker en Dick Heckstall-Smith. Het zijn nogal wat namen.
Bond nam de jonge musici een beetje onder zijn hoede, maar het
belangrijkste wat hij hen meegaf: “Look, it doesn’t matter what you do
but you have to believe in what you’re doing.” (citaat boek bij The
Aerosol Grey Machine, 50th). Een wijs advies.
“Met een demo in de hand kom je door het hele land”; het zou zo maar kunnen. Maar dan heb je wel een manager en meer groepsleden nodig. In hét Underground-blad: ‘IT’ (International Times), werd in 1968 een advertentie geplaatst. Daarop reageerde Tony Stratton-Smith (1933-1987/manager), gevolgd door Keith Ellis (1946-1978/basgitaar) en Guy Evans (1947- /drums). Stratton-Smith vond ‘Afterwards’, een van de demo-songs, helemaal geweldig. Minder onder indruk was hij van het contract met Mercury, “een potentiële valkuil”, vond hij en daar moesten ze snel van af. Hij bedacht een plan. Dat kwam neer op het uitbrengen van een single in Amerika via Tetragrammaton Records: ‘People You Were Going To/Firebrand’ (1969). In Engeland kwam de single uit op Polydor. Daarop volgde natuurlijk een actie van Mercury die eiste dat de single binnen een week uit de handel was. Er volgde een heen-en-weer-getouwtrek. Stratton-Smith stelde voor dat Hammill, die het contract samen met Judge Smith getekend had, uit het contract gehaald zou worden, zo niet dan zou Van der Graaf Generator geen materiaal aanleveren. Judge Smith speelde hierin geen rol meer, hij had de groep inmiddels verlaten. Ondertussen kon Van Der Graaf Generator wel op tournee. Zo speelden ze in Engeland in voorprogramma’s van Jimi Hendrix en Soft Machine. Na een concert in Londen ontdekte de groep dat hun busje met alle apparatuur gestolen was. Stratton-Smith zat in Amerika met The Bonzo Dog Doo-Dah Band en kon niet zo snel iets betekenen. De groep zelf zat nu zonder apparatuur, maar ook zonder geld. Einde Van Der Graaf Generator en dat nog voordat het eerste album gemaakt was.
Omdat Hammill het contract getekend had én de belangrijkste
schrijver van de band was én er een verplichting was een album op te
nemen was de meest logische stap dan maar een solo-album op te nemen.
De songs waren er immers al. Mercury ging akkoord met dit plan.
Hammill kende wel wat mensen die de muziek konden spelen: Banton,
Ellis en Evans. Het zegt iets over Hammill dat hij zijn bandmaten niet
in de steek laat, het zegt ook iets over wat ze als groep al neergezet
hadden. De chemie die plaats had gevonden tijdens de optredens, het
was niet zomaar iets. Het Van Der Graaf Generator-gevoel, de ‘vibe’
was een bijzondere, het maakte de band tot wat de band is en zou
blijven: een speciale, eigenzinnige groep met een eigen visie en
muziekstijl.
In twee sessies van zes uur werd het eerste album opgenomen. Niet
alles liep volgens plan, maar meer tijd was er niet.
Wat daarbij wel duidelijk was geworden was, was dat het samen spelen
echt wel voor iets stond. De Der Graaf Generator werd opnieuw
aangeslingerd. Mercury had een album. Omdat de groep live weer aan de
bak was zou dat mooi als steuntje kunnen dienen en dus werd het alsnog
uitgebracht als een Van Der Graaf Generator-album, maar volgens een
niet te volgen redenatie, alleen in Amerika… Een album in Engeland zou
volgen, maar dan met een andere hoes. Dat plan belandde in de bekende
kast. Een stuk of vijf testpersingen met nieuwe hoes kwamen in
diezelfde kast terecht. Voor de vijftigste verjaardag van het eerste
album (2019), ‘The Aerosol Grey Machine’ (1969), kwam de alternatieve
hoes opnieuw tevoorschijn. Achteraf bleek dat de keus voor de
Amerikaanse hoes, nu de standaard hoes, goed was geweest, die is
tijdlozer. De ‘alternatieve’ met een vrouw in een echte sixties
mini-bloemjurk, die een grijs, golvende patronen spuit, is meer aan de
tijd gekoppeld en daardoor veel meer tijdgebonden.
Tussendoortje: In de studio werkte Van Der Graaf Generator met
producer John Anthony. Die had de groep al eens gezien en gehoord in
The Marquee, maar raakte helemaal gefascineerd door wat de groep in de
studio deed. Na twee sessies was er een wederzijdse vriendschap
ontstaan. Het resulteerde in meer productiewerk voor Van Der Graaf
Generators’ komende albums, maar ook voor ‘Charisma Records’, denk
hierbij aan Genesis.
Stratton-Smith kon Van Der Graaf Generator niet slijten aan een
platenlabel en besloot het dan maar zelf te doen en begon met
‘Charisma Records’. Dat werd de thuisbasis van talloze bands als de al
genoemde Genesis, Monty Python, Lindisfarne, Hawkwind, The Alan
Parsons Project, Brand X en solo-albums van Peter Gabriel, Peter
Hammill, Tony Banks, Steve Hackett en vele anderen.
‘The Aerosol Grey Machine’ begint nog redelijk conventioneel. ‘’ Afterwards’ is een mooi nummer, je snapt wel dat Stratton-Smith hier ‘iets’ in zag. Het eerste Van Der Graaf Generator-‘gevoel’ of, zo je wil, ‘beleving’, komt bij het vierde nummer: ‘Into a Game’. Het is nummer met wisselende maatsoorten, slaat soms op hol, stopt, heeft een urgentie, drive met daarover heen de enigszins gekweld lijkende zo typische stem van Hammill. Het eerste nummer op lp-kant B, de heel korte titeltrack, nog geen minuut, lijkt het meest op een commmercial met voldoende gekkigheid om op te vallen. ‘Black Smoke Yen’, nog zo’n korte, is de opmaat voor ‘Aquarian’, nog een typisch VDGG-nummer. Tikkeltje psychedelisch hier en daar. Opvallend is het stevige basgeluid van Ellis. Een vergelijkbaar stevig basgeluid zou op alle albums terugkeren, al dan niet met echte bassist. Hammill schreeuwt het soms uit en ook dat is een typisch VDGG-fenomeen. ‘Necromancer’, die titel alleen al – trachten te spreken met doden –, heeft een flinke gelijkenis met sommige klanken van het eerste Soft Machine album en is minstens net zo experimenteel door de vele geluidseffecten. ‘Octopus’ is wat je nu zou omschrijven als weer zo’n echt VDGG-nummer, met orgelexperimenten van Banton en uithalen van Hammill. Dit is niet bepaald alledaagse muziek en dat is maar goed ook, want die is er al genoeg.
De Engelse versie, die er niet kwam, heeft een andere kijk op de zaak. Daar is lp-kant A, kant B geworden en andersom. De vijftigjarige versie, onder supervisie van Hammill uitgebracht, heeft twee ingevoegde nummers: ‘Ferret and Featherbird’ en Giant Squid’. Extra is een tweede cd (!) met de single, demo’s en een live-concert voor BBC’s Top Gear op 18 november 1968. Op ‘Ferret and the Featherbird’ doet ene Jeff Peach mee op dwarsfluit. Er gaat een hardnekkig gerucht rond dat dit een alias is van Peter Gabriel…
Nog tijdens de opnames voor ‘The Aerosol Grey Machine’ was Ellis opgestapt richting Juicy Lucy. De resterende opnames gingen door zonder hem. Hij werd vervangen door een van Evans oude bandmakkers Nic Potter (1951-2013/basgitaar, gitaar). Peach’s fluitbijdrage had de heren op het idee gebracht om meer permanent een extra melodie-instrument te gebruiken. Opnieuw trad een vriend toe, een oud bandgenoot van Judge-Smith: David Jackson (1947- /saxen, fluit, elektronica). Jackson had met Smith gespeeld in een band genaamd ‘Heebalob’. Hammill had met die groep opgetreden tijdens het Plumpton National jazz Festival en kende Jackson en diens spel. Dat niet alleen, hij had iemand nodig om een zijn flat te komen wonen, omdat hij alleen de huur niet kon betalen. Jackson was dus dubbel welkom.
Van Der Graaf Generator bestaat dan uit Hammill, Jackson, Potter, Banton en Evans. ‘The Aerosol Grey Machine’ zou je kunnen zien als de prelude, nu begon het echte werk. De generator liep op rolletjes en de vonken sloegen er vanaf. Er waren nog meer vonken. Banton was niet alleen een orgelspeler maar ook orgelbouwer en kundig technicus. Hij verbouwde zijn orgel, paste het aan met de nodige elektronica, vooral fuzz-pedalen, om andere klanken te genereren en of te bewerken. Het was nogal een gedoe en het speciale orgel viel dan ook regelmatig uit. Banton: "We were all megalomaniacs. We grabbed our own space as best we could." (citaat: Wikipedia). Sowieso was de apparatuur een zorgenkind en dat zou het in de historie van de groep ook blijven. Iedereen, behalve de drummer, ging elektrisch. Jackson was een enorme fan van de jazzsaxofonist/blazer Rahsaan Roland Kirk. Kirk speelde twee, soms wel drie saxen tegelijk! Een waar fenomeen. Een ander fenomeen is saxofonist/blazer/etc. uit Frank Zappa’s Mothers of Invention: Ian Underwood. Underwood speelt elektrische sax via de dan net nieuwe Maestro W-1 en gebruikt tevens een wah-wah-pedaal. Die Maestro was een ‘sound system’ uit 1968 speciaal ontworpen voor saxen en klarinetten. Eigenlijk een synthesizer, je kon er allerlei geluiden mee instellen en daarmee de klank van een blaasinstrument vervormen. Jackson gaf er zijn eigen draai aan en liet een riem maken die hij om zijn middel deed. Aan die riem hing hij allerlei effect-apparatuur die hij zo naar believen kon hanteren. Hij nam ook Kirk’s stijl over door twee saxen tegelijk te spelen. Een sterk onderschatte blazer die Jackson en dan hebben we het nog niet over zijn karakteristieke hoofddeksel. Dat zou een icoon op zich worden.
Met een scala aan mogelijkheden en klankkleuren en het net opgezette Charisma Records werd het hoog tijd voor een twee album; in zekere zin het eerste échte Van Der Graaf Generator-album. In ieder geval het eerste in Engeland. Opnames vonden plaats van 11 tot 14 december 1969 in een van de betere studio’s op dat moment: Trident Studios. Producer was natuurlijk John Anthony. Het was zijn eerste taak voor het nieuwe label. Anthony stond open voor alle suggesties van de bandleden, stuurde bij waar nodig en experimenteerde volop met overdubs. De groep kreeg in die zin een enorme vrijheid om op te nemen wat en zoals ze het wilde. Er was zelfs tijd over binnen de gehuurde studiotermijn, reden voor Potter om eens wat op gitaar te proberen en dat toe te voegen. Het resultaat: ‘The Least We Can Do is Wave to Each Other’ (1970). De titel is afkomstig van een boek van John Minton met daarin de zin: “We’re all awash in a sea of blood, and the least we can do is wave to each other.” De hoes met daarop een Van Der Graaff-bollen in een zee van bloed met de band als drenkelingen op een vlot is het idee van de band.
‘The Least We Can Do is Wave to Each Other’ heeft slechts zes tracks,
waarvan de langste ‘After the Flood’ bijna twaalf minuten duurt. Ten
opzichte van ‘The Aerosol Grey Machine’ klinkt dit album totaal
anders. Volwassener, rijker in uitvoering en vooral voller van klank.
Hammill snijdt in zijn teksten thema’s aan als relaties, de Apocalyps
en hekserij. Jackson is opvallend veel aanwezig en geeft net die heel
eigenzinnige draai aan het geluid dat Van Der Graaf Generator zo uniek
maakt. Banton experimenteert met zijn orgelklanken, maar het orgel
klinkt nog best vaak als een… orgel. De stukken waar de groep op stoom
komt en iedereen bijna tegelijkertijd losgaat zijn het meest in het
gehoor springend. Je vraagt je steeds af “wat gebeurt hier?” ‘Out of
My Book’ is in de poel des geluids bijna een oase van rust met
Jackson, mede-componist hier, op zijn dwarsfluit. ‘Whatever Would
Robert Have Said?’ is een ode aan Robert van der Graaff. De afsluiter,
‘After the Flood’ is het meest afwisselende nummer. Hammill zingt op
zijn typische, bijna schreeuwerige manier om de tekst maar goed in te
prenten. Daaronder en achter en over is het soms chaos in muziek, met
geluidsexperimenten, orgel- en blaaspartijen, afwisselende ritmes. De
geluidsexperimenten kwamen vooral door de stimulans van Anthony; hij
raadpleegde BBC’s Sound Library en kwam met allerlei moois
tevoorschijn.
Naast de vaste groep zijn er twee gasten: Mike Hurwitz (cello op
‘Refugees’) en Gerry Salisbury (bugel op ‘White Hammer’). Het
cellostuk werd geschreven door Banton, maar niet vermeld op de hoes.
Dat geldt ook voor zijn arrangement voor de toevoeging van een
negenmans-orkest voor de single-versie van ‘Refugees’ (1970). Op de
B-kant van de single was een nieuw werk te vinden: ‘The Boat of a
Million Years’ Beide tracks zijn toegevoegd aan de
remastered-cd-versie (2005). Had ik al gezegd dat Evans een geweldige
drummer is? Wat een band, wat een plaat. Zo dachten meer mensen. Het
album kwam op de 47e plek terecht in de Engelse album Top50 en Melody
Maker schreef: “"If all our groups were as together as this, the
British music scene would improve ten-fold." (citaat: Wikipedia).
Van Der Graaf Generator ging op tournee en deed nogmaals een sessie
voor BBC Radio1. Die sessie is te vinden in ‘The Box’ (2000). Meteen
begon men ook maar met een opvolgend album, Hammill had genoeg
materiaal geschreven. De groep ging de studio in, maar Potter voelde
zich niet meer helemaal thuis in de nog experimentelere richting die
van Der Graaf Generator uitging. Hij was onzeker en feitelijk, zo
vertelde hij later, nog heel jong, Potter besloot te stoppen. Dave
Anderson, vriend en roadie voor Brinsley Schwarz, werd gevraagd, maar
dat werkte niet. Banton had een ander idee, hij had Vincent Crane van
Atomic Rooster de baspartijen zien en horen spelen middels de
baspedalen van het orgel. Dat kon hij ook wel op zijn Hammond, geen
vijfde lid nodig, Hij koppelde die pedalen los, hing er wat
elektronica aan, het werkte perfect. Op het derde album met de lastige
titel ‘H to he Who Am Only One’ spelen Potter, Hammill en Banton
baspartijen. Om Banton enigszins te ontlasten begon Hammill live piano
te spelen.
De lange titel wordt overigens gewoon op de hoes verklaard: “The
fusion of Hydrogyn nuclei to form Helium nuclei is the basic
exothermic reaction in the sun and stars, and hence is the prime
energy source in the universe.” Grote woorden op een albumhoes.
Stratton-Smith was niet heel blij met het werk van Anthony voor het
album en vroeg Shel Talmy, producer van The Kinks en The Who, het nog
eens over te doen. De eerste persing had plotseling een heel ander
geluid en dat tot groot ongenoegen van de band. na hun woedende
reactie werd dat bij de twee persing gecorrigeerd en was te horen wat
de band wilde.
‘H to he Who Am the Only One’ opent met ‘Killer’. Het is een
bewerking van een oud nummer en deels geschreven door Judge-Smith.
Stratton-Smith wilde het als single uitbrengen, maar de groep vond dat
geen goed idee. Grappig is dan wel dat in de loop der historie
uitgerekend dit nummer een van de favoriete tracks van de fans is
gebleken en daardoor nu gezien wordt als dé track van Van Der Graaf
Generator. Het liedje gaat overigens over een haai die steeds eenzamer
wordt, omdat hij alles in zijn buurt om zeep helpt. Daar mag je dan
eens over nadenken.
Op het album doet niemand minder op gitaar mee dan Mr. King Crimson
hemzelf, Robert Fripp. Anthony kende Fripp en vroeg of hij niet eens
mee wilde spelen. Fripp ging zitten en begon zonder enige
voorbereiding met zijn partij voor ‘The Emperor in his War Room’.
Zelfs zonder het nummer eerder gehoord te hebben. Na twee keer was het
klaar. Het was Fripp’s eerste sessie buiten zijn eigen band.
Op ‘H to he Who Am the Only One’ staan vijf tracks, de kortste zes, de
langste ruim twaalf minuten. Alle tracks zijn geschreven door Hammill,
behalve de langste, ‘Pioneers over C’, die van Hammill en Jackson is.
Het nummer gaat over ruimtereizigers die sneller dan het licht reizen,
zichzelf dood zien gaan en daarom niet meer terug kunnen keren naar de
aarde. Ook dit nummer zou een zaalfavoriet worden. ‘House with No
Door’ is opnieuw een song over relaties, het onvermogen van iemand die
geen wezenlijke relatie aan kan gaan met een ander. ‘Lost’ sluit daar
op aan met een tekst die gaat over verloren liefdes. Verwacht van
Hammill geen simpel werk.
De hoes was ditmaal van Paul Whitehead. Whitehead maakte
surrealistische schilderijen. Zijn stijl paste goed bij de muziek van
Van der Graaf Generator, maar Whitehead zou bekender worden met zijn
hoezen voor Genesis.
In 1970 werd het als ‘donker/duister’ omschreven ‘H to he Who Am Only One’ met weinig enthousiasme ontvangen, alleen werd Jackson geroemd om zijn spel. Met terugwerkende kracht wordt het album gezien als een van de beste progressieve albums aller tijden, met progressief in de zin van grensverleggend en niet in de zin van ‘prog-rock’. Dan gaat het vooral om de afwezigheid van gitaargeluiden en de aanwezigheid van elektrische orgel- en saxklanken, de afwisselende maten.
Er was nog even een plan voor een dubbel-lp, zo’n beetje in de stijl van Pink Floyd’s Ummagumma, met oud live gespeeld werk en nieuw studio werk. Op het live-deel songs als ‘Squid’ en ‘Octopus’ die in de diverse zalen populair bleken te zijn. De nieuwe songs zouden, net als bij Pink Floyd, van elk lid één eigen werk zijn. Evans: ‘Angle of Incidents’; Banton: ‘Diminutions’ en Jackson: ‘Ponker’s Theme’. Charisma schot het plan af. De songs zijn uiteindelijk teruggevonden en terecht gekomen op de remaster-cd-versie in 2005.
Om ‘H to he Who Am Only One’ te promoten ging de groep op de zogenaamde ‘Six Bob Tour’, een tournee met Charisma ‘stalgenoten’ Genesis en Lindisfarne. Per avond werd bekeken wie de hoofdact zou zijn. Van Der Graaf Generator kwam sterk en vol zelfvertrouwen uit deze tournee. Na een daaropvolgende en rampzalige tournee door Duitsland – “the audiences just didn’t get us at all” – Hammill - was de band onderling alleen maar sterker geworden.
Tijdens de tournee schreef onafgebroken Hammill nieuw werk. Niet alleen voor zijn eerste soloalbum, ‘Fools Mate’ (‘1971), maar voor een volgende album van Van Der Graaf Generator: ‘Pawn Hearts’ (1971). Banton had flink geknutseld aan zijn orgel, Jackson zijn elektronica uitgebreid. De opnamesetting was vertrouwd, Trident Studios met Anthony. Hoesontwerp Whitehead, alleen die vreemde infrarode foto met een groep in Nazi-groet riep en roept enige vraagtekens op. Special Guest Star was wederom Robert Fripp. Hij speelt op alle tracks mee.
Al vanaf het begin neemt het aantal nummers af, op dit album staan er nog slechts drie. ‘Lemmings’ en ‘Man Erg’ op lp-kant A en op kant B het lange, 23 minuten durende, ‘A Plague of the Lighthouse Keerpers’. In ‘Man-Erg’ behandelt Hammill goed versus slecht, engelen versus moordenaars. ‘Lemmings - including ‘Cog -’ gaat over dierbaren die zich als lemmingen storten in het verderf en de dood. Het lange, tiendelige ‘A Plague of the Lighthouse Keerpers’ gaat over een vuurtorenwachter die mensen ziet verdrinken zonder er iets aan te kunnen doen en zichzelf daarover schuldig voelt. Aan het eind mag de luisteraar kiezen hoe de afloop is, zet hij het schuldgevoel aan de kant en gaat hij door met zijn werk, hij kan er echt niets aan doen, of pleegt hij zelfmoord, omdat hij er niet meer tegen kan? Ook nu weer geen lichtvaardige kost. Banton vroeg zelfs of er niet wat ander werk op het album gezet kon worden, meer in stijl van ‘Killer’, maar de rest was juist enthousiast over deze aanpak. Sterker nog, de mogelijkheden van zowel band als studio werden tot het uiterste benut, elke beschikbare tape-recorder werd ingezet. Anthony zag het als een enorme uitdaging, net als Hammill. Die had alles wel in zijn hoofd, maar de diverse delen van ‘A Plague of the Lighthouse Keerpers’ werden afzonderlijk opgenomen, dat kon niet anders. Pas na Anthony’s eindmontage kon iedereen het stuk voor het eerst in volle glorie horen. Jackson: “One of our crown achievements!”
Rondom het album werd een single op de markt gebracht: ‘Theme One/W’. In Canada werd ‘Theme One’ na ‘Lemmings’ op het nieuwe album geplaatst, zonder enige goedkeuring van de band zelf. Later is dat hersteld en nog later kwam ‘Theme One’, ‘W’ als bonus bij de 2005-remaster van het album. Ook al was de single een flop, famous DJ John Peel koos het werk als de afsluitende ‘tune’ van BBC’s Radio1. Omdat het nu zo vaak te horen was, werd het door de band live voortaan niet meer gespeeld.
In eigen land was ‘Pawn Hearts’ niet bepaald een succes te noemen,
maar de Italianen hadden beter door wat hier speelde. Het album kwam
op nummer één van de Italiaanse lp-lijst. “Een gekkenhuis”, zo
omschreef Jackson het. Ze werden ontvangen als supersterren, iedereen
wilde wel iets van ze. Bij de concerten kwamen zoveel mensen dat het
leger ingezet moest worden. Het was alsof Beatlemania terug was,
alleen waren de namen anders: “People screamed Jackson, Jackson”. Ze
konden niet eens gewoon door de straat lopen zonder herkend te worden.
De groep ging daarna op tournee door Engeland, Europa en weer naar
Italië. Onderweg moest opgetreden worden voor de Belgische TV die ‘A
Plague of the Lighthouse Keerpers’ in zijn geheel wilde opnemen en
uitzenden. Dat hadden ze niet van tevoren verteld, met als gevolg dat
Hammill de lp-hoes voor zich had liggen voor de teksten… Omdat het
nummer in delen was opgenomen was het al helemaal een ‘tour-de-force’
om dit werk te spelen, het gebeurde dan ook nooit. Soms werden delen
in medleyvorm samen gespeeld met ‘Sleepwalkers’. Het heel stuk werd
pas uitgevoerd in 2013 en is te horen op ‘Merlin Atmos’ (2013), maar
dan wel zonder saxen dus.
Het onafgebroken ‘on the road’ zijn begon zijn tol te eisen. Op een bepaald moment ging iedereen apart naar een concert omdat ze elkaar anders zouden aanvliegen en dat wilden ze kosten wat kost vermijden. Daarnaast liepen ondanks de vele concerten de schulden alleen maar op. Terug in Engeland gaf een oververmoeide Hammill dan ook aan te willen stoppen om zich te gaan richten op het opnemen van een album en even niet te willen touren. Een oude vriend, Gordian Troeller, nam het management van Hammill op zich. Hammill liet de andere drie weten dat zij gewoon door konden gaan onder de naam Van Der Graaf Generator. Maar ook zij waren moe en wilden even rust. Later kwam wel een album van het trio onder hun eigen namen: ‘The Long Hello’ (1974).
Voor de tweede keer was dat het einde van Van Der Graaf Generator. Achteraf, altijd achteraf natuurlijk, vonden de heren (die vooral) critici ‘Pawn Hearts’ een ‘misunderstood masterpiece’. Ja, ja, hadden ze toen maar de oren open gehad!
De relatieve rust deed eenieder goed. Zo goed in ieder geval dat de
generator begin 1975 weer aangeslingerd werd. Terugkijken was niet aan
de orde, oude songs van stal halen idem. Hammill: “We didn't want to
continue as if nothing had happened." De blik ging dus op voorwaarts.
Banton die opnieuw of nog steeds aan zijn orgel aan het sleutelen was,
was er nog niet mee klaar en huurde een standaard Hammondorgel.
Hammill met inmiddels enkele eigen albums op zijn naam verschoof het
accent naar de elektrische gitaar, een instrument dat hij in Van Der
Graaf Generator nog niet gespeeld had. Hij had de gitaar nu zoveel
gespeeld dat hij vertrouwen had om die ook live te hanteren. Eén ding
was meer dan duidelijk, het nieuwe album moest anders worden dan de
vorige. Het roer ging dan ook radicaal om, men produceerde het album
helemaal zelf en de tracks werden opgenomen in Rockfield Studio in
Monmouthshire. Zelfs de hoes werd anders, geen surrealistische, zelfs
geen suggestieve, maar een eenvoudig zwarte met de naam van de band en
de titel. Het logo van de naam was afkomstig van John Pasche.
Misschien niet meteen een bekende naam, maar als je weet dat hij het
logo van de Rolling Stones, die tong met lippen, ontworpen heeft zegt
dat wél iets. Het VDGG-logo zou ook gebruikt worden op de volgende
twee albums, albums die binnen het jaar opgenomen zouden worden.
Maar voordat de band op st)r)oom kwam deed men, na twee try-outs in
eigen land, een tournee door Frankrijk en België. Met de nieuwe,
zelfstandige aanpak was tevens een nieuw manager nodig. Dat werd een
bekende, Hammil’s vriend Gordian Troeller. Troeller werd het vijfde
bandlid en dus ook net zo verantwoordelijk voor alles en net zo veel
verdienend als de rest.
‘Godbluff’ (1975) is het resultaat. Op het album staan vier tracks,
‘Scorched Earth’ is van Hammill en Jackson, de rest van Hammill.
‘Undercover Man’ begint met stereofluiten van Jackson en een
fluisterende Hammill. Rust voor de storm. Een storm die vooral door
Jackson met zijn saxen veroorzaakt wordt. In ‘Scorched Earth’ horen we
een nieuw instrument, de Hohner Clavinet, het nieuw ontdekte
instrument van Hammill. De Clavinet kennen we vooral uit de soul en
funk, maar Hammill laat horen dat je er ook andere dingen mee kan dan.
Net als het vorige nummer is ‘Scorched Earth’ er een met voldoende
afwisseling in sferen en klankkleuren, maar de overwegende sfeer zou
je zonder probleem ‘donker’ kunnen noemen, dreigend, net als de zwarte
hoes. ‘Scorched Earth’ bouwt op en op en lijkt op het eind bijna te
ontsporen. Lp-kant B opent met ‘Arrow’. Ook dit nummer begint zacht,
maar dan! Typisch is de wat staccato-achtige, hakkerige muziek die bij
tijd en wijle opduikt, een heel typerende en herkenbare VDGG-aanpak.
‘Sleepwalkers’ is het langste nummer. Het is zo’n heftig nummer dat je
er wakker van zou raken. Proto-punk op sommige plekken, maar dan
natuurlijk toch weer helemaal niet, want dit is Van Der Graaf
Generator. Jackson: “Godbluff is a very strong album in my opinion. I
think we were at our absolute creative peak.” Er werd veel meer
opgenomen, zoveel en zo goed dat sommige tracks werden doorgeschoven
naar het volgende album. Opnieuw stond de band bij John Peel voor BBC
Radio1. Twee stukken van het nieuwe album werden gespeeld. Omdat er
weinig studio-trucage was gebruikt bij de opnames, kon de band de
nieuwe songs strak en coherent uitvoeren. Het concert in Victoria
Palace Theatre in juli 1975 was een ware triomf, of, zoals de pers
schreef, “a sensational comeback.”
Daarna trok de groep naar Italië om daar voor uitzinnige fans te
spelen. Van de concerten in Rimini gingen al gauw bootlegs de
toonbanken over, beter gezegd onder. Om een idee van het concert te
geven zijn twee tracks toegevoegd op de 2005-cd-remaster: “Forsaken
Gardens’ en ‘A Louse is Not at Home’. Ja, live werden gewoon stukken
van Hammill’s solo- albums gespeeld. In Italië liep opnieuw niet alles
vlekkeloos. Het land was roerig, politiek speelde overal een rol, er
waren onverwachte toespraken van de Communistische Partij voorafgaand
aan concerten, er werd van alles naar het podium gegooid, er brak
brand uit en bus met apparatuur werd gestolen. Daaronder was ook
Hammill’s favoriete elektrische gitaar, een blauwe Fender Stratocaster
die hij om een of andere reden als koosnaam ‘Meurglys III’ had
genoemd. We zouden er nog van gaan horen. Jackson’s saxen bleven
gespaard, maar de rest was verdwenen. De Italiaanse promotor bood nog
wel nieuwe apparatuur aan, maar met alle aanpassingen aan de eigen
apparatuur was dat niet te doen. Einde tournee daar. Terug in Engeland
werd alles provisorisch in orde gemaakt of geleend/gehuurd en volgde
concerten in Engeland en Nederland. Tijdens de concerten in Engeland
werd ‘Godbluff’ uitgebracht. “An essential buy”, zo schreef Sounds
Magazine.
In feite omdat ze zonder eigen en de aan hun eisen aangepaste
apparatuur niet anders konden ging de groep in januari 1976 opnieuw de
Rockfield Studios in. Van de vorige sessie lagen ‘La Rossa’ en
‘Pilgrims’ te wachten, die laatste opnieuw een
Hammill/Jackson-compositie. De twee stukken waren live al gespeeld,
dus die mochten sowieso blijven. De nieuw opgenomen tracks zijn:
‘Still Life’; ‘My Room (Waiting for Wonderland)’ en het langste stuk
‘Childlike Faith in Childhood’s End’. De flow zat er goed in en dat
maakte ‘Still Life’ (1976) een waardevolle aanwinst. Wat menigeen
opviel was dat Hammill’s stem nu eens goed klonk. Ik schreef al eerder
dat Hammill eerder schreeuwde en fluisterde dan zong en die uiterste
dynamieken zijn lastig te vangen. Dit keer was dat wel goed gelukt.
Dat vond ook Banton die dit album later bestempelde als zijn favoriete
Van Der Graaf Generator-album. De recensies waren gemengd, positief
als negatief, Duidelijk was dat de groep niet aansloot bij de geest
van de tijd en door de heftige erupties van muziek en soms sombere
visie door Hammill’s teksten. Geoff Barton van het blad Sounds schreef
zelfs: “"Still Life" is an essential album. If you think you have
problems, listen to Hammill's and you'll probably never be able to
worry about anything insignificant ever again." (citaat: Wikipedia).
De hoes, die veel vragen opriep, is een foto van de vonken die
vrijkomen bij ontlading van een Van Der Graaff-machine. Dat noemen ze
een ‘Lichtenberg figuur’. Kunstenaar Paul Brierley vatte de vonken
samen in een schilderij. Voilà.
De 2005-cd-remaster kreeg als bonus de live-track ‘Gog’ mee, opgenomen
in Wales, 1975.
Na het album volgde opnieuw een sessie bij John Peel’s Radio1, De
groep speelde ‘La Rossa’. Slechts een handvol concerten volgde, maar
Van Der Graaf Generator was nog niet hersteld van het Italiaanse
avontuur en het gemis aan apparatuur. Omdat Hammill in een toptijd zat
qua schrijven dook de groep opnieuw de studio in. Het resultaat was te
horen op ‘World Record’ (1976). De hoes is een beetje in stijl met de
vorige twee, waardoor je dit als een bij elkaar horend trio zou kunnen
zien. Dat klopt zeker qua geluid en thematiek. De hoeveelheid muziek
op ‘World Record’ is werkelijk overstelpend, met een volle
vijf-en-twintig minuten op lp-kant A en ruim zeven-en-twintig minuten
op lp-kant B. Behalve Klaus Schulze, die vaker tegen het half uur
aanzat met zijn muziek, leverde niemand zulke lange albums af. De
‘norm’ was rond de twintig, meestal zelfs achttien, minuten. ‘When She
Comes’ begint met allerlei fluitjes, het lijkt bijna of je naar Gong
luistert, maar de toon is daarvoor te onheilspellend. De dame in
kwestie heeft een zo blanke huid dat ze afkomstig lijkt uit een boek
van Edgar Allen Poe. In ‘A Place to Survive’ komen de holocaust en het
eind van de wereld langs. ‘Masks’ is precies wat de titel zegt, mensen
verschuilen zich achter maskers en laten zelden zien wie ze echt zijn.
Het heeft een opmerkelijk zacht begin voor Van Der Graaf Generator’s
begrippen. ‘Meurglys III the Songwriters Guild’, is met bijna
een-en-twintig minuten het langste nummer en gaat over Hammill’s in
Italië gestolen favoriete Fender Stratocaster: “Meurglys III, he is my
friend, the only one that I can trust…” het nummer begint als een
typisch Van Der Graaf Generator nummer, maar gaat daarna een soort
lange jamsessie met knipogen naar Pink Floyd op een reggae beat.
Ondertussen breekt de hel los, om daarna opnieuw in rustiger vaarwater
te komen. Een hypnotiserend werkstuk. De laatste track is van Banton
en Hammill: ‘Wondering’. Het is een wat ‘gedragen’ bijna klassiek
aandoend werk, het zou zo de eindtune van een film kunnen zijn met
zelfs gepaste tekst: “I will return…”
Om het album iets te promoten werd een single, de derde en laatste bij
Charisma uitgebracht: ‘Wondering/Meurglys III (edit)’ (1976). Bij de
2005-cd-remaster komen twee extra tracks, ‘When She Comes’ en ‘Masks’
als bonus. Het zijn live-opnamen voor BBC Radio1.
Het laatste nummer van ‘World record’, ‘Wondering’ lijkt een voorbode voor wat er komen gaat. Achteraf was dit het laatste album in de “classic line-up”. In december 1976 vertrok Banton. Net getrouwd en behoefte aan meer financiële zekerheid dan Van Der Graaf Generator kon bieden. In januari volgt Jackson ook. Hij miste Banton enorm, maar ook hij moest denken aan zijn vrouw en kinderen. Er kwam weinig geld binnen, de albums liepen nu niet bepaald en er werd weinig getourd. Je kunt dan wel een visie hebben als band, maar van een visie alleen kun je niet altijd leven. Tot veler verrassing kwam Nic Potter terug. Desondanks was van Der Graaf Generator nu wel een band met Hammill als centrale, gitaarspelende figuur. Een andere saxofonist/fluitist vinden met eenzelfde inslag als Jackson is onmogelijk, ze hadden hooguit Ian Underwood kunnen vragen. Wie weet wat die gezegd had? Beter is het volgen van een heel andere strategie en dat deed men ook. Geen sax, maar viool! Het nieuwe bandlid werd Graham Smith (1941- /viool). Smith kwam uit de Schotse folkband, String Driven Thing. Die band zat ook bij Charisma Records. Zijn spe, aanwezigheid en instrument gaf een heel andere dynamiek én dimensie.
De groep zat kort voor een tournee en door alle wisselingen en het nieuwe Punky-muzieklandschap om hen heen werd iedereen een beetje hyperactief. Hammill: “We were a very adrenalin charged band at that point. We ran on our nerves and had tremendous energy.” Het leek Hammill redelijk, gezien het vertrek van twee muzikale pijlers, de naam iets aan te passen. De Generator ging eraf, voortaan werd het: Van Der Graaf. In tegenstelling tot de afwezigheid van die ‘generator’ waren de concerten in deze nieuwe samenstelling heftig “some of the most extreme versions by any incarnation of the band”, schreef een journalist. Dat wil wat zeggen, de ‘standaard’ optredens waren al extreem, maar dit overtrof alles. Kwam het door het sub-bas-geluid van Potter; de viool van Smith of de gekwelde zang van Hammill, die net verlaten was door zijn vrouw? Iets van dit alles is te horen op ‘The Quiet Zone/The Pleasure Dome’ (!977). Negen, meest compacte tracks, met een tomeloze inzet. Het is een heftig album, maar wel een van mijn favoriete. Jackson doet nog mee op twee nummers: ‘The Sphinx in the Face’ en ‘the Sphinx Returns’. Een welkome bijdrage. Dank Jaxon. Op lp-kant A wordt de spanning opgebouwd, de ontlading volgt op kant B met ‘Cat’s Eye/Yellow Fever’. Potter zet in met een fuzz-bas, Smith speelt allesbehalve een folk-deuntje en ondertussen zet Evans de hele zaak op scherp. In Frankrijk werd het nummer zelfs op single uitgebracht. Maar dat was iets te heftig voor het gemiddelde publiek. Niet alleen ik was enthousiast. Melody Maker schreef: “.. the band "[had] just come up with an album that finally approached the band's long-promised potential" Dat doet de vorige albums geen recht, maar het zegt wel ietsBij de 2005-cd-remaster warden drie tracks toegevoegd, ‘Door’; ‘Ship of Fools’ (B-kant van de single) en ‘The Wave’ (demo).
Vrij snel na het uitbrengen werd nog een nieuw lid toegevoegd, Charles Dickie (?/cello, elektrische piano, synthesizer). Van Der Graaf, nu een kwintet, ging flink op tournee. De combinatie cello-viool werkte goed, maar of de band er minder extreem, zoals aanvankelijk de bedoeling was, door werd? Luister maar naar ‘Vital’. De tournee ging door Europa en eindigde in Engeland. Voor de concerten op 15 en 16 januari 1978 in de Marquee, Londen, stond na de pauze een speciale gast op het podium: David Jackson.
Het nieuwe elan hield niet aan. In juni liet Hammill weten dat Van
Der Graaf gestopt was. In juli verscheen het afscheidsalbum met de
wrange titel: ‘Vital’ (1978). Het is het eerste (en laatste)
live-album van de band. Op het album een verslag van de concerten in
de Marquee, met op een groot aantal tracks de aanwezigheid van
Jackson. Vitaal is de band inderdaad, intens, gedreven, energiek.
Passioneel. Met zes man sterk op het podium is er weinig ruimte voor
rust. Oude nummers zijn voor de nieuwe bezetting flink bewerkt en
klinken nu nog iets heftiger. Het album is niet helemaal ‘what you
hear is what you get’. Bij naluisteren bleek het tape-spoor van
Jackson dood te zijn, iets met een verkeerde aansluiting. Op sommige
tapes was wel iets te horen. Zijn stukken werden daarom nogmaals in
een studiosetting ingespeeld. Jackson: “I had to take out my sax
again, clean it up en boost the level…”
Bijzonder ten tijde van het uitbrengen van ‘Vital’ was dat tracks als
‘Ship of Fools’ en ‘Door’ op geen enkel album stonden, maar alleen als
B-kantjes van singles te horen waren geweest. Er waren ook een paar
gloednieuwe songs: ‘Urban/Killer/Urban’ en enkele songs van Hammill’s
solo-albums: ‘Nadir’s Big Chance’, ‘Mirror Images’ en ‘Sci-Finance’.
De recensies waren hoofdzakelijk positief. Melody Maker: "A band with
enough enigma to keep Sherlock Holmes on the case for three volumes.
Vital indicates more fully than ever the inspired maelstrom of bitter
vision and controlled desolate grandeur that Van der Graaf can
create". John Gill van Sounds omschreef het zo: "Unashamedly betraying
my partisan affections, 'Vital' really is," and that "[the album]
captures the dark soul of VdG, laying past and present musical
nightmares on to vinyl". (citaten: Wikipedia).
Het is zonder meer een van de heftigste albums van Van Der Graaf
(Generator). Was de thematiek al niet zwaar, hier is de muziek ook
zwaar.
Bij ‘gebrek aan plaats’ werden bij de eerste cd-versie van ‘Vital’
drie tracks weggelaten, bij de 2005 cd-remaster kwamen ze gelukkig
weer terug en werd ‘Vital’ een dubbel-cd.
Met ‘Vital’ was het hoofdstuk Van Der Graaf - Generator afgesloten. Je kon nog wel terecht bij de vele solo-uitingen van Hammill. Regelmatig draven daar zijn oude-makkers op, zowel in de studio als live. Allemaal de moeite waard, maar toch niet te vergelijken met die van die heel bijzondere band.
In 1982 kwam er een album op de markt, alleen voor ‘die hards’: ‘Time Vaults’. Opnames uit het verleden, waarvan sommige in een wel heel beroerde conditie. Heel vrolijk werd ik daar niet van. Beter was de 4cd box ‘The Box’ (2000). In de box een overzicht van de diverse stadia van Der Graaf Generator vanaf het tweede album. Het mooie is dat er nogal wat BBC-opnames te vinden zijn, opnames uit Rimini, single B-kantjes en een enkele studio-opname, zoals ‘Door’. Mooi boekje erbij, veel foto’s en uitleg. Onmisbaar in het geheel.
In 2003 gaf Hammill een concert, waarbij Banton, Jackson én Evans
aansloten. Ze waren elkaar niet uit het oog verloren en aldoor
vrienden gebleven. Maar het echte leven is nog grilliger dan een Van
Der Graaf Generator album, de heren kwamen elkaar namelijk steeds
vaker tegen bij begrafenissen van vrienden, roadies. Dan wordt er
gepraat natuurlijk, herinneringen opgehaald en plannen gemaakt. De
tijden van weleer leken te herleven. En inderdaad werd er gesproken
over nog een concert. Sterker, er werd zelfs nieuw werk geschreven.
Zonder dat iemand, behalve de directe families, er iets van wist
werden opnames gemaakt. Welke? Ze zijn te horen op ‘Present’ (2005),
een dubbel-cd met opnieuw het logo van Pasche.. Acht-en-twintig jaar
na ‘The Quiet Zone/The Pleasure Dome’ was de groep terug. De band
bleek populairder dan ooit, nu was er alom begrip voor het werk.
Eindelijk haakten de criticasters van weleer aan, nu waren ze wel bij
de tijd. ‘Present’ kwam zelfs in de Top10 van beste albums van het
decennium.
De eerste cd is er een met nieuwe songs, de tweede met
studio-improvisaties. Van de zes nieuwe songs zijn er twee van
Jackson, waarvan een met Hammill en een van Evans en Hammill, de
anderen van Hammill. De tweede cd, de improvisaties, zijn een
groepsactiviteit. ‘Present’ is wel een Van Der Graaf Generator, maar
dan toch ook wel iets minder heftig dan weleer. Niet gek natuurlijk,
iedereen ouder, de techniek beter.
Grappige bijkomstigheid, het album verscheen op Charisma Records. Dat
label bestond op dat moment niet meer, maar werd opnieuw geactiveerd.
Reden voor Virgin Records, op dat moment eigenaar van de Charisma
catalogus, om alle oude albums opnieuw te masteren en uit te brengen.
Dat zijn al die 2005-remasters.
Die remasters sloten mooi aan op het reünie-concert op 6 mei 2005 in
de Royal Festival hall, Londen. Het concert werd opgenomen en
uitgebracht als ‘Real Time’ (2007). Op dat album, twee cd’s, is veelal
oud werk te vinden, van bijna elk album minstens één werk met twee
tracks van ‘Present’ en een enkel van Hammill’s solo-albums. ‘Real
Time’ kwam niet uit op Charisma, maar op Fie! Records, Hammill’s eigen
label.
De nieuwe Van Der Graaf Generator gaf nog enkele concerten in Europa,
waarvan een voor het Duitse Tv-programma Rockpalast. Dat werd later op
DVD uitgebracht.
Er waren geen plannen voor verdere albums of optredens, maar zeg
nooit, nooit, toch? De groepsleden bleven elkaar ontmoeten en plannen
maken. Het ging echter mis tussen Jackson en de rest. Wederzijds
onbegrip, frustratie, onduidelijkheid. Helaas, exit Jackson. Dat was
nogal wat, want hij was met Evans de enige die op alle albums, behalve
dat eerste dan, meegespeeld had.
Desondanks gingen de overige drie door met albums maken en korte
tournees. ‘Trisector’ (2008) is het eerste album in de catalogus
zonder Jackson. Het is geen slecht album, maar er ontbreekt wel iets…
jammer dat dit keer de naam niet aangepast is. Een Van Der Graaf
Generator zonder Jackson is als een puzzel waarvan stukjes kwijt zijn.
Je ziet wat het is en moet worden, maar het geheel is niet compleet.
Datzelfde geld voor de opvolgers: ‘A Grounding in Numbers’ (2011), ‘Alt’ (2012), ‘Merlin Atmos’ (2013) en ‘Do Not Disturb’ (2016). Die laatste is de laatste van de groep. Van Der Graaf Generator had van Prog Magazine de ‘Lifetime Achievement Award’ ontvangen en eigenlijk was inmiddels alles wel gezegd. Het was mooi geweest.
Opvallend is dat de laatste albums beter/positiever besproken werden dan de oude. Men suggereerde daarbij vaker dat Van Der Graaf Generator wel iets had van King Crimson, maar dan de ‘dark-side’ daarvan, Hammill werd wel eens “de tegenhanger van Nico” genoemd. Vergelijkingen? Van Der Graaf Generator, een band met een heel eigen geluid, richting en ontwikkeling is blijkbaar, gelukkig maar, moeilijk te vangen in een hok. Met hun eigenzinnige aanpak waren ze de tijd ver vooruit. Toen weinig succes, weinig inkomsten ook, maar nu wel gewaardeerd. Niet in het minst door talloze andere bands en musici die Van Der Graaf Generator noemen als hun voorbeeld-band. Het waren echte pioniers, al dan niet in C.