Example
David Sylvian
De afbraak van het poplied



De meeste muzikanten willen graag bekend worden en als het dan met de verkopen en optredens meezit ook nog een aardig zakcentje verdienen. Extremer wordt het dat iemand die eerst in de schijnwerpers stond in de glamrock-scene, zich ongeveer terugtrekt op het platteland en bijna een kluizenaar wordt, nauwelijks nog optreedt en waar je elke keer maar moet afwachten of en wanneer er nog iets van hem te horen is en of er überhaupt zelfs nog maar iets als een album uitkomt. En dan nog, hij maakt het je niet makkelijk. Het oude werk ligt goed in het gehoor, er wordt gezongen, er zijn herkenbare muziekstructuren. Recente muziek ligt meer op het vlak van de elektroakoestische elektronische muziek al dan niet met ‘random sounds’. Pierre Schaeffer en/of Karlheinz Stockhausen zouden er blij van worden.

We hebben het hier natuurlijk over niemand anders dan David Alan Batt (1958- /gitaar, zang, keyboards, electronics, treatments). Wie zeg je? Nooit van gehoord. Klopt, de man is iets bekender onder zijn artiestennaam: David Sylvian. Sylvian was zanger van de glam- of ook wel art-rock band Japan, samen met zijn broer Stephen Batt (1959- /drums, percussie, keyboards, zang), die we beter kennen onder zijn pseudoniem Steve Jansen. Verder in die band: keyboardspeler Richard Barbieri (1957- ), gitarist Rob Dean (1959- ) en bassist Andonis Michaelides (1958-2011). Maar die kennen we vooral onder zijn muzieknaam: Mick Karn. Japan viel qua categorie als band in het vakje glamrock (glitterrock) en later in de zogenaamde ‘New Romantic Scene’; de door synhtipop gedomineerde rock van het moment. Van New York Dolls tot Roxy Music, zoiets. Het uiterlijk van het vijftal werd veelal als androgyn bestempeld. De groep bestond van 1974 tot 1981, maakte een zestal albums en enkele populaire singles waaronder 'I Second that Emotion' (1980). Japan is populair bij de Top2000 luisteraars met de remix van het meeslepende werk ‘Nightporter’ (1982). De track is ontleend aan de Film Noir, met name acteur Dirk Bogarde; de muziek is geïnspireerd op de Gymnopédies van Erik Satie. Japan was erg populair in het land Japan, hoewel de band op de laatste hoes nogal flirtte met China.

Japan viel uit elkaar door onderlinge meningsverschillen en misschien nog wel meer doordat Sylvian iets kreeg met Yuka Fujii (fotografe, ontwerpster), de vriendin van Karn. Fujii liet Sylvian allerlei vormen van jazz horen, iets dat zijn latere muziek essentieel veranderd, maar ook gevormd heeft. Fujii zorgde lange tijd, ook na hun scheiding, voor de foto’s en vormgeving van Sylvian’s albums.

Op Sylvian’s eerste solorelease was de recente jazzinvloed nog niet te horen. ‘Bamboo Houses/Bamboo Music’, een single, klonk eigenlijk overeenkomstig Japan’s laatste studioalbum ‘Tin Drum’ (1981). Meer bijzonder was de samenwerking met Ryuichi Sakamoto, de Japanse keyboardspeler en componist. Sakamoto was op dat moment een van de drie, met de technicus erbij, vier, leden van de Japanse groep YMO: Yellow Magic Orchestra. Sakamoto had ook al een kleine bijdrage geleverd aan Tin Drum. Sylvian en hij bleken gelijke zielen op meerdere vlakken, dus een – langdurige – samenwerking lag voor de hand.

De volgende zet was Sylvian’s bijdrage aan filmmuziek, de muziek voor Nagisa Oshima’s film ‘Merry Christmas Mr. Lawrence (1983). De muziek voor deze film was geschreven door Sakamoto. Van het filmmuziekalbum werd de single ‘Forbidden Colours’ in Engeland een kleine Top20 hit.

In juni 1983 worden de fans van Japan getrakteerd op een afscheidscadeautje in de vorm van een dubbelalbum met het laatste live optreden. Opgenomen in de Hammersmith Odeon. Rob Dean had op dat moment de band al verlaten en werd opgevolgd door Masami Tsuchiya. Omdat de muziek van het laatste album te gecompliceerd was om live te laten horen werd op verschillende momenten een bandopname gestart. Bijzonder is dat er drie nieuwe tracks te horen zijn en dat de invloed van Satie nog iets prominenter aanwezig, bijvoorbeeld in het titelnummer ‘Oil on Canvas’. Een kleine schok was het voor de bandleden te ontdekken dat dit album het bestverkochte Japan album was en maar liefst op nummer vijf in de Engelse album-hitlijst kwam. Maar de ingeslagen weg naar het einde was onomkeerbaar.

‘Brilliant Trees’ (1984), prachtige titel, is het eerste soloalbum van Sylvian. De muziek is een stuk experimenteler dan de Japan albums. Het jazz-element duikt op in de stukken voor bugel (Kenny Wheeler) en trompet (Mark Isham en Jon Hassell). Sakamoto is alom present, net als broertje Jansen. Barbieri (het derde Japan-lid op deze plaat) speelt, samen met Sakamoto, synthesizers. Naast enkele andere gasten is de aanwezigheid van contrabassist Danny Thompson een prettige. Thompson speelde in de folkband Pentangle, maar ook met onder anderen Alexis Corner, John McLaughlin en John Martyn. Maar de meest opvallende figuur is wel Holger Czukay, de bassist, hoornist, radio-ontvanger van de Duitse groep Can. Zijn aanwezigheid staat garant voor de nodige ‘treatments’ en dat is te horen. Brilliant Trees is een prachtig, langzaam en melancholieke plaat. De single van dit album, ‘Red Guitar’, bereikte de Top20.

De tweede release was een onverwachte: een cassette! In 1985 kon dat nog. Daar zit je dan met je dure hifi-installatie, maar geen cassettedeck of -speler. Gelukkig had ik een walkman; tegenwoordig een museumstuk. In Nederland hadden kregen we de cassette in een vierkante, kartonnen doos; nu een collector’s item. De titel: ‘Alchemy – An Index of Possibilities’. Drie lange, instrumentale én experimentele tracks. Het was vooral een samenwerking met Czukay en Jansen, maar op de gastenlijst staan opvallende namen: Kenny Wheeler, fretloze bassist Percy Jones (Brand X), Masami Tsuchiya (die we nog kennen van Japan), gitarist Robert Fripp (King Crimson), Hassell en Sakamoto. Een mooi vervolg op de briljante bomen, maar dan wel zonder de zo typische zang. Naast ‘Words with the Shaman’ en ‘Preparations for a Journey’ stond op de omdraaikant het lange stuk ‘Steel Cathedrals’. Dat is de soundtrack van de gelijknamige video die Sylvian maakte. Gelukkig kwam iets later in het jaar de ‘twelve inch’(12”, single op lp-formaat). Volgens de hoes met de Shaman en de Reis, maar die stonden allebei op kant A. Op kant B de niet aangekondigde Kathedralen. Foutje van platenmaatschappij Virgin. Maar wel weer een collector’s item erbij. Dank!

Na de cassette vormde Gone to Earth (1986) als dubbel-lp een groot contrast. Plaat één met liedjes en plaat twéé in het ambient domein. Gone to Earth gaat door op de weg die met Brilliant Trees ingezet is: experimentele rock met jazz en elektronica; de drums van broer Steve staan in de mix behoorlijk naar voren. Weinig wilds hier, ondanks de aanwezigheid van Robert Fripp. Andere musici zijn ditmaal: Phil Palmer (gitaar), Ian Maidman (bas, afkomstig van het Penguin Cafe Orchestra), Kenny Wheeler, John Taylor (piano), Richard Barbieri, Bill Nelson (gitaar, afkomstig uit BeBop de Luxe), Harry Becket (bugel) en Mel Collins (o.a. ex-King Crimson, sopraansax). De ambientplaat is vooral solowerk met hier en daar bijdragen van Nelson, B.J. Cole (pedal steel guitar), Fripp en producer Steve Nye op piano. Afhankelijk van je stemming kon je dus plaat één of twéé opzetten. Of gewoon allebei.

In het cd-tijdperk werd er zowel gekortwiekt in de vormgeving als de hoeveelheid tracks. Drie ambient nummers moesten het veld ruimen wegens plaatsgebrek op één cd. Onzin natuurlijk, want er kan veel meer op dan men ons doet geloven. Ik heb hier een paar cd’s staan met over de tachtig minuten muziek. Ooit werd het fenomeen gepresenteerd met de opmerking dat er wel twee uur muziek op kon. Hoe dan ook, pas in 2006 kregen we de zaak op cd weer compleet én netjes vormgegeven.

Eén jaar na Gone to Earth mochten we kennismaken met de geheimen van de bijenkorf: ‘Secrets of the Beehive’ (1987). In mijn optiek zette Sylvian met dit album een grote stap vooruit. De muziek was rijker, dieper, sfeervoller én emotioneler. Misschien kwam het doordat er meer gebruik gemaakt werd van akoestische instrumenten, of kwam het door het prachtige pianospel van Sakamoto en de dito strijkersarrangementen van Sakamoto en Brian Gascoigne? De vormgeving was in handen van Vaughan Oliver en dat deed hij perfect. Er was wel iets raars met de tracks. De lp sloot af met ‘Waterfront’. De gelijktijdig verschenen cd sloot of met het oh zo foute ‘Forbidden Colours’, de muziek uit de film uit 1983. De klank was anders, de sfeer, noem maar op. Misschien hadden ze bij Virgin gedacht dat er te weinig op de cd stond? In 2003 werd deze omissie gecorrigeerd en eindigde de cd met ‘Promise (the Cult of Eurydice)’. Een gepastere afsluiting. De track ‘Orpheus’ deed het goed als single, maar het werd geen Top10 hitje. Een groot deel van de musici van Gone to Earth is terug; nieuwkomers zijn David Torn (gitaar), Daniel Cummings (percussie), Phil Palmer (slide guitar).

Na dit album ging Sylvian op tournee, de zogenaamde ’80 Day World Tour - In Praise of Shaman’s’. De band bestond uit de broers Batt, Richard Barbieri (3/4 Japan dus), Mark Isham, Ian Maidman, David Torn (gitaar) en Robbie Aceto (gitaar). De groep stond ook in Ahoy. Het podium, net als het tourbook prachtig en in stijl – honingraatmotieven - vormgegeven door Russell Mills. De band speelde goed, alleen zo vreselijk hard dat het niet leuk meer was. Hier werd sfeervolle muziek om zeep geholpen door een beul van een geluidsmixer.

De kennismaking met Holger Czukay zette Sylvian’s aanpak tot dan nogal op de kop. Czukay is iemand die intuïtief werkt. In zijn werk speelt het toeval een grote rol speelt, bovendien – zo leerde hij ons - hoeft niet alles perfect te zijn. Met hem maakte Sylvian twee albums: Plight and Premonition (1988) en Flux and Mutability (1989). Omdat Virgin niet verwachtte dat dit experimentele, ambientachtige werk goed zou verkopen brachten ze het uit op hun sublabel ‘Venture’. Op Plight doen Can drummer Jaki Liebezeit mee en Karl Lippegaus. Lippegaus is eigenlijk muziekjournalist met een specialisme in jazz. Maar ja, als je bij Czukay in de studio bent kun je net zo goed even meedoen toch? Plight is gemixt door Sylvian, Premonition door Czukay. Flux and Mutability is gemixt door beide heren, aangevuld met dé huistechnicus van Can’s Inner Space Studio; René Tinner. Op Flux doet Can’s gitarist Michael Karoli mee, net als Liebezeit en Czukay’s vrouw Michi. Sylvian is nogal weg van het geluid van de bugel (flügelhorn in het Engels), die wordt hier gespeeld door Markus Stockhausen; inderdaad, de zoon van.
Bij de reissues van deze twee albums, de heruitgaven, zijn er nogal wat zaken veranderd, andere mix bijvoorbeeld, maar ook gesleuteld aan kleine stukjes binnen de tracks. Dat werd nog een keer herhaald in 2018 bij weer een nieuwe heruitgave en remix op Gronland Records. Dit keer met een heel nieuwe vormgeving ook. Zo blijf je lekker bezig.

Na alle ambient escapades is het tijd voor een liedje: ‘Popsong’ (1989). De titel is net zo simpel als het liedje: “I'll tell you I love you, like my favourite pop song”. Het andere werk op cd-single is niet bepaald simpel. Naast Popsong staan er twee andere, experimenteel, ambient stukken op: “A Brief Conversation Ending In Divorce” en “The Stigma Of Childhood (Kin)”. Die laatste was voor een toneelspel en is slechts een klein stukje van een groter geheel, “Kin”, bedacht door Gaby Agis en Kate Blacker. De première was op 8 september 1987 in Almeida Theatre, Londen. Van dat grote geheel is het nooit meer gekomen, hoewel Sylvian daar vaker weer naar teruggegrepen heeft met de bedoeling het werk alsnog uit te brengen.
Er is een exclusieve versie van Popsong in een kartonnen uitschuifhoesje met daarop de aankondiging van een 5cd-box met exclusieve opnamen.

Die 5cd box is de ‘Weatherbox’; een door Russell Mills prachtig vormgegeven kartonnen doos met daarin vijf cd’s en een zestig pagina’s tellend boek. De cd’s weliswaar in plastic doosjes, maar de buitenkant van de doosjes is bedrukt, waardoor een doorkijkje ontstaat naar een element van de originele hoes. De vijf cd’s hebben elk een eigen thema: Tree (Brilliant Trees), Stone (Alchemy, minus één, maar mét de twee instrumentale stukken van Popsong), Earth (Gone to Earth), Water (Gone to Earth, instrumentale, nu de complete versie) en Light (Secrets of the Beehive met als eindwerk: Waterfront). Popsong, het liedje, staat er niet op. Dat staat wel op de zeldzame en dus dure Weatherbox sampler. Dat is in feite een promo. Net als Popsong uitgevoerd in kartonnen schuifhoesje. Niet heel erg veel nieuws al met al, maar te mooi om dit alles niet ook in de kast te hebben staan.

Dat mooi geldt ook voor Sylvian’s volgende project: “Ember Glance: The Permanence Of Memory’ (1991). Het is een kartonnen doos met boek (96 pagina’s) en cd. Prachtige uitvoering weer van een samen werking met Russell Mills voor een installatie en kunstwerken die te zien en te horen was van 29 september tot 12 oktober 1990 in het Temporary Museum 'Space FGO-Soko', Tokyo Bay, Shinagawa. Op de cd staan twee instrumentale stukken, een lang en een heel kort: ‘The Beekeeper’s Apprentice’ en ‘Epiphany’. De muziek, ambient stijl, is uitgevoerd door Sylvian met hulp van Frank Perry (belletjes en gongen).

Ik vond de richting die Sylvian opging heel bijzonder en vroeg mij af wat de volgende stap zou zijn en of hij nog wel ging zingen. Hij ging weer zingen, maar de verrassing kon bijna niet groter zijn. Eind april 1991 bracht ‘Rain, Tree, Crow’ een album uit. Die band kennen we onder een heel andere naam, namelijk; Japan! Het viertal was weer bij elkaar, maar het was geen samenkomst onder een positief gesternte. Meningsverschillen doken weer op en met name Sylvian vond de richting van de band zo anders dat hij niet wilde dat de band weer Japan genoemd zou worden. Sylvian paste de technieken die hij van Czukay geleerd had toe. Het eindresultaat gaat eerder richting zijn werk, dan de klanken die we kennen van Japan. Het kan ook komen dat Sylvian de mix deed voor dit album, dat was in feite het samenbrengen van enkele improvisaties in verschillende studio’s. ‘Blackwater’ was de single bij de cd, met daarop één nieuw track, ‘I Drink to Forget’ wel maar één minuut vijfenveertig seconden, maar toch… Bij een Japanse versie zit er om de cd een kartonnen doosje met extra boekje.

Misschien was het oprakelen van een oude geschiedenis niet een goede stap in de persoonlijke ontwikkeling. Muzikaal gezien was dit geen vooruitgang, maar de relatie van Fujii en Sylvian stond ook onder druk en leidde tot een scheiding, al blijven ze tot op de dag van vandaag op kunstzinnig vlak samenwerken.

Robert Fripp had een ander probleem, zijn band, King Crimson had een nieuwe zanger nodig en hij polste Sylvian of dat niet iets voor hem was. Nee, dat was niets voor hem. Als je beide personen, bands, aanpak, kent weet je dat dat een verstandige beslissing is. Toch willen beide heren nog wel samenwerken in een separaat project: ‘The First Day’ (1993). Een album dat klinkt als King Crimson, maar de teksten en het gevoel van Sylvian heeft. De agressieve drive is nieuw voor de zanger met zijn melancholieke geluid, maar het past wonderwel. Dat de vocalen deels bewerkt of vervormd zijn doet daar niets aan af. The First Day kwam in verschillende versies, waaronder een met doosje en ansichtkaarten. Ook nieuw: er waren verschillende singles die – als je ze al kon vinden – samen weer één geheel vormden en in een van te voren bedacht digipack opgeborgen konden worden. Terug naar de kindertijd om de plaatjes bij elkaar te sparen: spaar ze allemaal. Maar dan had je wel wat!

Sylvian ging met Fripp op tournee. In de band: Trey Gunn (stick), Pat Mastelotto (drums), Michael Brook (‘infinite guitar’). De weerslag ervan is te vinden op ‘Damage’ (1994). Damage als enkele cd in een gelimiteerde editie met hardkartonnen doosje en boekje. Damage is gemixt door Fripp en daar was Sylvian niet heel tevreden over. In 2001 kwam zijn versie op de markt. Zelfde naam, simpele verpakking. Maar inderdaad, totaal andere mix, andere volgorde en de track ‘Darshan’ ingeruild voor ‘Jean the Birdman’. Het is bijzonder om ze allebei te horen en te ontdekken welke verschillen er ontstaan bij een andere benadering en visie. Agressief versus bedachtzaam, zoiets.

De laatste keer dat Fripp en Sylvian samenwerkten was voor een installatie in ‘P3 Art and Environment Centre in Shinjuku, Tokyo: ‘Redemption – Approaching Silence’ (augustus-september 1994). Muziek van Sylvian, tekst en voordracht door Fripp.

Ondertussen zit niemand stil en ook al is Sakamoto even uit het geluidsbeeld, hij weet Sylvian wel te vinden. Sakamoto is dan bezig met een weer een nieuw solo-album, ‘Heartbeat’ (1992) en vraagt of Sylvian niet wat wil zingen. Parallel hieraan ontvangt Sylvian een lp van Ingrid Chavez, een protegé van Prince. Sylvian bevalt wat hij hoort en vraagt Chavez mee te zingen op de track waar hij met Sakamoto mee bezig is. Dat wordt: ‘Heartbeat (Tainai Kaiki II – Returning to the Womb’. Samen met – alweer – Forbidden Colours, Heartbeat I en Nuages verschijnt dat op een cd-single. En jawel, in een gelimiteerde uitvoering met kartonnen doosje, kaarten en foto’s. Men weet wat de fan wil. Maar de random luisteraar kan gelukkig ook een ‘gewone’ versie kopen.
Chavez maakte als persoon nogal indruk op Sylvian. Ze reisden samen door Engeland en Amerika. In 1992 trouwde het stel, verhuisden naar Napa Valley en kregen twee kinderen, Ameera-Daya (1993) en Isobel (1997). Echter, twaalf jaar later was het over met het huwelijk.

In deze periode was er weinig activiteit, behalve een korte éénmans-tournee in 1995: ‘slow Fire – A Personal Retrospective’.

Als een soort overbrugging op weg naar nieuw werk bracht Virgin op sublabel ‘Venture’ het album ‘Approaching Silence’ (1999) uit. Drie tracks, waarvan de twee uit de Ember Glance doos en één nieuw werk: het bijna veertig minuten durende titelstuk uit de installatie van Fripp en Sylvian in Tokyo. Robert Fripp laat zich horen met zijn ‘Frippertronics’. Dat is een instelbare ‘loop’ via twee tapedecks van de gegenereerde gitaarklanken.

Bijna tegelijkertijd komt – eindelijk – een nieuw album van Sylvian uit; twaalf jaar na Secrets of the Beehive(!). ‘Dead Bees on a Cake (1999) is geen ambient album en Sylvian zingt ‘gewoon’ weer zijn liedjes. Het zijn niet alledaagse liedjes en ook geen popsongs: "Since the early '80s I've been interested in deconstructing the familiar forms of popular song, in retaining the structure but removing the pillars of support. My work continually returns to this question: how much of the framework can you remove while still being able to identify what is, after all, a familiar form?" De Amerikaanse, muzikale invloed duikt hier een daar op, bijvoorbeeld in het gebruik van de Dobro. Maar niet alleen dat, er is een groot scala aan stijlen en invloeden te horen. Sylvian lijkt met een huwelijk, kinderen een tevreden man. Gastmusici zijn onder anderen broer Jansen, Sakamoto, Wheeler, maar ook gitaristen als Bill Frisell en Marc Ribot, bassist John Giblin (Brand X), Deepak Ram en Talvin Singh en samples van John Lee Hooker, Djivan Gasparyan en John Cage. Op een aantal track zingt vrouwlief Chavez mee. Rondom Secrets of the Beehive verschenen opnieuw diverse singles met het verzamelidee van eerder. Een aantal tracks van die singles kwam terecht op een cd-maxi-single van Ingrid Chavez: ‘Little Girls with 99 Lives’ (2010). Als je er op tijd bij was had je de handtekeningen van zowel Chavez als Sylvian te pakken. Een exemplaar kost nu rond de tachtig euro!

‘Everything and Nothing’ (2000) en ‘Camphor’ (2002) zijn twee verzamelalbums op Virgin Records. De eerste met liedjes, de tweede met instrumentaal werk. Je zou denken niets nieuws, maar een aantal tracks werd gepresenteerd in een andere versie of mix, daarnaast was er ook ruimte voor nieuw, of nog niet eerder door Sylvian uitgebracht werk, zoals het nummer ‘Buoy’ van Mick Karn en ‘Some Kind of Fool’ van Japan. De eerste oplage van Everything and Nothing in digipack had een kleine verrassing: een derde cd in eigen hoesje, met daarop vier tracks: ‘The Scent of Magnolia (edit)’, ‘The Blinding Light of Heaven’,’ The Scent of Magnolia (Portobello Mix)’ en ‘Brilliant Trees (version 2000)’. Dank Virgin.

De twee verzamelalbums waren het afscheid van Virgin, Sylvian begon samen met zijn broer Steve een eigen platenmaatschappij: Samadhisound. Zijn eerste album op het eigen label: ‘Blemish’ (2003). Als je het hebt over het loslaten van songstructuren is dit een goed voorbeeld. Op Blemish gaat hij nog een stuk verder, vaak zijn het alleen nog schetsen, aquarellen, klangfarben. Opvallend is gastgitarist Derek Bailey; een man die we vooral kennen uit de experimentele geluidshoek. Dat geldt net zo voor de gitarist die opduikt in het laatste nummer, ‘A Fire in the Forest’, Christian Fennesz. Geen gemakkelijk album, wel zeer intrigerend.

In 2005 verschijnt een soort deel twee: ‘The Good Son vs The Only Daughter - The Blemish Remixes’. Daarin gaan de remixers nog een stapje verder. Namen?: Ryoji Ikeda, Burnt Freeman, Akira Rabelais, Jan Bang en Erik Honoré, Tatsuhiko Asano, Yoshihiro Hanno, Ready Made FC en Sweet Billy Pilgrim. De muziek wordt omschreven als ‘abstract’. Dan weet je dat je goed zit.

In 2004 kwam daar de eerder al in Japan uitgegeven single uit met Sakamoto: ‘World Citizen (I Won't Be Disappointed)’. Vijf versies van één liedje is toch wel wat veel voor één plaatje.

De samenwerking met Bernd Friedman (Burnt Freeman) bevalt zo goed dat Sylvian met Jansen onder de naam ‘Nine Horses’ een album maakt: ‘Snow Borne Sorrow’ (2005), twee jaar later gevolgd door ‘Money for All’(2007). Nine Horses is een tikkeltje jazzy, met bijdragen van Keith Lowe (contrabas), Arve Henriksen (elektronisch vervormde trompet), Sakamoto (piano) en een reeks gasten op klarinet, saxen, vibrafoon. Op Money for All zijn dat weer andere gasten. De muziek van de groep wordt goed ontvangen ‘album of the year’, maar blijkt uiteindelijk slechts een zijdelings project.

Sylvian was alweer een stap verder. Dat bleek uit de gelimiteerde oplage van ‘When Loud Weather Buffeted Naoshima’ (2007). Een kartonnen oblong verpakking met boekje en cd, met daarop alleen de titeltrack van ruim zeventig minuten. Het is het geluidsverslag van de tsunami die Naoshima trof. Het werk was te horen in Naoshima in de ‘Standard 2 exposition’ (oktober 2006 tot april 2007).

Manafon (2009) is eigenlijk het laatste album op Sylvian’s naam. Hij had zich al eerder afgevraagd hoever je kon gaan met loslaten van muziek: “” What happened with Manafon was that the work abandoned me. As I was writing and developing the material, the spirit holding all these disparate elements together just left me. I sat stunned for a moment and then realised: It's over; this is as far as it goes…In a sense, I'd been steadily working my way toward Manafon since I was a young man listening to Stockhausen and dabbling in deconstructing the pop song. Having said that, I don't think we only develop as artists practising in our chosen fields. For me that meant an exploration of intuitive states via meditation and other related disciplines which, the more I witnessed free-improv players at work, appeared to be crucially important to enable a being there in the moment, a sustained alertness and receptivity."

Manafon is een album waarin Sylvian’s stem helemaal naar voren gemixt is, voorzien van een uiterst spaarzame begeleiding op de achtergrond. Soms is het maar één gitaarakkoord dat langzaam uitsterft. De musici die hij voor Manafon heeft gezocht komen uit de experimentele, akoestische, elektrische/elektronische hoek. Christian Fennesz (laptop en gitaar)duikt weer op, met medemusici Werner Dafeldecker (bas), Burkhard Strangl en Keith Rowe (gitaren), Toshimaru Nakamura (no input mixer), Otomo Yoshihide (draaitafels), maar ook ‘gewone’ musici als John Tilbury (piano), Evan Parker (sax), Frans Hautzinger (trompet) en Marcio Mattos en Michael Moser (cello). Voor de mensen die Sylvian nog kennen uit Japan zijn dit totaal onbekende artiesten. In feite is dit een compleet andere (geluids-)wereld en is Sylvian inderdaad geslaagd tot de essentie, de kern, van het lied door te dringen. Manafon is er in twee edities, de standaard digipack met de kunstwerken van landgenoot Ruud van Empel en de zeer gelimiteerde doos met cd, dvd en twee gebonden boeken. Op de dvd ‘Amplified Gesture’; een documentaire over het maken van Manafon. In het ene boek: songteksten met werk van van Empel; in het andere boek: foto’s en tekst over de documentaire. Vroeg bestellen leverde daarbij nog een extra, gesigneerde print in op.

Als eerbetoon aan alle musici waarmee Sylvian de afgelopen jaren had gewerkt stelde hij ‘Sleepwalkers’ (2010) samen. Dai is een compilatie-album, maar gelukkig ook weer voorzien van nieuw (Sleepwalkers) of bewerkt werk. Te horen naast Sylvian zijn Punkt, Nine Horses, Jansen, Sakamoto, Takagi Masakatsu, Tweaker, Fennesz, Henriksen en Readymade. De set is prachtig verpakt met foto’s van Kristamas Klousch.

In 2011 was Sylvian ‘artist in residence’ bij het Noorse ‘Punkt Festival’. Hij speelde er live werk van Plight and Premonition, het album met Czukay, maar nu uitgevoerd door uitgenodigde gastmusici: John Tilbury, Jan Bang, Phillip Jeck (electronics), Eivind Aarset (elektrische gitaren), Erik Honoré en Arve Henriksen.

Door het warme welkom daar kreeg Sylvian zin om een korte tournee door Europa te doen (2012): ‘The Implausible Beauty tour’. In de band: Jan Bang, Eivind Aarset, Sebastian Lexer (piano), Hildur Guðnadóttir (cello) en Gunnar Halle (trompet), waarbij het geluid van alle instrumenten elektronisch ge- of vervormd worden. De posters (ontwerp Klousch) werden al opgehangen en ik verheugde me op het concert in Eindhoven. Maar helaas, de tour werd geannuleerd vanwege de slechte gezondheid van Sylvian. Er kwam geen herkansing…

We moesten het dan maar doen met ‘Died in the Wool – the Manafon Variations’ (2011), een 2cd-set in een stevig doosje. Maar wat voor een set. Weer nieuwe tracks, maar ook bewerkingen voor strijkerssextet met prachtige arrangementen van Dai Fujikura. Op cd2 maar één werk: "When We Return You Won't Recognise Us”; de stereomix van een audio-installatie.

2012 was een druk jaar voor de fans. Eerst is daar de Virgin-verzamel-set: ‘Victims of Stars 1982-2012’; samengesteld door Sylvian met artwork van Fujii. Het is een retrospectief met zowel oud werk voor Virgin, maar ook recenter werk van Samadhisound en één nieuwe track: ‘Where’s Your Gravity?’ Grofweg loopt de set van Japan’s Ghost tot en met Manafon.

‘Wandermüde’ is een album dat Sylvian maakte samen met Stephan Mathieu. Eerst als downloadfile (2012), later toch als cd (2013). Sylvian zorgt voor bijdragen op gitaar, synthesizer, samplers en random geluiden, Mathieu zorgt voor zijn eigen mixversie van dat alles. Er zijn kleine bijdragen van Fennesz en Tilbury. De hoes laat ons twee Sovjet’s ‘Sokol Space Gloves’ zien met op de achtergrond een fleurig behangetje. Geluidsbehang in space?, nee, dat doet de muziek tekort.

Minstens net zo experimenteel is ‘Uncommon Deities’, opnieuw uitgegeven in boekvorm(2012). Ambient, experimenteel, geïmproviseerd. Sommige stukken komen nog van Punkt 2011. Voor de geluiden zorgen Bang, Honoré, Henriksen en Sidsel Endresen (stem). Sylvian draagt alleen voor. Hij leest voor uit dichtwerk van Paal-Helge Haugen: ‘The God of ….’ Vul maar in, op de set horen we onder anderen de god van slapeloosheid, van de stilte, de zwarte gaten. Er is één werk met tekst van Nils Christian Moe-Repstad: ‘I Swallowed Earth for This’. Net als bij Manafon komt Sylvian’s stem wel heel dichtbij.

Eenzelfde benadering geldt voor: ‘There's a Light that enters Houses with no other House in Sight’. Weer een boek met cd en ook voorgedragen tekst. De teksten komen uit ‘Kindertotenwald’ (2011) en zijn van Franz Wright, de winnaar van de Pulitzer Prize. Het is één lange track van ruim zestig minuten. Ook op deze set bijdragen van Fennesz en Tilbury.

En dan wordt het vooral erg stil rondom de figuur Sylvian. In 2013 is er een download single ‘Do You Know Me Now?’ Geluidkundig gezien weet ik dat waarschijnlijk wel, over de mens Sylvian kunnen we het nog wel eens hebben. Twee jaar later is er weer een single, nu in een gelimiteerde blikken doosje voor de zogenaamde ‘Confront Collectors Series: ‘Playing the Schoolhouse’. Eén track, vijftien minuten, gebaseerd op een improvisatie in – inderdaad – het oude schoolgebouw op Ny-Hellesunf in Noorwegen (2015). Mark Wastell, de eigenaar van Confront, wordt overspoeld door de vraag ernaar en besluit tegen de geldende regels in een re-release te doen, maar dan wel in een afgeslankte en magere vorm om de snelle kopers niet teleur te stellen. Je vraagt je af wie die mensen zijn, want dit is nu niet bepaald muziek die je snel verteert. Sylvian werkt in het schoolgebouw samen met Bang, Yoshihide en Nakamura. Dan weet je eigenlijk al genoeg.

Uit de samenwerking met Wastell volgt in 2017 een mini-album: ‘There is no Love’. Geen blikje, maar een gewoon digipack in de Confront Core series. Bijdragen van Wastell zelf (drums, schalen, gongen, kettingen, basdrum) en Rhodri Davies (harp, vibrafoon, radio). Elektronica en bewerkte stem zijn van Sylvian. De voorgedragen tekst is van Bernard-Marie Koltès: ‘ In the Solitude of Cotton Fields’.
In 2015 verschijnt er een prachtig, lijvig boek (638 pagina’s), met werk, teksten, gedichten, foto’s, interviews: ‘Hypergraphia’. Het is geschreven, samengesteld en vormgegeven door Sylvian zelf en voor de fans een must.

Sylvian blijft, ondanks de geluidsstilte, in het nieuws met rereleases op vinyl van zijn oude werk, het boek ‘Like Planets’ (2018) van Yuka Fujii (met veel foto’s van hem), een re-release van de twee albums met Holger Czukay (2018, andere verpakking, andere mixen), de Recordstore Day-vinyl-versie van ‘There is no Love’(2019). Iets ‘nieuws’? Nee! Moeilijk lijkt me dat ook, want wat moet je na Manafon nog doen? Er gaan geruchten over een nieuw album met liedjes, zoiets als vroeger. Daar zal best een markt voor zijn, maar als je zo dicht bij de kern, de essentie van de klank, bent gekomen lijkt mij dat meer een weg terug dan vooruit. Maar aan de andere kant, Sylvian’s stappen waren doorgaans nogal onvoorspelbaar, op zoek naar zijn innerlijke zelf, de essentie van zijn muziek. Wij mogen gelukkig meereizen met die fascinerende tocht. Maar als luisteraar zet je dat gelijk aan het denken: ‘How little we need to be happy…’

 
tekst: Paul Lemmens, juni 2019
plaatjes: © Virgin/Samadhisound/Confront