Zing een regenboog voor me

Nederland heeft in het verleden een aantal beroemde jazzzangeressen voortgebracht, zoals Rita Reys en Pia Beck. De meest onbekende, bekende in die rij is ongetwijfeld Ann Burton.
In haar hoogtijdagen nam Burton albums op in Amerika als Japan, ze ontving twee Edisons en had een eigen platenlabel.
In Japan is Ann Burton nog steeds een bekendheid met een reeks cd’s. In eigen land is het zoeken naar muziek van haar, waarbij we het soms moeten doen met oude uitgaven of compilaties
Hoog tijd voor een verhaal van Ann Burton, een lieve, maar vooral eigenzinnige zangeres, die precies wist wat goed voor haar was.
Ann Burton (1933- 1989) wordt geboren in Amsterdam als Johanna
Rafalowicz. Moeder Sura Rafalowicz is vanuit Polen naar Nederland
gevlucht, bang voor wat er zou gaan komen. In 1936 trouwt moeder voor
de tweede keer. Haar tweede man, Jacob de Paauw, is diamantbewerker.
Twee jaar later wordt Johanna door haar ‘nieuwe vader’ erkend en gaat
voortaan als Johanna de Paauw door het leven.
Als kind heeft Ansje,
zoals ze dan genoemd wordt, al belangstelling voor toneel en muziek.
Ze lijkt enigszins op Shirley Temple, de kindartieste met die
krullenbol. Ansje de Paauw is niet groot en dat is meteen de reden om
haar niet de hoofdrol te geven in de toneelvoorstelling van
Sneeuwwitje. Het is een enorme teleurstelling en betekende het einde
van haar toneelliefde.
Na de verovering van Nederland door de Duitsers in 1940 wordt Ansje
de Paauw, de familie is Joods, ondergebracht in Zuid-Limburg; haar
moeder en voogd worden opgepakt en naar een concentratiekamp
overgebracht. Bij de bevrijding komt Ansje de Paauw, ze is dan tien
jaar, in contact met Canadese militairen en leert zo aardig goed
Engels praten. Als een wonder overleven beide ouders het kamp, maar na
de oorlog weer samen thuis valt het leven zwaar. Ansje Paauw heeft
vooral mentaal geleden door de oorlog en kan thuis niet aarden. Ze
heeft een hekel aan haar stiefvader en regelmatig ruzie met haar
moeder. Dat loopt zo ver op dat haar ouders uit de ouderlijke macht
ontzet worden. Ansje de Paauw wordt opgevangen bij Pro Juventute en
ontmoet daar een begripvolle vrouw die ze tante Betty noemt. Veel zin
in school heeft ze niet, uiteindelijk wordt ze kapster.
In 1957
verkrijgt Ansje de Paauw de Nederlandse nationaliteit, voorheen was ze
Pools. In 1971 verandert ze haar naam officieel weer in Rafalowicz.
Na de oorlog neemt Ans (is het dan) de Paauw zangles bij Bep Ogterop, een bekende zangpedagoge. In 1954 staat ze voor het eerst als zangeres op de planken en wel in nachtclub Palermo. Ze zingt werk van de dan populaire naoorlogse vedettes als Doris Day, Jo Stafford en Rosemary Clooney. Omdat ze maar zes liedjes kent is haar zangbaantje snel voorbij.
In 1955 ligt Ans de Paauw in het Amsterdamse Bos in het zonnetje, geniet en zingt. Toevallig zijn daar ook jongens aanwezig die in een band spelen. Zij brengen haar in contact met orkestleider Johnny Millstone. Die hoort wel wat in haar en neemt haar op in zijn band. Het orkest treedt regelmatig op in het buitenland, veelal in Luxemburg. Later dat jaar kan de Paauw met de groep van Ted Powder naar Duitsland om op te treden voor de daar gelegerde Amerikaanse militairen. Dat is het begin van het echte leven. Dat blijkt niet altijd leuk of aangenaam. Ze leert er de hardheid van het bestaan kennen, iets dat haar regelmatig frustreert. Positief is dat ze ‘jazzcats’ tegenkomt die op tournee zijn, Lester Young, Stan Kenton, John Lewis en Chet Baker. In deze periode ontmoet ze ook Eddy de Haas (1930- /bas). Het klikt tussen die twee, maar meer dan een diepe vriendschap wordt het niet, want de Haas vertrekt al vrij snel naar Amerika om daar de spelen onder de naam Eddy O’Hare. Hij bleef ondanks zijn snelle vertrek een van haar grote liefdes. Wat restte was dat hij de Paauw in aanraking bracht met de muziek van zangeres Billy Holiday. De Paauw is daar zo van ondersteboven dat ze besluit zich voortaan alleen nog maar op jazz te richten en een zangstijl aan te meten die wel iets op die van Holiday lijkt. Misschien ook door de artiestennaam van de Haas kiest ze een eigen artiestennaam: Ann Burton. Ann is duidelijk, Burton naar aanleiding van filmster Richard Burton. Langzaamaan komt Burton meer en meer in het muziekleven terecht en stopt met haar baantje als kapster. In 1956 treedt ze op in Berlijn met achter haar een band met daarin – voor die tijd bijzonder – een vibrafoniste; de Oostenrijkse Vera Auer.
Die vibrafoon bevalt, want in het volgende combo zingt ze met het Jan Pieter’s Kwartet, met daarin Pieters (vibrafoon), Tom Mulder (piano), Hans Migchelse (bas, zang) en Johnny van Zoelen (slagwerk). Het combo, zo heetten die bands toen, treedt vooral op in Utrecht en omgeving, maar wint al snel een schare, trouwe fans die vooral komen om Burton te horen zingen.
In 1958 maakt Burton haar eerste opname. Het zijn vier nummers voor
een EP op het Decca-label: ‘Kansas City, Miss Otis Regrets, The
Wildest Gal in Town en Sing a Rainbow’. Ze wordt begeleid door Frans
Elsen (piano), Ruud Jacobs (bas) en Rudy Pronk (drums). De helft van
de tracks, ‘Sing a Rainbow’ en ‘Miss Otis Regrets’ wordt voorzien van
strijkers in een arrangement van Frans Elsen en uitgevoerd door het
Guus Valten String Quartet. De EP verdwijnt na de release al snel uit
het gehoor, om pas weer in 2020 op te duiken als het Nederlands Jazz
Archief in de nalatenschap van Burton de oude opnames terugvindt. Met
een rij andere, vroege opnames komen ze terecht op het album: ‘Early
Blue’ (2020).
Met die eerste vier tracks presenteert Burton zich als
een uitstekend zangeres met een warm stem passend bij een klein combo.
Je hebt het gevoel dat ze naast je staat en alleen voor jou zingt.
Precies dat is haar kracht en zorgt ervoor dat ze populairder wordt.
Burton baseert haar keus meestal op de teksten. “Ik moet er iets bij
voelen, me er iets bij kunnen voorstellen en inleven. Daarvoor gebruik
ik mijn eigen ervaringen. Die emoties verwerk ik bij mijn zang. Kan ik
me niets voorstellen bij een song, dan is die niets voor mij.” Die
aanpak verklaart het feit dat ze zo dichtbij de luisteraar lijkt te
komen.
Dienstplichtigen in eigen land zijn minder het door haar gezochte
publiek. Wekelijks was er amusement om de jongens even uit de sleur
van ‘law & order’ te halen. Burton trad er op in een soort
‘package-deal’, soms stond ze naast het combo van Jan Pieters, soms
naast Rudi Carrell of de Selvera’s. Die laatste hadden een dijk van
een repertoire vol Nederlandstalige meezingers. Genoeg om de tent af
te breken. Burton stak daar met haar rustige en ingetogen aanpak nogal
bij af natuurlijk.
Pia Beck (1925-2009/piano, zang) is een van de
grote Nederlandse jazzzangeressen. Beck heeft een eigen show, ‘De Pia
Beck Show’. Beck hoort Burton en het combo van Jan Pieters en besluit
beiden onder haar hoede te nemen en een onderdeel te maken van haar
show. Hun thuisbasis wordt ‘De Vliegende Hollander’ in Scheveningen.
In die hoedanigheid valt Burton op bij niet de minste in jazzkringen:
jazz-criticus Michiel de Ruyter. Die hoort “een goede jazzzangeres met
mogelijkheden”.
In 1961 treedt Burton op met het Trio Hans van Jaarsveld en later in
het buitenland met The Down Town Jazzband. Burton is inmiddels
verhuisd naar Den Haag en trouwt er in 1962 met Willem van Deutekom.
Het huwelijk duurt tot 1965, hun werelden blijken te verschillend.
Prettig is de kennismaking van Burton met Willem Duys in 1963. Duys
heeft een eigen platenmaatschappij en presenteert het populaire
programma ‘Voor de Vuist Weg’. Duys was onder de indruk van de
zangkwaliteiten van Burton en probeerde ‘Annetje’, zoals hij haar
noemde, op alle mogelijke manieren te helpen.
Halverwege de jaren zestig staat Burton in een show met Boudewijn de Groot en Ramses Shaffy. De tijden zijn aan het veranderen. 1967 is niet alleen ‘ The Summer of Love’, maar ook het jaar dat Burton haar eerste album opneemt. Platenmaatschappij-directeur John Vis heeft wat stukken van Burton gehoord en wil dolgraag een album maken. Als begeleiders regelt hij het Trio Louis van Dijk met daarin Jacques Schols (bas), John Engels (drums) en Louis van Dijk (piano). Als extra vraagt Vis altsaxofonist Piet Noordijk voor drie van de negen nummers. De gekozen composities zijn onder anderen van Goffin/King (Carole King is dat), Rodgers/Hart en Gershwin. Een prima keus met muziek die goed past bij Burton’s stem. Het album, ‘Blue Burton’, verschijnt in november 1967 en is een onverwacht succes, het album verkoopt als warme broodjes. Later krijgt ze te horen dat ze voor dit album een Edison (de meest prestigieuze en oudste muziekprijs in Nederland) krijgt. Haar niet aflatende inzet is daarmee beloond.
In 1968 zijn er vage plannen om een album te maken met Georgie Fame.
Ze ontmoet hem daadwerkelijk, maar daar blijft het, ondanks de wens
van beiden bij. Wel staat ze op het dan populaire Hammerfeld
Jazzfestival in Roermond als ‘coming lady of Dutch jazz’.
Aan het eind
van de zomer verhuist Burton naar Amsterdam. Er is kort sprake van een
tournee naar Rusland, samen met het Trio Louis van Dijk en Liesbeth
List, maar die gaat vanwege de onrusten in Polen niet door.
Twee jaar na het eerste album komt er een vervolg: ‘Ballads &
Burton’ (1969). De bezetting is hetzelfde als haar eerste album,
inclusief Noordijk, maar wordt bij vier songs aangevuld met
tenorsaxofonist Rudy Brink. De songkeus opnieuw voor wat zachtere en
rustigere songs. Vis ziet niks in uitspattingen en snel werk. ‘Ballads
& Burton’ verkoopt prima, maar dit keer zit er helaas geen Edison
in. Ondanks het succes is het vreemd dat het album nooit op cd gezet
is. Het is wel in zijn geheel te vinden op de compilatie-cd: ‘Ann
Burton/Louis van Dijk – Collection’ (1985). Een klein succesje is dat
Burton als eerste vrouw optreedt in de serie ‘Jazz in Paradiso’. Ze
werd gevraagd door organisator en tenorsaxofonist Hans Dulfer om de
zestigste verjaardag van Ben Webster luister bij te zetten.
‘Ballads
& Burton’ is in zijn geheel te horen tijdens een nachtconcert dat
plaatsvindt aan de TH Delft. Burton treedt er op met het Trio Louis
van Dijk, Piet Noordijk én Rudy Brink. De hele plaat-bezetting dus.
Het is een bijzondere gelegenheid. In dezelfde nacht spelen ook het
Theo Loevendie Consort met daarin Hand Dulfer als tenorsaxofonist. Het
is bijna een doorsnede van de Nederlandse jazz, maar dan in de bekende
notendop.
In 1970 treedt Burton op in de beroemde Ronnie Scott’s Jazzclub in Londen. Ze heeft zelf een beurs geregeld bij het ministerie en gebruikt die om in Londen te wonen en op te treden. Ze wordt in Londen vaker begeleid door Zoot Sims (sopraan- en tenorsax). Op de eerste avond zitten Cleo Laine met manlief Johnny Dankworth, Stan Getz en Paul McCartney in de zaal. Ook aanwezig is Salena Jones, de zangeres aan wie ze de uitnodiging te danken heeft en die inmiddels een goede vriendin geworden is.
John Vis zorgt ook voor Burton’s derde album: ‘Ann Burton Sings for
Lovers and Other Strangers’ (1972). Dit keer klassieke jazzballads,
maar ook popsongs van onder anderen: Lennon/McCartney, Rod McKuen en
James Taylor. De begeleidingsband bestaat dit keer uit Wim Overgaauw
(gitaar, arrangementen), Ruud Jacobs (bas), Louis Debij (drums) en Rob
Madna (piano). Het is opnieuw een prachtig album, maar de laatste
uitgave ervan dateert uit 1978 en is op vinyl. ‘Ann Burton Sings for
Lovers and Other Strangers’ is wel in Japan op cd uitgebracht, zelfs
in een ‘limited edition’. Dat zegt precies hoe het daar (en hier) met
Burton’s populariteit gesteld is. H
et is het laatste album met Vis.
Vis hield zich in zijn functie ook bezig met jazzzangeres Rita Reys en
was bezig met een project met groot orkest: ‘The Burt Bacharach
Songbook’. Zo’n groot orkest leek Burton ook wel wat, maar Vis vond
dat niet bij haar stem passen. Burton zag dat anders; de samenwerking
kwam tot een eind.
In Nederland loopt het niet echt storm met de optredens. Burton wordt gevraagd voor Pim Jacobs’ programma ’Muziek is Troef’ en heeft enkele optredens met het Cees Slingertrio. Net als het lijkt of het allemaal tegenzit ontvangt Burton een brief uit Japan van Keizo Takada. Takada blijkt een enorm fan van haar en wil graag dat ze in Japan komt optreden. Omdat hij zelf geen manager is, maar wel veel relaties in de muziekwereld heeft, belooft hij dat te gaan en kunnen regelen. Uit Japan komt vervolgens een brief van CBS/Sony met daarin een uitnodiging voor een reeks concerten in drie weken. Ze zou begeleid worden door pianist Kenn McCarthy. De bedoeling was om naast de optredens ook een album op te nemen. De ontvangst is allerhartelijkst, op het vliegveld staan drommen mensen en een groep die een spandoek omhooghoudt met ‘Welcome Ann Burton’. Burton’s optredens zijn een overweldigend succes, uitverkochte zalen, enthousiaste berichten in de pers én inderdaad een nieuw album: ‘Misty Burton’ (1973). Op het album wordt ze begeleid door Ken McCarthy (piano), Kunimitsu Inaba (bas) en Hiroshi Murakami (drums). Murakami zou later (1978) bekend worden met zijn jazz-funk-fusion band Native Son. Helaas wordt ‘Misty Burton’ alleen in Japan uitgebracht.
Het Japanse succes krijgt een vervolg. Niet alleen eindigt ze in de Japanse jazzpolls op de tweede plek, na Ella Fitzgerald, maar wordt ze gevraagd om in april 1974 opnieuw achttien concerten te komen verzorgen. Dit keer vraagt ze wel om een pianist van eigen bodem. De taalbarrière maakt het lastig om tot de essentie van de muziek te komen vind ze. Burton vraagt daarom Nico Bunnink haar te begeleiden. Het duo wordt echter alsnog, vanwege de kosten, aangevuld met enkele Japanse musici. Burton kan in Japan opnieuw een album opnemen: ‘Be Myself Alone’ (1974). Ze kiest hier weer voor een kruisbestuiving: jazz en pop. In de laatste categorie vallen songs van Don McLean en Lennon/McCartney. De jazzsongs zijn onder anderen van Arlen/Mercer en James Oliver. Helaas kan Bunnink niet meedoen; er spelen alleen Japanse musici mee. Het album wordt in Japan door East Wind en in Nederland door Philips uitgebracht op lp. De Philips-versie heeft een lachende Burton op de voorzijde, de Japanse editie heeft een, ook naar Burton’s mening, nogal vreemde hoes die bestaat uit een citroen met daarin gestoken enkele rietjes. In de internationale wereld van theater betekent een citroen zoiets als een mislukking. Men verzekerde haar echter dat de Japanners dit helemaal geweldig zouden vinden. Dat klopte. Het album is, inclusief citroenhoes, alleen in Japan op cd uitgebracht.
In 1974 maakt Burton kennis met de Amerikaanse gitarist Ed
Simpson-Baikie. Het klikt, Simpson-Baikie trekt na enige tijd bij
Burton in, maar ook deze relatie houdt niet stand, ze blijven zes jaar
samen.
Burton blijft in Nederland optreden, maar de vraag en daarmee
het aanbod blijft gering. Beter zijn de twee-en-twintig concerten die
ze in 1977 in Japan mag doen. Opnieuw wordt er een album opgenomen:
‘He’s Funny that Way’ (1977) met als begeleider Ken McCarthy (piano),
Kunimitsu Inaba (bas) en Tetsujiro Obara (drums). Het ‘recept’ is
hetzelfde, een mix van jazz en pop. En opvallend is de toch wel weer
vreemde hoes van Burton met grote bril en dito koptelefoon op. Ook dit
album is alleen in Japan verkrijgbaar en zelfs nooit op cd gezet.
In
hetzelfde jaar maakt ze nog een album: ‘Burton for Certain’ (1977),
ook alleen in Japan verkrijgbaar, maar deze is in 1994 wel op cd
uitgebracht. Op de drummer na zijn de musici hetzelfde, Obara is
vervangen door Toshio Osumi.
De populaire, Amerikaanse jazzzangeres Helen Merill (1930- /zang) had een van de albums van Burton gehoord en nam contact met haar op. Ze vertelde dat ze het een prachtig album vond en vroeg of Burton niet naar New York kon komen. Dat lukte op dat moment niet. Wat wel lukte was het contact dat Burton had met jazzzanger Mark Murphy (1932-2015). Burton vond diens muziek en zangstijl geweldig en zou graag een tournee door Japan met hem willen doen, maar die tournee komt niet van de grond. Het contact met Merill bleef, met als resultaat alsnog een reis naar New York om daar een album op te nemen voor Merill’s eigen platenlabel. Op ‘New York State of Mind’ (1980) wordt Burton begeleid door Michael Renzi (piano), Buster Williams (Bas) en Grady Tate (drums). In Amerika wordt het album uitgebracht door Inner City Records en verkoopt best goed. Burton had bij de deal met Merill de vrije hand gekregen het album in Europa uit te brengen. Ze kon ermee terecht bij haar oude platenmaatschappij CBS. Een tweede release, maar dan onder een andere naam, ‘Ann Burton Sings, volume 1’ (1980) brengt ze uit op een door haar opgezet eigen label, ‘Burtone’, dan nog onder de paraplu van CBS. In Japan werd het album diverse malen uitgebracht op verschillende labels. In 2009 verscheen in Amerika een cd-versie. Ondanks het feit dat het album een Edison kreeg (1981) is het album hier niet op cd gezet. Het is wel te vinden op de verzamel-cd ‘Ann Burton: Her American Recordings’ (1989), maar die is nauwelijks te koop, of voor veel geld.
Van New York gaat Burton na enige weken thuis geweest te zijn opnieuw naar Japan. Dit keer wordt ze begeleid door Frans Elsen (piano) en Victor Kaihatu (bas). Burton wilde haar ensemble in eigen hand houden en niet weer geconfronteerd worden met onduidelijke, muzikale situaties. Met Kaihatu en Elsen neemt ze in Japan het album ‘Some Other Spring’ (1980) op. Ook dit album is alleen in Japan te koop.
Terug in Nederland treedt Burton op in verschillende Tv-programma’s,
in kleine zalen en staat op het Loosdrechtfestival samen met Rita
Reys, Shirley Horn en Beryl Bryden. Tussendoor neemt ze voor het eerst
sinds lange tijd weer een album op in eigen land en wel voor het
Keytone-label van fluitist Chris Hinze. Hinze doet zelf de productie.
Op ‘Am I Blue’ (1981) wordt Burton begeleid door John Clayton (bas),
Kim Plainfield (drums, percussie) Rob van Kreeveld (piano) en Bob
Malach (tenorsax). De keus is heel eigen, weinig grote compositorische
namen, alleen die van Frank Sinatra sprint eruit. Burton: “Meestal
herken je een zanger/es aan de repertoirekeus.”. Na de release volgt
een tournee waarbij Chris Hinze optreedt en Burton een deel van het
programma verzorgt.
Het album wordt in 1985 op cd uitgebracht en is in
tegenstelling tot andere albums makkelijk te vinden.
In 1982 treedt Burton weer op in de bekende, kleine zalen en is opnieuw op het Loosdrecht Festival te vinden, waar ze nu staat met Stan Getz, The Dutch Swing College Band, Trio Pim Jacobs met Rita Reys, The Skymasters, Soesja Citroen en Cees Slinger. Daarna doet ze een kleine tournee door het land met als begeleider Louis van Dijk. Aan het eind van het jaar voelt ze zich niet goed en krijgt ze slecht nieuws: er is borstkanker geconstateerd. Ze krijgt een behandeling waarvan ze goed ziek is, maar ze lijkt te herstellen. Voldoende in ieder geval om een nieuw album op te nemen. Gezien het succes van ‘New York State of Mind’ wil ze dat opnieuw graag doen in New York. Ze neemt met hulp van vooral studiomusici inderdaad en album op: ‘It Might as Well Be Love’ (1984). Dit keer is het weer een meer jazz-georiënteerd album met werk van Gershwin, Rogers/Hart, Blosom Deary, Cole Porter en Rogers/Hammerstein. Er moest nog wel een strijkje bij, maar dat zou in Londen moeten gebeuren. In de studio daar ontdekken ze dat ze niks met de mastertape kunnen, omdat die op een heel ander systeem is opgenomen. Ze doen een poging, waarbij de muziek van Burton wordt afgespeeld via een cassettedeck! De Amerikaanse platenmaatschappij kon wel een bruikbare tape aanleveren, maar dan moesten ze eerst kopieervergoeding betalen en dat was nog niet gebeurd. Na een hele tijd en de betaling komt een bruikbare tape, maar dan is het moment van Grammy’s en Edisons al voorbij. Uiteindelijk gaat de Amerikaanse platenmaatschappij zelf failliet. In Nederland wordt het album uitgebracht als ‘Burton Sings, volume two’ (1987) en in Japan door Timeless Records (2014) en RCA (1987). Wat hierboven al vaker opgemerkt wordt geldt ook hier: het album is niet buiten Japan te koop, maar wel als onderdeel van die heel dure en nauwelijks verkrijgbare cd: ‘Her American Recordings’ (1989).
In Japan, nog steeds vol lof over ‘onze’ zangeres, ontstaat het plan om opnieuw een album uit te brengen. In zekere zin is dat een verzamelalbum met ouder werk, opgenomen tijdens vorige gelegenheden. De cd verschijnt uiteindelijk pas in 2003 en heet dan ‘Skylark’. Sommige mensen zullen de hoes best mooi vinden, maar het oogt wat goedkoop.
Dan, eindelijk, komt Mark Murphy naar Nederland. Hij geeft een
aantal concerten met Burton, bassist Harry Emmery en pianist Henk
Meutgeert. Unaniem lof, van zowel publiek als pers. Genoeg voor een
vervolg, maar daarvoor was nu geen tijd.
In 1985 verschijnt in
Engeland een compilatiealbum onder de naam ‘Songbirds’. Het album
bestaat uit elf songs van verschillende zangeressen, waarvan Burton er
een is. Ze zingt ‘Way Back Home’. Bijzonder is dat hetzelfde album een
jaar daarvoor verkocht werd als ‘The Sentimental Touch… of Albert van
Dam’. Van Dam is de producer van het romantisch getinte album, waarop
wordt meegewerkt door ‘The Gentlemen of Music’. Die laatste moet je
niet onderschatten want in dat herenorkest komen we namen tegen als
Toots Thielemans, Harry Becket, Gordon Beck, Grady Tate, Phil Lee en
zelfs Stéphane Grappelli!
Eind 1985 treedt Burton op in het kader van
Frank Sinatra’s zeventigste verjaardag.
Er zijn nieuwe plannen voor een album met Mark Murphy, maar toch ook
weer een met Georgie Fame. In 1986 komen die allebei opnieuw niet van
de grond, wel is Burton benaderd om les te geven aan het
Conservatorium in Amsterdam. Dat doet ze met veel plezier tot augustus
1988. In april is opnieuw een serie concerten met Mark Murphy, dit
keer met het Rob Agerbeek Trio. Dat trio bestaat dan uit Harry Emmery
(bas), Frits Landesbergen (drums) en Rob Agerbeek (piano). Het concert
gegeven in Nick Vollebrecht’s Jazz Café en Laren op 23 april wordt
opgenomen en uitgezonden voor het befaamde radioprogramma ‘Tros
Sesjun’. Van de uitzending wordt later een cd gemaakt: ‘That’s All
(2004).
Bovengenoemd Trio komt terug op een cd ‘Early Burton &
More’. Het is een cd in de reeks ‘Forgotten Tapes’. Dit is ‘volume
19’. De cd bestaat uit twee delen: vijf songs met het Flamingo Combo
en vijf met het Rob Agerbeek Trio. Die met het Flamingo Combo stammen
uit 1962. Het combo bestond toen uit Hans van Jaarsveld (piano), Jack
Kraal (gitaar), Deszö Racz (bas) en gast Louis Debij (drums).
Het laatste album van Burton komt uit op haar eigen label. Het
contract is aangepast, waardoor ze nu geheel onafhankelijk is. Het
album, ‘Everything Happens’ (1988), is opnieuw met het Rob Agerbeek
Trio. Het Trio is voor deze speciale gelegenheid uitgebreid met Ack
van Rooyen (bugel) en drummer Landesbergen speelt naast drums
vibrafoon. Het album wordt in april 1988 opgenomen in de luxe Studio
44 van Max Bolleman in Monster, een van de beste studio’s van het
land. Paul Huf, ook al geen onbekende, maakt foto’s voor de hoes.
Burton weet heel goed hoe ze gepresenteerd wil worden. Als ze zonder
zangwerk zat, werkte ze regelmatig als fotomodel. Burton’s neef Amnon
Rafalowicz, die dan eigenaar is van RAF Records in Amsterdam, regelt
de hele handel alsmede de financiën. ‘Everything Happens’s een jazzy
album, met werk van Rogers/Hart, Jobim, Ellington, Hammerstein/Kern en
anderen. Het is een van Burton’s betere albums en lijkt een mooie stap
voorwaarts. Deary schrijft over Burton op de hoes: “As a singer she
has an excellent feeling for jazz in the cool style and in this album
everything is cool all the way through.”
Met het Rob Agerbeek Trio
treedt ze vervolgens op in alle vestigingen van de Bijenkorf om daar
haar album te promoten en na afloop te signeren. Ze vertelt niet dat
ze eigenlijk te ziek is om dit te doen. Burton had al enige tijd last
van haar keel, soms kon ze niet eens zingen. De artsen constateren
keelkanker. Ondanks dat gaat Burton onverdroten door en speelt en
zingt zelfs nog mee in een film van Marianne Dekker, ‘Een Scherzo
Furioso’.
In de zomer van 1989 komt Blossom Deary op bezoek om samen
met Burton een geplande tournee door Nederland te doen. Deary treft
een doodzieke Burton aan. Burton is dan zelfs niet meer in staat goed
te spreken. Deary doet de tournee alleen, maar keert steeds terug naar
Burton om haar te verzorgen. Dat doet ze afgewisseld met een goede
vriendin van Burton, Clara Ann. Ondanks de goede zorgen moet Burton
worden opgenomen in het ziekenhuis. Ze overlijdt op 29 november 1989.
In Nederland raakt Burton vervolgens een beetje op de achtergrond. In
Japan blijft ze onverminderd populair, al is dat niet meer zo als in
de hoogtijdagen. ‘Laughing at Life – The Louis van Dijk Sesions’
(2010), ‘Remember 1966-1988’ (2011) en ‘On the Sentimental Side’
(2011) worden allemaal alleen in Japan uitgebracht, net als een
verzamelcd ‘He’s Funny That Way’ (2009).
Een kleine opleving hier is
de cd-uitgave ‘Early Blue’ (2020) van het Nederlands Jazz Archief. De
vierentwintig songs komen uit verschillende periodes en opnames met
verschillende orkesten. De oudste is uit 1965, dat zijn de vier eerste
opnames met Frans Elsen aan de piano. Er zijn ook twee songs met een
bigband(!), opgenomen in Duitsland, stukken met het Metropole Orkest
onder leiding van Dolf van der Linden (1968), songs met The Down Town
Jazzband (1962/1964), met het Trio Louis van Dijk (1966) en
verschillende opnames uit 1958. Die oude opnames laten één ding
duidelijk horen, we hebben hier écht te maken wat ooit omschreven werd
als de ‘coming lady of Dutch jazz’.
Ze kwam er inderdaad, maar vreemd
genoeg vooral in Japan. Het zou mooi zijn als ze met de uitgave van
het NJA in eigen land ook weer wat meer aandacht krijgt. Burton
verdient zeker meer, niet iedereen kan een regenboog zingen immers.