Example
Alquin
Bloemen van gisteren



Sommige groepen hebben één, sommige twee en sommige meer gezichten. Cryptisch? Valt mee. Door wisselingen in bandleden en muziekstijlen kan een groep in de loop van hun historie heel anders gaan klinken. Neem de Soft Machine, die begon als drie mans rockband met veel liedjes en eindigde als jazzgroep zonder liedjes en ook nog zonder enig lid daarin uit de begintijd. Eenzelfde verhaal gaat op voor de Nederlandse band Alquin, een van mijn favorieten (toen en nu nog) naast Supersister (dé favoriet en nog) en Solution (een goede tweede en nog). Maar dan gaat het wel om de harige Alquin Mark I en niet Alquin Mark II, want toen die begon hield ik ermee op.

In 1971 studeren aan de TH Delft een aantal studenten die veel met muziek bezig zijn. Job Tarenskeen (zang en sax) lijkt het een goed plan om samen met Ronald Ottenhof (saxen en fluit) en Dick Fransen (keyboards) een groepje te beginnen. Ferdinand Bakker (gitaar, viool, zang) en Paul Westrate (slagwerk) sluiten aan, een bassist ontbreekt nog. Die wordt gevonden buiten de TH in de persoon van Hein Mars. Het zestal heeft kennelijk drempelvrees, want de naam die ze voor hun band kiezen, Treshold Fear, verwijst in die richting. In het oude Sint Barbaraklooster, dan de soos van de studentenvereniging KSV Sanctus Vergilius, genaamd KSS Alcuin, wordt gerepeteerd.

Alcuin – even tussendoor – is ontleend aan Alcuinus van York (ong. 735-804); de meest prominente figuur (geleerde en schrijver) van de Karolingische Renaissance. Hij was wat we nu zouden noemen minister van onderwijs onder Karel de Grote en was in die zin belangrijk voor de ontwikkeling van het onderwijs én de wetenschap).

Treshold Fear is enthousiast en maakt een single: Sally Saddlepain/Thank Me Not; een cursus Engels zat nog niet in het pakket blijkbaar, maar het klinkt wel grappig. Onder invloed van Soft Machine, Zappa, James Brown en misschien ook wel een dosis filmmuziek maakt de groep vooral lange, instrumentale stukken. Het is de tijd er ook voor tenslotte en het publiek heeft nog de tijd en de rust om te luisteren. Na enkele concerten in eigen land en het buitenland treedt de band op in Paradiso om daar gespot te worden door iemand van platenmaatschappij Polydor; zo ging dat toen. Nadat ze hun demo opgestuurd hebben ligt er vervolgens een contract klaar. Het sextet besluit dat een drempelvrezige naam eigenlijk niet kan en kiest voor Alquin, dat direct te herleiden is naar de naam van de sociëteit natuurlijk, bovendien bekt dat beter in het buitenland; men lonkt daarbij alweer naar onze westerburen. Onder het toeziend oor van producer Hans van Oosterhout – de producer en in die hoedanigheid min of meer vijfde lid van Supersister – wordt de eerste plaat opgenomen: Marks (1972). De plaat heeft acht stukken. Oriental Journey, het eerste nummer, begint met akoestische gitaar, piano en dwarsfluit, maar het nummer kent vervolgens vele wendingen en stijlen. Dat is dan meteen het visitekaartje van de band, want dat geldt ook voor de andere tracks, die veelal geschreven zijn door Tarenskeen en Bakker. Grapjes zijn er ook, niet alleen in de muziek, maar ook in een titel als: The Least You Could Do is Send Me Some Flowers (Morgen Zie Ik Je Weer). Dit alles maakt Marks tot een uitstekend en luisterbare plaat; sterker nog je blijft er naar luisteren en dat duurt nu al even. Op de meeste cd’s releases is één track verdwenen: Mr. Barnum’s Jr.’s Magnificent and Fabulous City – live! Jammer, want dat is een hele leuke. Josien Mars, vrouw/vriendin van de bassist, zorgde voor de grappige hoes met aardappelstempel.

Er waren meer mensen enthousiast over Marks en de band ging inderdaad op tournee. In Nederland - in het voorprogramma van Supersister - maar ook in Engeland wordt gespeeld. Britse DJ Bob Harris verklaarde op slag een groot fan te zijn. In 1973 volgt plaat nummer twee: The Mountain Queen. Een plaat die druipt van de aspiraties. Van Oosterhout is vervangen door een Engelse producer: Derek Lawrence, die bekend is van zijn werk met Deep Purple (een voor de hand liggende keus zou ik zeggen) en de hoes van de poëzie engeltjes is gemaakt door een burootje (dag Josien). De muziek is een stuk steviger, Bakker haalt meer uit met zijn gitaar - al kan dat ene geluidje wat irritant worden op den duur - en er zijn meer zangpartijen. In 1973 draaft de groep op bij Pinkpop, dan nog in Geleen, en staat daar naast acts als Stealers Wheel, Fairport Convention, Colin Blunstone en Wishbone Ash. De 26.000 bezoekers genieten in het warme weer van de band die kort aangekondigd wordt door Sjef van Oekel, die snel naar de wc moet. Het relatief onbekende nummer A Song to Wake Up a Friend, gespeeld op dat warme Pinkpop, beland jaren later op een verzamel-cd uitgegeven door de VPRO: Nederpop 1968-1975 (dat zou een hele serie worden, maar mislukte jammerlijk na één release). Muziekblad Oor lezend publiek roemt de band als ‘meest trendsettende’ van dat jaar. Ach, wat aardig.

Een tournee in Engeland brengt ze in de van de Beatles bekende Cavern, maar ook in The Marquee, daarnaast spelen ze in de populaire Tv-show The Old Grey Whistle Test. De populariteit stijgt navenant en de tournees volgen elkaar op. In 1974 toert de band in Engeland en Duitsland in het voorprogramma van Golden Earring en in Frankrijk als voorprogramma van The Who. Tarenskeen: We gingen toen als in een roes die tijd door. Het was een ongelooflijk wilde tijd en wij waren nette jongens die studeerden en keurig opgevoed waren. Het woord vreemdgaan kenden we niet eens, laat staan dat we met groupies wat zouden doen. Maar opeens sta je op Pinkpop. Opeens ben je op tour met The Who. En dan opeens zit je in weer in het vliegtuig naar Engeland. We vonden het allemaal geweldig leuk, maar ik kan niet zeggen dat we er heel bewust mee bezig waren.”

Na die tour is het voorbij met Alquin Mark I en verandert er wel degelijk iets: de groep wil een ander geluid, compacter, meer songs, minder instrumentaal en meer muziek die in het klankbeeld van de tijd past; begin jaren zeventig is er een ontwikkeling gaande naar minder symfonisch en/of breedsprakig naar meer kort en krachtig. Omdat niemand in de band echt zanger is of wil zijn wordt gezocht naar een ‘echte’ zanger. Die wordt gevonden in de persoon van Michel van Dijk. Westrate moet in dienst, met als gevolg dat Tarenskeen drummer wordt. De derde lp, Noboby Can Wait Forever (1975) doet precies wat die moet doen, ondersteund door de single Wheelchair Groupie. De lp wordt zelfs in Amerika uitgebracht. Maar de groep die hield van Marks en Mountain Queen haakt beetje bij beetje af. De lezers van Oor denken er anders over en vinden dit een van de beste platen uit de jaren zeventig.

In 1976 volgt Best Kept Secret, een meer funky plaat. Dat element zat er altijd al in, maar staat nu meer op de voorgrond. In hetzelfde jaar verschijnt de live plaat On Tour. Er was nog een tour gepland door de USA, maar die ging uiteindelijk niet door. Mede daardoor kwamen de meningsverschillen teveel naar boven en dat was de nekslag voor Alquin. Polydor wilde nog wat verdienen en bracht de verzamelplaat met gepaste titel Crash uit. Tarenskeen en Bakker begonnen een nieuwe band: The Meteors, beetje new-wave, leuke muziek, maar niets voor Alquin adepten. In 2003 maakt de Mark II versie een comeback. Het is duidelijk comebacktijd. Lady Come Back… immers Nobody Can Wait Forever. Leuker is de release van de dubbel cd The Marks Sessions, met terug gevonden demo-opnamen uit de beginperiode en een live concert uit 1972. Het zal wel die nostalgie zijn, maar voor mij blijft de beginperiode met de eerste twee platen, toch de beste, leukste. You Always Can Change, stond op de eerste plaat; zij namen het letterlijk, mijn verandering was een andere. Dat heb je nu met die bloemen van gisteren.

 
tekst: Paul Lemmens, mei 2013
plaatjes: © Polydor/Pseudonym